ONZE BUITENLANDSCHE HANDEL.
AGENDA.
H.D.
PONDERDAG 13 JUNI 1940
HAARÏE M'S DXGBE'AE
7
Ons handelsverkeer met Daitschland
de jaren 1930—1938.
In ons nummer van 4 Juni hebben wij cijfers
gegeven betreffende den uitvoer van Nederlandsche
producten in het jaar 1938, daarmede aantoonende
in hoe belangrijke mate ons handelsverkeer zich
moet heroriënteeren. In het betreffende artikel is
er reeds met een enkel woord op gewezen, dat sinds
1930 het karakter van onzen uitvoer zeer belangrijk
is gewijzigd. Vóór het uitbreken van de crisis was
Duitschland de grootste afnemer van onze agrari
sche producten, in 1938 was die plaats onbestreden
door Engeland ingenomen.
Deze achteruitgang is niet geheel een gevolg ge
weest van het feit, dat Duitschland zijn totalen
invoer bijzonder sterk verminderde. Deze vermin
dering geldt wel voor enkele producten, maar niet
voor alle. Zooals uit de hieronder vermelde gegevens
zal blijken, is ons land één van de landen geweest,
die door de vermindering van invoer of door het
uit andere landen importeeren, voor welke maat
regelen meer dan één reden aan te voeren was,
werden getroffen. Landen, welke hun uitvoer van
sommige producten naar Duitschland zagen ver
meerderen waren b.v. Chili, Italië, Turkije, Japan,
Hongarije, Zuid-SIavië, Roemenië, Bulgarije, Zwe
den Litauen. Door de verandering welke onze
Duitsche export tusschen 1930 en 1938 onderging
is in die jaren een heroriënteering van onze uit-
voerpolitiek voornamelijk naar het Westen i.e.
Engeland veroorzaakt, welke beweging nu plotse
ling wederom in de tegenovergestelde richting moet
gaan. Dergelijke koersveranderingen kunnen niet
zonder schokken geschieden. Reeds de in het laat
ste decennium plaats gehad hebbende langzame
wijzigingen (langzaam in vergelijking met hetgeen
nu plotseling is geschied) hebben moeilijkheden
teweeggebracht. Begrijpelijk dus, dat die er nu ook
zijn, maar 't is in het belang van ons volk en van de
ons land regeerende overheid, dat deze moeilijkhe
den ons economisch leven zoo min mogelijk ont
wrichten. En op deze gronden kan verwacht wor
den, dat spoedig de wegen bewandeld zullen wor
den, welke uit deze impasse moeten leiden.
Voorzoover thans beoordeeld kan worden zou dit
mogelijkerwijs voor een deel kunnen geschieden ten
koste van de leveranciers, welke in de achter ons
liggende periode onze producten op de Duitsche
markt hebben vervangen. Of dit inderdaad moge
lijk zal zijn dient nu nog afgewacht te worden. In
het Dinsdag gepubliceerde artikel hebben wij er
voorts ook al de aandacht op gevestigd, dat er zoo
wel in ons land als in Duitschland zeker nog een
bepaalde consumptie-behoefte is ten opzichte van
de door ons voortgebrachte producten, maar er zijn
geen cijfers betreffende de grootte dezer behoefte
beschikbaar, zoodat een juist oordeel hierover niet
mogelijk is en wat de tijd zal brengen kan nu nog
niet worden voorzien. Indien het echter tot een
vergrooting van onzen export naar Duitschland
komt, dan zal dit slechts een terugkeer beteekenen
naar een toestand, welke ook vroeger reeds bestond.
Daarvan geeft het hieronder volgende een goed
beeld.
Vergelijking van den totalen invoer van levende
dieren en vleesch in Duitschland in dc jaren 1930 en
1938 in millioenen R. M.
Uit: In 1938 meer. In 1938 minder.
in
enkele jaren is gewijzigd blijkt uit onderstaand sta-
stistiekje, dat genomen is uit Von Saher's Neder-
landsch-Duitsch handelsverkeer, aan welk werk ook
het overige in dit artikel verwerkte cijfermateriaal
is ontleend,
Invoer van eieren (in mill. R. M.)
