Qwviand Een Drentsche ontginning: 'tZwindersche veld. N' uit eigen 3um Nederlandschen Opbouwdienst. Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1940 HAARLE M'S D A G B E A D 7 Onvruchtbaar gebied (900 H.A.) veranderd in landbouwstreek met 30 boerderijen. Het hoofdkantoor der Nederlandsche Heide Maat schappij, waar de mannen zetelen, die samen met de ambtenaren in Drente voor de ontsluiting der provincie zoo energiek gewerkt hebben en nog werken. (Van onzen specialen verslaggever). - (OOIT) H(eide) M(eer)Het komt vlot uit de pen van den man, die kort gele den Drente doorkruiste om den ontgin- ningsarbeid van de Nederlandsche Heide Maatschappij met eigen oogen te aanschouwen. Landstreken waar men eens heide en niets dan heide! zag, zijn verdwenen, dank zij den grootschen ontginningsarbeid van de Heide Maat schappij. Overigens voegt de heer Kruitbosch aan de uitgedachte nieuwe combinatie van de begin letters der N.H.M. onmiddellijk de opmerking toe, „dat dit in het algemeen .juist is, behalve dan die gedeelten van Drenthe, welke als natuurmonu menten in stand gehouden moeten worden". Dit ter geruststelling van de natuurminnaars, die altijd weer vrees koesteren, dat aan het natuur schoon op onherstelbare wijze schade gedaan zal worden. Het moge dan wel eens ronduit gezegd worden: die vrees is totaal ongegrond. De ambtenaren der Heide Maatschappij hadden en hebben een open oog voor de natuur. En zij zor gen er altijd weer voor, dat de toeristen een uit stekenden indruk kunnen opdoen van den toe stand, zooals deze vroeger was. Overigens zal men het over 't algemeen toch wel eens zijn met de stelling, dat r— en bepaal de gedachten dan alleen maar eens bij een ontgin ning als 't Zwindersche Veld, ter grootte van 900 H.A.! het toch altijd mooier zal zijn om door een gebied te toeren waar gezonde akkers, bekoor lijke kanaaltjes en een smaakvolle beplanting el kaar afwisselen dan zich met moeite te kunnen verplaatsen door een heideveld, dat zich zoo ver het oog reikt naar links en rechts, naar voren en achteren uitstrekt. En zij die vreezen, dat door deze ontginningen de steden hun recreatie-oorden verliezen? Och, de economische zijde van het vraagstuk speelt ook nog een rol. En wanneer men weet, dat er in Ne derland nog in totaal een 225.000 H.A. grond ont gonnen kan worden, waarvan elk jaar een opper vlakte van 8000 H.A. af gaat, dat er nog 220.000 H.A. gemoeid is met inpolderingen en droogmake rijen. dat er 570.000 H.A. cultuurland in Neder land is, waarvan de ontwatering nog verbeterd kan worden en dat er nog 500.000 H.A. grond voor ruilverkaveling in aanmerking komt, dan beseft men wellicht welk een werkgelegenheid daarmede gemoeid is. In manjaren uitgedrukt becijfert ir. W. II. van Eek dit op 797.600! Zal men dan in ernst voorstander kunnen zijn van stopzetting der ontginningen, waarmede bijna de helft van 't aan tal becijferde manjaren gemoeid is, opdat de steden hun recreatie-oorden niet zullen kwijt raken? 