Opgewekte feestviering in Haarlem. enuw. WOENSDAG 1 MEI 1940 HAA'REEM'S DAGBEAD Besluit van Julianadag. Lampion-optocht in Haarlem-Zuid-West. De feestdrukte van „Julianadag" concentreerde zich gistermiddag en -avond te Haarlem op de Ged. Oude Gracht en omgeving en aan de Zo niervaart. In de Groote Houtstraat was het lang niet zoo druk als men dat op feestdagen als deze gewend is, en dat kwam waarschijnlijk, doordat er op de Groote Markt niets te doen was (er speelde geen muziekcorps en er was geen ver lichting) zoodat de Groote Houtstraat niet als verbindingsweg tussehen de Groote Markt en het feestcentrum op en om de Ged. Oude Gracht be hoefde te dienen. Het groote publiek maakte dan ook niet de gebruikelijke rondwandeling en bleef gelijk de muggen om de kaars in den omtrek van het postkantoor zwerven. Daar was het onfagebroken een enorme drukte. Eén gordel van tintelende lichtjes slingerde zich door dit straten-complex; de kermistenten, de draaimolens en de autorenbanen schaarden zich aaneen. In dichte drommen trokken de menschen erlangs. Er was veel overeenkomst met de feestviering op Julianadag, het vorige jaar. Er was één groot verschil; thans waren er vele sol daten, die belangstelling toonden voor de Ker misattracties. Wanneer men het publiek even op dichterlijke wijze als een dicht woud zou zien zou men tussehen al die boomen groote plekken groen mos hebben kunnen onderscheiden; hiel en daar gaven de opeengepakte groen jassen meer dan in figuurlijken zin aanleiding tot beeld spraak. De schiettenten zullen meer dan andere jaren met het zakelijke nadeel van goede schut' ters te kampen hebben gehad! De fraaie tent met de autotjes trok natuurlijk weer groote be langstelling het blijft vooral voor de ouderen nog altijd een attractie om eens naar hartelust tegen alle verkeersregelen te zondigen. Draai molens in velerlei variatie wentelden horizontaal en verticaal, en menigeen had wat duizeligheid grif over voor deze sensatie, welke elk mensch, die voor vol aangezien wil worden, ondergaan moet hebben. Menigeen begreep dat het ver standiger was de. tenten met geurige oliebollen en met kleurige nougatstaven te bezoeken, na de draaimolens de eer aangedaan te hebben en wie het in omgekeerde volgorde deed moest de ge volgen van deze handeling dragen. Clowns maak ten grollen, acrobaten prezen hun kunstemake rijen aan, en al dit lawaai gevoegd bij de vele orgels en andere muziekinstrumenten versmolt tot het karakteristieke kermisgeroezemoes, dat velen met. plezier eens per jaar hooren, maar voor de rest gaarne in boekvorm geromantiseerd wenschen te zien. Er was nog een ander brui send gedeeite in het overigens kalme Haarlem- sche stratennet; aan de Zomervaart hadden Ker- mislieden ook al het moois, waar ze over be schikten. uitgestald, en al was het hier lang niet zoo druk als aan de Ged. Oude Gracht, er was toch belanptelling genoeg. Op een plankier danste men in de open lucht; de temperatuur mocht in het algemeen meevallen, sommigen achtten het toch raadzamer hun jas aan en den hoed op te houden tijdens het dansje. Er wa ren hier veel meer kijkers dan dansers. Op een open tooneel trad het variétégezelschap „De fa milie Jackson" op, dat zich ook in de middag uren weerde, en hoewel men een handig plekje had uitgezocht, een beetje van het grootste ker- misrumoer verwijderd, hadden vriend Hans en zijn buiksprekende meester bijwijlen toch met de draaimoienmuziek te kampen. Hans sloeg zich er echter best doorheen, en het publiek, dat het voorrecht genoot van natuurlijke