'?A 'Jlet JOieat en Jxm ÖCieSot. De Lotgevallen van een Collier MAANDAG 29 JUL'I 1940 H A 'ARI;E M'S DAGBLAD 4 UN/T IN IETTEIE MUZIEK Het concours der'Haarl. Politie- Muziekvereeniging. Zaterdag 27 Juli. Nu het programma van den sluitingsdag vrij wel volledig zou worden gegeven, paste het, dien dag in te leiden met een feestconcert, waartoe zich ons Haarlemsch keurkorps ..Harmonie-Cres cendo" had beschikbaar gesteld Het overrijk bezette korps was voltallig op 't appèl. De opti misten op het feestterrein banden den regen weg, die niet eerder weer begon te plensen dan toen het programma was afgewerkt. Dit werd feestelijk ingeleid door den bekenden marsch van Blankenburg, waarna de meeste aandacht Uitging naar Delibes (Ballet de la source). Deze muziek hoort men niet dikwijls uitvoeren, al thans zijn ballets „Coppélia en „Sylvia", of de muziek bij de opera's „Le roi l'a dit" en ,.Le roi s'amuse" genieten grootere bekendheid. Om trent „La source", dat thans door Harmonie- Crescendo met entrain en met de noodige con trasteering werd uitgevoerd, is het misschien aardig te vernemen dat Delibes deze muziek niet geheel voor zijn rekening nam; de ballet- componist Ludwig Mincus. Weener van ge boorte, en langen tijd leider der ballets aan het keizerlijk theater te Petersburg, schreef eveneens een gedeelte der partituur. Men kan aannemen, dat de oorspronkelijke parti tuur (voor symphonie) een andere uitwerking heeft, maar voor harmoniekorps mengen de saxophones haar kleuren in 't palet en de uit werking daarvan is frappant. Ook het sterker bezette groot koper doet zijn invloed gelden, eoodat er in deze bezetting een ruime gele genheid is voor kleurexpdnsie. Technisch ook genoot het werk een mooie vertolking, vooral omdat in Rossini's ouverture Willem Tell (en in welk een verbluffend tempo!) de uitvoerenden zich ter dege hadden kunnen inspelen. Ook thans bracht men het breed opgezette Fête aux flam beaux van Wettge tot uitvoering, waarmee de vorige week op den concertwedstrijd een zoo groot succes werd behaald. Ik meen echter, dat dirigent Hofmeester toen in het triogedeelte een wat mildere dynamiek aanwendde en de muzi kale lijn wat breeder nam. Met een ouverture van Suppé en een wals van Ganne kwam de mu- siceerende vreugde der uitvoerenden nog eens extra soed uit, en in het niet bij name genoemde slotstuk klonk een blij enthousiasme. Het bleek „Through night to light" te heeten. Zondag 28 Juli. Voor den Marschwedstrijd, die onder gunstige omstandigheden verliep, was weer ruime belang stelling. Het moeilijk te nemen aantal passen (120) werd, bij de voorgeschreven paslengte van 75 c.M. vrij goed benaderd. Normaler zou zijn, het aantal op te voeren tot 130 en den pas korter te nemen. Dit toch ligt meer in de natuur van den mensch, die musiceerend macheert. Een buiengewoon mooi figuur maakte het Haarlem- sche korps „St. Caecilia", met zijn prachtig tam boer-koor. Het bezit twee pijpers; dit zouden er zes mogen zijn, gezien de ruime bezetting der trommeu. De gespeelde marsch klonk voortref felijk, en hetzelfde was 't geval bij het korps uit Bennebroek (Kunst na Arbeid) dat, uitkomend in de 2e afd. fanfare, een uitstekenden indruk maakte. Ook Heemstede (fanfare, le afd.) kwam keurig voor den dag, en men mag 't volle respect hebben voor de wijze, waarop door de korpsen hier en in den omtrek de moeilijke crisistijd is doorgewerkt. Er waren in dezen marschwedstrijd zes korpsen, waarvan de tamboers van