De Lotgevallen van een Collier
Het Concertgebouw
te Haarlem.
NEKKIE-RAF
WOENSDAG 14 .'AUGUSTUS 1940
HAARLEM'S DAGBLAD
4
Wordt opgeknapt.
Het Gemeentelijk Concertgebouw in de Lange
Begijnestraat te Haarlem is langen tijd aan zijn
gewone bestemming onttrokken geweest. Sinds
het begin van de mobilisatie waren er Nederland-
sche militairen in gehuisvest. Natuurlijk heeft dit
sporen nagelaten. Er moest wat getimmerd wor
den om een concertzaal een beetje geschikt te
maken als soldatenverblijf. En dan is het natuur
lijk heel wat anders of stoelen af en toe een paar
uur gebruikt worden door concertbezoekers of dat
zij dag-in-dag-uit in handen zijn van soldaten
die er alle gemak uit halen dat er slechts in zit.
Wij zijn eens in het Concertgebouw wezen
kijken. De groote zaal ziet er nog vrij behoorlijk
uit. Wel moet de schilder wat kale plekken bij
werken, krijgt de meubelmaker eenige tientallen
banken te repareeren, terwijl zijn collega de stof
feerder menig daggeld verdienen zal om de ge
havende gordijnen te herstellen, maar dit zijn
betrekkelijk kleinigheden die bij het schoon
maken van de zaal zijn inbegrepen.
Trouwens er hebben al weer concerten van de
H.O.V. plaats gehad., wat aantoont dat de zaal
bruikbaar is.
Ditzelfde kan niet gezegd worden van de klei
ne concertzaal (ook aan den tuin grenzend). Die
heeft zooveel geleden dat een grondige restauratie
alleen uitkomst kan brengen. Het plafond en de
muren moeten opnieuw geverfd worden, want
overal hangen de schilfers bij. Van het meubilair
en de stoffeering is ook niet veel bruikbaar. Niet
veel beter is het gesteld met de koffiekamer, waar
in bijzonder het meubilair geknakt is.
Naar wij vernemen is de veroorzaakte schade
dezer dagen vanwege het departement van De
fensie opgenomen. Alle schade die op rekening
van de militairen gesteld kan worden zal aan de
gemeente vergoed worden. De gemeente zal na
tuurlijk ook wel een deel van de restauratie-uit
gaven voor eigen rekening moeten nemen, want
nu er aan gebouw en meubilair hersteld wordt,
kan men zich niet alleen bepalen tot hetgene wat
door de soldaten werd gehavend.
Zooals men weet heeft de gemeenteraad on
langs, op voorstel van B. en W. besloten de boven
zaal te restaureeren en uit te breiden met een
accommodatie voor uitvoerenden. Daarmede zal
een uitgaaf van f 6000 gemoeid zijn. Het raadsbe
sluit kan evenwel nog niet uitgevoerd worden, om
dat het nog wacht op de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten.
FAILLISSEMENTEN.
Faillissementen uitgesproken door de Arron-
'dissements-Rechtbank te Haarlem:
J. Kos. broodbakker, wonende te Zaandijk,
Langedijk no. 174. Curator Mr. W. de Rijke, te
Haarlem.
J. Pieters, bakker, wonende te Zaandam. Jasy-
koffstraat no. 16. Curator Mr. W. J. G. Veenhoven,
te Haarlem.
Rechter-Commissaris Mr. E. H. F. W. van
Schaeek Mathon, alhier.
Opgeheven werden de faillissementen van:
W. Hooyschuur, molenaar, wonende te Zaandijk,
Hazepad no. 81. Curator Mr. T. A. M. A. v. Löben
Seis, te Haarlem.
W. L. Staal, autospuiter, wonende te Haarlem,
Oaelstraat no. 1 B. Curator Mr. C, Blankevoort
te Haarlem.
Beëindigd zijn de faillissementen van:
K. J. van Det, handelaar in grafische artikelen,
onder de firma P. Regter Co., gewoond hebben
de te Haarlem, aan de van Egmondstraat no. 39.
Curator Mr. L. S. Römelingh, alhier.
De Coöperatieve Verbruikersvereeniging „Ons
Beginsel" gevestigd te Zaandam. Curator Mr. A.
van Leijenhorst, alhier, na verzet uitdeelingslijst.
