'?A
'Jlet JOieat en Jxm ÖCieSot.
De Lotgevallen van een Collier
MAANDAG 29 JUL'I 1940
H A 'ARI;E M'S DAGBLAD
4
UN/T IN IETTEIE
MUZIEK
Het concours der'Haarl. Politie-
Muziekvereeniging.
Zaterdag 27 Juli.
Nu het programma van den sluitingsdag vrij
wel volledig zou worden gegeven, paste het, dien
dag in te leiden met een feestconcert, waartoe
zich ons Haarlemsch keurkorps ..Harmonie-Cres
cendo" had beschikbaar gesteld Het overrijk
bezette korps was voltallig op 't appèl. De opti
misten op het feestterrein banden den regen
weg, die niet eerder weer begon te plensen dan
toen het programma was afgewerkt. Dit werd
feestelijk ingeleid door den bekenden marsch
van Blankenburg, waarna de meeste aandacht
Uitging naar Delibes (Ballet de la source). Deze
muziek hoort men niet dikwijls uitvoeren, al
thans zijn ballets „Coppélia en „Sylvia", of de
muziek bij de opera's „Le roi l'a dit" en ,.Le roi
s'amuse" genieten grootere bekendheid. Om
trent „La source", dat thans door Harmonie-
Crescendo met entrain en met de noodige con
trasteering werd uitgevoerd, is het misschien
aardig te vernemen dat Delibes deze muziek
niet geheel voor zijn rekening nam; de ballet-
componist Ludwig Mincus. Weener van ge
boorte, en langen tijd leider der ballets aan het
keizerlijk theater te Petersburg, schreef eveneens
een gedeelte der partituur.
Men kan aannemen, dat de oorspronkelijke parti
tuur (voor symphonie) een andere uitwerking
heeft, maar voor harmoniekorps mengen de
saxophones haar kleuren in 't palet en de uit
werking daarvan is frappant. Ook het sterker
bezette groot koper doet zijn invloed gelden,
eoodat er in deze bezetting een ruime gele
genheid is voor kleurexpdnsie. Technisch ook
genoot het werk een mooie vertolking, vooral
omdat in Rossini's ouverture Willem Tell (en in
welk een verbluffend tempo!) de uitvoerenden
zich ter dege hadden kunnen inspelen. Ook thans
bracht men het breed opgezette Fête aux flam
beaux van Wettge tot uitvoering, waarmee de
vorige week op den concertwedstrijd een zoo
groot succes werd behaald. Ik meen echter, dat
dirigent Hofmeester toen in het triogedeelte een
wat mildere dynamiek aanwendde en de muzi
kale lijn wat breeder nam. Met een ouverture
van Suppé en een wals van Ganne kwam de mu-
siceerende vreugde der uitvoerenden nog eens
extra soed uit, en in het niet bij name genoemde
slotstuk klonk een blij enthousiasme. Het bleek
„Through night to light" te heeten.
Zondag 28 Juli.
Voor den Marschwedstrijd, die onder gunstige
omstandigheden verliep, was weer ruime belang
stelling. Het moeilijk te nemen aantal passen
(120) werd, bij de voorgeschreven paslengte van
75 c.M. vrij goed benaderd. Normaler zou zijn,
het aantal op te voeren tot 130 en den pas korter
te nemen. Dit toch ligt meer in de natuur van
den mensch, die musiceerend macheert. Een
buiengewoon mooi figuur maakte het Haarlem-
sche korps „St. Caecilia", met zijn prachtig tam
boer-koor. Het bezit twee pijpers; dit zouden er
zes mogen zijn, gezien de ruime bezetting der
trommeu. De gespeelde marsch klonk voortref
felijk, en hetzelfde was 't geval bij het korps uit
Bennebroek (Kunst na Arbeid) dat, uitkomend
in de 2e afd. fanfare, een uitstekenden indruk
maakte. Ook Heemstede (fanfare, le afd.) kwam
keurig voor den dag, en men mag 't volle respect
hebben voor de wijze, waarop door de korpsen
hier en in den omtrek de moeilijke crisistijd is
doorgewerkt. Er waren in dezen marschwedstrijd
zes korpsen, waarvan de tamboers van St. Caecilia
zich nog eens afzonderlijk onderscheidden. Het
meerendeel voerde, naast het vaandel, nog een
paar kleurig gesierde schellenboomen mee. Het
feestelijk aanzien van 't geheel werd er niet
weinig door verhoogd.