't Zwindersche Veld. Ruim tien jaar geleden lag er in de gemeenten Dalen en Oosterhesselen een streek van ongeveer 900 H.A., in hoofdzaak bestaande uit on vergraven veengrond. Alleen in Dalen was een deel van 't veen tot turf vergraven. Daarnaast trof men in dit Zwindersche Veld leemhoudende zandgrond aan, Een afzonderlijke afwatering der perceelen was wegens de versnippering niet mogelijk. In een klein gedeelte wordt hier nog de grond ontgon nen. Voor de rest zijn de ontginningsplannen van de Heide Maatschappij geheel uitgevoerd. En in 1S40 herinnert niets hier meer aan het verleden. Aangekocht in de jaren 1927 en '28 door de N V. Ontginningsmaatschappij „Het Landschap Dren the". ving men in 1930 met den arbeid aan, waar bij volgens 't veenkoloniale systeem te werk ge gaan werd. dat wil zeggen dat er een hoofdkanaal gegraven werd. waaraan de boerderijen kwamen te liggen. Bovendien werden er een aantal zij- kanalen gegraven op die plaatsen, waar zand voor bezanding moeilijk uit het terrein zelf te verkrijgen was. Naast de „plaatsen" zonder zij kanaal werden landwegen aangelegd, waarover later nog een smalspoor werd aangelegd voor den aanvoer van meststoffen en den afvoer van pro ducten. Hoewel het oorspronkelijk de bedoeling was het hoofdkanaal van de Hoogeveensche vaart af niet verder door te trekken dan tot de grens van het gebied, vooral wegens de kosten, is naderhand be sloten met financieelen steun van de Regeering tot doortrekking tot de Lutterhoofdwiik bij Coe- vorden. Hierdoor is een vrij groot scheepvaart kanaal tot stand gekomen (schepen van 120 ton kunnen er varen) waardoor een korte verbinding van het gebied langs de Hoogeveenschevaart en het Zwindersche Veld met de Lutterhoofdwijk en Dedemsvaart met fabrieken van landbouwproduc ten (stroocarton- en aardappelmeelfabriek, te Coevorden, aardappelmeelfabrieken te de Krim en Lutten) verkregen is geworden. Tevens is dit kanaal "een belangrijke water afvoer geworden voor het gebied Z.O. Drente, daar nl. 1 3 van de hoeveelheid overtollig water van de Hoogeveenschevaart af door dit kanaal via het afwateringskanaal CoevordenAne en de rivier de Vecht naar het IJselmeer afgevoerd wordt. De ontginning, welke in werkverschaffing werd Uitgevoerd bestond in het spitten van den grond ter diepte van 0.80 M.. waarbij er vooral reke ning mede werd gehouden, dat' het goede veen (bolster- en grauwveen) aan de oppervlakte bleef Verder werd zand gestrooid ter dikte van 12 c.M, Daarvoor gebruikte men zand uit den onder grond. uit zandhoogten en uit de zijkanalen. Ge- -lljkertijd werd de grond geëgaliseerd. De grond uit het hoofdkanaal was voor bezan ding weinig geschikt, daar deze voor een groot gedeelte uit leem bestond. Deze grond werd dan ook onderin de putten verwerkt. Het zandgrond gedeelte werd tot dezelfde diepte bewerkt. Ook hier werd de goede bovengrond bovengehouden en bedekt met een laag van 15 cm. goed zand. Den eersten tijd werd de ontgonnen grond in eigen exploitatie door het Landschap Drente ge nomen doch in 1932 werd tot stichting van boer derijen overgegaan, welke voor 3 of 5 jaar ver pacht werden. Door het Landschap Drente werden 20 boerde rijen met brugwachterswoningen gebouwd, Bij deze boerderijen werd ongeveer 25 h.a. land ge voegd. De pachtprijs bedroeg gemiddeld f 50 per h.a. Aan diverse architecten werd bij den bouw van boerderijen vrije opdracht gegeven voor 't Landschap Drente plannen te ontwerpen. Als eenige beperking werd de eisch gesteld, dat de bouwkosten niet meer dan f 300 per h.a. zouden bedragen. Het resultaat hiervan is geweest een aantal boerderijen, die stuk voor stuk kunnen wedijveren met de mooiste uit ons land. Trek hier zelf eens heen, stedeling! Dan ziet ge pas, hoe gevarieerd de bouwtrant is en hoe men op deze wijze eentonigheid heeft weten te voorko men. De goede resultaten met den grond deed de aanvraag stijgen. Vooral de boeren uit het aan grenzende de Krim. de streek waar pioniers op landbouwgebied, afkomstig