BRANDENDE VETER IN DEN ZAK GESTOKEN.
De elfjarige H. S. had Maandagmiddag vijf uur
in Haarlem-Noord een veter in brand gestoken en
dien in zijn broekzak gestopt, met het gevolg dat
zijn broek in brand geraakte. Een juffrouw uit de
Badelochstraat heeft de vlammen met water ge-
bluscht. Een dokter en leden van den Ongevallen
dienst hebben den jongen behandeld, waarna hij
per ziekenauto naar hét Ziekenhuis St. Johannes
de Deo werd vei-voerd, waar hij werd opgenomen.
Er bestaat geen levensgevaar.
De versiering van oorlogsgraven.
In aansluiting aan ons bericht over de ver
siering van oorlogsgraven kunnen wij thans me-
dedeeien. dat het in de bedoeling der betrokken
autoriteiten ligt, om de versiering der oorlogs
graven in Nederland van blijvenden aard te
doen zijn.
Het comité ter versiering van oorlogsgraven in
Nederland is voornemens om tegen den winter de
bloemen te vervangen door vaste planten die te
gen de koude bestand zijn. Naar wij verder nog
vernemen, worden er ook plannen voorbereid
om te komen tot een algemeene vereeniging tot
onderhoud van de graven der, in Nederland ge
sneuvelde militairen.
Een enorme lele-lens, zooals deze tot de uitrus
ting van de Duitsche oorlogsfotografen aan het
Westelijk front behooren.
Foto Weltbild.
Het Paleis van Justitie te Haarlem.
Is thans 50 jaar in de Jansstraat.
In September 1890 dus nu 50 jaar geleden
werd het Paleis van Justitie in de Jansstraat te
Haarlem officieel in gebruik genomen. Voor dien
tijd stond het Gerechtsgebouw in de Zijlstraat,
waar nu het Distributiebureau (voormalig Post
kantoor) gevestigd' is. Het gebouw in de Zijlstraat,
dat van 1838 tot 1890, dus 52 jaar had dienst ge
daan, was te klein geworden. De huisvesting in
het nieuwe gebouw in de Jansstraat was dan ook
een groote vooruitgang. Men kreeg nu de be
schikking over een flinke zittingszaal voor de
Rechtbank, terwijl ook de zaal voor bet Kanton
gerecht aan de eisChen van dien tijd voldeed.
Maar sinds 1890 zijn de bemoeiingen van (die
Rechtbank en het Kantongerecht sterk toegeno
men. Dit was dan ook de reden waarom er nu 10
a 15 jaar geleden ikladhten kwamen over het ge
bouw, dat opnieuw te klein geworden was. Om
iets te noemen: de typisten van de griffie der
Rechtbank moesten geïnstalleerd worden op
de gang. Ook was er voor de Rechtbank behoefte
aan. een tweede zittingszaal voor getuigenverhoor,
enzoovoort.
Toen de Provinciale Griffie uit de Jansstraat
naar het Paviljoen in den Hout verhuisde kwam
het oude griffiegebouw in de Jansstraat voor ver
schillende diensten open. Daar werd toen het
Kantongerecht ondergebracht, terwijl het overige
gedeelte van het groote gebouw werd afgestaan
aam het Provinciaal Archief en den Rijksgebou
wendienst.
De Rechtbank kreeg daardoor in het Paleis van
Justitie de beschikking over alle localiteiten die
voorheen voor het Kantongerecht dienst deden.
Buiten de zittingszaal de 'kamers van den kan ton
i-echter, den griffier, den ambtenaar vam het Open
baar Ministerie en de lokalen van de griffie en
het Parket. Daardoor was het ruimtevraagstuk in
het Paleis van Justitie voorloopig weer opgelost.
Het gebouw in de Jansstraat met de monumen
tale trap maakt nog altijd een goeden indruk. Wel
is en wordt het nog steeds betreurd, dat 'het een
halve eeuw geleden niet 10 Meter achter de rooi
lijn is gebouwd. Er is ruimte achter het gebouw
voldoende.
Wel bestond indertijd het plan in den tuin, aan
den kant der Lange Begijnestraat, een Huis van
Bewaring te maken, maar daarvoor was niet alle
ruimte roodig geweest. Van het plan om daar een
Huis van Bewaring te bouwen is afgezien toen het
(nu ongeveer 35 jaar geleden) naast ide nieuwe
gevangenis aan den Harmenjansweg is gezet.