Totale invoer
4.8
Nederland
19.8
Denemarken
4.2
Polen
14.5
Zuid Slavië
8.7
Bulgarije
7.0
Hongarije
4.3
Roemenië
3.2
Zooals men ziet is, wat de invoer van levende
dieren en vleesch betreft, alleen Nederland's positie
slechter geworden. Die van alle andere leveranciers
werd beter. Zelfs boekten zij meer winst dan het
geheele door ons geleden verlies. In 1938 blijkt
Duitschland ook wat dezen invoer aangaat niet meer
zoo eenzijdig te zijn georiënteerd als vroeger. In
hoeverre nu de oude positie zal herleven en of zelfs
ooit van een herleving sprake zal zijn? Het antwoord
is thans nog niet te geven.
BOTER EN KAAS.
Een ander product, dat steeds een zeer belang
rijke plaats in het handelsverkeer met Duitschland
heeft ingenomen, is boter geweest. Hierbij heeft
zich niet in precies denzelfden vorm het verschijn
sel voorgedaan dat hierboven bij den Duitschen
invoer van levende dieren en vleesch is gesigna
leerd. Tezamen met dien van Nederland is ook
de invoer van andere landen minder geworden.
Onze positie op de botermarkt zal in de toekomst
vermoedelijk niet gemakkelijk zijn, omdat vele
landen in dezelfde situatie verkeeren als wij, dat zij
n.l. geheel afgesneden zijn van die gebieden, waar
heen zij in de laatste jaren hun boter exporteerden.
De boterinvoer in Duitschland (in mill. R. M.)
bedroeg;
Uit:
1930
1938
meer
minder
Denemarken
129
48
81
Polen
18
3
15
Estland
25
7
18
Finland
14
8
6
Letland
40
8
32
Litauen
15
5
10
Nederland
84
17
66
Zweden
31
16
15
Hongarije
2.9
2.6
0.3
Sovjet Rusland
9
Nieuw Zeeland
1.3
1.9
0.6
Ierland
2.6
2.6
Totaal
377 121 257
Voor het vellen van een juist oordeel dient men te
Weten, dat de uitvoerwaarde van boter tusschen
1930 en 1938 sterk is gedaald. We hebben gisterei^
er reeds op gewezen, dat de exportprijs voor
Duitschland in 1938 per K.G. ongeveer 1.38 R. M.
bedroeg. In 1930 was deze prijs ephter nog bijna 3
R M., zoodat de invoer naar hoeveelheid lang zoo
sterk niet is teruggeloopen als bovenstaande sta
tistiek zou doen vermoeden.
Onze kaasexport naar Duitschland is van 1930
tot 1938 ook sterk teruggeloopen. In 1930 voerde het
Duitsche Rijk voor 89 millioen R. M. aan kaas in
waarvan Nederland ruim 60 pet. leverde, n.l. voor
54 millioen R. M. In 1938 was deze kaasimport ge
daald tot 31 millioen R. M. en Nederland's aandeel
tot 16 millioen R. M., zijnde ruim 51 pet. van de
waarde van den totalen import. Ook hierbij heeft
zich het geval voorgedaan, dat andere landen nun
relatief aandeel in dezen uitvoer hebben kunnen
vergrooten. Denemarken is één van deze gelukkigen.
Finland, Noorwegen en Hongarije hebben zelfs kans
gezien hun export zoodanig te vergrooten, dat de
waarde ervan in 1938 grooter was dan in 1930, doch
belangrijk zijn de verschillen niet.
EIEREN.
Wel belangrijk zijn de verschuivingen, welke zich
tusschen 1930 en 1938 op de eiermarkt hebben
voorgedaan. Onze export naar Duitschland daalde
met ruim 40 pet., die naar Engeland steeg met bijna
150 pet. Bij de eieren heeft zich ten aanzien van onze
Duitsche uitvoerpositie een soortgelijk geval voor
gedaan als bij den uitvoer van levende dieren en
vleesch. Alleen is hier Denemarken vrijwel de
eenige. die winst heeft geboekt (en in welke mate!)
