VRIJDAG 5 J Ui: I 194Ö
H A A RUU M'S D' A "G B E A" D'
6
Raad vail oorlichting; der
Nederlandsche Pers.
Een koffietafel te 's-Gravenliage.
Het A N. P. meldt: Te 'sGravenhage heeft
nitnoodiging van den Raad van Voorlichting dei'
Nederlandsche pers een koffietafel plaats gehad in
de Oude Doelen. Aanwezig waren de leden van den
Road van Voorlichting: dr. T. Goedewaagen, A.
Meijer Schwencke, drs. W. Goedhuys, P. J. van
Megchelen, dr. Alb. van de Poel en mr. M. Rost
van Tonningen, en een aantal figuren uit de lande
lijke en provinciale pers. Van Duitsche zijde gaven
van hun belangstelling blijk de heeren Oberregie-
rungsrat Hushahn, Pressedezernent W. Janke en H.
J. Sperling.
Tijdens den maaltijd, die een zeer eenvoudig
karakter droeg, werd een inleiding gehouden dooi
den voorzitter van den raad van voorlichting, dr.
T Goedewaagen (hoofdredacteur van De Waag)
uit Haarlem, waarin hij doel en werkwijze van den
raad uiteenzette.
Spreker wees erop, dat van het begin af aan het
Nederlandsche belang, maar daarom tevens de juiste
en met de werkelijkheid overeenkomende verhou
ding van ons land t.a.v. de Duitsche volksgemeen
schap en haar cultuur voor den Raad op den voor
grond heeft gestaan.
Tweede kernpunt was daarbij het herstel dei
Nederlandsche pers, haar hervorming en opbouw.
Als taak van den raad noemde dr. Goedewaagen
drieërlei: voorlichting onzer pers, bemiddeling tus-
schen haar en de overheid, mobiliseering van de
werkers der pers.
Het verheugde spreker zeer, dat hij de aanwezi
gen mededeeling kon doen van het feit, dat twee
leidende vereemgingen van uitgevers van nieuws
bladen en periodieken, n.l. de Nederlandsche Perio
dieke Pers en de vereeniigng „De Provinciale Pers",
over opheffing dier beide vereenigingen tot over
eenstemming zijn gekomen. Daarvoor in de plaats
komt de „Vakgroep de Provinciale en Periodieke
Pers" (P. P. P.), welke, als later de Nederlandsche
Perskamer tot stand is gekomen de belangen van
alle niet dagelijks verschijnende kranten en alle
vaktijdschriften en overige periodieken zal behar
tigen, Deze vakgroep is corporatief gedacht. Als
leider zal optreden de heer I-I. J. Kerkmeester, als
plaatsvervangend leider de heer B. Th. Roosen-
■boom uit Cuyk, terwijl algemeen secretaris wordt
mr. M. J. C. Vrij uit Amsterdam.
Dr. Goedewaagen zêide verder dat ook van de
zijde van uitgevers van dagbladen reeds plannen
bestaan om tot stichting van de vakgroep „dagbla
den" te geraken. Deze plannen hadden den bijv.
van den Raad van Voorlichting, doch waar de reeds
bestaande organisatie „De Nederlandsche Dag
bladpers" tal van jaren nuttig werk heeft verricht,
meende spreker, dat men deze vereeniging eerst in
de gelegenheid diende te stellen zich zelf om te vor
men en zich als vakgroep „dagbladen" bij den raad
aan te sluiten. Dit moet dan echter spoedig geschie
den, daar wij nu eenmaal in een tijd leven, waarin
het dynamische overheerscht.
Verder deelde de voorzitter mede, dat het initia
tief was genomen voor de oprichting van een
„Verbond van Nederlandsche Journalisten". De
belangstelling voor dit nieuwe instituut, dat alle
Nederlandsche journalisten van goeden naam als
„vakgroep journalisten" zal vereenigen is naar spr's
mededeeling zeer groot. Binnen zeer korten tijd
zullen nadere mededeelingen hierover worden ge-
daaan en o.m. worden vermeld, uit welke personen
de leiding van dezen groep bestaat.
Het uitvoerigst stond dr. Goedewaagen stil bij
wat hij het einddoel van de voorbereidende werk
zaamheden van den raad van voorlichting noemde:
den opbouw eener Nederlandsche perskamer.
