ONZE BUITENLANDSCHE HANDEL. AGENDA. H.D. PONDERDAG 13 JUNI 1940 HAARÏE M'S DXGBE'AE 7 Ons handelsverkeer met Daitschland de jaren 1930—1938. In ons nummer van 4 Juni hebben wij cijfers gegeven betreffende den uitvoer van Nederlandsche producten in het jaar 1938, daarmede aantoonende in hoe belangrijke mate ons handelsverkeer zich moet heroriënteeren. In het betreffende artikel is er reeds met een enkel woord op gewezen, dat sinds 1930 het karakter van onzen uitvoer zeer belangrijk is gewijzigd. Vóór het uitbreken van de crisis was Duitschland de grootste afnemer van onze agrari sche producten, in 1938 was die plaats onbestreden door Engeland ingenomen. Deze achteruitgang is niet geheel een gevolg ge weest van het feit, dat Duitschland zijn totalen invoer bijzonder sterk verminderde. Deze vermin dering geldt wel voor enkele producten, maar niet voor alle. Zooals uit de hieronder vermelde gegevens zal blijken, is ons land één van de landen geweest, die door de vermindering van invoer of door het uit andere landen importeeren, voor welke maat regelen meer dan één reden aan te voeren was, werden getroffen. Landen, welke hun uitvoer van sommige producten naar Duitschland zagen ver meerderen waren b.v. Chili, Italië, Turkije, Japan, Hongarije, Zuid-SIavië, Roemenië, Bulgarije, Zwe den Litauen. Door de verandering welke onze Duitsche export tusschen 1930 en 1938 onderging is in die jaren een heroriënteering van onze uit- voerpolitiek voornamelijk naar het Westen i.e. Engeland veroorzaakt, welke beweging nu plotse ling wederom in de tegenovergestelde richting moet gaan. Dergelijke koersveranderingen kunnen niet zonder schokken geschieden. Reeds de in het laat ste decennium plaats gehad hebbende langzame wijzigingen (langzaam in vergelijking met hetgeen nu plotseling is geschied) hebben moeilijkheden teweeggebracht. Begrijpelijk dus, dat die er nu ook zijn, maar 't is in het belang van ons volk en van de ons land regeerende overheid, dat deze moeilijkhe den ons economisch leven zoo min mogelijk ont wrichten. En op deze gronden kan verwacht wor den, dat spoedig de wegen bewandeld zullen wor den, welke uit deze impasse moeten leiden. Voorzoover thans beoordeeld kan worden zou dit mogelijkerwijs voor een deel kunnen geschieden ten koste van de leveranciers, welke in de achter ons liggende periode onze producten op de Duitsche markt hebben vervangen. Of dit inderdaad moge lijk zal zijn dient nu nog afgewacht te worden. In het Dinsdag gepubliceerde artikel hebben wij er voorts ook al de aandacht op gevestigd, dat er zoo wel in ons land als in Duitschland zeker nog een bepaalde consumptie-behoefte is ten opzichte van de door ons voortgebrachte producten, maar er zijn geen cijfers betreffende de grootte dezer behoefte beschikbaar, zoodat een juist oordeel hierover niet mogelijk is en wat de tijd zal brengen kan nu nog niet worden voorzien. Indien het echter tot een vergrooting van onzen export naar Duitschland komt, dan zal dit slechts een terugkeer beteekenen naar een toestand, welke ook vroeger reeds bestond. Daarvan geeft het hieronder volgende een goed beeld. Vergelijking van den totalen invoer van levende dieren en vleesch in Duitschland in dc jaren 1930 en 1938 in millioenen R. M. Uit: In 1938 meer. In 1938 minder. in enkele jaren is gewijzigd blijkt uit onderstaand sta- stistiekje, dat genomen is uit Von Saher's Neder- landsch-Duitsch handelsverkeer, aan welk werk ook het overige in dit artikel verwerkte cijfermateriaal is ontleend, Invoer van