uit de Veenkoloniën en uit den Gelderschen Achterhoek, zich geves tigd hadden, toonden groote belangstelling. Boer derijen met grond, doch ook losse landerijen gingen grif weg.De eigenaren van losse landerijen bouwden zelf hun boerderij. Dertien zijn er op deze wijze nog verrezen, zoodat 't Zwindersche Veld in totaal ruim dertig boerderijen telt. Dat degenen, die zich hier op den .eertijds onvruchtbaren grond gevestigd hebben, een be hoorlijke bestaanszekerheid hebben, danken zij in hoofdzaak aan den arbeid van de ambtenaren der Heide Maatschappij. Die hebben de ervarin gen. gedurende een kleine 20 jaar reeds met den grond in Drente opgedaan, uitgebuit voor de ont ginning van 't Zwindersche Veld. En wat er ook gebeure, hier zal het niet tot herontginning be hoeven te komen, zooals sommige van de eer tijds ontgonnen terreinen, waarvan de opbrengst niet loonend genoeg meer is, omdat toen nog de noodige ervaring ontbrak. Voor zulk een heront ginning schrikt de Heide Maatschappij niet terug Evenmin als voor 't feit. ruiterlijk te erkennen, dat het ontginnen in de eerste jaren toen men roeien moest met de riemen die men had na tuurlijk niet dezelfde resultaten kon hebben, als thans, nu een dertigjarige ervaring een woordje meespreekt! (Nadruk verboden). Winterspinazie wordt dezer dagen voor den eersten keer gezaaid. Van dit zaaisel wordt in het najaar geoogst. Om echter ook in den winter spi nazie te kunnen snijden, zaaien we begin Sep tember nogmaals. Winterspinazie heeft evenals zomerspinazie een voedselrijken grond noodig. We zaaien op regels, die 15 c.M. uit elkaar lig gen en de plantjes" worden later in den regel op 15 c.M. uitgedund. Twee goede soorten winterspinazie zijn: Ven- losche Winter en Utrechtsche Winter. Per M2. gebruiken we 20 gr. zaad. Veel plezier hebben we in onzen tuin van een kouden bak. We kunnen hierin 's winters nog wat versche kruiden, zooals peterselie en selderij, tot onze beschikking houden, we zaaien er in den nazomer en in het najaar verschillende groente gewassen, die in het vroege voorjaar uitgeplant worden, zooals bloemkool en sla in. We vervroe gen in de eerste maanden van het jaar wat van onze erwten en boonen in den bak. zoodat deze eenige weken eerder oogstbaar zijn dan de hoofd- oogst en zoo vergroot het bezit van een bak de mogelijkheden, die er voor onzen groentetuin be staan. belangrijk. In zijn eenvoudigsten vorm bestaat een bak uit twee vurenhouten of grenenhouten planken, respectievelijk van 30 en 10 a 15 c.m. breedte, die aan in den grond geslagen paaltjes, evenwijdig aan elkaar bevestigd zijn en den voor- en achter kant van den bak vormen en waarop de ramen rusten. Aan het begin en aan het eind van den bak wordt een passend sluitstuk gemaakt, zoodat de bak, wanneer deze gesloten is, geen kieren ver toont. Voor ramen zijn het meest aan te bevelen de z.g. éénruiters. Een éénruiter bestaat uit één groote. door een houten lijst omvatte ruit. Het geheele raam heeft een afmeting van 1,50 M. bij 80 c.M. Natuurlijk kan men ook ramen gebruiken met meer ruitjes, al hebben deze het bezwaar, dat de roeden, waarop de ruitjes rusten, nogal wat licht wegnemen. We kiezen ruiten met helder glas. de ramen met groen glas, die soms aange boden worden, zijn ongeschikt. We leggen een dergelijken bak met de lengte as oost-west en den lagen kant naar het Zuiden, zoodat de zon den geheelen dag op het glas kan schijnen. Tevens dragen we er zorg voor dat de bak niet, gedurende een