Finland heeft een relatief zeer grooten sprong voor-
Uit gemaakt, doch dit land behoorde in 1938 nog
niet tot de belangrijke leveranciers. Evenals bij de
beter komt op de lijst van eierenleveranciers van
Duitschland in 1938 ook Ierland voor, welk land in
1930 nog geen ei naar het Duitsche rijk exporteer
de. Hoe de positie der verschillende landen in
Uit:
1930
1938
meer
mind
België
18.4
5.6
12.8
Bulgarije
25.3
9.5
15.8
Denemarken
12.2
20.1
7.9
Polen
14.3
2.9
11.4
Estland
2.4
1.1
1.3
Finland
0.1
4.2
4.1
Italië
9.1
0.3
8.8
Zuid Slavië
13.0
4.2
8.8
Letland
0.2
0.2
Nederland
69.1
20.5
48.6
Noorwegen
0.5
0.5
Roemenië
22.8
0.6
22.2
Zweden
2.4
1.8
0.4
Tsjecho Slowakije
2.7
2.7
Hongarije
9.2
2.6
6.6
Rusland
12.8
12.8
China
5.9
3.3
2.6
Argentinië
0.5
0.5
Litauen
3.5
1.1
2.4
Ierland
2.3
2.3
Totaal
228
82
148
Zooals men ziet is Roemenië vrijwel geheel van
de lijst verdwenen en bestonden Rusland en
Tsjecho Slowakije in het geheel niet meer als leve
ranciers.
L.
Ook korfballers spelen voor
Rotterdam.
A. s. Zondag OosterkwartierWesterkwartier.
Het doet ons genoegen te kunnen melden, dat de
Rotterdamsche Korfbalbond niet tevergeefs een be
roep op de korfballers in ons land heeft gedaan om
mede te helpen, den nood van de Rotterdamsche
bevolking te lenigen. Ook in Haarlem laat men den
oproep niet onbeantwoord. De vereeniging „Ooster
kwartier" heeft het Amsterdamsche „Westerkwar
tier" uitgenoodigd, ten bate van Rotterdam een
wedstrijd te komen spelen. De Amsterdammers
hebben de uitnoodiging aangenomen. De wedstrijd
zal a.s. Zondagavond zeven uur op het terrein
van „Oosterkwartier" aan de Zomervaart gespeeld
worden. Teneinde er toe mede te werken, dat de
opbrengst zoo groot mogelijk wordt, hebben leden,
donateurs, officials enz. geen vrijen toegang.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Inlichtingen aan het bureau van Politie Smede-
straat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13
uur.
autoped .Paradijs, Pleiadenstraat 36; autoped, Ver-
stijnen, Weltevredenstraat 16; broche, Slot, Regu
lierstraat 35; boek, Slachthuisstraat 17 zw.; ge
wicht, bureau van Politie Smedestraat; werkjas, v.
d. Bunt, Westergracht 21; klos garen, Kilian, Am
sterdamsche vaart 58 rd.; theelepeltje, Rooze,
Oosterstraat 34; portefeuille met foto's, Coppens,
Kanaal weg 5, Heemstede; actetasch, Blom, Schoter
singel 23; damestasch m.i., Bredemeijer, Jan Ha-
singel 73; damestasch m.i., Bredemeijer, Jan Ha
ringstraat 12; vulpen, Wildenboer, Eschdoom-
straat 17.
Armband, de Bruyn, Wilhelmïnastraat 28;
Armband, Kints, Joh. v. Vlietstraat 88; Autoped,
Hummeling, Plataanstraat 31; Badpak en
handdoek; Sondorp Berkenstraat 34; Zonne
bril, Dool, Hagestraat 45; Das. Mulder, Drosse-
straat 11; Foto's, Jansen, Corn. v. Noordestraat
18 zwart; Geld. Bosma, Kleverlaan 108: Hengel,
Das, Spaarne 40; Hond. v. d. Putten, v. Marum-
straat 63; Horloge, Wezenaar, v. Egmondstraat,
Badhuis; Horloge en kam, Polder, Parklaan 32
rood; Insigne, Jansma, Gasthuislaan 170; Jas
v. d. Walle, Geweerstraat 36; Regenjas; Groe-
nenberg, Thorbeckestraat 19; Veldmuis, Bu
reau van Politie, Smedestraat; Damesmantel,
v. Kampen, Hoogerwoerdstraat 5; Portemon-
naie m.i., Goulooze, H. v. Alphenstraat 17;
Pakje met schorten, v. Aalst. Brouwersstraat 11
rood; Hondenpenning, Koning, Oranjestraat
185; Geweerpatronen, Bureau van Politie, Sme
destraat; Ring, Stoof, Brouwersstraat 15 rood;
Rozekrans, Bureau van Politie, Smedestraat;
Roeispaan; Harmsen. Semarangstraat 12; Ro
zenkrans, de Wijs, Jan Evertsenstraat 31, Rij-
wieltaschje met gereedschap, Twuijver, Indi-
schestraat 60; Damestaschje m.i.. Bureau van
Politie, Smedestraat; Windjak, Tuinman, Hen
drik Roozenlaan 15; Zeil, Valk, Zuid-Polder
straat 134.