eieren (in mill. R. M.) Totale invoer 4.8 Nederland 19.8 Denemarken 4.2 Polen 14.5 Zuid Slavië 8.7 Bulgarije 7.0 Hongarije 4.3 Roemenië 3.2 Zooals men ziet is, wat de invoer van levende dieren en vleesch betreft, alleen Nederland's positie slechter geworden. Die van alle andere leveranciers werd beter. Zelfs boekten zij meer winst dan het geheele door ons geleden verlies. In 1938 blijkt Duitschland ook wat dezen invoer aangaat niet meer zoo eenzijdig te zijn georiënteerd als vroeger. In hoeverre nu de oude positie zal herleven en of zelfs ooit van een herleving sprake zal zijn? Het antwoord is thans nog niet te geven. BOTER EN KAAS. Een ander product, dat steeds een zeer belang rijke plaats in het handelsverkeer met Duitschland heeft ingenomen, is boter geweest. Hierbij heeft zich niet in precies denzelfden vorm het verschijn sel voorgedaan dat hierboven bij den Duitschen invoer van levende dieren en vleesch is gesigna leerd. Tezamen met dien van Nederland is ook de invoer van andere landen minder geworden. Onze positie op de botermarkt zal in de toekomst vermoedelijk niet gemakkelijk zijn, omdat vele landen in dezelfde situatie verkeeren als wij, dat zij n.l. geheel afgesneden zijn van die gebieden, waar heen zij in de laatste jaren hun boter exporteerden. De boterinvoer in Duitschland (in mill. R. M.) bedroeg; Uit: 1930 1938 meer minder Denemarken 129 48 81 Polen 18 3 15 Estland 25 7 18 Finland 14 8 6 Letland 40 8 32 Litauen 15 5 10 Nederland 84 17 66 Zweden 31 16 15 Hongarije 2.9 2.6 0.3 Sovjet Rusland 9 Nieuw Zeeland 1.3 1.9 0.6 Ierland 2.6 2.6 Totaal 377 121 257 Voor het vellen van een juist oordeel dient men te Weten, dat de uitvoerwaarde van boter tusschen 1930 en 1938 sterk is gedaald. We hebben gisterei^ er reeds op gewezen, dat de exportprijs voor Duitschland in 1938 per K.G. ongeveer 1.38 R. M. bedroeg. In 1930 was deze prijs ephter nog bijna 3 R M., zoodat de invoer naar hoeveelheid lang zoo sterk niet is teruggeloopen als bovenstaande sta tistiek zou doen vermoeden. Onze kaasexport naar Duitschland is van 1930 tot 1938 ook sterk teruggeloopen. In 1930 voerde het Duitsche Rijk voor 89 millioen R. M. aan kaas in waarvan Nederland ruim 60 pet. leverde, n.l. voor 54 millioen R. M. In 1938 was deze kaasimport ge daald tot 31 millioen R. M. en Nederland's aandeel tot 16 millioen R. M., zijnde ruim 51 pet. van de waarde van den totalen import. Ook hierbij heeft zich het geval voorgedaan, dat andere landen nun relatief aandeel in dezen uitvoer hebben kunnen vergrooten. Denemarken is één van deze gelukkigen. Finland, Noorwegen en Hongarije hebben zelfs kans gezien hun export zoodanig te vergrooten, dat de waarde ervan in 1938 grooter was dan in 1930, doch belangrijk zijn de verschillen niet. EIEREN. Wel belangrijk zijn de verschuivingen, welke zich tusschen 1930 en 1938 op de eiermarkt hebben voorgedaan. Onze export naar Duitschland daalde met ruim 40 pet., die naar Engeland steeg met bijna 150 pet. Bij de eieren heeft zich ten aanzien van onze Duitsche uitvoerpositie een soortgelijk geval voor gedaan als bij den uitvoer van levende dieren en vleesch. Alleen is hier Denemarken vrijwel de eenige. die winst heeft geboekt (en in welke mate!) Finland heeft een relatief zeer grooten sprong voor- Uit gemaakt, doch dit land behoorde in 1938 nog niet tot de belangrijke leveranciers. Evenals bij de beter komt op de lijst van eierenleveranciers van Duitschland in 1938 ook Ierland voor, welk land in 1930 nog geen ei naar het Duitsche rijk