Keuring van voetgangerslantaarns.
Voorschriften voor de vervaardiging
verkrijgbaar.
De rijksinspecteur voor de bescherming van
de bevolking' tegen luchtaanvallen anaakt. aan be
langhebbenden van handel en industrie bekend,
dat de voorschriften voor de vervaardiging van
voetgangerslarfaarn (zak- en handlantaarns) van
•heden af verkrijgbaar zijn bij de rijksinspectie
luchtbescherming, Heerengracht 23 te 's-Graven-
hage.
Het betalingsverkeer niet Zweden
en Zwitserland.
Voorloopigc maatregelen getroffen.
Het Nederlandsch clearinginstituut maakt be
kend:
Voor Zweden én Zwitserland zijn autonome maat
regelen in het leven geroepen, op grond waarvan
de betaling van alle schulden wegens goederen
levering of uit anderen hoofde met inbegrip van
financieele verplichtingen voorloopig moet ge
schieden door storting op postrekening 2048 (Ne
derlandsch clearinginstituut „bijzondere rekening")
of van de „bijzondere rekening" van het Neder
landsch clearinginstituut bij de Nederlandsche
Bank N.V. te Amsterdam, onverschillig of de ver
valdag vóór of na het in werking treden der regeling
ligt.
Wat betreft beide landen is voor storting bij
het Nederlandsch clearinginstituut voorafgaande
vergunning van het deviezeninstituut vereischt, be
halve wanneer het betreft stortingen wegens schul
den uit hoofde van reeds voor 10 Augustus 1940
plaats gehad hebbende goedereninvoer, in welk ge
val met een door den debiteur gewaarmerkt af
schrift der factuur kan worden volstaan.
De vergunning moet worden aangevraagd bij het
deviezeninstituut te 's-Gravenhage door middel van
formulier b/1, met vermelding bovenaan het for
mulier „Zweden" respectievelijk „Zwitserland".
Voor nieuwe transacties nopens levering van goe
deren kan reeds vóór het afsluiten der transactie op
aanvraag een „bindende toezegging" door het de
viezeninstituut worden verleend.
Gelijktijdig met de storting moet aan het Neder
landsch clearing-instituut, afd. Zweden of Zwitser
land, een ingevuld formulier „a" worden toegezon
den, vergezeld van de vergunning van het deviezen
instituut of het afschrift der factuur. Exemplaren
van dit formulier zijn over enkele dagen bij het
instituut en bij de Kamers van Koophandel ver
krijgbaar.
Met nadruk wordt erop gewezen, dat onderaan
het formulier de schuld, waartegen gestort wordt,
duidelijk en nauwkeurig dient te worden omschre
ven, bij schulden ontstaan uit invoer onder ver
melding van het statistieknummer der goederen.
Bij storting wegens rente, dividend etc. moet
een nauwkeurige specificatie worden gegeven.
Is de invulling onvolledig of ontbreken bescheiden,
dan wordt het formulier teruggezonden en de stor
ting voorloopig aangehouden..
Betalingsverplichtingen in 'Zweedsche kronen
en Zwitsersche francs zoomede in andere vreemde
geldsoorten moeten bij de storting op basis van de
laatst gepubliceerde clearingkoersen dezer geld
soorten in guldens worden omgerekend.
De storting heeft bevrijdende werking. Over de
uitbetaling in Zweden en Zwitserland van de hier
gestorte bedragen zal zoo spoedig mogelijk een
regeling worden getroffen en bekend gemaakt.
Bollenkweeker voor de Haagsche
Rechtbank.
Wegens sigarendiefstal VA jaar gevangenisstraf
geëischt.
In den avond van den veertienden Mei wan
delde te Oegst'geest een dertigjarige bollenkwee
ker met een achttienjarig meisje, dat hij als zijn
geliefde beschouwde, maar dat zelf geen weder-
keerigheid wenschte te betrachten. Niettemin
wandelden zij samen om den toestand na de mi
litaire capitulatie in het dorp eens op te nemen
en zoo kwamen zij bij een verlaten sigarenwin
kel, waar het rookmateriaal als voor het grijpen
lag. Zij gingen den winkel binnen en kwamen
met enkelie doosjes of kistjés sigaren weer naar
buiten, die zij tevoren niet bij zich hadden. Vol
gens 't meisje had hij de sigaren weggenomen en
volgens den jongeman had zij het gedaan en hem
daarna dit rookmateriaal ten geschenke gege
ven. Vast staat echter, dat zij hij de politie aan
gifte heeft gedaan en dat van dat oogenblik af
de liefdesrelatie was„verbroken.