St. Caecilia zich nog eens afzonderlijk onderscheidden. Het meerendeel voerde, naast het vaandel, nog een paar kleurig gesierde schellenboomen mee. Het feestelijk aanzien van 't geheel werd er niet weinig door verhoogd. De uitspraak luidde (prijs en puntental in volg- orde): Harmonie „Spoorwijk", Den Haag 2-45. „Jubal", Weesp, 3-51. Heemst, fanf. korps „Excelsior" 1-50. „St. Caecilia" Haarlem 1-53 1/2; tamboers 1-55, „Het Nieuwe Zuiden" A'dam 1-511/2. „Kunst na Arbeid" Bennebroek 1-53. De Concertwedstrijd. De verwachting, dat hiervoor groote belangstel ling zou zijn, is uitgekomen. Er waren veel luiste raars, er werd aandachtig toegehoord. Kritiek was er ook in ruime mate, maar voor de spelers viel zij bijzonder gunstig uit. Bij de korpsen in de lagere af deelingen was zij welwillend; bij de keurkorpsen zooals uit Diemen en uit Wormer- veer en uit Heer Hugowaard stelde zij haar eischen scherp, zooals het betaamt. Zeer fortuinlijk opende in de 2e afd. fanfare onder Reinier van 't Hoff het korps .Kunst na Arbeid" uit Bennebroek de ditmaal lange rij der j met onbehoorlijk verzorgde stemming, bij bugles, bij trombones en bassen, en ook de onderver deeling der noten had niet de vereischte aan dacht van den leider. „De Verwachting". Aven- horn had den goeden „pedaaltoon", maar was bij beide stukken in de slotdeelen merkbaar gehaast, en bijgevolg slordig. „Jubal", Weesp, was even min nauwkeurig, en voerde als vrij stuk muziek uit Rossini's Willem Teil, waarin zich de auteur Martin als „bewerker" dezer muziek een ware amokmaker toonde, die echter spoedig in zijn eigen modulaties vastliep. Het verplichte stuk „Tempelridder" van Fr. Jakma gold ook voor Heemsteedsch fanfarecorps „Excelsior" als op gaaf, die voor dit korps niet te moeilijk bleek. Een keurig trombonenkoor, dito bezette piston partij met uitnemenden solist, vakkundig be diende pauken, het waren dingen die zeer de aan dacht trokken. In 't vrije werk was de stemming iets minder volkomen. Nagenoeg op hetzelfde peil stond .Heemster's Fanfare", dat eveneens in deze afdeeling uit kwam. De klank was iets dikker, de pauken ech ter ietwat ijl, maar het vrije werk van Popy (Le secret de Pierrot) voldeed zeer: het was zuiver van klank, beschaafd van voordracht. Een goede harmonie klank had ook „St. Caeci lia", Haarlem. De opzet van Keler Beia's ouver ture romantique was eenigszins te snel voor een accuraat uitvoeren van 't passagewerk. Flotow's ouverture „Stradella" had fraaie momenten, vooral in de reprise van 't Allegro, en de niet heel fortuinlijke, wat te voorzichtige opzet der langzame inleiding kon den mooien indruk slechts van ter zijde benadeelen. In de eere-afd. harmonie kwam ,Ket Nieuwe Zuiden", A'dam, met een ander werk van Gustave Wettge, de ouverture Silvio Pellico. Voordracht heel beschaafd, stemming zuiver, en afwerking verdienstelijk. Een ouverture is dit werk naar den vorm evenmin als 't vrije werk van Rousseau een Divertissement is. De super-afd. fanfare was voortreffelijk bezet door „Hugo" (Heerhugowaard)In de ouverture Préciosa roemde men om strijd de bugles, de bas sen, den streelenden totaalklank. Het uitvoeren der contrabaspartijen op de groote blaasinstru menten is technisch al een kunststuk door de lig ging der ventielen. Maar wanneer dit intens mu zikaal geschiedt, dan kan men niet dan oprechte bewondering hebben voor uitvoerder en voor in structeur. Het prachtige werk van Paul Gilson zat ook heerlijk sappig in de verf. Welk