De Lotgevallen van een Collier
Bewaren van boonen
yoor den winter.
NEKKIE-RAF
DINSDAG 27 AUGUSTUS '1940
HAARLEM'S D'AG BE AD
Verschillende methoden
van conserveeren.
Het A.N.P. meldt:
De zorg voor de voedselvoorziening van het ge-
Kin gedurende den komenden winter zal menige
huisvrouw ongetwijfeld een meer dan gewone be
langstelling doen betoonen voor den inmaak van
boonen, nu deze uitnemende groentesoort ruim
schoots en tegen betrekkelijk lagen prijs beschik
baar is. Het komt er op aan. ook op dit gebied de
winterprovisie zoodanig te verzorgen, dat voor het
gezin uit voedingsoogpunt een zoo nuttig mogelijk
jen dement wordt verkregen.
Drie conserveerirgsmethoden staan hierbij te
onzer beschikking: het in zout inmaken, het dro
gen en het steriliseeren.
Daarvan is de eerste, het inmaken, de meest
primitieve, maar tegelijk wat veiligheid van be
waren betreft een alleszins afdoende methode,
wanneer men zioh aan de straks te vermelden re
gels houdt. De corserveerende werking van het
zout berust op de eigenschap, dat het water ont
trekt aan de stoffen, waarmede het in aanraking
komt. De kleine organismen, die wij bacteriën noe
men en die het bederf zouden kunnen veroorzaken,
worden aldus door het zout vernietigd. Ook deze
medaille heeft evenwel haar keerzijde, daar de
water onttrekkende werking niet bij de bacteriën
ophoudt, doch zich ook tot de groente uitstrekt,
waardoor belangrijke voedingsbestanddeelen (vita
minen en mineralen) uit de tonnen verdwijnen.
Voegen wij hierbij dan nog de omstandigheid, dat
voor het ontzouten der boonen het afkoken onont
beerlijk is, waardoor opnieuw een aanslag wordt
gedaan op evengenoemde voedingsbestanddeelen,
dan is het wel duidelijk, dat uit een oogpunt van
voedingswaarde de inmaak in het zout niet bijster
hoog mag worden aangeslagen.
Eigenlijk zouden wij dezen vorm van inmaak ge
rust in de ban mogen doen, maar een zoo radicaal
besluit zou toch misschien iets ,te ver gaan. Meer
dan eenmaal in de twee weken behoort zulle een
gerecht echter niet op de gezinstafel te worden ge
bracht, waarbij het alleszins aanbeveling verdient,
de voedingsarmoede van het gezouten product zoo
veel mogelijk aan te vullen met een flinke portie
aardappelen en (of) witte boonen.
Recepten hiervoor zullen in het winterseizoen
Worden gegeven. Voor een huisgezin, bestaande uit
man, vrouw en drie kinderen van twee tot tien
jaar, kan op deze gronden worden volstaan met
den aankoop van een hoeveelheid van twintig kilo
gram snijboonen, bestemd voor inmaak in het zout.
Wij rekenen op tien kilogram gesneden boonen,
drie kilogram zout. Deze hoeveelheid lijkt mis
schien wat groot, maar dit heeft zijn goede reden.
De boonen, die met zoo'n ruime hoeveelheid zout
worden ingemaakt, behoeven namelijk niet telkens
te worden nagekeken, schoongemaakt en van
nieuw zout voorzien. Zoodra zij onder de pekel
staan, heeft men er geen omkijken meer naar. Een
zeer practisch gevolg daarvan is, dat men er geen
groote inmaakpot voor behoeft te gebruiken. Met
kleine Keulsche potjes, leege strooppotten, afge
dankte Weckflesschen en wat dies meer zij, kan
men zich voor dit doel uitstekend redden. Zeer
practisch is het, telkens in elke pot of flescih on
geveer de portie voor een gezinsmaaltijd te doen.
Dit vaatwerk kan dan verdwijnen wanneer de in
houd genuttigd is. Ook laten de kleine potten en
flesschen zich in gezinnen met beperkte woonruim
te gemakkelijker opbergen dan een groote Keulsche
pot of een eiken vat.
HET INMAKEN IN ZOUT.
Bij het in zout inmaken ga men als volgt te werk.
Men begint met in een groote teil of gaven emmer
wat zout te leggen, daarop gaat dan een flinke laag
boonen en zoo gaal men door tot de geheele hoe
veelheid is verwerkt. Daarop wordt de groente ste
vig aangestampt, waarna de boonen blijven staan
tot zich een flinke laag pekel heeft gevormd, het
geen in een paar uur tijds geschiedt. Dan kan het
vullen der flesschen en potten beginnen, waarbij
er voor zorg wordt gedragen dat de inmaak steeds
goed onder de pekel komt te liggen. Elke flesch en
pot wordt afgesloten met een in warm water soepel
gemaakt stuk perkamentpapier. Na een paar da
gen controleert men of de boonen overal nog onder
de pekel staan. Mocht dit hier en daar niet het
geval zijn, dan wordt wat schoon water bijgegoten,
zobdat het wateroppervlak ongeveer een drietal
centimeters boven de groente komt te liggen.