Bij een jubileum.
Een courantbedrijf van 150 jaar.
De Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant
bestaat honderd vijf tig jaar en uit den aard der zaak
wordt daar in genoemde courant een woordje aan
gewijd, al stemmen de tijdsomstandigheden niet
tot uitgebreid feestbetoon.
Een blik achterwaarts dus. Anderhalve eeuw is in
het dagbladbedrijf een eeuwigheid. Dat is op zich
zelf niet juist gezegd, want het dagbladbedrijf hier
te lande beslaat nog niet eens anderhalve eeuw.
Wat destijds als courant verscheen, was een week
blad, een anderdaagsche krant hoogstens. Dag
bladen kende men nog niet, om van ochtend- en
avondbladen maar heelemaal te zwijgen.
De eerste geschiedenis van het Zwolsche orgaan
volgt die van de meeste bladen op den voet:
ontwakende belangstelling voor het maatschappe
lijk gebeuren geeft den eigenaar van een boek
drukkerij aanleiding, een periodiek verschijnend
nieuws- en advertentieblad uit te geven. De waar
deering voor dit streven blijkt uit een toenemend
aantal abonnés en advertenties, er volgt een uit
breiding en gestadig neemt het belang van het
nieuwsblad toe zoodat de outillage van het bedrijf
geheel gericht wordt op de courant.
Zoo leefde er nu honderdvijftig jaar geleden in
Zwolle een boekdrukker, Martinus Tijl, die samen
met zijn zoon, Hendrikus Tijl, op 22 Mei 1790 een
prospectus in zee zond, waarin hij de aanstaande
verschijning van het „Overijselsche Weekblad tot
nut van 't Algemeen" aankondigde. Het jaartal
1790 kan ons niet verbazen. Het ligt voor de
hand, dat men belang stelde in de wereldpolitiek
van den dag en de binnenlandsche bewegingen, die
er mede verband hielden. Veertien dagen na de
aankondiging verscheen het eerste nummer,
inhoud was hoofdzakelijk gewijd aan het buiten-
landsch nieuws, dat weliswaar dikwijls reeds weken
oud was als het de lezers bereikte, maar hen
niettemin evenzeer geïnteresseerd moet hebben als
heden ten dage de berichten, die bijna op het oogen-
blik van het voorval zelf de redacties bereiken.
Intusschen veranderden de tijden. De Bataafsche
Republiek trad in 1795 in de plaats van den ouden
staatsvorm, de regeering in stad en land werd ver
vangen en op de courant verscheen de leuze dier
dagen: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Welis
waar werd de persvrijheid gehandhaafd, maar aan
zekere bepalingen moest de krant zich toch onder
werpen. Zoo diende zij zich te onthouden van be
richten inzake troepenverplaatsingen en de naam
van de krant werd op hoog bevel veranderd in
„Zwolsche Courant". Een verzoek om den ouden
naam te mogen behouden werd geweezen van de
hand".
Niettegenstaande diverse bepalingen. die de
samenstelling der courant niet vergemakkelijkten,
liep het aantal abonnementen voortdurend om
hoog, zoodat het blad zich kon handhaven en zelfs
tot een vergroot formaat geraakte. Grooter werden
evenwel de moeilijkheden, toen in 1810 ons land
een deel van Frankrijk werd en de wensch werd
uitgesproken, dat het blad voortaan zoowel in het
Fransch als in 't Nederlandsch zou verschijnen. Er
stond tegenover dat de „Gazette du Département
des Bouches de 1' Issel" aangewezen werd als
eenig staatkundig blad, dat in het Departement
van de Monden van den IJssel mocht verschijnen.