De bollenkweeker, die sinds de aangifte in voor,-
loopige hechtenis is gehouden had zich voor de
VOOR DE KINDEREN
Mijnheer Nekkie-raf. de giraf, heeft
een uitnoodiging gekregen om op een
avond te komen zin "en. Hij zit daar
wel een beetje over in, want zoo mooi
zingt hij niet. Maar hij heeft den
laatsten tijd weer zoo erg staan op
scheppen over zijn zangkunst, dat
zelfs den koning der dieren, de leeuw,
dat ter oore is gekomen. Koning
Nobel noodigde hem uit zijn stem te
laten hooren. En nu moet mijnheer
Raf hals over kop naar den kleer
maker om een mooi zwart pak te
laten aanmeten voor deze groote ge
beurtenis.
Mijnheer Apekop, de kleermaker,
heeft het erg stil in zijn werkplaats.
Daarom verdrijft hij den tijd door
een beetje muziek te maken. Met ver
waande blikken kijkt Raf naar mijn
heer Apekop. Wat verbeeldt die vent
zich wel! Dat hij ook muzikaal is
aangelegd?
„Apekop," zegt hij uit de hoogte,
„ik, Raf Langnek, de beroemde zan
ger, moet vanavond optreden bij ko
ning Nabel. Ik moet een zwart kos
tuum hebben. Staak uw akelig
gekerm op dat muziekding en help
mij spoedig."
Apekop springt onderdanig buigend
van zijn werktafel en vraagt stotte
rend, wat heer Raf verlangt. Langnek
zet een hooge borst op als hij Apekop
zoo nederig ziet doen.
„Vanavond moet ik zingen," zegt
hij. „Ge weet, ik ben een groot zanger.
Ik moet nu een nieuw pak hebben.
Vooruit, haal uw maatstok, maar vlug
wat! Vanavond moet alles klaar."
Nu, Apekop was blij. Hij grijpt naar
den centimeter en begint haastig de
maat te nemen.
Na den strijd in Frankrijk. In het zwaar be
schadigde Neufchatel leggen Duitsche verbin
dingstroepen nieuwe telefoonleidingen. De man
schappen bij het voorbereidende werk.
Foto Weltbild.
rechtbank te 's-Gravenhage te verantwoorden en
na verhoor van het meisje en haar moeder als
getuigen (laatstgenoemde had thuis eenige doos
jes sigaren zien liggen, die er voor de avondwan
deling nog niet lagen) achtte de officier van Jus
titie de verklaring van het meisje wel en die van
den bollenkweeker niet aannemelijk. Vooreerst
omdat een vrouw haar hand niet naar sigaren
zou uitstrekken en verder omdat er ruzie tus-
schen de beide personen was geweest (hetgeen
in het getuigenverhoor nader was gebleken)
zoodat het meisje wel geen aanleiding zou heb
ben gevonden om sigaren uit den winkel te ne
men en die aan de wederpartij als geschenk aan
te bieden. Overigens herinnerde de officier aan
een vorige zaak van geringen diefstal in oorlogs-
nood, waarbij hij had doen uitkomen dat het in
deze omstandigheden niet zoozeer aankwam op
de vraag wat werd gestolen als wel op het feit,
dat in zulke momenten diefstal werd gepleegd.
Een en ander was voor den officier van Justitie
aanleiding om een jaar en zes maanden gevan
genisstraf tegen den bollenkweeker te eischen.
Mej. Mr. Woltering, die als verdedigster op
trad, ze ide de verklaring van het meisje niet be
trouwbaar te achten, wijl deze het geval had
aangegeven toen de verloving reeds was verbro
ken. Diefstal was naar pleitsters meening niet
bewezen en zelfs ten aanzien van heling is hier
twijfel aanwezig, doch indien de rechtbank een
andere opvatting mocht zijn toegedaan, dan zou
waar de verdachte nimmer te voren een ver
oordeeling had ondergaan hoogstens een voor
waardelijke straf dienen te worden toegekend.