Behalve snijboonen kunnen op dezelfde wijze
ook slaboonen en andijvie worden bewaard. De af
gehaalde, gebroken boonen worden gewoonlijk een
paar minuten in kokend water opgeweld, daarna
uitgespreid tot ze volkomen afgekoeld zijn. De an
dijvie wordt gesnipperd en evenals de snijboonen
rauw verwerkt.
HET DROGEN VAN BOONEN.
En nu het drogen van boonen. Hiervoor komen
allereerst liefst dunne princesseboonen in aanmer
king, die men even in kokend water „opwelt",
daarna afkoelt en te drogen legt. Dit kan geschie
den door het uitspreiden van de boonen op een
hor op een tochtige plaats. Het is echter zaak, dat
dit drogen vlot verloopt, daar er anders nogal eens
boonen gaan schimmelen. Is er gelegenheid de boo
nen bij den bakker te doen drogen, dan verdient
dit ongetwijfeld aanbeveling.
Ook kan men de prinsesseboonen drogen door
deze aan draden te rijgen. De strengen worden dan
zoo mogelijk in de zon op een luchtige plaats ge
hangen.
Capucijners, erwten, witte boonen, bruine boo
nen en kievitsbooren kan men te velde geel laten
worden, waarna de planten uit den grond worden
getrokken en met peulen en al te drogenworden
gehangen.
Dan blijft nog over het steriliseeren van boonero,
maar dit is een zoo bekend onderwerp, die dien
aangaande geen nadere aanwijzingen behoeven te
worden verstrekt.
SNIJBOONEN ALS ZUURKOOL
BEREID.
Tenslotte zij de aandacht gevestigd op een koste
lijke mogelijkheid om snijboonen in te maken, na
melijk: de bereiding als zuurkool. De gedachte
klinkt misschien wat vreemd, doch verdient uit
voering. daar men op deze wijze een smakelijk en
voortreffelijk product verkrijgt. Onze Oosterburen
passen deze methode met groot 9ucces reeds ge-
ruimen tijd toe. Trouwens een zure smaak bij een
stamppot van snijboonen wordt in sommige stre
ken van ons land ook gewenscht, immers men
pleegt daar dit gerecht met azijn „af te maken".
Men gaat bij dezen inmaak als volgt te werk: de
boonen worden in fijne snippers gesneden en per
kilo hiervan worden twee afgestreken eetlepels
(20 gr.) zout genomen. Tijdens het doorkneden en
aanstampen van de boonen met het zoüt wordt nu
en dan een scheutje karnemelk toegevoegd. Op den
inmaak wordt een schoon doekje gelegd met een
daarop passend plankje en een zware steen, zoodat
de boonen blijvend onder het vocht komen te staan.
De pot of het vat wordt op een frissche, maar
vorstvrije plaats weggezet en gedurende de eerste
weken telkens nagezien. De kim wordt dan ver
wijderd en doekje, plankje, steen en rand van pot
of vat worden met heet wnter schoon gemaakt. De
melkzure gisting, die tengevolge van deze bewer
kingen ill de snijboonen optreedt, is een uitstekend
conserveeringsproces, waarbij het gehalte van de
groente aan vitaminen en mineralen bewaard
blijft en zooals reeds gezegd een zeer smakelijk
product wordt verkregen, dat niet behoeft te wor
den afgekookt.
Vergadering van Noord-Nederland—
Vlaanderen.
Zaterdagavond vergaderde de stichting
Noord-Nederland-Vlaanderen te 's-Gravenhage.
Na opening door den voorzitter, vertelde Wil
lem de Meijer, de bekende bezieler der Vlaam-
sche zangfeesten van de schrikkelijke ervaringen,
die de Vlaamsche geïnterneerden gehad had
den, toen zij weggesleept werden naar het
Zuiden van Frankrijk en van hun troostlied
„Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief". Met
dit lied, mede gezongen door Wiesken Aerts,
werd de avond geopend.
Menig lied volgde, zoowel van de beide Vlaam
sche kunstenaars als van de gansche vergade
ring in combinatie met hen.
Dr. Borms vertelde hoe de Fransche gevangen
schap hem dichter bij den dood had gebracht
i.-
Hr
Daverend ronken de motoren, sneller en sneller draaien de propellers, een Duitsch He 11 1 gevechts
vliegtuig gereed, om te starten voor een vlucht naar het vijandelijk gebied (Foto Weltbild)
dan de doodstraf, die 21 jaar geleden tegen hem
werd uitgesproken. Op io Mei te Merxem ge
vangen genomen, werd hij 15 Mei met vele
anderen in een beestenwagen geladen te Vorst
bij Brussel, waar de gevangenen 6 dagen en 7
nachten in opgesloten bleven, de eerste 2 dagen
geheel zonder eten.