een pracht van klein koper, welk een sonore baryton. Met welk een verbluffende zekerheid werd telkens op de pistons's de hooge g „genomen"! Maar aan de spits stonden de twee korpsen in de superieure afd. Harmonie, n.l. de „Koninklijke Harm. Excelsior". Wormerveer, eveneens onder Van Meder, en „Diemer Harmonie" onder W. Swa- ger. Met welk een prachtige détailleering voerde Swager de ouverture „Phèdre" van Massenet uit. Het korps is beroemd om zijn onvergelijkelijk mooie klarinetten, de zoon zet hier de traditie van den vader voort, zóó loffelijk als men slechts kan wenschen. En Gounod's ballet „Roméo et Juliette" was een klinkende partituur, die de ge schrevene overbodig maakt. Meesterlijk bespeelt Swager het veelzijdig instrument, dat orkest heet. Kleurschakeering, dat is zijn sterke zijde. Zijn collega Van Mever is meer de man van het prachtige en weelderige volume, van het keurige messa di voce, van de fijne dynamiek, zooals hij mede bewees in het werk van Ippolitow Iwanoff (Kaukasus-schetsen). Het vond algemeene waar deering, dat de jury uitspraak deed als volgt: „Kunst na arbeid" Bennebroek 1—347, „Spoor wijk" Den Haag 2—258, „Avenhorn" 1—324. „Jubel" Weesp 1—337, „Excelsior" Heemstede l34o, Beemster's Fanfare 1339, „St. Caecilia" Haarlem 1—352, „Nieuwe Zuiden" A'dam 1—357 Heerhugowaard 1—378. Diemer Harmonie 1—399. „Excelsior" Wormerveer 1399 (beide laatstgen. korpsen met lof der jury). Onmiddellijk na dezen wedstrijd ging het ver volg van den eerewedstrijd en volgde de uitspraak over de drie concoursdagen. Men liet niet de lagere afdeelingen uitkomen tegen de hoogste, hetgeen bij de fanfarekorpsen een dubbele toe kenning opleverde. Voor fanfare, hoogere afd.: le eereprijs „Aalsmeer's Fanfarekorps" 157 12 (super), 2e eereprijs „Dirkshoorn" 151 (eere), 3e eereprijs „Wïttenburg" 135 (uitn.). Voor fanfare, lagere afd.: le eereprijs „Ouderkerk" 147 (le afd.), 2e eereprij's „N. Schar- woude" 1361 '2 (le afd.), 3e eereprijs „Benne broek" 135 (2e afd.) Voor harmonie (alleen hoogere afd.): le eereprijs „Diemer harmonie" 171 (super), 2e eere prijs „Excelsior" Wormerveer 168 (super). 3e eere prijs „Harmonie-Crescendo" Haarlem 153 (super). De prijzen voor het hoogst aantal punten over het geheele concours gingen (voor fanfare) naar Aalsmeeer's fanfare korps, en voor harmonie naar Diemen en Wormerveer. De toewijzing van het eeremetaal zal, zoo spoedig mogelijk geschieden. Het muziekfeest is in volmaakte orde en tot elks tevredenheid verloopen. G. J. KALT. Een Cabaret-Avond op „Kareol". De H. T. C. speelt voor de gewonden. Het is wel een zeer mooie geste van mejuffrouw Bunge geweest om haar villa Kareol ter beschik king te stellen voor de gewonde oud-soldaten. De beteekenis daarvan heb ik pas goed begrepen, toen ik Zaterdagavond op het terras van deze villa stond met het gezicht oo de vijvers en den sprookjesachtigen tuin van Kareol. En misschien nog meer toen Ik even later te midden van deze ionge mannen zat in de feeërieke marmeren vier kante zaal, die met haar galerijen en bogen her innerde aan een paleis van een Oostersch vorst, zooals ik wel in Noord-Afrika heb gezien. In hun zwarte trainingspakken met witte Schil ler-kragen deden deze jonge mannen meer den ken aan leden van een groote voetbalclub dan aan oud-soldaten. Men behoefde maar even tus- schen hen te zitten om te gevoelen, welk een sterke band er bestaat tusschen deze reconvales centen. die allen in de zware oorlogsdagen aan dezelfde