gedeelte van den dag, in de schaduw van een haag of schuur komt te liggen. Over de lengte van een bak valt weinig te zeg gen. Deze is ook zeer afhankelijk van de grootte van Uw tuin. Een particulier kan echter van een bakje met drie éénruiters al veel plezier hebben. Natuurlijk is een dergelijk bakje te klein voor het kweeken van volwassen groenten onder glas, maar voor het vroeg verkrijgen van plantgoed en voor het overwinteren van enkele soorten groen ten en kruiden, is het een heel gemak. We beschermen den bak en de ramen voor weersinvloeden, door hem van binnen en buiten met carbolineum of verf te bestrijken. De aarde in den bak moet liefst gezeefd zijn. er bevinden zich dan geen grove kluiten of brok ken meer in, hetgeen gemakkelijker werkt en ook voor het zaaigoed beter is. De aarde, die we in den bak brengen, moet humusrijk zijn, we nemen er dus voor het grootste gedeelt bladaarde of oude fijne compost voor. Het aardoppervlak in den groentebak moet niet horizontaal liggen. We laten dit van den lagen kant naar den hoogen kant van den bak ongeveer 10 c.M. oploopen. dus eenigszins evenwijdig met het glasoppervlak. Twee kruiden, die we in dezen tijd van het jaar zaaien, met het doel ze in den bak te overwinte ren, zijn peterselie en snijselderij. Peterselie kun nen we meteen in den bak zaaien, of in bloem potten. die we later in den bak zetten, of wel we zaaien op een beschaduwd plekje buiten en plan ten ze later in den bak uit. In alle gevallen laten we het zaad gedurende pl.m. een week in vochtig zand voorkiemen. Indien we direct in den bak zaaien, leggen we de ramen nog niet op den bak doch wachten hiermee, tot er kans op nachtvorst bestaat. Snijselderij wordt evenals peterselie nu in den bak of buiten gezaaid. In het laatste geval worden de plantjes later met kluit in den bak uitgeplant. Het zaad wordt evenals peterseliezaad vooraf geweekt. Snijselderij komt zeer langzaam op en we zorgen ervoor dat de grond steeds vochtig blijft. Goede soorten zijn; Fijne Amsterdamsche, Ge wone snij en Gekrulde selderij. J. J. L. KAASMARKT .ALKMAAR. Aangevoerd 27 stapels zijnde 40.000 K.G. Fabriekskaas kleine f 45 per 50 K.G. Boerenkaas kleine f 35 per 50 K.G. Handel goed. Over de inrichting en samenstelling van den De Staatscourant van Vrijdagavond bevat de volgende verordening van den wnd. secretaris generaal van het departement van algemeene zaken betreffende de inrichting en samenstelling van den Nederlandschen opbouwdienst. Op grond van par. 1 van de verordening no. 23/1940 overeenkomstig de paragrafen nos. 2 en 3 van de verordening no. 3/1940 van den Rijkscom missaris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt bepaald: Hoofdstuk 1: Leden van den Nederlandschen opbouwdienst. Artikel 1. Van den opbouwdienst maken deel uit: 1. Het geheele reserve- en dienstplichtig per soneel van de voormalige Nederlandsche land- en zeemacht, dat zich op den 14den Juli 1940 in wer- kelijkea dienst bevond, met uitzondering van de reserve-off iciere» 2. De werklooze reserve- en dienstplichtige on der-officieren. korporaals en manschappen van de reserve van de Nederlandsche land- en zeemacht, die sinds 15 Mei 1940 met groot verlof zijn ge gaan, indien zij een verzoek indienen om in den opbouwdienst opgenomen te worden en op het oogenblik, dat het verzoek wordt ingediend nog zonder werk zijn. Artikel 2. 