Werkelijke ordening der pers is alleen mogelijk
als boven alle particuliere belangen het welzijn van
het geheele volk overweegt, wanneer een lichaam
met publiekrechtelijke bevoegdheid op den duur
daadwerkelijk de geheele pers omvat. Zulk een
lichaam zal niet het volksbeginsel als uitgangspunt
de pers kunnen ordenen op een wijze, die tot nu toe
al:: onmogelijk werd beschouwd.
Deze ordening der pers zoo merkte spr. op
is reeds van zelf aan den gang. Tenslotte kan niets
worden opgelegd, maar moet alles uit ons zelf
komen. De perskamer zal streng in haar oordeel
omtrent bevoegdheid en betrouwbaarheid zijn
een strengheid, die zij ontleent aan haar volksche
instelling.
Maar in die gebondenheid zal de man van de pers
zich juist in zijn ware vrijheid voelen: zijn verant
woordelijkheidsgevoel zal hem sterker en vrijer
maken, juist in de binding aan het geheel.
Spr. eindigde met een beroep te doen op de werk
kracht van ieder, die van goeden en vaderlandschen
wille is.
Na de rede van den voorzitter sprak dr. Alb. van
de Poel nog enkele woorden over het volksche be
ginsel. Dit beginsel beteekent een teruggrijpen
naar de natuur en haar schepper, welke beide hooge
waarden door de Fransche revolutie en de hierna
komende tijden in discrediet zijn gebracht.
De heer Mr. M. Rost van Tonningen, lid van den
raad van voorlichting, hierna sprekende, consta
teerde, dat de basis der samenwerking tusschen de
Nederlandsche persorganen bestaat in de volksche
verbondenheid, welke tenslotte het begrip der vrij
heid is.
De besten van ons volk moeten aan de spits dei-
natie marcheeren, zoo zeide spr., ik heb thans vele
vroegere tegenstanders ontmoet, maar wij moeten
over liet verleden een spons halen. Het verleden
heeft afgedaan, wij moeten vooruit zien. Uit liefde
voor ons volk moeten wij daarom den eerlijken
tegenstander van vroeger eerlijk tegemoet treden,
aldus mr. Rost van Tonningen.
Na de toespraak van mr. Rost van Tonningen nam
als laatste Pressedezernent W. Janke het woord.
De lieer Janke dankte allereerst, mede uit naam van
Oberregierungsrat Hushahn, voor de nitnoodiging
tol deelname aan dezen maaltijd.
In het Nederlandsch voortgaande zei de heer
Janke dat hij reeds vele jaren het geluk had gehad
in dit land te mogen wonen en met vele journa
listen goede relaties heeft mogen onderhouden.
Spr. zeide volledig begrip te hebben voor de moei
lijkheden en zorgen, waarmede de Nederlandsche
pers thans te kampen heeft, maar verklaarde ook
van zijn kant met de meeste intensiteit te zullen
medewerken aan de oplossing dezer problemen,
waarbij hij zich echter niet wilde mengen in zaken
welke uitsluitend behooren tot het gebied der Ne
derlandsche pers zelf.
Nieuwe organisatie-vormen moeten niet onder
dwang of pressie maar uit innerlijke overtuiging
geboren worden; dit strookt met den nieuwen koers
en den nieuwen tijd. Het doet spr. veel genoegen te
kunnen constateeren, dat de Raad van Voorlichting
reeds zooveel tegemoetkoming en medewerking
heeft ondervonden en hij vertrouwt dat de raad een
volledig succes zal kunnen bereiken.
KOERSEN NEDERLANDSCH CLEARING-
INSTITIJUT.
'SGRAVENHAGE 4 Juli (A. N. P.) Koersen
voor stortingen op 5 Juli 1940 tegen verplichtingen
luidende in:
Reichsmarken 75,43
Lires 9,55
Turksche ponden 1,45 1/4
Deensche kronen 36,40
Noorsche kronen 42,80
L. A. RUYS OVERLEDEN.
ARNHEM. 4 Juli. Te De Steeg is in den
ouderdom van 69 jaar overleden de heer L. A.