gevaren hebben blootgestaan en nu in dit lustoord tot geestelijke rust komen en hopen wij volkomen genezing zullen vinden. Daar op Kareol worden ik ben er van overtuigd vriendschapsbanden voor het leven gesloten. Onze warme genegenheid ging uit naar deze mannen, die allen zonder uitzondering een zoo groot offer aan hun land hebben gebracht. Daarom ook was ons de daad van de Haa;-- lemsche Tooneelclub om op Kareol een cabaret avond voor de gewonden te geven, zoo sympa thiek. Het was, of wij op een familiefestijn wa ren geïnviteerd, een feestavond zonder preten tie, waarop wij ons gevoelden als in één groot gezin. Een tooneel a l'improviste met enkel tot afscheiding van het publiek een gordijn, dat VOOR DE KINDEREN Hij plantte goed in zijn geheugen, welke Arpeia- uit Bemieuiuc& uc - - kwam Telkens als hii een deelnemers- in 't verplichte werk een goed ver- pn»en pJ aoor Kwam- reisens, ais mj een zorgd rythrae, in 't vrije stuk ILouise de Bertigny) hoek omsloeg legde hij een knoop m zijn zak ken mooie soAore klank, waarin de sonore bassen doek, doch er waren zoo ontelbaar veel hoe- goede diensten bewezen. In de 2e, harmonie, met ken, dat zijn zakdoek ten laatste te klem hetzelfde werk, kwam „Spoorwijk", Den Haag, oieek. Krent telde de rest maar op. Het groepje kwam aan een open ruimte, waar zich in het midden een steenen verhooging, een soort offeraltaar uit vroeger eeuwen bevond. Hier op zette één der mannen de lantaarn. Regen-impressie. De fiksche buien van de laatste dagen zetten de capaciteiten der riolen voor een zware opgave. als het niet goed „liep", door de spelers zelve werd dichtgetrokken. En een programma, dat variatie bood en geen „aangekleed" tooneel ver langde. De leden van de H.T.C. speelden drie korte sketches ..De Sollicitant", „De Trompet" en „Hallo, Amstelveen" alle drie luchtig en licht, die dank zij het spel van de dames Flem- ming en Van WaverenScheltema en de hee- ren Mr. Wijt, Van der Mandele en Van den Broek volkomen tot hun recht kwamen. Het was vooral mr. Wijt, die ook in dit genre weer toonde, welk een voortreffelijke kracht hij voor deze tooneelclub is. De wijze waarop hij bijvoorbeeld in „De Sollicitant" een verlegen, bescheiden burgermanneke typeerde was wel bijzonder fijn en geestig. Mejuffrouw Bier ens de Haan zorgde voor een aardige afwisseling met ha&r frissche jodel- liedjes, die zij op een accordeon zelf bege leidde. En toen zij daarna het bekende Sarie Marijs inzette duurde het geen 5 seconden of alle aanwezigen zongen mee. De heer Dupuy trad op als prestidlgitateur en zijn toeren deden mij die niet eens voor mijn kleine neefjes een cent kon „wegtooveren", zon der gehoord te worden, omdat het altijd mis lukte versteld staan. Zijn succes was dan ook zeer groot. Een band, die als ik wel verstaan heb, den naam van „millionnairsband" draagt speelde in de entre-aetes en aan het slot er lustig op los en werkte in niet geringe mate mee om de op gewekte stemming te verhoogen. En laat ik ook niet vergeten den heer J. Merens te noemen, die op niet onverdienstelijke wijze de taak van conférencier vervulde. Zoo werd het een allergezelligste intieme avond, waarop de H. T.C. en haar regisseur, de heer Wim Paauw met vol doening kunnen terugzien. Aan het slot bracht de heer Pahud de Mortanges die tot zijn ver rassing zeker zal hebben gehoord, dat een trom pet in het Russisch een „pahudski" heet hulde aan alle medewerkenden, bij welke huldi ging bloemen aan de dames