luchtverver- sching en een frissche temperatuur, volgde de kunstenmakerijen van de familie Jackson er stond een balans-act, een vrouwelijke fakir, een licht-fantasie. kunstwielrijden en accordeon- spel op het programma met aandacht. Muzikale rondwandelingen vroolijkten tot laat ln den avond het stadsbeeld op. De muziekver- l het eeniging „Apolier het fanfarecorps „Kunstkring" en het corps „Harmonie Crescendo" weerden zich dapper. Opgewekt klonken de toonen van het aardige wijsje door de straten, en telken male tijdens een rondgang kregen de corpsen een danigen aanhang van jeugdige „muziek-vereer- ders". In Haarlem-Noord marcheerde een mili tair corps. In het Kleverpark werd een concert gegeven. Ook de R.K. Harmonie „St.-Caecilia" droeg hier bij tot een vroolijke stemming. OP HET HAS5SELAERSPLEIN. De bewoners van dit plein, eigenlijk een door vier straten omsloten plantsoen, hebben er slag van zich binnen hun eigen kringetje te vermaken. Gisteren hebben de bewoners met de kinderen feest gevierd. Van vele huizen woei de vlag; kleine vlaggetjes en andere oranjeversieringen waren rond het plantsoen aangebracht. Des middags wer den kinderspelen uitgevoerd en aan de kleinen wer den versnaperingen en prijzen uitgereikt. Een groote loud-speaker, aan één der huizen, zorgde voor muziek. Des avonds werden rond het plein lampions ontstoken, terwijl de straatlantaarns ge doofd bleven, een prachtige aanblik! En tot slot volgde een werkelijk aardig vuurwerk. Het is een zeer geslaagd feest geworden. IN HAARLEM ZUID-WEST. De Oranjevereeniging Haarlem Zuid-West had weer voor een afwisselend programma gezorgd. Des middags hadden op het versierde terrein aan de Ohmstraat wedstrijden voor kinderen plaats, die, mede dank zij het prachtige weer, uitstekend ge slaagd zijn. Des avonds had een lampion-optocht plaats door het stadskwartier. Het eindpunt was natuurlijk het feestterrein, waar diverse vermakelijkheden den feestgangers wachttenen de dansvloer natuurlijk een speciale attractie vormde. Het was als gewoonlijk een uitnemend ge slaagd feest, waarvoor het actieve bestuur, be staande uit de heeren Aug. D. Honing, voorzitter, D. W. Duijker, secretaris en W. J. H. Teeuwissen, penningmeester een woord van hulde toekomt. EEN SERENADE. Schoolkinderen trekken in optocht naai liet Concertgebouw, waar feest gevierd werd. Deze foto werd óp de Raaks gemaakt. Het Plein was des avonds 9 uur getuige van een serenade. In „Lido" had een diner plaats ter ge legenheid van het vertrek van den Overste Spruyt. Op genoemd urn* verzamelde zich het muziekkorps van zijn regiment voor het restaurant en weldra klonk een vroolijke marsch: de maaltijd werd on derbroken en de officieren met hunne dames namen plaats aan de vensters en luisterden aandachtig naar de pittige muziek. Bij het laatste nummer kwam Overste Spruyt zelf naar buiten en complimenteerde het corps, waarna de serenade met het „Wilhelmus" be sloten werd. Overste Spruyt bracht een „Leve de Kroonprinses" uit, waarmede allen van harte in stemden. Daarna rukte de muziek in en werd het afscheidsdiner voortgezet Nationale avond in den Stadsschouwburg De afdeelingen Haarlem en omstreken van de Vereenigingen Alg. Ned. Verbond, Nederlandsch Fa brikaat, Onze Vloot en Oost cn West hadden een nationalen avond georganiseerd in den Stadsschouw burg te Haarlem, die uitstekend geslaagd mag ge noemd worden. Tal van belangstellenden, onder wie vele burgerlijke en militaire autoriteiten, waren aanwezig. Op het podium prijkten in een fraaie ver siering