exporteer de. Hoe de positie der verschillende landen in Uit: 1930 1938 meer mind België 18.4 5.6 12.8 Bulgarije 25.3 9.5 15.8 Denemarken 12.2 20.1 7.9 Polen 14.3 2.9 11.4 Estland 2.4 1.1 1.3 Finland 0.1 4.2 4.1 Italië 9.1 0.3 8.8 Zuid Slavië 13.0 4.2 8.8 Letland 0.2 0.2 Nederland 69.1 20.5 48.6 Noorwegen 0.5 0.5 Roemenië 22.8 0.6 22.2 Zweden 2.4 1.8 0.4 Tsjecho Slowakije 2.7 2.7 Hongarije 9.2 2.6 6.6 Rusland 12.8 12.8 China 5.9 3.3 2.6 Argentinië 0.5 0.5 Litauen 3.5 1.1 2.4 Ierland 2.3 2.3 Totaal 228 82 148 Zooals men ziet is Roemenië vrijwel geheel van de lijst verdwenen en bestonden Rusland en Tsjecho Slowakije in het geheel niet meer als leve ranciers. L. Ook korfballers spelen voor Rotterdam. A. s. Zondag OosterkwartierWesterkwartier. Het doet ons genoegen te kunnen melden, dat de Rotterdamsche Korfbalbond niet tevergeefs een be roep op de korfballers in ons land heeft gedaan om mede te helpen, den nood van de Rotterdamsche bevolking te lenigen. Ook in Haarlem laat men den oproep niet onbeantwoord. De vereeniging „Ooster kwartier" heeft het Amsterdamsche „Westerkwar tier" uitgenoodigd, ten bate van Rotterdam een wedstrijd te komen spelen. De Amsterdammers hebben de uitnoodiging aangenomen. De wedstrijd zal a.s. Zondagavond zeven uur op het terrein van „Oosterkwartier" aan de Zomervaart gespeeld worden. Teneinde er toe mede te werken, dat de opbrengst zoo groot mogelijk wordt, hebben leden, donateurs, officials enz. geen vrijen toegang. GEVONDEN VOORWERPEN. Inlichtingen aan het bureau van Politie Smede- straat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. autoped .Paradijs, Pleiadenstraat 36; autoped, Ver- stijnen, Weltevredenstraat 16; broche, Slot, Regu lierstraat 35; boek, Slachthuisstraat 17 zw.; ge wicht, bureau van Politie Smedestraat; werkjas, v. d. Bunt, Westergracht 21; klos garen, Kilian, Am sterdamsche vaart 58 rd.; theelepeltje, Rooze, Oosterstraat 34; portefeuille met foto's, Coppens, Kanaal weg 5, Heemstede; actetasch, Blom, Schoter singel 23; damestasch m.i., Bredemeijer, Jan Ha- singel 73; damestasch m.i., Bredemeijer, Jan Ha ringstraat 12; vulpen, Wildenboer, Eschdoom- straat 17. Armband, de Bruyn, Wilhelmïnastraat 28; Armband, Kints, Joh. v. Vlietstraat 88; Autoped, Hummeling, Plataanstraat 31; Badpak en handdoek; Sondorp Berkenstraat 34; Zonne bril, Dool, Hagestraat 45; Das. Mulder, Drosse- straat 11; Foto's, Jansen, Corn. v. Noordestraat 18 zwart; Geld. Bosma, Kleverlaan 108: Hengel, Das, Spaarne 40; Hond. v. d. Putten, v. Marum- straat 63; Horloge, Wezenaar, v. Egmondstraat, Badhuis; Horloge en kam, Polder, Parklaan 32 rood; Insigne, Jansma, Gasthuislaan 170; Jas v. d. Walle, Geweerstraat 36; Regenjas; Groe- nenberg, Thorbeckestraat 19; Veldmuis, Bu reau van Politie, Smedestraat; Damesmantel, v. Kampen, Hoogerwoerdstraat 5; Portemon- naie m.i., Goulooze, H. v. Alphenstraat 17; Pakje met schorten, v. Aalst. Brouwersstraat 11 rood; Hondenpenning, Koning, Oranjestraat 185; Geweerpatronen, Bureau van Politie, Sme destraat; Ring, Stoof, Brouwersstraat 15 rood; Rozekrans, Bureau van Politie, Smedestraat; Roeispaan; Harmsen. Semarangstraat 12; Ro zenkrans, de Wijs, Jan Evertsenstraat 31, Rij- wieltaschje met gereedschap, Twuijver, Indi- schestraat 60; Damestaschje m.i.. Bureau van Politie, Smedestraat; Windjak, Tuinman, Hen drik Roozenlaan 15; Zeil, Valk, Zuid-Polder straat 134. Bij een jubileum. Een courantbedrijf van 150 jaar. De Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant bestaat honderd vijf tig