Dinsdag 22 Mei arriveerde het transport te Or
leans, waar allen zeer ruw uitgeladen werden en
onder het gebuil der bevolking en mishandelin
gen naar het concentratiekamp werden ge
bracht, waar de barakken voorbeelden van vui
ligheid waren en de soldaten lederen dag uit
muntten in tal van mishandelingen. Toen de
groote Fransche nederlagen plaats vonden, koel
den de soldaten hun woede des te sterker op de
gevangenen.
Te Abbeville zijn 22 gevangenen, onder wie
Joris van Severen, vermoord. Van het kamp te
Orleans werden in die dagen dr. Borms en een
24-tal anderen in de militaire gevangenis opge
sloten. Hier vond geen mishandeling plaats. De
oorzaak was, dat deze Fransche cipiers geen
Walen gesproken hadden. Want de Walen ruiden
overal de Franschen op én veroorzaakten ook
den dood van Joris van Severen.
Naast de namen van Coucke en Goethals ko
men vooral de gevallenen der folterkampen van
de Vlaamsceh weggevoerden. Zoo handelde Bel
gië tegenover de Vlamingen. Het is tijd, aldus
spreker, dat wij ons afkeeren van de werkers
dezer ongerechtigheden. Wij willen vrij zijn,
vrij.
De heer Karei Watemaux. secretaris van de
stichting Noord-NederlandVlaanderen huldig
de vervolgens dr. Borms. Hij bracht in herin
nering, hoe 21 jaren geleden over dr. Borms
als Vlaming de doodstraf werd uitgesproken,
later in celstraf veranderd en hoe tenslotte na
tien jaren de Vlaamsche stemmen de gevange
nispoorten openrammeiden. Tien jaren celstraf
legt een stempel van martelaarschap. Den
lOen Mei 1940 begon een tweede martelaar
schap. korter van duur, feller van aard.
En sterker nog zal thans de geest van weder
opstanding in Zuid- en Noord Dietsch doen
gevoelen en Dietsch doen handelen, samen met
dr. Borms in een strijd voor de hereeniging van
Noord en Zuid.
Met het zingen van de Vlaamsche Leeuw werd
de vergadering besloten.
Dr. Borms heeft ook in Bellevue te Amsterdam
gesproken. Dr. J. Smit. die de Amsterdamsche ver
gadering presideerde, deelde mede, dat Florimond
Grammens niet aanwezig zou zijn wegens zijn be
noeming tot commissaris voor de uitvoering der
taalwetten.
INTREKKING RAADSBESLUITEN ACHTER
GEVELROOILIJNEN
B. en W. van Haarlem stellen den Raad voor, in
te trekken de bij Raadsbesluiten van 19 Augustus
1914, 25 Januari 1922 en 21 Maart 1923 vastgestelde
achtergevelrooilijnen voor de bouwblokken binnen
de gemeente, gelegen tusschen de Berchheydestraat
de Saenredamstraat, de Keainemerstraat, de Vroom-
straat, de Generaal de Wetstraat, de President Steijn
straat, het terrein van de „Werf Conrad", den
Spaarndamscheweg, den Kloppersingel en den Scho
tersingel
VOOR DE KINDEREN
En spoedig heeft mijnheer Raf de
boord omgedaan. Ernstig ziet hij in
den spiegel en bekijkt zichzelf aan
dachtig. Nadenkend zegt hij: „Wat
zal nu mooier zijn? Als ik mijn broek
omsla, kunnen de dieren allemaal
mijn mooie schoenen met slobkousen
zien. Laat ik mijn broek hangen, dan
kunnen ze allemaal zien, dat ik zoo'n
mooie lange broek heb."
Mijnheer Raf vindt het een moei
lijk geval. Met strenge oogen kijkt hij
in den spiegel.
Nu, hij besluit dan, zijn broeks
pijpen omgeslagen te laten. Hij is
eindelijk geheel klaar. De mandoline
staat in den hoek en wacht tot de
baas hem mee zal nemen. Maar Raf
heeft eerst nog andere boodschappen
te doen. Het is nu volslagen donker
buiten. Zoo stapt hij de pleur uit en
gaat het bosch door. Hij weet precies
in welken boom de nachtegaal om
dezen tijd zijn liedje gaat zingen. Hij
moet den nachtegaal tot eiken prijs
nog spreken.
Maar opeens komt de maan achter
de wolken vandaan. Het nachte
gaaltje staakt even zijn liedje en ziet
heer Raf in het maanlicht staan.