van palmen, bloemen en vlaggen de por tretten van Koningin Wilhelmina, Prinses Juliana en Prins Bernhard en Prins Willem I. De avond werd opgeluisterd door muziek van het militair muziekcorps, dat bij het begin het Wilhel mus speelde, dat door allen staande werd mede gezongen. Nadat de voorzitter der afd. Haarlem en Om-, streken van Ned. Fabrikaat, de heer A van Weerden, de bijeenkomst had geopend, sprak de burgemeester van Haarlem, dr. J. E. baroij de Vos van Steenwijk. eer. inleidend woord. REDE VAN DEN BURGEMEESTER. De burgemeester sprak als volgt: Geachte toehoorders, Wij vieren, heden een nationalen feestdag. Wij vieren dezen met dankbaarheid in het hart. omdat wij herdenken, dat héden voor 31 jaar ons een Prin ses van Oranje geboren werd, nadat Nederland vele jaren met een van angst popelend hart had gewacht of het groote en heerlijk geschenk, dat God ons in het Huis van Oranje had gegeven bestendigd zou blijven. Wij vieren dezen dag met dankbaarheid, maar helaas niet met „onbeklemde borst", zooals het Wien Neerlandsch Bloed zingt. En dat strekt ons niet tot schande, want geen mensch met gevoel en ver stand kan zich in onzen tijd onbeklemd voelen. Al gelukt het ons om de bezorgdheid voor wat ons eigen land boven het hoofd hangt voor een oogen- blik van ons af te zetten, dan kunnen we toch niet onbewogen toezien, hoe staten, die elk voor zich d^ior een eeuwenoude beschaving en het werk van geslacht na geslacht gemaakt zijn tot een bodem waarop het huidige menschdom den zegen zou kun nen genieten van vrede, arbeid en welvaart, thans niet beter weten te doen dan al hun energie en rijk dom aan te wenden om elkaar te vernietigen en hun geestelijke gaven om elkander te beschimpen en tegenover derden verdacht te maken. Maar deze diep beschamende toestand waarin ons oude Europa thans geraakt is moge ons beklemmen, zij mag ons niet tot vertwijfeling brengen. Nog staat ons Nederland daar ongerept „rustig temidden de: woeste baren", nog staan wij allen geschaard om den troon en op dien troon Oranje, dat, als steeds in ons geschiedenis, des te trouwer wordt aange-' hangen naarmate de nood hooger stijgt. En het her denken van een jaardag in ons Koninklijk Huis wordt verdiept door den ernst waarmede het thans geschiedt. Kleine landen hebben thans op niets en niemand anders te rekenen dan- op eigen kracht, maar toch zou ik er bij willen voegen: op hun goede recht. Dat onze bedoelingen zuiver zijn, van vreemde smetten vrij, dat wij een ieder eerlijk in de oogen kunnen zien is een kostbaar bezit, dat de kern vormt van onze geestelijke weerkracht. En wie daar sceptisch, of zelfs cynisch tegenover staat, dien zou ik op de haast krampachtige pogingen willen wijzen, waarmede de oorlogvoerenden elk hunner oorlogs daden trachten te rechtvaardigen. Zóó diep is onze wereld nog niet gezonken, dat de regeeringen hun daden van geweld uitsluitend motiveeren met het feit, dat zij de macht bezitten deze te verrich ten. Met de grootste inspanning tracht elke partij, althans bij zijn eigen landgenooten, de overtuiging te handhaven, dat niet alleen de kracht, maar ook het goede recht aan zijn zijde is. Men gevoelt maar al te diep, dat de volken alleen bereid zijn ten strijde te trekken, als en zoolang zij deze overtui ging bezitten. Welnu als Nederland ooit de wapens zal moeten opvatten, dan zal on^e Regeering althans op dit punt geen zware taak hebben. Onze houding, dezer dagen zoo kernachtig en ondubbelzinnig door onzen premier vertolkt, is zoo zuiver, onze bedoelingen zijn zoo