jaar en uit den aard der zaak wordt daar in genoemde courant een woordje aan gewijd, al stemmen de tijdsomstandigheden niet tot uitgebreid feestbetoon. Een blik achterwaarts dus. Anderhalve eeuw is in het dagbladbedrijf een eeuwigheid. Dat is op zich zelf niet juist gezegd, want het dagbladbedrijf hier te lande beslaat nog niet eens anderhalve eeuw. Wat destijds als courant verscheen, was een week blad, een anderdaagsche krant hoogstens. Dag bladen kende men nog niet, om van ochtend- en avondbladen maar heelemaal te zwijgen. De eerste geschiedenis van het Zwolsche orgaan volgt die van de meeste bladen op den voet: ontwakende belangstelling voor het maatschappe lijk gebeuren geeft den eigenaar van een boek drukkerij aanleiding, een periodiek verschijnend nieuws- en advertentieblad uit te geven. De waar deering voor dit streven blijkt uit een toenemend aantal abonnés en advertenties, er volgt een uit breiding en gestadig neemt het belang van het nieuwsblad toe zoodat de outillage van het bedrijf geheel gericht wordt op de courant. Zoo leefde er nu honderdvijftig jaar geleden in Zwolle een boekdrukker, Martinus Tijl, die samen met zijn zoon, Hendrikus Tijl, op 22 Mei 1790 een prospectus in zee zond, waarin hij de aanstaande verschijning van het „Overijselsche Weekblad tot nut van 't Algemeen" aankondigde. Het jaartal 1790 kan ons niet verbazen. Het ligt voor de hand, dat men belang stelde in de wereldpolitiek van den dag en de binnenlandsche bewegingen, die er mede verband hielden. Veertien dagen na de aankondiging verscheen het eerste nummer, inhoud was hoofdzakelijk gewijd aan het buiten- landsch nieuws, dat weliswaar dikwijls reeds weken oud was als het de lezers bereikte, maar hen niettemin evenzeer geïnteresseerd moet hebben als heden ten dage de berichten, die bijna op het oogen- blik van het voorval zelf de redacties bereiken. Intusschen veranderden de tijden. De Bataafsche Republiek trad in 1795 in de plaats van den ouden staatsvorm, de regeering in stad en land werd ver vangen en op de courant verscheen de leuze dier dagen: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Welis waar werd de persvrijheid gehandhaafd, maar aan zekere bepalingen moest de krant zich toch onder werpen. Zoo diende zij zich te onthouden van be richten inzake troepenverplaatsingen en de naam van de krant werd op hoog bevel veranderd in „Zwolsche Courant". Een verzoek om den ouden naam te mogen behouden werd geweezen van de hand". Niettegenstaande diverse bepalingen. die de samenstelling der courant niet vergemakkelijkten, liep het aantal abonnementen voortdurend om hoog, zoodat het blad zich kon handhaven en zelfs tot een vergroot formaat geraakte. Grooter werden evenwel de moeilijkheden, toen in 1810 ons land een deel van Frankrijk werd en de wensch werd uitgesproken, dat het blad voortaan zoowel in het Fransch als in 't Nederlandsch zou verschijnen. Er stond tegenover dat de „Gazette du Département des Bouches de 1' Issel" aangewezen werd als eenig staatkundig blad, dat in het Departement van de Monden van den IJssel mocht verschijnen. Drie jaar duurde deze toestand en waar de eco nomische omstandigheden van ons land destijds allesbehalve rooskleurig waren had ook de Zwol sche Courant hieronder te lijden, doch met het einde van den Franschen tijd brak er ook voor haar een betere toekomst aan. Dat niettemin de burgerlijke overheid nog altijd een stem in het kapittel behield bewijst wel het feit, dat in 1817 op bevel van hoogerhand nieuwe letters voor