1. Op verzoek kunnen in den opbouwdienst bij wijze van proef worden opgenomen: 1. Beroeps-officieren en onder-officieren alsmede reserve-officieren van de Nederlandsche land- en zeemacht; 2. Beroeps-korporaals en -manschappen van de Nederlandsche land- en zeemacht, voor zoover zij den leeftijd van 35 jaar nog niet overschreden hebben; 3. Iedere andere mannelijke Nederlandsche onder daan van onbesproken gedrag, die het 19de levens jaar heeft volbracht en tot lichamelijken arbeid in staat is; 2. De in de eerste alinea genoemde personen kunnen drie maanden na hun opname in den op bouwdienst daarin blijvend worden opgenomen. Artikel 3. Zij, die deel uitmaken van den opbouwdienst kunnen daaruit ontslagen worden, 1. Indien zij voor den dienst niet meer bruikbaar zijn; 2. Op eigen verzoek, indien zij daarbij bewijs kunnen overleggen dat zij in het bezette Neder landsche gebied of in het Duitsche Rijk werk heb ben gevonden; 3. Op voorstel van een arbeidsbeurs. RECHTSPOSITIE. Hoofdstuk 2. Rechtspositie van hen, die deel uitmaken van den Nederlandschen opbouwdienst. Artikel 4. 1. Wat betreft de aanspraken van hen, die deel uitmaken van den opbouwdienst, op bezoldiging, voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging, schadeloosstelling, arbeidsverzekering, (invalidi- teits- en ongevallenwet), kostwinnersvergoeding, gelden de desbetreffende voorschriften van de Ne derlandsche land- en zeemacht. Dit zelfde is van toepassing op leveringen of andere prestaties van de burgerbevolking ten behoeve van den opbouw dienst en op hieruit voortspruitende vorderingen, een en ander als bedoeld in de inkwartieringswet. 2. Het bepaalde in den eersten zin van de vorige alinea van dit artikel geldt ook voor hen, die op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst (ar beidscontract) bij de administratie van den op bouwdienst werkzaam zijn, voor zoover bij deze overeenkomst niet anders is bepaald. DE LEIDING. Hoofdstuk 3. Bevoegdheden van de leiding. Artikel 5. De commandant van den Nederlandschen op bouwdienst: 1. Is belast met de bevelvoering en de hand having der discipline ten aanzien van allen, die deel uitmaken van den Nederlandschen opbouw dienst en leidt de vorming dn opleiding van het personeel van den opbouwdienst. Hij vaardigt een reglement uit betreffende de organisatie en de dis cipline. 2. Is verantwoordelijk voor de organisatie van den arbeid en de goede uitvoering van de door den Nederlandschen opbouwdienst uit te voeren wer ken. 3. Beslist over plaasting en indeeling in den opbouwdienst overeenkomstig art. 2. 4. Beschikt over het ontslag uit den opbouw dienst overeenkomstig art. 3. 5. Is belast met het toezicht op de medische en hygiënische behandeling van hen, die deel uit maken van den opbouwdienst. 6. Voorziet in de huisvesting en verpleging van de leden van den opbouwdienst alsmede in de ver schaffing van inrichtingen, gereedschappen en ma- terieelen die benoodi&d zijn voor de uitvoering der H. Marsman. Tempel en Kruis. -Amsterdam. Em. Querido U.M. Toen vier maanden geleden deze gedichtenbun del verscheen kon men. reeds bij een vluchtig door bladeren, een vermoeden voelen opkomen dat er in Marsman, den belangrijksten dichter onder de thans veertigjarigen, weer een evolutie in de inzichten plaats greep, waarvan Tempel en Kruis een eerste uiting kon zijn. De mogelijkheid dat daarop niets meer volgen zou zal door niemand voorzien zijn. en zoo ligt dan het laatste werk van den man, wiens invloed op denken en dichten van zijn tijdgenooten en hun jongeren vergeleken is met dien van Kloos, op den kring die om