glashelder en zoo ongecompliceerd, dat geen geraffineerde propaganda of subtiele redeneer kunst noodig is om den Nederlander duidelijk te maken waarvoor hij zal hebben te strijden. Onze vrijheid van taal, onze vrijheid van godsdienst, onze vrijheid om Nederlander te zijn in Nederland, ons Nederlandsch geestesmerk, zooals Huizinga het zoo kernachtig uitdrukte, wordt ons thans dieper be wust dan ooit te voren en dit alles symboliseert zich in en kristalliseert zich om ons Vorstenhuis. Twee duizend jaar geleden heeft Horatius reeds gedicht: een man rechtschapen van gemoed en hardnekkig vasthoudend aan wat hij als zijn plicht erkent, zal zich niet van zijn stuk laten brengen, noch als hij den tiran in de oogen schouwt, noch door de booze raadslagen van verdwaasde burgers. Johan de Witt herhaalde deze regels toen het ge peupel hem met den dood bedreigde en zij gelden ook voor onze tijden. Maar bij den Stoïcijnschen moed die uit deze woorden spreekt, behoeft ons Christelijk gemoed een geloofsverzekerdheid om ons zedelijk te pantseren tegen de macht van het booze, dat ons van alle kan ten aangrijnst. Wij willen gelooven dat de stuip trekkingen van onze Europeesche beschaving de barensweeën zijn waarmee een nieuwe en betere samenleving zal worden geboren. Deze wedergeboorte vraagt van ieder van ons een vernieuwing des harten, want aan de zonde en de boosheid van de wereld hebben wij allen schuld. En al wordt niet een ieder van ons geroepen een rol van beteekenis te spelen in het drama dat thans aan den gang is, wel kan ieder in eigen boezem en in eigen kring het kwade beginsel bestrijden, dat evenzeer in menig menschenhart heerscht als in de staten die het werk des menschen zijn. Eendracht en oprechtheid, plichtsvervulling en hulp aan den zwakke liefde tot onzen naaste kan ieder eiken dag beoefenen en daarmede helpt hij naar de mate van de krachten die hem geschonken zijn een betere toekomst voorbereiden. Mogen wij allen met dezevgevoelens bezield aan dezen nationalen feestdag een hoogere wijding geven. ANDERE SREKERS. Hierna sprak de gep. vice-admiraal L. J. Quant over het onderwerp „Slagkruisers". Deze wees op de groote waarde van éénheid onder ons volk. Wij moeten als één man staan achter Oranje en achter onze regeering. Dit is noodig om krachtig te kunnen optreden naar buiten en naar binnen. Het voor naamste punt van het regeeringsprogram is het handhaven van een neutraliteits- en zelfstandig- heidspolitiek. Wij zullen eiken aanval, .afweren. Vroeger werd wel gehoopt op hulp van andere zyde, thans begrijpt men algemeen dat van steun van derden geen sprake meer is. Het lot van Finland is ons een waarschuwing. Wij hebben nu medelijden met Denemarken maar vergeten daarbij niet, dat dit land zijn weermacht heeft verwaarloosd. Vroeger werd wel gedacht dat het, wat de verde diging van Ned. Indië betreft, voldoende was als onze Marine daar den eersten stoot zou kunnen op vangen, totdat er hulp van derden kwam. Maar men heeft nu begrepen dat een andere weg moet wor den gevolgd, dat slagkruisers noodig zijn. Het plan der technische commissie dat 300 millioen gulden zal eischen, is nu gelukkig in den Volksraad met alge- meene stemmen goedgekeurd. Méér schepen bou wen van het genre, dat wij nu hebben, zou de ge- wenschte verandering niet geven. Slagkruisers vor men altijd in elke marine de kern van de vloot; de preventieve werking van onze vloot zal door slag kruisers veel grooter worden. Maar zij moeten zeer snel zijn en in staat treffers van torpedo's op te vangen. Wijziging