De uitspraak luidde (prijs en puntental in volg-
orde):
Harmonie „Spoorwijk", Den Haag 2-45.
„Jubal", Weesp, 3-51.
Heemst, fanf. korps „Excelsior" 1-50.
„St. Caecilia" Haarlem 1-53 1/2; tamboers 1-55,
„Het Nieuwe Zuiden" A'dam 1-511/2.
„Kunst na Arbeid" Bennebroek 1-53.
De Concertwedstrijd.
De verwachting, dat hiervoor groote belangstel
ling zou zijn, is uitgekomen. Er waren veel luiste
raars, er werd aandachtig toegehoord. Kritiek
was er ook in ruime mate, maar voor de spelers
viel zij bijzonder gunstig uit. Bij de korpsen in
de lagere af deelingen was zij welwillend; bij de
keurkorpsen zooals uit Diemen en uit Wormer-
veer en uit Heer Hugowaard stelde zij haar
eischen scherp, zooals het betaamt.
Zeer fortuinlijk opende in de 2e afd. fanfare
onder Reinier van 't Hoff het korps .Kunst na
Arbeid" uit Bennebroek de ditmaal lange rij der j
met onbehoorlijk verzorgde stemming, bij bugles,
bij trombones en bassen, en ook de onderver
deeling der noten had niet de vereischte aan
dacht van den leider. „De Verwachting". Aven-
horn had den goeden „pedaaltoon", maar was bij
beide stukken in de slotdeelen merkbaar gehaast,
en bijgevolg slordig. „Jubal", Weesp, was even
min nauwkeurig, en voerde als vrij stuk muziek
uit Rossini's Willem Teil, waarin zich de auteur
Martin als „bewerker" dezer muziek een ware
amokmaker toonde, die echter spoedig in zijn
eigen modulaties vastliep. Het verplichte stuk
„Tempelridder" van Fr. Jakma gold ook voor
Heemsteedsch fanfarecorps „Excelsior" als op
gaaf, die voor dit korps niet te moeilijk bleek.
Een keurig trombonenkoor, dito bezette piston
partij met uitnemenden solist, vakkundig be
diende pauken, het waren dingen die zeer de aan
dacht trokken. In 't vrije werk was de stemming
iets minder volkomen.
Nagenoeg op hetzelfde peil stond .Heemster's
Fanfare", dat eveneens in deze afdeeling uit
kwam. De klank was iets dikker, de pauken ech
ter ietwat ijl, maar het vrije werk van Popy (Le
secret de Pierrot) voldeed zeer: het was zuiver
van klank, beschaafd van voordracht.
Een goede harmonie klank had ook „St. Caeci
lia", Haarlem. De opzet van Keler Beia's ouver
ture romantique was eenigszins te snel voor een
accuraat uitvoeren van 't passagewerk. Flotow's
ouverture „Stradella" had fraaie momenten,
vooral in de reprise van 't Allegro, en de niet
heel fortuinlijke, wat te voorzichtige opzet der
langzame inleiding kon den mooien indruk slechts
van ter zijde benadeelen.
In de eere-afd. harmonie kwam ,Ket Nieuwe
Zuiden", A'dam, met een ander werk van Gustave
Wettge, de ouverture Silvio Pellico. Voordracht
heel beschaafd, stemming zuiver, en afwerking
verdienstelijk. Een ouverture is dit werk naar den
vorm evenmin als 't vrije werk van Rousseau een
Divertissement is.
De super-afd. fanfare was voortreffelijk bezet
door „Hugo" (Heerhugowaard)In de ouverture
Préciosa roemde men om strijd de bugles, de bas
sen, den streelenden totaalklank. Het uitvoeren
der contrabaspartijen op de groote blaasinstru
menten is technisch al een kunststuk door de lig
ging der ventielen. Maar wanneer dit intens mu
zikaal geschiedt, dan kan men niet dan oprechte
bewondering hebben voor uitvoerder en voor in
structeur. Het prachtige werk van Paul Gilson
zat ook heerlijk sappig in de verf. Welk een pracht
van klein koper, welk een sonore baryton. Met
welk een verbluffende zekerheid werd telkens op
de pistons's de hooge g „genomen"!