Drie jaar duurde deze toestand en waar de eco
nomische omstandigheden van ons land destijds
allesbehalve rooskleurig waren had ook de Zwol
sche Courant hieronder te lijden, doch met het
einde van den Franschen tijd brak er ook voor
haar een betere toekomst aan. Dat niettemin de
burgerlijke overheid nog altijd een stem in het
kapittel behield bewijst wel het feit, dat in 1817 op
bevel van hoogerhand nieuwe letters voor de
courant, (die nog altijd maar twee keer per week
verscheen) moesten worden aangeschaft en wel
binnen zes weken. Spoedig verdween evenwel deze
inmenging en de wenschen der overheid bereikten
de uitgevers in den meer normalen vorm van
een verzcek.
De afschaffing van het dagbladzegel beteekende
ook voor deze courant, (die na den Franschen tijd
„Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant"
was geworden) een grooten stap vooruit. In 1859
was zij een drie maal per week verschijnend blad
geworden. Thans in 1869, tastte de uitgever
door en verhief zijn uitgave tot dagblad, een ver
schijningsvorm, die nadien gehandhaafd bleef. En
wat nu volgt is in de historie van het bedrijf
„nieuwe geschiedenis" en omvat een voortdurend
uitbreidende outillage en verbetering van de tech
nische inrichting, verhooging van de zet-capaciteit
door de zetmachine en van het druk-vermogen door
de rotatiepers. De Zwolsche Courant het week
blaadje van 1790 was het vooraanstaande pro
vinciale dagblad geworden, dat tot op dezen dag
zijn plaats met eere bekleedt.
Een groot deel van de afgeloopen anderhalve
eeuw heeft het geslacht Tijl tot den bloei van de
courant bijgedragen. De stichters Martinus en Hen
drikus werden opgevolgd door den kleinzoon van
den laatsten, Jan Jacob, wiens zoon Willem in 1851
de zorgen voor de courant op zich nam. Na hem
zette de heer J. J. Tijl de traditie voort. Hij
liet het nieuwe, moderne gebouw aan de Melk
markt te Zwolle oprichten en bracht het bedrijf
tot grooten bloei. Na zijn overlijden werd de
zorg van het bedrijf der inmiddels tot een N.V. om.
gezette onderneming van de Erven Tijl, toever
trouwd aan de heeren Ir. P. van Gelder en Mr. H.
Dekkers, die thans nog de leiding in handen heb
ben.
hooitijd op Marken. Terwijl in andere jaren het hooien op het
eiland door de vrouwen werd gedaan, geschiedt dit dezen keer
door de mennen. Per berrie word* het oeroeeide hooi vervoesd
Tegen gereduceerden prijs ontvangt
het personeel der Nederlandsche Spoor
wegen bruine boonen voor den teelt
op den gratis ter beschikking gestelden
grond
De schooltandartsendienst in
Heemstede.
Prophvlactïsche behandeling dient ook na de
schooljaren te worden voortgezet.
Blijkens het jongste jaarverslag kan de school
tandartsendienst in Heemstede op een regel
matige uitbreiding van zijn prophylactischen ar
beid wijzen. Van bijna tweeduizend leerlingen
van de openbare en bijzondere lagere scholen
werd in het afgeloopen jaar het gebit door den
schooltandarts tweemaal onderzocht en boven
dien werd het overgroote deel dezer leerlingen
ook tandheelkundig behandeld
Juist in deze behandeling ligt het groote ver
schil in de taak van den schooltandarts en die
van de gewone schoolartsen. Deze laatsten be
palen zich tot onderzoeken en controleeren. In
dien zij constateeren dat behandeling noodig of
althans gewenscht is. dan adviseeren zij den
ouders of verzorgers, hun kind of pupil onder
behandeling te stellen van den huisarts of den
specialist. De schooltandverzorging is in Heem
stede evenwel zoo geregeld, dat ook elke wen-
schelijk geoordeelde behandeling door den
schooltandarts verricht wordt, Indien deze ten
minste prophylactische waarde heeft. Bij de
leerlingen, die van de laagste klasse af op een
van de Hcemsteedsche scholen gingen, en daar
door van het zesde jaar af onder tandheelkun
dige controle stonden, is dat bijna steeds het ge
val. Bij scholieren, die op lateren leeftijd van
elders gekomen zijn, komt het blijkens het ver
slag vrij veel voor, dat de gunstige tijd voor pro
phylactische behandeling reeds verstreken is,
zoodat met verwijzing naar den particulieren
tandarts volstaan moet worden. Deze omstan
digheid is een aanwijzing voor de groote betee-
kenis van de schooltandverzorging, zooals deze
hier ter plaatse geregeld Is.