de courant, (die nog altijd maar twee keer per week verscheen) moesten worden aangeschaft en wel binnen zes weken. Spoedig verdween evenwel deze inmenging en de wenschen der overheid bereikten de uitgevers in den meer normalen vorm van een verzcek. De afschaffing van het dagbladzegel beteekende ook voor deze courant, (die na den Franschen tijd „Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant" was geworden) een grooten stap vooruit. In 1859 was zij een drie maal per week verschijnend blad geworden. Thans in 1869, tastte de uitgever door en verhief zijn uitgave tot dagblad, een ver schijningsvorm, die nadien gehandhaafd bleef. En wat nu volgt is in de historie van het bedrijf „nieuwe geschiedenis" en omvat een voortdurend uitbreidende outillage en verbetering van de tech nische inrichting, verhooging van de zet-capaciteit door de zetmachine en van het druk-vermogen door de rotatiepers. De Zwolsche Courant het week blaadje van 1790 was het vooraanstaande pro vinciale dagblad geworden, dat tot op dezen dag zijn plaats met eere bekleedt. Een groot deel van de afgeloopen anderhalve eeuw heeft het geslacht Tijl tot den bloei van de courant bijgedragen. De stichters Martinus en Hen drikus werden opgevolgd door den kleinzoon van den laatsten, Jan Jacob, wiens zoon Willem in 1851 de zorgen voor de courant op zich nam. Na hem zette de heer J. J. Tijl de traditie voort. Hij liet het nieuwe, moderne gebouw aan de Melk markt te Zwolle oprichten en bracht het bedrijf tot grooten bloei. Na zijn overlijden werd de zorg van het bedrijf der inmiddels tot een N.V. om. gezette onderneming van de Erven Tijl, toever trouwd aan de heeren Ir. P. van Gelder en Mr. H. Dekkers, die thans nog de leiding in handen heb ben. hooitijd op Marken. Terwijl in andere jaren het hooien op het eiland door de vrouwen werd gedaan, geschiedt dit dezen keer door de mennen. Per berrie word* het oeroeeide hooi vervoesd Tegen gereduceerden prijs ontvangt het personeel der Nederlandsche Spoor wegen bruine boonen voor den teelt op den gratis ter beschikking gestelden grond De schooltandartsendienst in Heemstede. Prophvlactïsche behandeling dient ook na de schooljaren te worden voortgezet. Blijkens het jongste jaarverslag kan de school tandartsendienst in Heemstede op een regel matige uitbreiding van zijn prophylactischen ar beid wijzen. Van bijna tweeduizend leerlingen van de openbare en bijzondere lagere scholen werd in het afgeloopen jaar het gebit door den schooltandarts tweemaal onderzocht en boven dien werd het overgroote deel dezer leerlingen ook tandheelkundig behandeld Juist in deze behandeling ligt het groote ver schil in de taak van den schooltandarts en die van de gewone schoolartsen. Deze laatsten be palen zich tot onderzoeken en controleeren. In dien zij constateeren dat behandeling noodig of althans gewenscht is. dan adviseeren zij den ouders of verzorgers, hun kind of pupil onder behandeling te stellen van den huisarts of den specialist. De schooltandverzorging is in Heem stede evenwel zoo geregeld, dat ook elke wen- schelijk geoordeelde behandeling door den schooltandarts verricht wordt, Indien deze ten minste prophylactische waarde heeft. Bij de leerlingen, die van de laagste klasse af op een van de Hcemsteedsche scholen gingen, en daar door van het zesde jaar af onder tandheelkun dige controle stonden, is dat bijna steeds het ge val. Bij scholieren, die op lateren leeftijd van elders gekomen zijn, komt het blijkens het ver slag vrij veel voor, dat de gunstige