Maar aan de spits stonden de twee korpsen in
de superieure afd. Harmonie, n.l. de „Koninklijke
Harm. Excelsior". Wormerveer, eveneens onder
Van Meder, en „Diemer Harmonie" onder W. Swa-
ger. Met welk een prachtige détailleering voerde
Swager de ouverture „Phèdre" van Massenet uit.
Het korps is beroemd om zijn onvergelijkelijk
mooie klarinetten, de zoon zet hier de traditie
van den vader voort, zóó loffelijk als men slechts
kan wenschen. En Gounod's ballet „Roméo et
Juliette" was een klinkende partituur, die de ge
schrevene overbodig maakt. Meesterlijk bespeelt
Swager het veelzijdig instrument, dat orkest heet.
Kleurschakeering, dat is zijn sterke zijde.
Zijn collega Van Mever is meer de man van het
prachtige en weelderige volume, van het keurige
messa di voce, van de fijne dynamiek, zooals hij
mede bewees in het werk van Ippolitow Iwanoff
(Kaukasus-schetsen). Het vond algemeene waar
deering, dat de jury uitspraak deed als volgt:
„Kunst na arbeid" Bennebroek 1—347, „Spoor
wijk" Den Haag 2—258, „Avenhorn" 1—324.
„Jubel" Weesp 1—337, „Excelsior" Heemstede
l34o, Beemster's Fanfare 1339, „St. Caecilia"
Haarlem 1—352, „Nieuwe Zuiden" A'dam 1—357
Heerhugowaard 1—378. Diemer Harmonie 1—399.
„Excelsior" Wormerveer 1399 (beide laatstgen.
korpsen met lof der jury).
Onmiddellijk na dezen wedstrijd ging het ver
volg van den eerewedstrijd en volgde de uitspraak
over de drie concoursdagen. Men liet niet de
lagere afdeelingen uitkomen tegen de hoogste,
hetgeen bij de fanfarekorpsen een dubbele toe
kenning opleverde.
Voor fanfare, hoogere afd.: le eereprijs
„Aalsmeer's Fanfarekorps" 157 12 (super), 2e
eereprijs „Dirkshoorn" 151 (eere), 3e eereprijs
„Wïttenburg" 135 (uitn.).
Voor fanfare, lagere afd.: le eereprijs
„Ouderkerk" 147 (le afd.), 2e eereprij's „N. Schar-
woude" 1361 '2 (le afd.), 3e eereprijs „Benne
broek" 135 (2e afd.)
Voor harmonie (alleen hoogere afd.): le
eereprijs „Diemer harmonie" 171 (super), 2e eere
prijs „Excelsior" Wormerveer 168 (super). 3e eere
prijs „Harmonie-Crescendo" Haarlem 153 (super).
De prijzen voor het hoogst aantal punten over
het geheele concours gingen (voor fanfare) naar
Aalsmeeer's fanfare korps, en voor harmonie naar
Diemen en Wormerveer. De toewijzing van het
eeremetaal zal, zoo spoedig mogelijk geschieden.
Het muziekfeest is in volmaakte orde en tot elks
tevredenheid verloopen.
G. J. KALT.
Een Cabaret-Avond op „Kareol".
De H. T. C. speelt voor de gewonden.
Het is wel een zeer mooie geste van mejuffrouw
Bunge geweest om haar villa Kareol ter beschik
king te stellen voor de gewonde oud-soldaten. De
beteekenis daarvan heb ik pas goed begrepen,
toen ik Zaterdagavond op het terras van deze
villa stond met het gezicht oo de vijvers en den
sprookjesachtigen tuin van Kareol. En misschien
nog meer toen Ik even later te midden van deze
ionge mannen zat in de feeërieke marmeren vier
kante zaal, die met haar galerijen en bogen her
innerde aan een paleis van een Oostersch vorst,
zooals ik wel in Noord-Afrika heb gezien.