dezen was, voor ons. De vraag die hij zich tien jaar geleden stelde is wreed en onverwacht voor een deel daarmee be antwoord „Tusschen dit oogenblik en mijn dood ligt misschien een lang leven; ook een groot? de hoop daarop heeft mij allengs begeven; maar is groot of klein niet om het even voor wie gelooft dat wij pas met den dood gaan leven?" Vaak had de dichter in Marsman zich met den dood bezig gehouden, doch, naar hij aan een vriend schrijft: „ik betwijfel of ik door mijn gedichten den dood ook maar voor een zweem van zijn verschrik king heb beroofd. Ergens wacht hij. in zijn volle kracht, alsof ik nooit over hem had gedicht". En inderdaad heeft „ergens" de dood hem ge grepen, terwijl zijn werk een nieuwen opbloei in het vooruitzicht stelde. De vriend wien hij den raad gaf, na het vijftigste jaar „langzaam te leeren, dat het goed is als de bladeren vallen, dat de sterken dan toch nog lang niet gerooid worden en pas onder den winterstorm vallen willen", die vriend zal aan zijn verzoek niet kunnen voldoen: „laat uw humor, uw gloed, uw snelle boosaardige tong u vooral niet begeven en bezoek mij, eenmaal, in het huis van mijn ouderdom. Mr. Hendrik Marsman is in 1899 geboren en heeft te Leiden en te Utrecht rechten gestudeerd. Tusschen zijn 25e en 30e jaar valt zijn leiderschap onder de dichtende tijdgenooten die aan periodieken als Het Getij en De Vrije Bladen medewerkten. Wat in den zooeven vermelden brief aan een vriend (al werd die veel later geschreven) opvalt, is in, die eerste periode bij Marsman in sterke mate aan wezig: een levenskracht, een vitaliteit, die zich uiten moet in zijn levensbeschouwing, zijn werk, zijn critiek op werk van anderen, zijn omgang en ge sprekken met hen en die hem de kracht en ge schiktheid boden in velerlei opzicht leiding te geven. Hij heeft zich later van die leiding eenigszins teruggetrokken, misschien een weinig gedésillusio- neerd, misschien ook door den drang nog meer aan zich zelf te arbeiden, met zichzelf in het reine te komen. Want voor zichzelf is hij evenmin gemak kelijk geweest als voor anderen. Steeds zal men in zijn oeuvre een zich bezinnen, zich herzien vinden, doch ook steeds bekent hij zichzelf en anderen die hernieuwingen in open en franke taal. met den hartstocht en eerlijkheid van den onafhankelijken. daden beminnenden geest. Wie niet de moeite neemt Marsman's geheele werk door te gaan, zal wellicht soms stuiten op weifelingen en gepieker, die echter in een overzicht op het geheele werk van geringer beteekenis worden. Zooals hij zichzelf kon afvragen of zijn vele dichten op den dood niet beter achter wege gebleven ware. een ander maal meent dat een dichter wel dichten, doch zijn gedichten niet publiceeren moest, en in dienzelfden tijd er meer voor voelt „naamloos en ongekend" door het leven te gaan dan als kunstenaar erkend en gewaardeerd te zijn, zou men in hem een Grübler, een pieke- raar willen zien zoo men niet wist, dat ondanks dat alles door hem het werk. de volbrachte daad toch boven alles van waarde bleef. Een merkwaar dige pluïzer, een feilloos anatoom van de ziel toonde hij zich bij uitstek in den prozaroman „De Dood van Angèla Degroux", hier in "34 besproken. Een werk dat aan den lezer eischen stelt van ge duld, begrip en overpeinzing, waaraan deze slechts bij uitzondering wenscht te voldoen. Ook dit is geen ontspanningslectuur, doch de inspanning die zij vraagt is de moeite waard. Maar heeft Marsman ook over zijn gedichten zich niet