Ruys. rentmeester van de landgoederen Mid-
dachten en Kernhem van de familie Bentinck van
Middachten. De heer Ruys was gedurende vele
jaren voorzitter van de Nederiandsche Vereem-
ging van Rentmeesters; tevens heeft hij zitting
gehad in de commissie van het afnemen van het
rentmeestersexamen. (A.N.P.).
Het interieur der raadzaal van het eeuwenoude raadhuis te Doesburg, dat
gerestaureerd is en Donderdag in tegenwoordigheid van verschillende
autoriteiten officieel in aebruik werd aenomen
Vergadering van Nationaal Front.
Rede van Arnold Meyer.
NIJMEGEN, 4 Juli. Het A.N.P. meldt: In een
zeer druk bezochte vergadering van Nationaal
Front heeft de heer Arnold Meyer onder het
motto: „Wat ons te doen staat", een rede gehou
den. Hij begon met erop te wijzen, dat men twee
maanden geleden nog niet had kunnen bevroe
den in welke omstandigheden men thans-zou ver-
keeren. Spreker hoeft evenwel steeds voorgehou
den, dat de ontwikkeling van de politieke ver
houdingen in Europa vol gevaar was en ook heeft
hij gewezen op de noodzakelijkheid op eigen
kracht te steunen en niet op beloften van buiten-
landsche hulp.
Een volk dat zich niet verdedigt is, naar spr.'s
oordeel geen volk. Al waren wij met stokken
gewapend geweest, wij hadden ons toch moeten
verdedigen om te doen blijken, dat er een „ge-
meene" zaak was, die. onverschillig den uitslag,
verdedigd moest worden. Ook tegen een over
macht moet zulks blijken, opdat de overmacht
wete, dat zij een volk heeft bedwongen, een volk
met zijn eigen trots en zijn eigen aard en geen
horde van buiten ieder samenleven staande
enkelingen.
En die volksgemeenschappelijke gezindheid zou
alleen in den strijd gewekt kunnen worden? Spr.
zegt te weigeren dit te gelooven. Hij verklaart
veeleer te gelooven. en z.i. met meer redelijken
grond, dat de partijen en de naar zijn oordeel
van de partijen afhankelijke pers opzettelijk.de
noodzakelijkheid en waarachtigheid van de Ne
derlandsche volkseenheid hebben bedekt met
schoonklinkende baatzuchtige leuzen, speculee-
rend op de slechtste instincten van den Neder-
landschen mensch.
Dank zij hen, die voor het Vaderland gesneu
veld zijn, kunnen wij ons naar spr.'s meening een
fier volk heeten; dank zij hen, kunnen wij ons,
zelfs nu, in deze wel zeer bijzondere omstandig
heden, hervinden als volk, dat zijn volkseenheid
zijn hoogste goed acht, aldus spr.
De heer Meyer stelde hierna de vraag: Waarmee
zouden wij ons tegenover de Duitschers kunnen
laten gelden? Waarmee anders dan met onze
volkseenheid, met onze eenheid van wil en ver
langen? Ook geestelijke waarden tellen mee en de
geestelijke waarde van een eensgezind volksver
langen weegt zwaar en zal dit ook doen bij den
Duitschen bezetter.
De Duitsche Rijkscommissaris dr. Seyss-Inquart
zei: „Wij komen niet. om een volkskarakter in
het nauw te brengen en te vernielen en om aan
een land de vrijheid te ontnemen."
Willen wij ons als volk handhaven, ja, willen
wij de vrijheid, welke ons gelaten wordt ten volle
behouden en genieten, dan kunnen wij deze vol
gens spr. slechts behouden, genieten en doen
handhaven, door ons op onze beurt als een ge
organiseerde, maar nu Nederlandsche autoritaire
volkseenheid te demonstreeren.
Spr. zeide in het vervolg van zijn rede o.m. nog:
We hebben de keus. niets te doen en den bezet
ter die omschakeling maar te laten dirigeeren of
met eigen kracht de organen te scheppen welke
deze omschakeling, die in oiis eigen belang is,
kunnen leiden.
De corporaties, de bedrijfsschappen zijn daar
voor noodig. Zij zijn trouwens noodig uitsluitend
in ons eigen belang. Ziet. voor zoover die omscha
keling noodig is in het belang van den bezetter,
zal hij deze zeker van bovenaf dicteeren.
Maar voor het overige? Voor het overige zijn
wij op ons zelf aangewezen.