van het vlootplan in de richting van slagkruisers is dringend noodzakelijk. Ons volk werlce hieraan zooveel mogelijk mede. De derde spreker van den avond, de heer J. H. Pattist, was door ongesteldheid verhinderd. De se cretaris der afd. Haarlem en omstreken van het Alg, Ned. Verbond, mr. C. M. J. de Jongh, las daarom het betoog van den heer Pattist voor, getiteld „Ons Volk één Algemeen Nederlandsch Verbond" en waarin in de eerste plaats geschetst werd de groei van de eenheid van het Nederlandsche volk, waarnaar Prins Willem I reeds streefde. Wij zijn nu méér één volk dan ooit tevoren. Het Nederlandsche volk be leeft nu kwade tijden. Wanneer ooit de wereld brand naar ons land zou overslaan, moeten wij één volk zijn, een voor allen en allen voor eer. en on verbiddelijk moet uitgestooten worden wie tegen werkt of afvalt. Laat het Nederlandsche volk dan worden tot één groot Algemeen Nederlandsch Ver bond! Na de pauze werden nog drie films vertoond: die van „Nederlandsch Fabrikaat": „Eerbied voor eigen werk" en twee l'ilms van de Vereeniging Oost en West: „De G.G. op bezoek in Djocja" en „Curacao". Dr. LIN YUTANG'S „LEVENSWIJSHEID MET EEN GLIMLACH". Een lach, een traan, en een handvol diepe wijsheid HET IS EEN CULTUURSERIE-BOEK Crematie J. van Oldenborgh. Enorme drukte op Westerveld. Per auto, per trein en met andere vervoermidde len waren gistermiddag vele honderden naar Wes terveld getogen om de laatste eer te bewijzen aan wijlen den heer J. van Oldenborgh. in leven directeur van het Provinciaal Waterleidingbedrijf en he1 Provinciaal Eleetriciteitsbedrijf van Noord-Holland. En toen de stoet zich in beweging zette volgde daar achter een onafzienbare rij van belangstellenden, vertegenwoordigers van het provinciaal bestuur, collega's van den overledene, vertegenwoordigen van vele overheidsbedrijven uit alle deelen de: lands enz. En daarenboven hadden de honderden employés van de beide provinciale bedrijven, waar van de overledene directeur was, en voor wie in de aula geen plaats was, zich nabij den ingang daarvan opgesteld om bij de daar geplaatste luidsprekers de in de aula gehouden toespraken te beluisteren. Het is ondoenlijk een opsomming, die op eenige volledigheid zou kunnen bogen te geven van de autoriteiten, die de plechtigheid hebben bijgewoond. Wij zagen in den stoet o.a. Mr. Dr. A. baron Röell. Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland, de Gedeputeerden Mr A. Bruch en Mr. J. B. Bomans, de oud-Gedeputeerden de heeren D. Kooiman en A. H. Gerhard. Mr. Stufkens, grif fier der Staten, Mr. S. Vening Meinesz oud-griffier, vele Statenleden, de heer Jac. Rustige namens B. en W. van Amsterdam, dr. G. Kraus, ge- neesheer-directeur van het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort, dr. P. G. M. Veenstra, geneesheer directeur van het Prov. Ziekenhuis „Duin en Bosch" Dr. Ir. A. W. Hacke, directeur-generaal van den Ar beid, J. F. Schönfeld, administrateur van het depar tement van Waterstaat, J. van Steijn, directeur van Staatsboschbeheer, C. Oud, directeur van het Staat- visschershavenbedrijf, Ir. G. Redeker, hoofd ingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat te Haarlem, Ir. J. A. Ringers, pres.