beklaagd, dat voor zijn stem geen klankbodem voorhanden was en zijn stem die eens roependen in de woestijn bleef! Nhdat, nu ruim twee jaar geleden, drie deelen Verzameld Werk 750 pag.) eveneens bij Querido het licht zagen, is Tempel en Kruis de eerste bundel nieuw werk sinds 1937. Een man is naar zijn ge boorteland teruggekeerd en herinnert zich. Maar zijn hart vindt geen vrede en trekt hem terug naar de zee van het Zuiden. „Breek op en verdwijn in den nacht; zie niet om naar het huis van uw hart; laat uw leven liever vergaan en verbloeden in eenzaamheid dan nog langer de wegen te gaan waarvan iedere steen u weer zegt wat gij hebt misdacht en misdaan" Aan de boorden van de oude wereldzee zal ook Marsman een hernieuwing ondergaan. „Wie schrijft, schrijv' in den geest van deze zee of schrijve niet". Niet de minst dichterlijke, de minst belovende in dezen bundel zijn de slotverzen, waarin Marsman tot een verheven rust schijnt gekomen die aan zijn dichtersvisie niet in het minst afbreuk heeft gedaan: „hij. van zijn hoog terras, volgde de lange strepen, het vluchtig zog van nooit geziene nooit gedroomde schepen door het gemarmerd zilver van de zee de huiveringen van 't geschubd metaal, door 't stijgend maanlicht rimpelend beschenen waren dien nacht op zee het eenig teeken, dat twintig eeuwen ademloos verstreken en in zijn hart antieke vrede was gedaald" en „zoolang de europeesche wereld leeft, en, bloedend, droomt den roekeloozen droom waarin het kruishout als een wijnstok rankt, ruischt hier de bron, zweeft boven déze zee het lichten van den créatieven geest". Het heeft geen zin meer aan Marsman's laat ste woorden veronderstellingen over nog komend werk vast te koppelen. Een sterk, maar ook een religieus dichter was hij steeds. J. H. DE BOIS. werken en houdt toezicht op het onderhoud en de verdeeling daarvan. Artikel 6. Het hoofd van de administratie van den Ne derlandschen opbouwdienst: 1. Staat aan het hoofd van allen, die bij het administratieve bestuur van den opbouwdienst werkzaam zijn; 2. Ontwerpt de door den wnd. secretaris-generaal van het ministerie van Algemeene Zaken op grond van art. 4, van de verordening no. 71/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied uit te vaardigen voorschriften. 3. Houdt toezicht op de uitvoering van de op grond van art. 3 van de verordening no. 71/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder landsche gebied vastgestelde jaarlijksche be grooting. 4. Heeft de leiding van het archief van den Nederlandschen opbouwdienst. Artikel 7. Deze verordening treedt op den dag van haar afkondiging in werking, met terugwerkende kracht tot 15 Juli 1940. Oneerlijke lmlpbesteller maakte pakjes open. Door een dame op heeterdaad betrapt. Een dame, die rustig door Amsterdam- Zuid fietste, werd in Juni j.l. door een zonder ling schouwspel getroffen. Zij zag. dat een hulp besteller. die met een hoeveelheid poststukken per fiets onderweg was, rustig een pakje open maakte, de inhoud in zijn zak stak en de verpak king wegwierp. Zij stapte af, raapte de enveloppe op en na kort overleg reed zij naar het postkantoor Zuid aan de Gerard Terborgstraat te Amsterdam, waar zij verslag van haar ervaringen uitbracht. Direct stuurde de hoofdbesteller een van zijn' bestel lers achter den zonderlingen hulpbesteller aan en deze haalde hem in de Ferdinand Bolstraat in De man viel direct door de mand. Uit het pakje had hij een voor hem waardeloos cliché gestolen. Bij de huiszoeking en het