natuurlijk niet ont braken. J. B.SCHUIL SCHAKEN. HAARL. SCHAAKGEZELSCHAP IN DE EERSTE KLAS. Zooals te verwachten heeft het Haarlemsch Schaakgezelschap er alles op gezet, zoo spoedig mogelijk terug 'te keeren in de eerste klasse van den K.N.S.B., waaruit het een jaar geleden is ge degradeerd. Hiervoor was allereerst noodig, dat het 't kampioenschap van den Noord-Hollandschen Schaakbond behaalde. Dit is in den afgeloopen win ter gebeurd. Daarna moest met de andere kam pioenen van de onderbonden een afvalwedstrijd ge speeld worden, dus: telkens winnen. Ook dit ge beurde, al moest de eerste maal overgespeeld wor den wegens gelijk spel. Zondag is de laatste en beslissende strijd gestreden en gewonnen, waardoor het Haarlemsch Schaakgezelschap weer eerste klas- ser is, waarmee we het gelukwenschen. Het was een sympathieke gedachte van den voorzitter van de Residentie Schaakclub om voor aanvang van den wedstrijd eenige oogenblikken den overleden eerste tientalspeler H. K. Veurman van het Haarlemsch Schaakgezelschap te gedenken. Aanvankelijk ging het den Haarlemmers heel niet naar wensch. Van der Gaag, die tegen Kreetz een Spaansche partij speelde, verrekende zich en verloor een toren, hetgeen verlies van de partij beteekende. Eenigen tijd later boekte de Residentie Schaak club wederom een winstpunt. Stolk wist n.l. door sterk spel een overwegende positie tegen Bolle- bakker te verkrijgen. Een aardige matdreiging van zwart mocht niet baten en al spoedig moest zwart de vlag strijken. Stol speelde tegen Lippe met zwart. Hij verovert een pion. Wit kon echter een stuk tegen twee pionnen afruilen en meer dan remise was niet meer te behalen. Maar dan komt er toch een winstpunt voor het H.S.G. Haalebos weet n.l. van Gordijn te winnen. Hoewel hij aanvankelijk een gedrukte stelling heeft, weet hij handig een paard te veroveren voor twee pionnen. Wanneer hij ook nog de kwaliteit veroverd heeft, is de winst slechts een kwestie van tijd. In de partij SondorpRinger zagen wij de Colle-variant van de Oud-Indische verdediging, Hoewel wit wel iets beter stond, was het overwicht niet voldoende om tot winst te leiden en werd de partij remise. Ook Leibbrandt speelde remise en wel tegen Evtifeeff. Hier zagen wij een Hollandsche verdedi ging. Hoewel zwart tijdelijk een pion voorstaat, kan hij het niet tot winst brengen. Door eeuwig schaak houdt wit remise, RoodaNijman. Hier werd de Pano-variant van de Caro-Cann opening gespeeld. Na afruil van d« dames ging wit te gewaagd spelen en verloor een pion. In het eindspel heeft zwart een overwicht van twee pionnen, die hem de winst opleverden. Op dat oogenblik waren nog drie partijen aan den gang en de stand was 4V22y2. Een overwin ning voor de Hagenaars scheen zeker. De laatste drie spelers moeten dus alle drie op winst spelen en elke remisekans zien te vermijden. Snoeck HenkemanHumer. Een Boedapester verdediging van zwart, waarin wit het beste spel verkreeg. Bij de eerste tijdscontrole weet wit nog juist de goede zetten snel genoeg te doen. Een fraaie combinatie van wit kost zwart een toren, waarna deze de partij opgeeft. De partij KamstraKroone was een Spaansche partij met ruil op e6. De geheele partij hield wit druk op zwarte stelling. Bij goed spel had hij waar schijnlijk kunnen winnen. Hij verslapte echter tegen het einde en maakte zelfs nog een blunder, die hem de partij kostte. Marwitz had inmiddels aan het eerste bord tegen Voorwinde een zware taak te vervullen. Wij zagen