tijd voor pro phylactische behandeling reeds verstreken is, zoodat met verwijzing naar den particulieren tandarts volstaan moet worden. Deze omstan digheid is een aanwijzing voor de groote betee- kenis van de schooltandverzorging, zooals deze hier ter plaatse geregeld Is. Dit wordt blijkbaar ook meer en meer door de ouders en verzorgers van de leerlingen erkend: het. aantal gevallen, waarin deze toestemming tot de behandeling door den schoolarts weigeren, wordt n.l. regelmatig geringer. In het laatste verslagjaar bedroeg het aantal van deze weige ringen niet meer dan 76, hetgeen op een totaal van tweeduizend leerlingen relatief weinig is. Een deel van deze weigeringen berust dan nog op het feit. dat door de ouders reeds op andere wijze in de tandheelkundige verzorging van hun kin deren was voorzier., zoodat zi.i de schoolland verzorging overbodig achtten. Het aantal geval len. waarin regelmatige controle van het gebit geheel achterwege bleef, bedroeg dientengevolge nog geen twee 'procent van het totaal. Dat behandeling zeer vaak noodiz is. blijkt reeds hieruit, dat ruim negenhonderd tachtig vullingen verricht moesten worden, terwijl voor een regelmatige ontwikkeling van het blijvend gebit in bijna honderd gevallen tot het trekken van melktanden of -kiezen moest worden over gegaan. Van de honderdtwintig gevallen in het ver slagjaar. waarbij het reeds te laat bleek voor prophylactische behandeling, hadden er honderd en negen betrekking od oudere leerlingen, maar in elf gevallen betrof het toch nog kinderen uit het laagste schooljaar. Dit wijst erop. dat nog onvoldoende gebruik wordt gemaakt van het consultatiebureau voor kleuters, waaraan sedert eenige jaren door de Vereeniging voor sociale tandheelkunde mede een tandarts is verbonden. Hierdoor ls het hier ter plaatse mogelijk om kin deren van den anderhalf-jarigen leeftijd af een deskundige tandbehandeling te verstrekken zon der dat financieele bezwaren hiertegen een be letsel kunnen vormen. Hoe gunstig de toestand in dit opzicht dus is. toch zijn de deskundigen nog niet geheel vol daan en hopen zij op een nog verderen uitbouw van dit werk. Zij achten het n.l. jammer, dat waar zooveel nuttig werk door den schooltand artsendienst in aansluiting op het kleuterbureau wordt verricht, een deel van de bereikte resul taten weer verloren gaat doordat de schooltand verzorging nog op geen enkele wijze een voort zetting vindt in de jaren, die op het verlaten van de lagere school aansluiten. De ervaring heeft n.l. geleerd dat na het verlaten van de school in zeer vele gevallen jaren lang geen sprake meer is van een periodieke gebitscontröle door een tandarts, en dat deskundige hulp veelal pas wordt ingeroepen als het voo- een voortge zette prophylactische behandeling te laat is ge worden. In al deze gevallen zijn dan de zorgen en de kosten, die aan de schooltandverzorging zijn besteed, practisch verspild. De bedoeline is dan ook om t.z.t-, te komen tot een vorm van tandheelkundige nazorg, terwijl in afwachting hiervan waarschijnlijk reeds een stap in de goede richting gezet zou kunnen worden, door de schooltandverzorging ook tot de u.l.o-scholen uit te breiden. DONDERDAG 13 JUNI Stadsschouwburg: H. O. V. Volksconcert. 7.30 uur Groote Kerk, Orgelbespeling, 34 uur. Frans Hals Theater- Vadertje Langbeen 2.30, 7 en -n 9.15 uur. Rembrandt Theater: Alleen engelen hebben vleu gels, 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor Theater: Broadway Serenade. 