In hun zwarte trainingspakken met witte Schil
ler-kragen deden deze jonge mannen meer den
ken aan leden van een groote voetbalclub dan
aan oud-soldaten. Men behoefde maar even tus-
schen hen te zitten om te gevoelen, welk een
sterke band er bestaat tusschen deze reconvales
centen. die allen in de zware oorlogsdagen aan
dezelfde gevaren hebben blootgestaan en nu in
dit lustoord tot geestelijke rust komen en hopen
wij volkomen genezing zullen vinden. Daar op
Kareol worden ik ben er van overtuigd
vriendschapsbanden voor het leven gesloten. Onze
warme genegenheid ging uit naar deze mannen,
die allen zonder uitzondering een zoo groot offer
aan hun land hebben gebracht.
Daarom ook was ons de daad van de Haa;--
lemsche Tooneelclub om op Kareol een cabaret
avond voor de gewonden te geven, zoo sympa
thiek. Het was, of wij op een familiefestijn wa
ren geïnviteerd, een feestavond zonder preten
tie, waarop wij ons gevoelden als in één groot
gezin. Een tooneel a l'improviste met enkel tot
afscheiding van het publiek een gordijn, dat
VOOR DE KINDEREN
Hij plantte goed in zijn geheugen, welke
Arpeia- uit Bemieuiuc& uc - - kwam Telkens als hii een
deelnemers- in 't verplichte werk een goed ver- pn»en pJ aoor Kwam- reisens, ais mj een
zorgd rythrae, in 't vrije stuk ILouise de Bertigny) hoek omsloeg legde hij een knoop m zijn zak
ken mooie soAore klank, waarin de sonore bassen doek, doch er waren zoo ontelbaar veel hoe-
goede diensten bewezen. In de 2e, harmonie, met ken, dat zijn zakdoek ten laatste te klem
hetzelfde werk, kwam „Spoorwijk", Den Haag, oieek.
Krent telde de rest maar op. Het groepje
kwam aan een open ruimte, waar zich in het
midden een steenen verhooging, een soort
offeraltaar uit vroeger eeuwen bevond. Hier
op zette één der mannen de lantaarn.
Regen-impressie. De fiksche buien van de laatste dagen zetten de capaciteiten
der riolen voor een zware opgave.
als het niet goed „liep", door de spelers zelve
werd dichtgetrokken. En een programma, dat
variatie bood en geen „aangekleed" tooneel ver
langde.
De leden van de H.T.C. speelden drie korte
sketches ..De Sollicitant", „De Trompet" en
„Hallo, Amstelveen" alle drie luchtig en
licht, die dank zij het spel van de dames Flem-
ming en Van WaverenScheltema en de hee-
ren Mr. Wijt, Van der Mandele en Van den
Broek volkomen tot hun recht kwamen. Het was
vooral mr. Wijt, die ook in dit genre weer
toonde, welk een voortreffelijke kracht hij
voor deze tooneelclub is. De wijze waarop hij
bijvoorbeeld in „De Sollicitant" een verlegen,
bescheiden burgermanneke typeerde was wel
bijzonder fijn en geestig.
Mejuffrouw Bier ens de Haan zorgde voor een
aardige afwisseling met ha&r frissche jodel-
liedjes, die zij op een accordeon zelf bege
leidde. En toen zij daarna het bekende Sarie
Marijs inzette duurde het geen 5 seconden of
alle aanwezigen zongen mee.
De heer Dupuy trad op als prestidlgitateur en
zijn toeren deden mij die niet eens voor mijn
kleine neefjes een cent kon „wegtooveren", zon
der gehoord te worden, omdat het altijd mis
lukte versteld staan. Zijn succes was
dan ook zeer groot.
Een band, die als ik wel verstaan heb, den
naam van „millionnairsband" draagt speelde in
de entre-aetes en aan het slot er lustig op los
en werkte in niet geringe mate mee om de op
gewekte stemming te verhoogen.
En laat ik ook niet vergeten den heer J. Merens
te noemen, die op niet onverdienstelijke wijze de
taak van conférencier vervulde. Zoo werd het een
allergezelligste intieme avond, waarop de H. T.C.
en haar regisseur, de heer Wim Paauw met vol
doening kunnen terugzien. Aan het slot bracht
de heer Pahud de Mortanges die tot zijn ver
rassing zeker zal hebben gehoord, dat een trom
pet in het Russisch een „pahudski" heet
hulde aan alle medewerkenden, bij welke huldi
ging bloemen aan de dames natuurlijk niet ont
braken.