hier de Fa jarowitz-variant van de Budapester verdediging. Wit redt zich door de moeilijkheden van de opening heen. De stelling gaat er erg remise-achtig uitzien. Maar het feit, dat winst noodzakelijk is om den wedstrijd te redden doet wonderen en als zwart meent, een pion te kunnen winnen, sluit wit den zwarten toren in, waarna de partij gewonnen is. Het resultaat is: Residentie Schaakclub: H.S.G.: F. J. VoorwindeJ. H. Marwitz 01 H. H. KamstraG. Kroone 01 A. A. GordijnF. C. Haalebos 01 J. L. StolkG. Bollebakker 10 A. Humermr. G. Snoeck Henkemans 01 P. J. B. Kreetzir. G. v. d. Gaag 10 Joh. Nijmandrs. R. H. Roode 10 J. C. Lippe—Ph. Th. Stol Vz—Vi M. Ringei-J. Sondorp i/2n B. EvtifeeffJ. G. Leibbrandt y2 4>/2-5>/a EEN GOED GESLAAGDE REDDING. De heer G. van Nie, gediplomeerd lid der Haar- lemsche reddingsbrigade, zag dezer dagen een dame wegzinken in het diepe bad te Tietjerk, nabij Leeuwarden. Hij aarzelde geen moment, sprong gekleed te water en smaakte het genoegen de dame op te duiken en haar, volgens de regels der kunst, behouden op het droge te brengen. door NORMAN FRAZER. (Nadruk verboden). 4) „De inhoud is vandaag-den-dag nog precies zoo als hij was", antwoordde Lal Das kalm. Lindsay's gezicht werd purperrood, toen.bleek en tenslotte weer purper. Zijn handen bewogen nerveus en beefden. „Hemel-nog-aan-toe!", stiet hij uit: „als dat zoo is waarom zouden wij maar neen, het is onmogelijk. Het ding is notabene in handen van een uitdrager! Hij heeft het toch zeker terdege nagesnuffeld zoodra hij het gekocht had!" „Hij kan gerust duizend jaar snuffelen", grinnikte de Hindoe, „maar den valschen bodem zal hij niet ontdekken". Lindsay haalde verlicht adem. Zijn oogen zochten Lal Das' ondoorgrondelijk gezicht „Wat moeten we doen?", fluisterde hij gejaagd. „11c heb hem al met een gerechtelijke vervolging gedreigd hij zou de schrik te pakken kunnen krijgen, het kistje in veiligheid brengen en dan zweren, dat hij het verkocht heeft. Over het gelaat van den Hindoe viel een scha duw. „Dat was mis", oordeelde hij. „Wij moeten van avond nog handelen. Hij zal zijn zaak om negen uur sluiten even daarna moeten we bij hem zijn. We moeten het kistje hebben! En de inhoud deelen wc op de voorwaarde. Accoord?" „Ja", stemde Lindsay toe. „Maar hoe Lal Das beduidde hem. dat hij zwijgen moest. Hij stond op en wees naar de deur. „Laten wij ergens heen gaan. waar zelfs de muren ons niet kunnen beluisteren", zei hij. .Kont maar mee, ik weet een geschikte plaats". HOOFDSTUK III. De voetstap op den drempel. Denis Robertson bleef den heelen dag in zijn winkel, in afwachting van een of andere bood schap of mededeeling in verband met het kistje met de koperen hoeken. Nu en dan, als hij geen andere noodzakelijke bezigheid had, concentreer de zijn aandacht zich op het voorwerp in kwestie trachtte hij een motief te vinden voor het duide lijk gebleken, heftige verlangen van den zeeman om het kistje te bezitten. Hij was menschenkenner genoeg om te begrijpen, dat dit verlangen niet ont sproot uit scntimenteele overwegingen. Waarom wilde de man met alle geweld het kistje hebben?, vroeg Denis Robertson, zich tel kens weer af. Een paar maal nam de. uitdrager het kistje van de plank, waar hij het bij het vertrek van Lindsay en den politieman gezet had en onderzocht het met nerveus-tastende en speurende vingers. Hij klopte op de kanten, bekeek de bodem met uitvorschende blikken en monsterde de hoeken en verbindingsstuk ken, alsof