2.30, 7 en 9 uur. Palace: De terugkeer van Dr. X. 2, 7 en 9.15 uur VRIJDAG 14 JUNI Ritsema en Co's Goederenhandel N.V. Alg. ver- ;aderïng. Groote Houtstraat 159. 3 uur. Bioscoopvoorstellingen 's middags en des avonds Nieuw programma. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken van Haarlemsche schilders.. 104 uur. Van de Jkinseng.cacfit Het verhaal van Simba, den Chi- neeschen hond. Het klinkt als de titel van een sprookje „Het verhaal van Simba. den Chineeschen hond", en het geval speelt ook in het Oosten, namelijk in Amsterdam-Oost. Simba is weg. maarSimba moet teruggebracht worden, anders krijgt de mevrouw, die hem ten onrechte in haar bezit houdt, een volle maand gevangenisstraf. En de Amsterdamsche politierechter, de wijze Kalief in deze Oostersche geschiedenis, veronderstelt dat wanneer mevrouw zal moeten kiezen tusschen een maand brommen of Simba terug brengen, zij het laatste zal doen. Het is te hopen voor den wettigen eigenaar, die gistermiddag als getuige voor den Amsterdamschen politierechter aan de Prinsengracht verscheen en vertelde dat hij den hond van een meneer had gekocht voor f 27.—. Dat bedrag bleek een koopje, want het beest zat zoogezegd dik onder de schurft, en daardoor ging er een boel van den eigenlijken prijs af. Een maand lang smeerde de Amsterdamsche honden- liefhebber perubalsem op den rug van den Chi neeschen hond, en toen de schurft eindelijk verdwenen was verdween ook Simba zelf. Niet uit zichzelf, want dan zou hij met recht een rare Chinees zijn, en een ondankbare, maar er was een mevrouw, die kwestie had met den meneer, die den hond van haar gekocht en aan dien an deren meneer verkocht had. en daarom pakte ze Simba van dien anderen meneer af. en deed hem verdwijnen, misschien wel in een huis vol valluikjes en geheime deuren, zooals je dat op de film wel eens ziet. Simsalabim zei mevrouw en weg was Simba. Ook de koopman, die Simba voor f 15 gekocht en voor f 27 verkocht had. verrees van het getuigenbankje. Hij moest getroffen worden door den maatregel van de ex-Simba- bazin. maar hij had het beest al verkocht, en de nieuwe eigenaar, die heelemaaJ geen ruzie met mevrouw Simba had legde het loodje. En dat nog wel nadat hij het dier van zijn schurft verlost had! Logica Is ook niet de krachtigste zijde van deze vrouw. Simba heeft intusschen misschien vele omzwervingen gemaakt. Een poosje had hij gelogeerd bij een andere mevrouw, wier honden in familierelatie met hem stonden en dus Chi- neesch bloed in de anderen hadden. Nadat het beest daar een wijle vertoefd had was mevrouw hem weer komen halen, en de dame, die logies verleende, niet wetend dat Simba heelemaal niet meer van die mevrouw was doch aan een meneer toebehoorde, liet het beest weer gaan. En waar Simba nu zit? Misschien wel in China. Maar terug moet ie komen. Want anders gaat mevrouw een maand achter de tralies. Maar wat gebeurt er nu wanneer Simba terug keert metschurft? Middvleeutvsch drama. door J. J. P. De deur viel achter den priester dicht. Jan Cornelisz. Steenkruier zat, alleen nog samen met ongedierte, in zijn cel. Door de tralies zag hij een grijzen hemel. Binnen in den kerker waren de muren ook grauw, met spleten, waarlangs een rand vocht liep. In een hoek hing een pluizig, verwaaid spinneweb. Voor zich zag hij de met ijzer beslagen houten deur. waarnaast een half opgegeten beschimmeld stuk brood lag. Niets gaf Jan Cornelisz. eenigen moed voor wat binnenkort zou komen: zijn onthoofding op grond van het feit. dat hij een moord had ge pleegd. Vier dagen lang had hij zich. nadat dc moord volvoerd was, in het bosch verborgen ge houden. Toen was hij door honger gekweld, naar de stad teruggegaan en had zich vrijwillig aan gemeld. Het proces had niet veel voeten in dc aarde gehad: Jan Cornelisz. Steenkruier zou met zijn hoofd voor zijn misdaad boeten. Niets zou hem meer kunnen redden; binnen een kwartier zou hij niet meer tot de levenden behooren. 