J. B.SCHUIL
SCHAKEN.
HAARL. SCHAAKGEZELSCHAP
IN DE EERSTE KLAS.
Zooals te verwachten heeft het Haarlemsch
Schaakgezelschap er alles op gezet, zoo spoedig
mogelijk terug 'te keeren in de eerste klasse van
den K.N.S.B., waaruit het een jaar geleden is ge
degradeerd. Hiervoor was allereerst noodig, dat het
't kampioenschap van den Noord-Hollandschen
Schaakbond behaalde. Dit is in den afgeloopen win
ter gebeurd. Daarna moest met de andere kam
pioenen van de onderbonden een afvalwedstrijd ge
speeld worden, dus: telkens winnen. Ook dit ge
beurde, al moest de eerste maal overgespeeld wor
den wegens gelijk spel. Zondag is de laatste en
beslissende strijd gestreden en gewonnen, waardoor
het Haarlemsch Schaakgezelschap weer eerste klas-
ser is, waarmee we het gelukwenschen.
Het was een sympathieke gedachte van den
voorzitter van de Residentie Schaakclub om voor
aanvang van den wedstrijd eenige oogenblikken
den overleden eerste tientalspeler H. K. Veurman
van het Haarlemsch Schaakgezelschap te gedenken.
Aanvankelijk ging het den Haarlemmers heel
niet naar wensch. Van der Gaag, die tegen Kreetz
een Spaansche partij speelde, verrekende zich en
verloor een toren, hetgeen verlies van de partij
beteekende.
Eenigen tijd later boekte de Residentie Schaak
club wederom een winstpunt. Stolk wist n.l. door
sterk spel een overwegende positie tegen Bolle-
bakker te verkrijgen. Een aardige matdreiging van
zwart mocht niet baten en al spoedig moest zwart
de vlag strijken.
Stol speelde tegen Lippe met zwart. Hij verovert
een pion. Wit kon echter een stuk tegen twee
pionnen afruilen en meer dan remise was niet meer
te behalen.
Maar dan komt er toch een winstpunt voor het
H.S.G. Haalebos weet n.l. van Gordijn te winnen.
Hoewel hij aanvankelijk een gedrukte stelling heeft,
weet hij handig een paard te veroveren voor twee
pionnen. Wanneer hij ook nog de kwaliteit veroverd
heeft, is de winst slechts een kwestie van tijd.
In de partij SondorpRinger zagen wij de
Colle-variant van de Oud-Indische verdediging,
Hoewel wit wel iets beter stond, was het overwicht
niet voldoende om tot winst te leiden en werd de
partij remise.
Ook Leibbrandt speelde remise en wel tegen
Evtifeeff. Hier zagen wij een Hollandsche verdedi
ging. Hoewel zwart tijdelijk een pion voorstaat, kan
hij het niet tot winst brengen. Door eeuwig schaak
houdt wit remise,
RoodaNijman. Hier werd de Pano-variant van
de Caro-Cann opening gespeeld. Na afruil van d«
dames ging wit te gewaagd spelen en verloor een
pion. In het eindspel heeft zwart een overwicht
van twee pionnen, die hem de winst opleverden.
Op dat oogenblik waren nog drie partijen aan
den gang en de stand was 4V22y2. Een overwin
ning voor de Hagenaars scheen zeker. De laatste
drie spelers moeten dus alle drie op winst spelen
en elke remisekans zien te vermijden.
Snoeck HenkemanHumer. Een Boedapester
verdediging van zwart, waarin wit het beste spel
verkreeg. Bij de eerste tijdscontrole weet wit
nog juist de goede zetten snel genoeg te doen. Een
fraaie combinatie van wit kost zwart een toren,
waarna deze de partij opgeeft.
De partij KamstraKroone was een Spaansche
partij met ruil op e6. De geheele partij hield wit
druk op zwarte stelling. Bij goed spel had hij waar
schijnlijk kunnen winnen. Hij verslapte echter
tegen het einde en maakte zelfs nog een blunder,
die hem de partij kostte.