Tevens drong pleitster aan op invrijheidstelling
van den verdachte om hem in de gelegenheid te
stellen zijn bedrijf van bollenkweeker thans, nu
er voor dit bedrijf veel te'doen valt, uit te oefe
nen.
De Rechtbank achtte voor dit laatste verzoek
in dit stadium geen voldoende termen aanwezig
en bepaalde de uitspraak op 27 Augustus.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Inlichtingen aan het bureau van politie Smede
straat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13 I
uur.
Boek (kerk-)Bureau van Politie Smedestraat,
Bril Bureau van Politie, Smedestraat; Baaltjes I
(2 st. met inhoud); Leunk, Zuid-Brouwersstraat
1; Boekje (Trouw): Politiebureau Smedestraat;
Bonnen '5 st.) Veeninga. Marnixstraat 89 zw.,
Bijl (Hand-); Westevbeke, Tafelbergstraat 24; 1
Etui met inhoud. Keur, Tulpenstraat 46; Geld j
(Zilverbon), de Moor, Nic. v. d. Laanstraat 16;
Hond (Herders-) Kenbeek, Verspronckweg 137;
Regenjas v. d. Leen, Kleverlaan 127; Broodkaart
Bijster, Gouwstraat 23; Kam in étui, Keur, Tul-
penstraat 46; Portemonnaie met inhoud, Brede-
rode, Nobelstraat 8; Parapluie, Postkantoor, Ged.
Oude Gracht; Rozenkrans, Bureau van Politie
Smedestraat; Regenkapje, de Bree, Tempeliers
straat 13; Wandelstok, Postkantoor, Ged. Oude
Gracht; Damestasch, Struk, Bantamstraat 27,
Tompouc.es (2 st.), Bureau van Politie, Smede
straat; Vulpodlood, Bureau van Politie, Smede
straat.
NORMAN FRAZER.
(Nadruk verboden).
18)
Tot nog toe had miss O'Connor eenigszins onge
duldig zitten luisteren, alsof ze dit gesprek zonde
vond van haar kostbaren tijd. Maar nu was ze op
eens een en al gretige nieuwsgierigheid.
„Kom, mr. Bexendale", drong ze, „vertel u mij
alstublieft alles ervan. U zegt dat de arme kerel
mij zijn geld heeft nagelaten?"
,»Hier miss O'Connor is bet testament drie
maanden geleden opgemaakt", antwoordde de advo
caat, een officieel-uitziend document te voorschijn
halend. „Het is een heel eenvoudig testament
Finney had geen familie en hij vermaakt alles wat
hij bezit aan u als universeel erfgenaam".
„Ik hij hem heel erg dankbaar", verklaai'de miss
O'Connor. En hoeveel heeft hij wel nagelaten? Het
zal zeker wel niet zoo erg veel zijn?"
Mr. Bexendale kuchte achter zijn hand, haalde
een ander stuk uit zijn zak, zette een goud-omrande
lorgnet op en keek in het papier.
„De waarheid is, miss O'Connor, dat mijn over
leden cliënt de slimste vogel is geweest die ik
ooit heb gekend. Zijn betrekking als nachtwaker was
maar vor den schijn; in werkelijkheid had hij een
voorschotbank die hij voerde onder den naam van
Crowther u hebt er misschien wel eens van ge
hoord en hij is daar zeer wel bij gevaren. Ik
kan het bedrag van de nalatenschap niet precies
opgeven» maar ik krijg nog een nauwkeurige op
gave van zijn bank. Minder dan 20.000 pond is
de erfenis in elk geval niet".
Een plotseling visioen rees in miss O'Connor's
geest een visioen van „Cleerycrow", met de
Shannon langs de grijze muren en groene grasvel
den stroomend, een visioen van oude schulden tot
de laatste pënny betaald en van een in eere her
stelden ouden naam.
Ze stond op, liep met snelle passen de kleine
kamer door en het was met de grootste moeite
dat ze haar zelfbeheersching bewaarde.
Met glinsterende oogen keek ze den advocaat
aan.
„Kijkt u eens, mr. Bexendale", zei ze, „ik heb
sedert mijn een en twintigste jaar gewerkt om oude
familieschulden af te betalen en het zou mij nog
tien jaar hebben gekost voor ik van alles af was.
Nu kan ik het direct doen dank zij de edel
moedigheid van dien armen mr. Finney.