hij daar een geheime veer verwachtte te vinden. Toen herinnerde hij zich, dat, toen hij in het bezit van het kistje kwam, er een sleutel in het slot had gezeten, die hij ergens opgeborgen had. Hij begon te zoeken tusschen den rommel in een la onder de toonbank en vond weldra den sleutel met een label er aan. Het was een stil uur van den dag en hij kon er wel op rekenen niet gestoord te worden; dus opende hij het kistje en bekeek het inwendige met gespannen belangstelling. Het was leeg en Denis Robertson kon niets vinden dat er op wees. dat er ooit iets van waarde in bewaard was. Het was van binnen bekleed met 'n Oostersche hout. soort, waarvan de geur duidelijk viel waar te nemen, zelfs temidden van de doordringenden geur van olie- iassen, die in den winkel in het rond hingen. Maar daar Robertson van al dat morrelen en kijken niet wijzer werd, deed hij het kistje weer dicht en borg den sleutel zorgvuldig in zijn vestzak. En opeens bedenkend dat het verstandig zou zijn een voorwerp, waaromheen zulks een sfeer van geheimzinnigheid hing een veilige plaats te geven, stopte hij het kistje in de brandkast. Dien avond slooot Denis Robertson zijn zaak vroeger dan gewoonlijk. Hij woonde in een bedompt kamertje achter zijn zaak, waarheen hij zich nu be gaf en begon zijn avondmaal gereed te maken. Hij at en dronk langzaam, zijn geest was nog steeds vervuld varf het mysterie van het kistje van den zeeman. En toen hij eindelijk klaar was be sloot hij het voorwerp, waarvoor Lindsay zoo'n koortsachtige interesse aan den dag had gelegd, aan een nieuwe, nauwkeurige inspectie te onder werpen. Alles was doodstil, toen Robertson het kistje op de tafel in zijn zitkamer plaatste. Hij had de win keldeur op de gewone manier met de grendels en de ijzeren slultstang gebarricadeerd en de ka merdeur gesloten; het geluid van de straat drong nauwelijks tot hier door. Hij wierp een blik op de deur, die toegang gaf tot de binnenplaats; deze deur was eveneens dicht; hij werd trouwens vrijwel nooit geopend. Er was behalve hij. geen levende ziel in het huis. „Ik moet dat raadsel definitief oplossen voor ik naar bed ga", zei hij tegen zichzelf. „Er moet iets bijzonders met dat ldstje zijn, waai' ik niets van weet. Mogfelijk zijn er papieren in verborgen die waarde hebben of bankbiljetten of iets anders dat niet te versmaden is. Misschien is er wel een ge. heim vak in. Er is iets mee aan de hand, dat staat als een paal boven water die vent was niet gek, om zooveel kabaal te maken over het ding, ils hij daar geen drommels goede reden voor had!" De uitdrager kreeg eensklaps een gewaarwording alsof een spookachtig gefluister zich uit de scha duwen achter in de kamer losmaakte en zijn laatste half-luid gesproken woorden herhaalde. Hij had er een eed op durven doen dat hij ze hoorde als een zacht-fluisterende echo! Hij sprong op, keek angstig spiedend rdno en ging weer zitten, zijn schichtige gejaagdheid vcrwenschend. Hij was een beetje in de war door de gebeurtenissen van den afgeloopen dag, hield hij zichzelf voor; het mysterie van het kistje met de koperen hoeken speelde hem parten. Toen hij het wee opnam, merkte hij, dat zijn hand beefde. „Verduiveld" bromde hij: „ik lijk wel een zenuwachtige ouwe-juffrouw. Het is ook zoo ver vloekt stil in huis!" En met een krachtig: „Nu voor uit dan met dat ellendige ding!", vermande Denis Robertson zich. Uit zijn binnenzak haalde hij een kleine duim stok en begon zorgvuldig de maten van