1-Iij legde zijn hoofd op zijn knieën en snikte. Toen hoorde hij het gerammel van ketenen en het gestommel van voeten in het gangetje, dat naar de cel leidde. Een sleutel werd in het slot cestoken en twee beulsknechten traden binnen, pakten hem beet. deden hem boeien aan en sleur den hem ruw naar buiten. Het was nog vroeg en tamelijk koud. Toch waren veel menschen al opgestaan om de sensatie van een onthoofding te kunnen meemakenzij stonden langs den weg. bekeken het slachtoffer met een soort schuwe belangstelling en volgden daarna op een af stand. Intusschen liet Jan Cornelisz. zich, instinct matig onwillig, aan zijn geboeide polsen meesleu ren en bepeinsde zijn noodlot. In een vlaag van woede, die misschien een halve minuut geduurd had. had hij den moord gepleegd. En in die halve minuut had hij (naar schatting) de helft van zijn leven verspeeld. Hij wierp een paar zijdelingsche blikken op zijn begeleiders, de beulsknechten De beul had er, toen hij zijn helpers in dienst nam, met een zekere mate van gevoel voor décor voor gezorgd, dat het afschrikwekkende van hun functie door zwarte baarden en roode litteekens werd toege licht. Een plotselinge angst kwam over Steen kruier. Die sombere lucht, de zwijgende menigte, de afstootelijke kerels aan zijn zijde, het voor uitzicht nog slechts een paar minuten te zullen levenHij rukte, wilde ontsnappen, zag er meteen het onmogelijke van in en sjokte weer verder, den hoek om. Daar stond het schavot. Dezelfde priester, die hem zooeven tevergeefs had trachten moed in te spreken, toen hij in zijn cel zat. kwam op hem af. Hij keek niet vriendelijk. „Ik heb u nog slechts een ding te zeggen, mijn zoon. Uw leven kan nog behouden worden. Zou er een vrouw zich aan de schoone taak willen wijden u op het rechte pad terug te geleiden en uw levensgezellin willen worden, zoo zult gij van de doodstraf worden vrijgesteld". Hij liet zijn stem zinken en sprak nog plechtiger de volgende woorden: ,.Is er hier een vrouw, die dezen man zijn leven wil teruggeven? Zoo ja, laat zij dit zeggen." Jan Corneliszoons hart klopte fel van ver wachting. Hij zou nog kunnen leven, van de zon genieten, bij zijn bekenden kunnen blijven, al het vertrouwde kunnen behouden. Hij keek rond: daar drong zich iemand door de menigte, kwam naar voren, stond even later voor den priester en riep: ..Ik wil hem trouwen". Jan bekeek haar. Zwarte piekharen hingen om haar verweerde gezicht, bruine tanden ont sierden haar te grooten mond, een vinnige blik uit haar fletse oogen trof hem en haar kin waar was haar kin? Afwezig. De priester keek naar Jan op. ,Deze vrouw zal u uw leven doen behouden; daar is de trap naar het schavot; gij hoeft hem niet te bestij gen. als gij u deze vrouw tot levensgezellin kiest!" Jan Cornelisz. Steenkruier keek naar haar. die kwam om hem te redden: hjj zag haar vormloo- ze lichaam, haar spookachtige gezicht, hij róók haar.... Jan verbleekte. Toen wendde hij zich naar het schavot. Zwaar klonken zijn voetstappen op het trapje, toen hij de laatste schreden van zijn levea deed. (Nadruk verboden.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 7