Doordat we afgesneden zijn van overzee, missen
wij de inkomsten uit buitenlandsche en Indische
beleggingen, uit onze scheepvaart enz. We kunnen
den directen en indirecten achteruitgang van ons
volksinkomen wel' becijferen op een derde van
ons belastbaar inkomen. Dat drukt op dengene,
die het toevallig treft. Dat brengt de grootste on
rechtvaardigheden teweeg. De een is geruïneerd
of volkomen werkloos, de ander merkt niets van
den achteruitgang. Het onrecht sluipt de Neder
landsche maatschappij binnen, wanneer wij de
last der tijden niet gelijkmatig op alle schouders
naar draagkracht vcrdeelcn. Dat onrecht is
slechts te voorkomen, wanneer ons vakvereeni-
gingswezen alle werkers vertegenwoordigt en al
len de zekerheid zullen genieten van het recht
vaardige loon.
Scheppen wij niet een eigen corporatief, so-
I ciaal-economisch stelsel, dan zal de bezetter te
recht denken, dat wij blijkbaar tot geen enkele
prestatie in staat zijn en dat hij dus zijn instel
lingen, die de onze niet zijn, moet opleggen.
Wat moeten wij nu doen? Moeten wij afstand
doen van iedere activiteit, zoolang de bezetting
duurt en ons volk dus maar geheel aan het Duit
sche gezag overlaten? Met alle gevolgen van dien?
Want zelfs bij het beste beleid van den bezetter
blijft het volk op deze wijze zonder leiding en
zonder aansporing, zijn eigen aard tenvolle te
handhaven. Ik zeg u: neen, dat mogen en dat
moeten wij niet doen.
Zoolang wij met vrucht voor ons eigen volk
kunnen werken, moeten wij werken. En wij moe
ten dat doen, ook wanneer wij daarbij de facto
rekening hebben te houden met de grenzen van
de vrijheid die ons gelaten wordt.
Er is slechts één grens aan die werkzaamheid.
Wij zouden beter niet werken, indien de grenzen
van onze vrijheid zoo nauw getrokken zouden
zijn. dat wij binnen die grenzen slechts zonder
vrucht, of erger, met schade voor ons volk werk
zaam zouden kunnen zijn. In dat geval zouden
wij inderdaad liever ons volk zonder leiding laten.
Maar dat geval doet zich niet voor. De tijd is
voorbij, dat men zich zelfgenoegzaam afzijdig kan
houden van de veranderingen op politiek en
maatschappelijk gebied. Wij staan voor een om
wenteling in het geestes- en gedachten-leven van
ons volk, zooals wij sedert een eeuw niet hebben
gekend, en deze omwenteling zal alle gebieden
van staat en maatschappij beroeren.
Nationaal Front staat gereed om allen te ver
zamelen, die zich geroepen gevoelen tot den
nieuwbouw van een waarlijk Nederlandschen or-
ganischen staat, waarin niet langer het goud,
maar de arbeid de drijfkracht zal zijn.
Bommen op een ziekenhuis.
BERLIJN, 4 Juli (D.N.B.) Nadat pas in een
woonwijk van Hamburg een aantal vrouwen en
kinderen door Britsche bommen gedood en ge
wond werd, wordt thans vernomen, dat Britsche
vliegtuigen wederom een aanval op een ziekenhuis
in Noord-west-Duitschland hebben ondernomen,
ofschoon het Roode Kruis op de daken van verre
zichtbaar was. Bijdezen aanval werden drie ver
pleegden zwaar gewond. Bovendien werden bij
een bomaanval op een OostzèebadplaMs drie bad
gasten gedood en vijf gewond.
l'N/T [NI lUTIKIN^j
Haarlemsche Orkest Vereenigmg
9de Zomerconcert.