-directeur van de Ned. Indische Spoorweg Mij., Ir. A. H. Ingen Housz, directeur der Kon. Ned. Hoogovens en Staalfabrie ken, Ir. A. H. van Rood, bouwmeester der Hoog- ,ovens, Mr. M. Slingenberg, oud-minister van Finan ciën en oud-Gedeputeerde, Ir. W. Cool namens net Kon. Instituut van Ingenieurs, Ir. F. F. M. Wirtz, oud-directeur van de Gem. Drinkwaterleiding te Rotterdam, E. W. de Jong, voorzitter van het Nederl. Instituut van Middelbare Technici, J. A. So- rel, secretaris van den Bond van Technische Amb tenaren, Sligting, secretaris van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel. L. de Zoeter namens het Centraal Bureau K, E. M. A., J. J. A. Ochtman. directeur van het Gem. Gasbedrijf te Haarlem, Jhr C. J. A. Reigersman, oud-hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat, L. J. Bakker en J. J. Staal namens den Ned. Bond van Personeel in Overheids dienst enz TREFFENDE REDE VAN BARON RöELL. Als eerste spreker trad Baron Röell naar voren Het zal niemand verwonderen, indien uit dezen talrijken kring van belangstellenden een stem op gaat om de nagedachtenis te eeren van den man, dien wij heden naar zijn laatste rustplaats brengen, aldus baron Röell. Want, zoo vervolgde spreker, het zou niet aangaan zwijgend toe te zien bij de uit vaart van Johannes van Oldenborgh. Vrienden en vereerders zouden deze plaats met een onbevredigd gevoel verlaten, als niet met een enkel woord h-ulde was gebracht aan zijne voortreffelijke verdiensten. Dat het hoofd van het Gewest zich het voorrecht vergunt dit in de eerste plaats te doen, al zullen anderen deze verdiensten uitvoeriger en beter uit eenzetten dan het hem gegeven is die te schetsen, mag zijne verklaring vinden in het feit, dat het de Provincie Noord-Holland is, die zoo onnoemelijk veel aan den betreurden overledene heeft te danken. Gedurende 21 jaren heeft hij haar gediend met den vollen inzet van zijn superieure bekwaamheden, zijne-nimmer falende toewijding, zijne krachtige persoonlijkheid, zijne onwankelbare trouw. Ik zal het'bogenblik niet licht vergeten, waarop van Oldenborgh, toen nog directeur van het Rijks bureau voor Drinkwatervoorziening, my tot ot zekere hoogte kwam in verzuim stellen voor de ge inige voortvarendheid, waarmede het Provinciaal Bestuur de ondernemingen steunde, die zich voor de drinkwatervoorziening inspanden, en toen ik hem zeggen kon. dat het de Provincie zelve was, die deze voorziening wilde ter hand nemen. Nog zie ik de blijde verrassing op dat gelaat zoo vol uitdrukking, dat gelaat waaruit een ijzeren wil, eene pijnlijke nauwgezetheid, eene ontzag inboe zemende vastberadenheid spraken. Er is op dat oogenblik niet alleen een persoonlijke band gevlochten tussehen van Oldenborgh en my, maar ook de grondslag gelegd voor een verbond tussehen hem en de Provincie, een verbond, da zijne bezegeling vond in 1919, toen hem de leiding van het Provinciaal Waterleidingbedrijf werd op gedragen. Met die opdracht is Noord-Holland eene nieuwe phase van ontwikkeling ingegaan, die 4 jaar latei oil breeder basis werd gebracht, toen hem ook, onder moeilijke omstandigheden, de directie van het Pro vinciaal Eleetriciteitsbedrijf werd op de schoudert gelegd. Maar die schouders konden het werk met de daaraan verbonden verantwoordelijkheid dragen, en met de samenvoeging van de Bedrijven in zoo (Adv. Ingez. Med.) Neem'n "AKKERTJE (Adv Ingez Med Een halve eeuw geleden Uil Haarlem's Daeblad van 1890 DE EERSTE HAARLEMSCHE KINDER SPEELTUIN. 