het kistje te nemen. Hij mat de lengte en breedte en diepte, de getallen noteerend op een stuk papier. Naar mate hij met zijn werk vorderde, kreeg zijn gezicht een verdrietelijker uitdrukking en ten la&tste wierp hij met een uitroep van teleurstelling de duimstok en het potlood neer. „Er kan geen geheim laatje in zijn", concludeerde hij. „Het is onmogelijk, de maten wijzen het on- bedriegelijk uit. Er is geen plaats voor. Wat is dat?" De uitdrager sprong wéér uit zijn stoel, scherp luisterend als een dier, dat onvaad meent te be speuren. Het leek hem toe, dat hij het geluid van een voetstap op den drempel buiten had gehoord een lichte voetstap, op den drempel van de plaats deur. Hij wachtte, zijn gehoorzintuig gespannen nauwelijks haalde hij adem. Hel geluid herhaalde zich en toen plotseling, zoo snel dat Robertson een gevoel had alsof zijn hart stilstond, kwam er een klop op de deur, één enkele, rustige klop. De uitdrager wachtte, vlug bij zichzelf overleg gend. Wie kon op dit uur en door deze deur toegang wenschen! De deur werd haast niet gebruikt eigenlijk nooit; alleen door de oude vrouw, die zijn kamer zoo'n beetje redderde en zijn bed op maakte. Wie zou er nu zijn? Het was vreemd en niet bepaald geruststellend om op de plaatsdeur te hooren kloppen. En het was gemakelijk genoeg om haar te openen en naar binnen te komen, want er was nooit een grendel, laat staan een slot, op geweest, sedert Roberston hier woonde. Hij had het nut er niet van gezien, om daar geld voor oit te geven, daar de huisdeur rijkelijk van slui- 'ingen was voorzien. Plotseling werd de klop herhaald. De uitdrager aarzelde weifelde doch liep ten laatste de kamer door en opende de deur. Het was nog niet heelemaal donker; de schemering hing vaag en grijs grijs als de muren, die het plaatsje om sloten en bij dit licht en bij dat van de lamp op de tafel, staarde Robertson naar een man, een vreemdeling, smal en tenger, gekleed in lichte kleeren van Oostersch maaksel en weefsel. Robertson nam hem van het hoofd tot de voeten en weer van de voeten tot het hoofd op en zijn blik bleef ten slotte rusten op een gelcleurden tulband, Toen hij die zag, kwam een kwaadaardige uitroep over zijn lippen. „Wat moet je hier?", vroeg hij ongeduldig. De Hindoe antwoordde met zijn rustige, effen beleefdheid. „Om u iets te verkoopen", zei hij. „Mijn zaak is al een uur geleden gesloten", ver klaarde mr. Robertson, nog steeds op geprikkelden toon sprekend. „Ik doe geen zaken na sluitingstijd, Ga weg en kom morgen maar terug". „Morgen ben ik niet meer hier; dan ben ik in het Kanaal, mijlen hier vandaan. Bovendien heb ben wij vroeger al eens zaken gedaan; u zult een oude relatie toch niet zoo terugsturen?" Robertson kwam dichterbij en keek oplettend in het gezicht van den laten bezoeker. Toen stapte hij in de kamer terug en verzocht, den ander hem te volgen. „Waarom ben je niet vroeger gekomen?" Nog was zijn stem even onvriendelijk als daarnet. „Kun je een ouden man na een dag van hard werken niet met ï'ust laten? Wat heb je?" „Een paar kleine steenen", antwoordde de Hin doe, die de deur achter zich gesloten had en nu naar de tafel ging. „Iets dergelijks als u een tijdje geleden van mij gekocht hebt. meneer Robert son". „Hm", bromde deze; „daar heb ik anders niet bepaald schitterende zaken mee gedaan. Heb er een verduiveld schijntje aan verdiend! Maar laat maar eens kijken" (Wordt vervolgd)',

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6