Marwitz had inmiddels aan het eerste bord tegen
Voorwinde een zware taak te vervullen. Wij zagen
hier de Fa jarowitz-variant van de Budapester
verdediging. Wit redt zich door de moeilijkheden
van de opening heen. De stelling gaat er erg
remise-achtig uitzien. Maar het feit, dat winst
noodzakelijk is om den wedstrijd te redden doet
wonderen en als zwart meent, een pion te kunnen
winnen, sluit wit den zwarten toren in, waarna de
partij gewonnen is.
Het resultaat is:
Residentie
Schaakclub: H.S.G.:
F. J. VoorwindeJ. H. Marwitz 01
H. H. KamstraG. Kroone 01
A. A. GordijnF. C. Haalebos 01
J. L. StolkG. Bollebakker 10
A. Humermr. G. Snoeck Henkemans 01
P. J. B. Kreetzir. G. v. d. Gaag 10
Joh. Nijmandrs. R. H. Roode 10
J. C. Lippe—Ph. Th. Stol Vz—Vi
M. Ringei-J. Sondorp i/2n
B. EvtifeeffJ. G. Leibbrandt y2
4>/2-5>/a
EEN GOED GESLAAGDE REDDING.
De heer G. van Nie, gediplomeerd lid der Haar-
lemsche reddingsbrigade, zag dezer dagen een
dame wegzinken in het diepe bad te Tietjerk, nabij
Leeuwarden. Hij aarzelde geen moment, sprong
gekleed te water en smaakte het genoegen de
dame op te duiken en haar, volgens de regels der
kunst, behouden op het droge te brengen.
door
NORMAN FRAZER.
(Nadruk verboden).
4)
„De inhoud is vandaag-den-dag nog precies zoo
als hij was", antwoordde Lal Das kalm.
Lindsay's gezicht werd purperrood, toen.bleek
en tenslotte weer purper. Zijn handen bewogen
nerveus en beefden.
„Hemel-nog-aan-toe!", stiet hij uit: „als dat zoo
is waarom zouden wij maar neen, het is
onmogelijk. Het ding is notabene in handen van
een uitdrager! Hij heeft het toch zeker terdege
nagesnuffeld zoodra hij het gekocht had!"
„Hij kan gerust duizend jaar snuffelen", grinnikte
de Hindoe, „maar den valschen bodem zal hij niet
ontdekken".
Lindsay haalde verlicht adem. Zijn oogen zochten
Lal Das' ondoorgrondelijk gezicht
„Wat moeten we doen?", fluisterde hij gejaagd.
„11c heb hem al met een gerechtelijke vervolging
gedreigd hij zou de schrik te pakken kunnen
krijgen, het kistje in veiligheid brengen en dan
zweren, dat hij het verkocht heeft.
Over het gelaat van den Hindoe viel een scha
duw.
„Dat was mis", oordeelde hij. „Wij moeten van
avond nog handelen. Hij zal zijn zaak om negen
uur sluiten even daarna moeten we bij hem zijn.
We moeten het kistje hebben! En de inhoud deelen
wc op de voorwaarde. Accoord?"
„Ja", stemde Lindsay toe. „Maar hoe
Lal Das beduidde hem. dat hij zwijgen moest.
Hij stond op en wees naar de deur.
„Laten wij ergens heen gaan. waar zelfs de
muren ons niet kunnen beluisteren", zei hij.
.Kont maar mee, ik weet een geschikte plaats".
HOOFDSTUK III.
De voetstap op den drempel.
Denis Robertson bleef den heelen dag in zijn
winkel, in afwachting van een of andere bood
schap of mededeeling in verband met het kistje
met de koperen hoeken. Nu en dan, als hij geen
andere noodzakelijke bezigheid had, concentreer
de zijn aandacht zich op het voorwerp in kwestie
trachtte hij een motief te vinden voor het duide
lijk gebleken, heftige verlangen van den zeeman
om het kistje te bezitten. Hij was menschenkenner
genoeg om te begrijpen, dat dit verlangen niet ont
sproot uit scntimenteele overwegingen.
Waarom wilde de man met alle geweld het
kistje hebben?, vroeg Denis Robertson, zich tel
kens weer af.