Dit wordt blijkbaar ook meer en meer door de
ouders en verzorgers van de leerlingen erkend:
het. aantal gevallen, waarin deze toestemming
tot de behandeling door den schoolarts weigeren,
wordt n.l. regelmatig geringer. In het laatste
verslagjaar bedroeg het aantal van deze weige
ringen niet meer dan 76, hetgeen op een totaal
van tweeduizend leerlingen relatief weinig is. Een
deel van deze weigeringen berust dan nog op
het feit. dat door de ouders reeds op andere wijze
in de tandheelkundige verzorging van hun kin
deren was voorzier., zoodat zi.i de schoolland
verzorging overbodig achtten. Het aantal geval
len. waarin regelmatige controle van het gebit
geheel achterwege bleef, bedroeg dientengevolge
nog geen twee 'procent van het totaal.
Dat behandeling zeer vaak noodiz is. blijkt
reeds hieruit, dat ruim negenhonderd tachtig
vullingen verricht moesten worden, terwijl voor
een regelmatige ontwikkeling van het blijvend
gebit in bijna honderd gevallen tot het trekken
van melktanden of -kiezen moest worden over
gegaan.
Van de honderdtwintig gevallen in het ver
slagjaar. waarbij het reeds te laat bleek voor
prophylactische behandeling, hadden er honderd
en negen betrekking od oudere leerlingen, maar
in elf gevallen betrof het toch nog kinderen uit
het laagste schooljaar. Dit wijst erop. dat nog
onvoldoende gebruik wordt gemaakt van het
consultatiebureau voor kleuters, waaraan sedert
eenige jaren door de Vereeniging voor sociale
tandheelkunde mede een tandarts is verbonden.
Hierdoor ls het hier ter plaatse mogelijk om kin
deren van den anderhalf-jarigen leeftijd af een
deskundige tandbehandeling te verstrekken zon
der dat financieele bezwaren hiertegen een be
letsel kunnen vormen.
Hoe gunstig de toestand in dit opzicht dus is.
toch zijn de deskundigen nog niet geheel vol
daan en hopen zij op een nog verderen uitbouw
van dit werk. Zij achten het n.l. jammer, dat
waar zooveel nuttig werk door den schooltand
artsendienst in aansluiting op het kleuterbureau
wordt verricht, een deel van de bereikte resul
taten weer verloren gaat doordat de schooltand
verzorging nog op geen enkele wijze een voort
zetting vindt in de jaren, die op het verlaten
van de lagere school aansluiten. De ervaring
heeft n.l. geleerd dat na het verlaten van de
school in zeer vele gevallen jaren lang geen
sprake meer is van een periodieke gebitscontröle
door een tandarts, en dat deskundige hulp veelal
pas wordt ingeroepen als het voo- een voortge
zette prophylactische behandeling te laat is ge
worden. In al deze gevallen zijn dan de zorgen
en de kosten, die aan de schooltandverzorging
zijn besteed, practisch verspild. De bedoeline is
dan ook om t.z.t-, te komen tot een vorm van
tandheelkundige nazorg, terwijl in afwachting
hiervan waarschijnlijk reeds een stap in de goede
richting gezet zou kunnen worden, door de
schooltandverzorging ook tot de u.l.o-scholen
uit te breiden.
DONDERDAG 13 JUNI
Stadsschouwburg: H. O. V. Volksconcert. 7.30 uur
Groote Kerk, Orgelbespeling, 34 uur.
Frans Hals Theater- Vadertje Langbeen 2.30, 7 en
-n 9.15 uur.