onderzoek bleek, dat de man, die sinds October van het vorige jaar in dienst was als hulpbesteller, herhaaldelijk pakjes die hij naar het Centraal-station moest bren-v gen. had opengemaakt en de Inhoud gestolen. Veel had zijn misdrijf hem niet opgeleverd, het waren meest vrij waardelooze voorwerpen, die hij ijlings naar de bank van leening had ge bracht, waar de recherche ze in beslag nam. De 40-jarige hulpbesteller stond terecht we gens verduistering, gepleegd als ambtenaar. De president van de Amsterdamsche rechtbank mr. J. Boon vroeg aan den man, die een volledi ge bekentenis aflegde: „Wat moest je met dien rommel, voor de geadresseerden hadden de pak jes waarde, maar je kreeg bij de lommerd voor het meerendeel geen cent, 't is treurig, je kreeg een kans om hoogerop te komen. Verdachte was vroeger diamantbewerker ge weest. hij verdiende een behoorlijk loon. Toen hij werkloos werd. kreeg hij f 8.50 steun. In October werd hij aangesteld als hulpbesteller. Hij bewoonde een huis van f 32 per maand en over met algemeen gaf hij veel meer geld uit dan in zijn omstandigheden geoorloofd was. Het over verdachte uitgebrachte reclasseerings- rapport luidde gunstig. Daarmede rekening houdende, requireerde de officier van justitie mr. Kleene een gevan genisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en onder aftrek der voorloopige hechte nis. De verdediger mr. M. Schorlesheim schetste verd.'s financieele en huiselijke omstandighe den. Met klem drong hij aan op een geheel voor waardelijke straf. Vonnis 30 Augustus. HIBISCUS. ALTHAEASTRUIIL In den zomer bloeiende tuinheesters zijn er maar weinig. Eén ervan is Hibiscus of Aithaeastruik en vel Hibiscus syriacus. Deze bloeit van Juli tot No vember, en de vele vormen van deze soort met hun groote enkele of dubbele bloemen, in mooie tinten, geven aan den heersterhoek van onzen tuin de vroolijkheid. waaraan deze in dit jaargetijde zeer zeker behoefte heeft. Q Hibiscus verlangt een zonnige standplaats, liefst eenigszins beschut. De bodem kan het beste een goed doorlatende, humusrijke zandgrond zijn. De struiken groeien hoog op en hebben meestal een pyramidevorm. Prachtig is de Hibiscus syriacus albo-plenus, met groote dubbele zuiver witte bloemen. Een enkelbloemige witte vorm, met zeer groote bloemen is Hibiscus syriacus totus albus, deze bloeit vrij vroeg. Hibiscus syriacus Admiral Dewey heeft dubbele witte bloemen. Een zeer sterke witbloeiende plant is Hibiscus syriacus Snowdrift met zeer groote enkele bloemen. Van de blauwbloeiende vormen is de mooiste en de sterkste Hibiscus syriacus coelestis, met enkele blauwe bloemen. Hibiscus syriacus coeruleo plenus heeft dubbele donker lila blauwe bloemen. Hibiscus syriacus Mechanii heeft violetblauwe bloemen en witbont gevlekte en gerande bladeren. Ook zijn er vele rose en rood bloeiende vormen .an Hibiscus syriacus. waarvan twee vormen extra zijn aan te bevelen door hun sterkte, n.l. Hibiscus syriacus Rubin, met enkele donkerroode bloemen en Hibiscus syriacus Due de Brabant, met dubbele donkerroode bloemen. Tusschen deze donkerroode vormen en de witte variëteiten komen nog weer allerlei overgangen voor, als rood met violet, roserood, wit met licht rood, wit met rose etc. Al deze planten zijn zeer mooi en zeer vroolijk en vooral te waardeeren om den tijd van hun bloei, die valt in een periode, dat de meeste heesters hun bloeistadium al haast weer hebben vergeten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 11