Een paar maal nam de. uitdrager het kistje van
de plank, waar hij het bij het vertrek van Lindsay
en den politieman gezet had en onderzocht het met
nerveus-tastende en speurende vingers. Hij klopte
op de kanten, bekeek de bodem met uitvorschende
blikken en monsterde de hoeken en verbindingsstuk
ken, alsof hij daar een geheime veer verwachtte te
vinden.
Toen herinnerde hij zich, dat, toen hij in het
bezit van het kistje kwam, er een sleutel in het
slot had gezeten, die hij ergens opgeborgen had.
Hij begon te zoeken tusschen den rommel in een
la onder de toonbank en vond weldra den sleutel
met een label er aan. Het was een stil uur van
den dag en hij kon er wel op rekenen niet gestoord
te worden; dus opende hij het kistje en bekeek het
inwendige met gespannen belangstelling. Het was
leeg en Denis Robertson kon niets vinden dat er op
wees. dat er ooit iets van waarde in bewaard was.
Het was van binnen bekleed met 'n Oostersche hout.
soort, waarvan de geur duidelijk viel waar te nemen,
zelfs temidden van de doordringenden geur van olie-
iassen, die in den winkel in het rond hingen. Maar
daar Robertson van al dat morrelen en kijken niet
wijzer werd, deed hij het kistje weer dicht en borg
den sleutel zorgvuldig in zijn vestzak. En opeens
bedenkend dat het verstandig zou zijn een voorwerp,
waaromheen zulks een sfeer van geheimzinnigheid
hing een veilige plaats te geven, stopte hij het
kistje in de brandkast.
Dien avond slooot Denis Robertson zijn zaak
vroeger dan gewoonlijk. Hij woonde in een bedompt
kamertje achter zijn zaak, waarheen hij zich nu be
gaf en begon zijn avondmaal gereed te maken. Hij
at en dronk langzaam, zijn geest was nog steeds
vervuld varf het mysterie van het kistje van den
zeeman. En toen hij eindelijk klaar was be
sloot hij het voorwerp, waarvoor Lindsay
zoo'n koortsachtige interesse aan den dag had gelegd,
aan een nieuwe, nauwkeurige inspectie te onder
werpen.
Alles was doodstil, toen Robertson het kistje op
de tafel in zijn zitkamer plaatste. Hij had de win
keldeur op de gewone manier met de grendels
en de ijzeren slultstang gebarricadeerd en de ka
merdeur gesloten; het geluid van de straat drong
nauwelijks tot hier door. Hij wierp een blik op
de deur, die toegang gaf tot de binnenplaats; deze
deur was eveneens dicht; hij werd trouwens vrijwel
nooit geopend. Er was behalve hij. geen levende
ziel in het huis.
„Ik moet dat raadsel definitief oplossen voor ik
naar bed ga", zei hij tegen zichzelf. „Er moet iets
bijzonders met dat ldstje zijn, waai' ik niets van
weet. Mogfelijk zijn er papieren in verborgen die
waarde hebben of bankbiljetten of iets anders dat
niet te versmaden is. Misschien is er wel een ge.
heim vak in. Er is iets mee aan de hand, dat staat
als een paal boven water die vent was niet
gek, om zooveel kabaal te maken over het ding,
ils hij daar geen drommels goede reden voor had!"
De uitdrager kreeg eensklaps een gewaarwording
alsof een spookachtig gefluister zich uit de scha
duwen achter in de kamer losmaakte en zijn laatste
half-luid gesproken woorden herhaalde. Hij had er
een eed op durven doen dat hij ze hoorde als
een zacht-fluisterende echo! Hij sprong op, keek
angstig spiedend rdno en ging weer zitten, zijn
schichtige gejaagdheid vcrwenschend. Hij was een
beetje in de war door de gebeurtenissen van den
afgeloopen dag, hield hij zichzelf voor; het mysterie
van het kistje met de koperen hoeken speelde hem
parten. Toen hij het wee opnam, merkte hij,
dat zijn hand beefde.
„Verduiveld" bromde hij: „ik lijk wel een
zenuwachtige ouwe-juffrouw. Het is ook zoo ver
vloekt stil in huis!" En met een krachtig: „Nu voor
uit dan met dat ellendige ding!", vermande Denis
Robertson zich.