Rembrandt Theater: Alleen engelen hebben vleu
gels, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor Theater: Broadway Serenade. 2.30, 7 en
9 uur.
Palace: De terugkeer van Dr. X. 2, 7 en 9.15 uur
VRIJDAG 14 JUNI
Ritsema en Co's Goederenhandel N.V. Alg. ver-
;aderïng. Groote Houtstraat 159. 3 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des avonds
Nieuw programma.
Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken
van Haarlemsche schilders.. 104 uur.
Van de Jkinseng.cacfit
Het verhaal van Simba, den Chi-
neeschen hond.
Het klinkt als de titel van een sprookje „Het
verhaal van Simba. den Chineeschen hond", en
het geval speelt ook in het Oosten, namelijk in
Amsterdam-Oost. Simba is weg. maarSimba
moet teruggebracht worden, anders krijgt de
mevrouw, die hem ten onrechte in haar bezit
houdt, een volle maand gevangenisstraf. En de
Amsterdamsche politierechter, de wijze Kalief in
deze Oostersche geschiedenis, veronderstelt dat
wanneer mevrouw zal moeten kiezen tusschen
een maand brommen of Simba terug brengen,
zij het laatste zal doen. Het is te hopen voor den
wettigen eigenaar, die gistermiddag als getuige
voor den Amsterdamschen politierechter aan
de Prinsengracht verscheen en vertelde dat hij
den hond van een meneer had gekocht voor
f 27.—.
Dat bedrag bleek een koopje, want het beest
zat zoogezegd dik onder de schurft, en daardoor
ging er een boel van den eigenlijken prijs af. Een
maand lang smeerde de Amsterdamsche honden-
liefhebber perubalsem op den rug van den Chi
neeschen hond, en toen de schurft eindelijk
verdwenen was verdween ook Simba zelf. Niet uit
zichzelf, want dan zou hij met recht een rare
Chinees zijn, en een ondankbare, maar er was
een mevrouw, die kwestie had met den meneer,
die den hond van haar gekocht en aan dien an
deren meneer verkocht had. en daarom pakte ze
Simba van dien anderen meneer af. en deed
hem verdwijnen, misschien wel in een huis vol
valluikjes en geheime deuren, zooals je dat op de
film wel eens ziet. Simsalabim zei mevrouw en
weg was Simba. Ook de koopman, die Simba voor
f 15 gekocht en voor f 27 verkocht had. verrees
van het getuigenbankje. Hij moest getroffen
worden door den maatregel van de ex-Simba-
bazin. maar hij had het beest al verkocht, en de
nieuwe eigenaar, die heelemaaJ geen ruzie met
mevrouw Simba had legde het loodje. En dat nog
wel nadat hij het dier van zijn schurft verlost
had! Logica Is ook niet de krachtigste zijde van
deze vrouw. Simba heeft intusschen misschien
vele omzwervingen gemaakt. Een poosje had hij
gelogeerd bij een andere mevrouw, wier honden
in familierelatie met hem stonden en dus Chi-
neesch bloed in de anderen hadden. Nadat het
beest daar een wijle vertoefd had was mevrouw
hem weer komen halen, en de dame, die logies
verleende, niet wetend dat Simba heelemaal niet
meer van die mevrouw was doch aan een meneer
toebehoorde, liet het beest weer gaan. En waar
Simba nu zit? Misschien wel in China. Maar terug
moet ie komen. Want anders gaat mevrouw een
maand achter de tralies.
Maar wat gebeurt er nu wanneer Simba terug
keert metschurft?
Middvleeutvsch drama.
door J. J. P.
De deur viel achter den priester dicht. Jan
Cornelisz. Steenkruier zat, alleen nog samen
met ongedierte, in zijn cel. Door de tralies zag
hij een grijzen hemel. Binnen in den kerker waren
de muren ook grauw, met spleten, waarlangs een
rand vocht liep. In een hoek hing een pluizig,
verwaaid spinneweb. Voor zich zag hij de met
ijzer beslagen houten deur. waarnaast een half
opgegeten beschimmeld stuk brood lag.