„Zoo ziet u"« was het bescheid, „dat het geen
sprookje is dat een goede daad dikwijls haar eigen
loon meebrengt". En na deze uiting van mensche-
lijk meeleven ging de man der wet weer op zake-
lijken toon verder: „Het kan mischien nog een paar
weken duren eer alles geregeld is, maar u krijgt
het geld toch wel spoedig in handen. En het bedrag
dat ik u noemde is aan den lagen kant getaxeerd
het zal dichter bij de vijf en twintigduizend zijn
dan bij de twintig".
„U zult mij zeer verplichten, als u mijn be
langen wilt behartigen, mr. Bexendale", zei miss
O'Connor na een korte stilte. „Misschien kunt u
mij, als ik over een paar dagen bij u op kantoor
kom. volledige inlichtingen geven over de verdere
afwikeling".
„Ik sta geheel tot uw beschikking", klonk het
gedienstig. »,Intusschen is er een zaak, die dadelijk
geregeld moet worden. De menschen van de glas
fabriek hebben het huisje op het terrein waar mijn
overleden cliënt woonde, voor den nieuwen nacht
waker noodig en ze willen de meubels er direct
uit hebben. Nu die meubels van u zijn, doet u
mijns inziens het beste er zelf heen te gaan en
Brown, den veilinghouder, order te geven het leeg
te halen. Dan kan hij het zaakje verkooperu U
hebt toch niets aan die oude spullen".
Miss O'Connor beloofde dien avond naar de
fabriek te zullen komen, het huisje in oogen-
schouw te nemen en orders te geven om het te
ontruimen.
Daarop "Vertrok mr. Bexendale, na zijn nieuwe
cliënte minstens driepiaal de hand geschud en ge
feliciteerd te hebben. Hij was werkelijk een hulp
vaardig en hartelijk man heelemaal geen
vleeschgeworden wetboek, deze mr. Bexendale....
HOOFDSTUK XIV.
Het Chippendale-schrijfbureau.
Tegen zeven uur dien avond liet miss O'Connor
haar winkel over aan de zorg van de eerste cou
peuse en ging naar het huisje op het terrein van de
glasfabriek, om daar het huisraad van den over
leden mr. Finney te bezichtigen. De aanwijzingen
volgend, die mr. Bexendale haar gegeven had,
vond ze het zonder veel moeite en belde aan.
„Ik heb mr. Bexendale beloofd vanavond hier
heen te komen om naar de meubels van mr. Finney
te kijken", zei miss O'Connor tot den man die haar
opendeed.
,»Ja juffrouw", was het wederwoord, „ik weet
ervan. Mr. Bexendale heeft me een boodschap ge.
stuurd. Ik ben de nieuwe nachtwaker".
„Ik hoop niet, dat je een zelfde lot zal tref.
fen", zei miss O'Connor vriendelijk.
„Daar zal ik wel zalig voor oppassen, juffrouw!"
Het werd vol zelfvertouwen gezegd. „Als Finney
niet het een of ander in zijn schild had gevoerd,
zou hij vanavond nog levend en wel in zijn eigen
bed slapen".
„Wat deed hij dan?", -vroeg miss O'Connor.
„Nou, dat is iets wat niemand ooit te weten
zal komen", meende mr. Finney's opvolger. »,Maar
hij had daar niets maken en wat hij deed, had
hij beter kunnen laten".
„Maar wat deed hij dan?", herhaalde miss
O'Connor die, als eenig erfgenaam van den zoo
plotseling overledene, iets meer dan gewone be
langstelling koesterde voor de laatste daden van
haar weldoener. „Ik dacht dat hij door een onge
lukkig toeval in dien oven is gestort".
„Ja, die val was ook wel een ongeluk", stemde
de ander toe! „maar wat had hij daar te zoeken?
Ik vertel u, juffrouw, dat het een heel mysterieuze
geschiedenis is, wat vannacht met Finney is ge
beurd. Joe Clarke heeft het zien gebeuren en hij
was den heelerf dag beroerd van wat hij gezien
heeft. Hij heeft het vandaag misschien al wel hon
derd keer verteld hij kan er gewoon niet over
ophouden. Ik hoorde het direct vanmoi'gen vroeg
van hem".
»,En wat zag Joe Clarke?", wilde miss O'Connor
weten.