Drie werken van Mozart vóór, twee van Brahms
na de pauze, die aldus twee onderling zeer ver
schillende gëdachtenwerelden scheidde. Elke van
de twee programmahelften begon met een Ouver
ture; hoe verschillend waren ook die twee! De
Ouverture van Mozart's Opera „Don Giovanni"
met haar van onheilspellend dramatiek vervulde
inleiding en haar schijnbaar boertig Allegro,
welks klassieke vorm toch nog dramatische tegen
stellingen bevat; een stuk waarvan noch de af
gerondheid noch de contrapuntische combinaties
zouden doen vermoeden dat Mozart het in één
enkelen nacht, voorafgaande aan den dag der
eerste, opvoering, ontworpen en in partituur ge
schreven heeft. Daartegenover Brahms' ..Tragi
sche" Ouverture, oorspronkelijk als een Faust-O.
bedoeld, maar zonder bepaald programma of be
paalde strekking; ondanks de benaming .tragi
sche" volstrekt ondramatisch, o i. veeleer episch,
.als een groote ballade, met enkele lyrische mo
menten; vrucht van relatief langdurigen, zorg-
vuldigen arbeid.
Er was nog meer verschil tusschen de twee
helften: in het gehalte der werken van de eerste
helft voelden we een daling, in dat van de tweede
een stijging. Mozar't „Eine kleine Nachtmusik"
moge als onovertrefbaar specimen van een wel
iswaar veredelde, doch door-en-door echte Sere-
nademuziek met recht bewonderd worden: met
de Don Juan-muziek is ze toch niet gelijk
stellen. En in zijn Concert voor Fluit en Harp
kan men althans wat het Allegro en het Rondo
aangaat moeilijk veel anders dan de vlotte, voor
de twee solo-instrumenten zeer doeltreffende
makelij waardeerende thema's hebben niet de
bekoorlijkheid die men van Mozart gewend is:
het werk schijnt zijn ontstaan eer aan een be
stelling dan aan inspiratie te danken te hebben.
Alleen in het Andantino komt eenige bezieling
voor den dag, al geeft ook dit; stuk niets nieuws
te hooren. Wat de uitvoering betreft was het jam
mer dat de klank der door mevr. Mengelberg
virtuoos bespeelde harp haast niet tot in de zaal
doordrong, die der fluit (bespeeld door den
solo-fluitist Johan Spies) daarentegen doorgaans
zeer sterk was, zoodat een onevenwichtigheid ont
stond, die misschien door een meer naar voren
plaatsen van de harp tenminste voor een deel te
vermijden ware geweest.
Maar we weten nu al wel. dat de acoustiek der
Schouwburgzaal moeilijkheden oplevert; we wer
den er ons opnieuw van bewust bij de uitvoering
van Brahms' Tragische Ouverture en nog meer bij
die zijner Haydn-Variaties. Aan de blaasinstru
menten. vooral aan het koper, is daar een veel
belangrijker, zelfstandiger rol toevertrouwd dan
in Mozart's werken de „Kleine Nachtmuziek"
is zelfs alleen voor strijkorkest en klonk dus in
den Schouwburg zeer bevredigend en de klank
dier instrumenten wil daar niet tot een homogeen
geheel versmelten. Het ondramatisch karakter
der Tragische O. noemden we reeds; de enge ver
wantschap met Rob. Schumann'h muziek moge
daarnevens vermeld worden. Het lijkt ons soms
meer Schumann dan Brahms. Anders is het ge
steld met de in 1873, dus acht jaar eerder, ge
schreven Haydn-variaties: die geven Brahms van
top tot teen.
Marinus Adam's levendige- interpretatie schonk
aan de Ouverture tenminste eenige dramatische
werking. Bij de vertolking der Haydn-Variaties
konden we zijn goede keuze der tempo's opmer
ken en waardeeren. Dat het klankbeeld niet het
door den componist bedoelde werd, lag niet aan
den dirigent. Wat dat betreft zullen we moeten
wachten tot de Gem. Concertzaal weer beschik
baar zal zijn.
De solisten van dezen avond werden met bloe
men gehuldigd.
K. DE JONG.
Orgelbespeling in de Nederl.
Herv. Kerk te Bioemendaal.
Een kerkconcert behoeft niet noodzakelijk te
openen met Joh. Seb. Bach. Daar is nog een
groot meester der choralbewerking, van wien
Bach ongetwijfeh wel zal hebben geleerd toen
beiden in Weimar werkzaam waren. Het is
Johann Gottfried Walther. Met één zijner
meest geliefde Choralbewerkingen. nl. „Jesu
meine Freude'" ving de organist Piet Halsema
zijn orgelbespeling aan, waarbij de violist Chris
van der Glas de vioolpartij vervulde.