1 Mei: In 1889 werd de eerste Haarlemsche kin derspeeltuin geopend, die op een terrein bij de Bakkerstraat gevonden werd. In het eerste zomerseizoen was de tuin slechts 12 dagen gesloten wegens slecht weer. Blijk baar waren de zomers toen mooier dan tegenwoordig! Het eigenaardige was, dat de tuin ook ge sloten was gedurende de kei-mis week (in Augustus). Dit begrijpen wij niet, want in dien vacantietijd hadden de kinderen juist behoefte aan den speeltuin. Of vond het be stuur dat de kleinen dan maar vertier moes ten zoeken op het kerminsterrein? Directeur was de heer A. J. Meijerink, die niettegenstaande hij nu de 7 kruisjes achter den rug heeft, nog steeds gymnastiek lessen geeft en bovendien een vooraan staande plaats inneemt wat het reddings wezen in ons land betreft. De heer Meijerink vertelde ons thans dat hij 7 jaar deze functie van directeur ver vuld heeft. Het was een kleine speeltuin, slechts 610 M2. oppervlakte. Maar er waren middagen dat hij er met 600 a 700 kinderen speelde. Hij kon het dan ook niet alleen af, daarom bevorderde hij de grootste jongens tot sergeant en had zoodoende meteen hulp. Dr. Gejus van der -Wculen in actie in den wedstrijd tussehen twee militaire elftallen, die Dinsdagmiddag in het Heemsteedscbe Sportpark plaats had. krachtige en beproefde handen is dan ook een tijd perk ingeluid van gestadigen vooruitgang en toe nemenden bloei, een tijdperk, waaraan de naam vai Van Oldenborgh voor altijd zal zijn verbonden. Reeds noemde ik een aantal kwaliteiten, die da overledene sierden. Maar ik zou aan zijne nage. dachtenis tekort doen, indien ik naliet te wijzej op den scherpen blik, waarmede hij zich geschifcj medewerkers wist te kiezen en op de nauwlettend! zorg, waarmede hij voor hunne belangen opkwan Voor zijne ambtenaren en werklieden van hoq tot laag, wier persoonlijke omstandigheden hij to in de fijnste bijzonderheden kende, streed hun d: recteur als een leeuw en als het dezen niet altjji gelukte den strijd te winnen, scheen het hèm nq meer dan hun aan het hart te gaan. Van Oldenborgh was dan ook een uiterst fijnge voelend man met een warm hart en een liefhebbera gemoed. Wellicht heeft hij zich hierdoor nóg meer vrienda verworven dan door zijn schitterend verstand a door zijnp rustelooze werkzaamheid. Maar dat hij tallooze vrienden bezat, het is nig aan twijfel onderhevig, en de groote opkomst vai zoovelen bij dezen laatsten gang is daarvan hd onomstootelijk bewijs. Persoonlijk heb ik het altiji een voorrecht geacht mij tot die vrienden te mogei rekenen. En een groote eer daarom, zoowel persoonlijk ali ambtelijk, te mogen getuigen van den grooten dan) dien de Provincie, haar Bestuur en in het bijzonde het College van Gedeputeerde Sfaten, de Raad va; Toezicht op de Bedrijven, zijn ambtgenooten e ondergeschikten, doch niet minder ruime kringel van ingezetenen verschuldigd zijn aan den ver dienstelijken medeburger, wiens naam met guide letteren in de annalen van Noord Holland zal ge boekstaafd staan en blijven. Ir. Mensert waarn. directeur van de Provincial Waterleiding voerde daarna het woord. Spreker zei de te weten, dat het in den geest van den overleden is, kort te zijn. Twintig jaar heeft hij zijn voll kracht aan den opbouw van de Provinciale Water leiding gegeven, die hem lief was. Spreker "het innerde er aan hoe men het bedrijf was begonne met een kleine schare van tien man. Het bedrijf i voortgeschreden en thans stonden 400 man aan zij zijde. In de jaren die spreker onder' de bekwarr. leiding van den overledene heeft mogen arbeidei heeft hij hem leeren kennen als een nauwgeze werker, een man met een groote plichtsbetrachting met liefde voor zijn personeel. Ook het belang vai zijn medewerkers had zijn volle aandacht. Ondani zijn drukke werkzaamheden had hij tijd gevonde ook hun persoonlijke omstandigheden en hun per soonlijke moeilijkheden onder de oogen te ziei denken we slechts aan zijn werk voor het