„Wat Joe Clarke zag", lichtte de nieuwe nacht
waker haar in, „was dit. Joe kwam op den steiger
op een tijd dat hij er niets te maken had en sloop
naar binnen langs een weg die alleen hij en een
paar van zijn maats kenden. De reden was dat hij
een dutje wou doen in een warmen hoek bij den
oven: hij was in Ledsham aan het stroopen ge
weest en wilde zijn vrouw zoo laat niet opklopoen.
Hij zag Finney met een zwaren zak over de plan
ken naar een plek boven een van de ovens sjouwen
en daar probeerde hij den zak in het vuur te slin
geren. Joe riep hem toe wat hij daar uitvoerde
en Finney keerde zich snel om om iets tegen hem
te zeggen, tenminste zoo leek het, maar hij gleed
uit op zijn houten been en toen viel hij er met zak
en al in. En Joe Clarke zei dat Finney een gil
gaf die hij al zijn levensdagen niet vergeten
zal".
„Wat kan in dien zak gezeten hebben?" vroeg
miss O'Connor op nadenkenden toon. „Je zou zeg'
gen iets dat hij vernietigen wilde".
„Dat zal wel", meende de nachtwaker. „Maar
niemand» die het met zekerheid vertellen kan, Want
wat eenmaal in dien vuurpoel beland is, komt er
niet meer uit".
„Het is a.Fschuweliik", zuchtte miss O'Connor.
„Wat een vreeselijk lot".
De stem van den nieuwen nachtwaker wekte
haar uit haar kort gepeins over het droevige einde
van den edelmoedigen Stafford Finney. Hij was na
melijk ten zeerste benieuwd of hij, nu hij zijn
tenten in het.huisje ging opslaan, niet op een goed-
koope manier aan wat meubeltjes kon komen en
tactvol roerde hij het onderwerp aan, nadat hij de
bezoekster uitgenoodigd had hem naar binnen te
volgen.
„Ik hoorde van mr. Bexendale's bediende, dat
Finney al zijn bezittingen aan u heeft vermaakt,
juffrouw", begon hij. „Ik vermoed, dat er wel het
een en ander by zal zijn, dat u toch niet gebruikt
en nu ik hier ga wonen, dacht ik, dat ik misschien
wel wat kon overnemen".
„Ik was van plan alles te verkoopen", deelde f,
miss O'Connor mee. „Ik geloof niet dat er iets is
dat ik zelf zal houden Alles wal ie hebben wil kun
je voor een schappelijken prijs krijgen".
Ze liep de woonkamer in en keek eens om zich
'•■een. De kamer was nog net zooals de overledene
die achtergelaten had en direct in het oog vallend
stonden op een klein tafeltje de twee whiskyfles-
schen. die Hollins geledigd had na zijn aankomst
in de veilige haven, die zijn graf zou worden.
De nieuwe nachtwaker wees met uitgestxekten
vinger naar de twee flesschen en schudde het
hoofd.
Er is heel wat over die whiskvflessohen gepraat
vanmorgen, toen ze hier kwamen kijkeh", zei
hij. „Als ze konden spreken, zouden ze een hoop
kunnen vertellen".
„Waarom?", vroeg miss O'Connor, die niets bij
zonders kon zien in de aanwezigheid van de met
zooveel nadruk aangeduide voorwerpen.
..Hierom, juffrouw. Wat voor fouten Finnev ook
gehad mag hebben een drinker was hij in elk
geval niet. Niemand heef! hem op één keer ooit
meer dan één glas zien drinken. Eii toch", ver
volgde de nieuwe nachtwaker met een geheimzin-
nigen klank in zijn stem, „wat wijzen de feiten uit?
Toen ze vanmorgen het een en ander aan het on
derzoeken gingen, bleek Finney eergisterenavond
hij Linacre twee flesschen whisky gekocht te heb
ben en vanmorgen waren allebei leeggedronken
een heel vreemd iets voor Finney".
Miss O'Connor keek nog eens naar de flesschen
zooals men naar uitgestalde griezeligheden in een
politiemuseum kijkt en ze wendde zich van hen ai
met een gevoel, dat het maar heel goed was dat
ziellooze voorwerpen tot eeuwig stilzwijgen ge
doemd zijn.
„Kom", zei ze, „laten we nu maar eens naaf
de meubels gaan kiiken".
(Wordt vervolgd).