Een eigenlijke choralbewerking in den geest
van Bach en diens groote voorganger Pachelbel
en Buxtehude is dit werk niet. doch meer een
gevarieerd Choral. Intusschen leende het zich
uitnemend voor Halsema's registreerkunst en
voor het instrument dat hij bespeelde, en men
mag vrij aannemen dat hij deze keuze deed in
aansluiting bij Corelli's „La follia", waarin hij
den violist Van der Glas bewonderenswaardig
ter zijde stond in het kiezen der méést spre
kende kleuren. Het is inderdaad niet eiken orga
nist gegeven, in de variaties, die dit noodza-
kelijk eischen (en die zijn er bij Corelli vele!)
het karakter van het clavecimbel te benaderen.
Maar in 't andere geval, waar het plain-chant
karakter op den voorgrond trad, was ook Halse-
De bekende Amstelveensche molen is gerestaureerd, waardoor
een der typische bezienswaardigheden van het dorp in eere
hersteld is
ma op t appel om Corelli's melodie zóó breed en
stralend door het. kerkgebouw te dragen, alsof er
een koor van unisono-spelenae violen zijn me
dewerking vroeg. En onder des violisten handen
groeide en bloeide het Italiaansche cantilene en
nam de kleuren aan der gebrandschilderde ra
men, waarin de late zon stond. Zeker, het is bui
ten in de natuur mooi. in den zomeravond.
Maar ons is ook de kunst gegeven, en de gele
genheid om die te ondergaan, mogen wij niet
veronachtzamen. Het aantal bezoekers van dit
concert had stellig véél grooter moeten zijn. Of
bleef men weg omdat do toegang geheel vrij
was?
Voor hem die in de muziek gaarne de ver
wikkelingen der structuur zoekt, of die zich met
een simpel harmonisch beeld niet tevreden stelt,
was er nog Max Reger. Men kon er dus zuiver
cerebraal genieten, maar daarneven ook de veelal
prachtige kleurwendingen waardeeren, waaraan
Reger zoo ijk. is. Tegenover deze muziek van
geest en inhoud was het door velen gaarne ge
hoorde en gevraagde Allegro van Fiocco (zeer be
kend door Menuhm) een even onverwacht als
bijzonder genot. Van der Glas droeg het voor
met groote vaardigheid niet alleen, maar ook met
smaak,"en in dit stuk kon het wellicht nog een
voordeel zijn, dat zijn viool de hocge stemming
van het orgel had te aanvaarden.
Bij Corelli was hem dit veel minder gunstig.
Maar toch gelukte het hem volkomen (al bleek
een tusschentijds bijstemmen noodzakeik) om
hier een groote rust te suggereeren, zoogoed als
bij Reger zijn viooltoon, de strakke spanningen
had. die door structuur en harmonie worden in
gegeven Van der Glas is eerst kort geleden uit
den militairen dienst teruggekeerd tot dien der
Muzen. Aan zijn spel was het niet te hooren, dat
de viool zoo lang een gedwongen rust had.
Met nog eenige solostukken voltooide Halsema
zijn programma, t.w. twee van Saint-Saëns
(waarin hij 'het orgel dwong tot weelderigen
klank) en het meermalen gehoorde „Voorspel,
koraal en Fuga" over Psalm 150, van eigen hand.
In dit werk voldoet mij de fuga het meestin
't eerste deel kan ik de vele breede seiptmie-
accoorden niet zoo goed aanvaarden, al klinken
zij uitstekend op zichzelf. In de fuga treft het
zeer natuurlijk moduHeeren naar den parallel
toonaard, wanneer de eerste expositie ten eiinde
is gevoerd, De bouw van dit geheele slotdeel ia
gezond en sterk.
Zweedscli blad critiseert liet
optreden der Britsclie vloot.