Uit zijn binnenzak haalde hij een kleine duim
stok en begon zorgvuldig de maten van het kistje
te nemen. Hij mat de lengte en breedte en diepte,
de getallen noteerend op een stuk papier. Naar
mate hij met zijn werk vorderde, kreeg zijn gezicht
een verdrietelijker uitdrukking en ten la&tste
wierp hij met een uitroep van teleurstelling de
duimstok en het potlood neer.
„Er kan geen geheim laatje in zijn", concludeerde
hij. „Het is onmogelijk, de maten wijzen het on-
bedriegelijk uit. Er is geen plaats voor. Wat is
dat?"
De uitdrager sprong wéér uit zijn stoel, scherp
luisterend als een dier, dat onvaad meent te be
speuren. Het leek hem toe, dat hij het geluid van
een voetstap op den drempel buiten had gehoord
een lichte voetstap, op den drempel van de plaats
deur. Hij wachtte, zijn gehoorzintuig gespannen
nauwelijks haalde hij adem. Hel geluid herhaalde
zich en toen plotseling, zoo snel dat Robertson een
gevoel had alsof zijn hart stilstond, kwam er een
klop op de deur, één enkele, rustige klop.
De uitdrager wachtte, vlug bij zichzelf overleg
gend. Wie kon op dit uur en door deze deur toegang
wenschen! De deur werd haast niet gebruikt
eigenlijk nooit; alleen door de oude vrouw, die
zijn kamer zoo'n beetje redderde en zijn bed op
maakte. Wie zou er nu zijn? Het was vreemd en
niet bepaald geruststellend om op de plaatsdeur te
hooren kloppen. En het was gemakelijk genoeg
om haar te openen en naar binnen te komen,
want er was nooit een grendel, laat staan een
slot, op geweest, sedert Roberston hier woonde. Hij
had het nut er niet van gezien, om daar geld voor
oit te geven, daar de huisdeur rijkelijk van slui-
'ingen was voorzien.
Plotseling werd de klop herhaald. De uitdrager
aarzelde weifelde doch liep ten laatste de
kamer door en opende de deur. Het was nog niet
heelemaal donker; de schemering hing vaag en
grijs grijs als de muren, die het plaatsje om
sloten en bij dit licht en bij dat van de lamp op
de tafel, staarde Robertson naar een man, een
vreemdeling, smal en tenger, gekleed in lichte
kleeren van Oostersch maaksel en weefsel.
Robertson nam hem van het hoofd tot de voeten
en weer van de voeten tot het hoofd op en zijn blik
bleef ten slotte rusten op een gelcleurden tulband,
Toen hij die zag, kwam een kwaadaardige uitroep
over zijn lippen.
„Wat moet je hier?", vroeg hij ongeduldig.
De Hindoe antwoordde met zijn rustige, effen
beleefdheid.
„Om u iets te verkoopen", zei hij.
„Mijn zaak is al een uur geleden gesloten", ver
klaarde mr. Robertson, nog steeds op geprikkelden
toon sprekend. „Ik doe geen zaken na sluitingstijd,
Ga weg en kom morgen maar terug".
„Morgen ben ik niet meer hier; dan ben ik in
het Kanaal, mijlen hier vandaan. Bovendien heb
ben wij vroeger al eens zaken gedaan; u zult een
oude relatie toch niet zoo terugsturen?"
Robertson kwam dichterbij en keek oplettend
in het gezicht van den laten bezoeker. Toen stapte
hij in de kamer terug en verzocht, den ander hem
te volgen.
„Waarom ben je niet vroeger gekomen?" Nog
was zijn stem even onvriendelijk als daarnet. „Kun
je een ouden man na een dag van hard werken
niet met ï'ust laten? Wat heb je?"
„Een paar kleine steenen", antwoordde de Hin
doe, die de deur achter zich gesloten had en nu
naar de tafel ging. „Iets dergelijks als u een tijdje
geleden van mij gekocht hebt. meneer Robert
son".
„Hm", bromde deze; „daar heb ik anders niet
bepaald schitterende zaken mee gedaan. Heb er
een verduiveld schijntje aan verdiend! Maar laat
maar eens kijken"
(Wordt vervolgd)',