Niets gaf Jan Cornelisz. eenigen moed voor
wat binnenkort zou komen: zijn onthoofding op
grond van het feit. dat hij een moord had ge
pleegd. Vier dagen lang had hij zich. nadat dc
moord volvoerd was, in het bosch verborgen ge
houden. Toen was hij door honger gekweld, naar
de stad teruggegaan en had zich vrijwillig aan
gemeld. Het proces had niet veel voeten in dc
aarde gehad: Jan Cornelisz. Steenkruier zou met
zijn hoofd voor zijn misdaad boeten. Niets zou
hem meer kunnen redden; binnen een kwartier
zou hij niet meer tot de levenden behooren. 1-Iij
legde zijn hoofd op zijn knieën en snikte.
Toen hoorde hij het gerammel van ketenen en
het gestommel van voeten in het gangetje, dat
naar de cel leidde. Een sleutel werd in het slot
cestoken en twee beulsknechten traden binnen,
pakten hem beet. deden hem boeien aan en sleur
den hem ruw naar buiten. Het was nog vroeg en
tamelijk koud. Toch waren veel menschen al
opgestaan om de sensatie van een onthoofding
te kunnen meemakenzij stonden langs den weg.
bekeken het slachtoffer met een soort schuwe
belangstelling en volgden daarna op een af
stand.
Intusschen liet Jan Cornelisz. zich, instinct
matig onwillig, aan zijn geboeide polsen meesleu
ren en bepeinsde zijn noodlot. In een vlaag van
woede, die misschien een halve minuut geduurd
had. had hij den moord gepleegd. En in die halve
minuut had hij (naar schatting) de helft van zijn
leven verspeeld.
Hij wierp een paar zijdelingsche blikken op zijn
begeleiders, de beulsknechten De beul had er,
toen hij zijn helpers in dienst nam, met een
zekere mate van gevoel voor décor voor gezorgd,
dat het afschrikwekkende van hun functie door
zwarte baarden en roode litteekens werd toege
licht. Een plotselinge angst kwam over Steen
kruier. Die sombere lucht, de zwijgende menigte,
de afstootelijke kerels aan zijn zijde, het voor
uitzicht nog slechts een paar minuten te zullen
levenHij rukte, wilde ontsnappen, zag er
meteen het onmogelijke van in en sjokte weer
verder, den hoek om. Daar stond het schavot.
Dezelfde priester, die hem zooeven tevergeefs
had trachten moed in te spreken, toen hij in
zijn cel zat. kwam op hem af. Hij keek niet
vriendelijk.
„Ik heb u nog slechts een ding te zeggen, mijn
zoon. Uw leven kan nog behouden worden. Zou er
een vrouw zich aan de schoone taak willen
wijden u op het rechte pad terug te geleiden en
uw levensgezellin willen worden, zoo zult gij
van de doodstraf worden vrijgesteld". Hij liet zijn
stem zinken en sprak nog plechtiger de volgende
woorden: ,.Is er hier een vrouw, die dezen man
zijn leven wil teruggeven? Zoo ja, laat zij dit
zeggen."
Jan Corneliszoons hart klopte fel van ver
wachting. Hij zou nog kunnen leven, van de zon
genieten, bij zijn bekenden kunnen blijven, al
het vertrouwde kunnen behouden. Hij keek
rond: daar drong zich iemand door de menigte,
kwam naar voren, stond even later voor den
priester en riep: ..Ik wil hem trouwen".
Jan bekeek haar. Zwarte piekharen hingen
om haar verweerde gezicht, bruine tanden ont
sierden haar te grooten mond, een vinnige blik
uit haar fletse oogen trof hem en haar kin
waar was haar kin? Afwezig.
De priester keek naar Jan op. ,Deze vrouw
zal u uw leven doen behouden; daar is de trap
naar het schavot; gij hoeft hem niet te bestij
gen. als gij u deze vrouw tot levensgezellin
kiest!"
Jan Cornelisz. Steenkruier keek naar haar. die
kwam om hem te redden: hjj zag haar vormloo-
ze lichaam, haar spookachtige gezicht, hij róók
haar.... Jan verbleekte. Toen wendde hij
zich naar het schavot.
Zwaar klonken zijn voetstappen op het trapje,
toen hij de laatste schreden van zijn levea
deed.
(Nadruk verboden.).