STOCKHOLM 5 Juli (D. N. B.) De ochtend
bladen worden beheerscht door het optreden van
de Engelschen tegenover de vloot van den vroegeren
bondgenoot. Een scherp critisch standpunt komt
naar voren in Stockholm's Tidningen. Het blad
schrijft: de Britsche overval op de Fransche vloot
zal wel overal buiten het Britsche imperium een
spontane reactie van zuiver menschelijken aard te
voorschijn geroepen hebben. Wanneer Churchill
voor het Lagerhuis verklaarde.dat hij het oordeel
vol vertrouwen overlaat aan de wereld en de ge
schiedenis, aan de natie en aan de Vereenigde Sta
ten. dan schijnt het, dat hij te zeer zekere irratio-
neele factoren onderschat, die ten minste bij de
Vereenigde Staten, de wereld en de geschiedenis
hun beteekenis nooit hebben kunnen verhezen. Het
blad spreekt over een ongehoord effect op het
moreele prestige van Groot Brittannië, dat niet ver
borgen kan blijven voor degenen,- die de verant
woordelijkheid dragen voor den overval, op de
Fransche vloot. Het blad werpt de vraag op, of de
toestand van Groot Brittannië zoo wanhopig is, dat
de militaire winst gekocht moet worden met mid
delen, die op den duur slechts het moreele aanzien
zouden kuhnen ondermijnen.
Nog meer dan 100.000 Belgisclie
vluchtelingen in Frankrijk.
Vluchtelingenorganisaties werken voor hun
terugkeer.
BRUSSEL, 4 Juli (D.N.B.) Naar het Alge
meen Nieuws meldt, raamt men in België het
aantal naar Frankrijk weggevoerde of gevluchte Bel
gische burgers, die tot dusver nog niet zijn terug
gekeerd, op ongeveer 110.000.
Naar het blad schrijft, bevinden deze personen
zich nog steeds in Fransche kampen. De vluchte
lingenorganisaties stellen pogingen in het werk
deze personen te doen terugkeeren.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO
CENTRALE OP ZATERDAG 6 JULI 1940.
Progr. I. Jaarsveld.
Progr. II. Kootwijk.
Progr. III. Duitsch station.
Progr. V. Idem. 7.008.00 Eigen gramofoonplaten-
concert. Gevarieerd programma. 1. Koning Voetbal,
Harmonieorkest; 2. La Traviata, Deanna Durbin;
Dance of the Hours v. Ponchïelli, Boston Proj-
menadeorkesl; 4. Vergiss mein nicht, B. Gigli; 5.
Von der Puszta will ich traumen, Zarah Leander;
6. Sing a song of sunbeams, Bob Crosby; 7. Werk-
looze Handen, Willy Derby; 8. Das ist mein Parfüm,
Rosita Serrano: 9. 'tAin 't what you do, Nat. Go-
nella: 10. Een huisje bij de toren, Kees Pruis; 11.
Estudiantina, Symph. Orkest; 12. Piano Medley no.
29, Ch. Kunz; 13. I go for that, Dorothy Lamour;
14. Als je verliefd bent, Lou Bandy; 15. Zwischen
heute und morgen, T. Birkigt; 16. Zuiderzee Blues,
The Ramblers.
i'oor den inhoud dc:er rubriek stelt de Redactie
zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet ge
plaatst, wordt de kopij den inzender niet terug
gegeven.
AAN DE BRIDGENDE VROUWEN.
Ons dagelijksch leven gaat. in vele opzichten in
dezen rumoerigen tijd weer zijn gewonen gang.
Ook de bridgemiddagen van vrouwen, eenige weken
gestaakt, zijn weer begonnen. Is dit vreemd? Zeker
niet. Men misgunnen een ander zijn genoegen niet.
En toch vraagt men zich af, zouden die dames zoo'n
middag niet beter kunnen besteden? Bijvoox'beeld
door een bridgepartij te herscheppen in een naai-
krans. Hoe duf en ouderwets klinkt ons dit in de
ooren. Maar als wij weten hoeveel ontbering er
in vele gezinnen heerscht, moeten we onzen tegen
zin overwinnen. We moeten gezamenlijk helpen,
door te naaien, te breien, door kleedingstukken te
veranderen, om te tooveren in aardige meisjes
jurken, jongens pakjes enz.
We zouden een moderne naaisterskrans kunnen
oprichten waarbij een modern boek wordt gelezen
en zoo meteen aan den wensch voldoen van Top
Naeff, die op de wenschelijkheid heeft gewezen:
„Dat huiselijke groepen inplaats van bridgen, zich
gezamelijk wat zouden willen ontwikkelen". Dat
doet het boek en men vaart er goed bij, evenals zij,
die dan het werk van vlijtige handen zullen ont
vangen.
E. TIERIE—HOGERZEIU