steunfond: de sportvereeniging enz. Gaarne had spreker geziei dat hij na de voltooiing van zijn arbeid, gezond e sterk nog vele jaren had mogen rusten. „Wat ons i ontvallen, uwj trouw en uw liefde zal voor ons on vergankelijk aan de P. W. M. verbonden blijven. Het valt hoofden en personeel van het Electri cileitsbedrijf zwaar, van u afscheid te nemen, zeid Ir. J. A. Wijnmalen, waarn. diiecteur van he P. E. N., die als derde spreker het woord voerde We hadden zoo gehoopt, u weer terug te mogen zien dat we onder uw rustige en zekere leiding onze taal weer hadden mogen voortzetten. Het heeft niet mo gen zijn. Ons rest slechts de herinnering aan di« intieme sfeer der vergaderingen, waarin wij uv groote gaven van hart en verstand hebben moge: bewonderen en waardeeren. Spreker zeide, te kun nen getuigen, dat dit groote verstand gepaard gin] met een hart van goud. Steeds was zijn aandacht oi or.ze persopnlijke zorgen gevestigd.-Zijn opwekken! voorbeeld, een prijzend woord van hem prikkeld! allen. Dank voor alles, wat u voor ons hebt gedaan Ir. R. P. van Roijen, directeur van de Amster damsche Waterleiding sprak namens de Central! Commissie voor de Drinkwatervoorziening. De voor zitter der commissie minister Aalberse had spreke; verzocht, mevrouw Van Oldenborgh zijn oprecht! deelneming te betuigen in haar smartelijk verlies Verder had de directeur van het Rijksbureau vooi Drinkwatervoorziening spreker verzocht, hem in zijl woorden te betrekken. Spreker herdacht hoe in 1911 de staatscommissie werd opgericht om de regeerini van advies te dienen bij verzoeken om steun voo: waterleidingplannen. De omvang van net werk wen zoo groot, dat in 1911 'n teciinisch bureau kwam, me spreker als directeur. In 1912 toen spreker een an deren werkkring kreeg, achtte hij zich gelukkig, dei neer Van Oldenborgh tot opvolger te krijgen. Toe: er in 1913 een zelfstandig Rijksbureau kwam weri Van Oldenborgh directeur, hetgeen hij bleef to 1919. Dank zij het groote talent van den overledene dank zij zijn onbegrensde werkkracht heeft hij be langrijk werk tot stand gebracht. Van Oldenborgt heeft het gebouw van het Rijksbureau voor Drink watervoorziening hecht en sterk opgetrokken. Spre ker schetste voorts den verderen levensloop van den overledene. „Van Oldenborgh was de machtige gave eik in het bosch. Helaas is hij door een storm ge veld" zoo besloot spreker. Ir. W. Lulofs, sprekende namens de P. E. G. E. M, prees eveneens den overledene wegens diens groote capaciteiten. De overledene was een man uit één stuk, van wien men wist wat hij beoogde, eigen schappen die een stijgende waardeering deden groeien en die leidden tot een hechte vriendschap. Ir. J. van Poelgeest, sprekende namens de Vereeniging voor Waterleidingbelangen dankte den overledene voor hetgeen hij voor de vereeniging heeft gedaan. De naam van Van Oldenborgh is in de geschiedenis der vereeniging onuitwischbaar. Ir. H. Lohr sprak namens de Vereeniging van Directeuren van Elektriciteitswerken. De over ledene laat een groote leegte achter, omdat zoovelen bij hem aanklopten om raad. aldus Ir. Lohr. Hii voelde behoefte, zijn collega's te zien en met hen te overleggen. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in ons vereen igingsleven. Nadat een zwager namens schoonzusters en zwa gers eenige woorden had gesproken, beeft ds. C. E- F. de Vries, em. Ned. Herv. predikant een gedachte nisrede gehouden*-welke hij besloot met gébect Een zoon dankte allen voor hun belangstelling.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6