Nieuwsgierig kijkt hij naar beneden.
„Och, nachtegaaltje," zegt Raf ang
stig, „wil jij' mij een grooten dienst
bewijzen? Ik zit erg in groote moei
lijkheden. Ik heb overal rond verteld,
dat ik zoo mooi kan zingen. En nu
moet ik vanavond komen bij koning
Nobel om mijn prachtige stem te
la-ten hooren."
Haarlemsche Orkestvereenigi
mi
Marinus Adam opende het Maandagavondoi
eert met de Ouverture „L'Isola d'ishabitata" y
Haydn. Ons orkest heeft dit stuk hier reeds mi
malen gespeeld; ik herinner me echter geen
voering, welke die van gisteravond in schoon!*
en zuiverheid van klank evenaarde. Het
lust te luisteren naar dit musiceeren, al nam ai
het geheele orkest er aan deel: Haydn heeft
slechts enkele blaasinstrumenten in aangewa
Maar die enkele werden dan ook zóó goed bespet
dat een woord van lof niet mag ontbreken, en;i
de bassisten komt zulk een woord eveneens t:
De gracieuze Menuet, die. kort vóór het slot
Ouverture, ons een schildering van den hoogstat
den cultus der danskunst op d,at onbewoonde eik
schijnt te geven op het dito eiland in Wagenaii
„De Schipbreuk" was een veel minder voorna;
Quadrille inheemsch. genoot een bijzonó
mooie vertolking.
Bij de uitvoering van 't volgende programman»
mer was alleen het strijkersensemble, ondersfc
door het door Jan Rozekrans aan den concerto
gel vertegenwoordigde „continuo", in actie,
was een Concerto in Fa voor 3 violen van Ank
Vivaldi in de bewerking van wijlen den bekend
vioolpaedagoog Felice Togni, tijdens wiens lea
het hier al eens uitgevoerd''werd, Het is een frs
werk, welks makelij nauw verwant is met die v
Bach's Concerti: geen wonder, wijl Bach die v
Vivaldi als voorbeeld nam. De drie solisten, G
Beths, Gerard Mulder en Leendert de Graaff vor.
den een zóó homogeen „concertino", dat alleen!
het langzame middendeel, waar de 2de solovii
„pizzicato" speelt tegen het „coll' areo" der bei
andere een zeer eigenaardig en mooi effect. -
een duidelijk onderscheid in prestatie waar ten
men was.
In de tweede helft van dezen avond werd»
heel andere toon aangeslagen. Toen was het gedu
met gereserveerdheid van uitdrukking en klassü
schoonheid der vormen. Toen vierde de wilde ve
beelding van Berlioz hoogtij; toen wisselden sq
gestieve fluisteringen en natuurstemmingen a
woeste klankuitbarstingen en griezelige grillen,
de eerste twee deelen zijner „Symphonie fantül
que, épisode d'une vie d'artiste" een uit ei;
levenservaring ontsproten werk heeft Beru
nog eenïge aanknooping aan bestaande vormen tl
proefd; in het derde deel „de Sèue aux cham;i
legde de aard van het onderwerp beperking q
maar in de laatste twee deelen is het een em
wilde romantiek van het genre dat de schitó
Breughel en, nog sterker, Wiertz vertegen w#
digd hebben. Veel is er in die S. fantastique, i
mij afstoot; veel is er in het eerste en vooral
het derde deel, dat zóó uitgerekt is, dat de be:
ming „Symphonie élastique" niet onpassend
schijnen. Maar daartegenover staat dat de vonh
van Berlioz' genie overal, ook in de onvolmaei
heden en leelijkheden schitteren; dat vooral de:
kestratie zóó nieuw, zóó oorspronkelijk is, dat n
zich moeilijk kan voorstellen, dat dit werk re?
110 jaar geleden door een 27-jarige geschrei
werd: geschreven met dezelfde onevenwichtig^
die den geest er van kenmerkt, nl. het derde
moeizaam en onder vele omwerkingen, het vier
in één enkelen nacht. Van Berlioz' beteekenisi
baanbreker voor Liszt en Rich. Strauss kan m
zich nog gemakkelijk overtuigen.
De vertolking sloeg in: een dankbare bijval tos
de dat. Den solospelers in het eerste deel van 4
avond ontbrak het ook niet aan gebrek aan WJl
deering hunner prestaties.
K. DE JONG,
EEN GIFT VAN 1000.
Voor de z.g. Noodcollecte der Ned. Herv. Ke
te Haarlem werd een gift van 1000 ontvang
onder letters P. W. F. te Haarlem.
NORMAN FRAZER.
N adruk verb oden
29)
„Jim", riep hij met een stem die onmiskenbaar
en geheel en al den Engelschman verried en
iedere mogelijkheid van Iersche afkomst buiten
sloot, „wie had gedacht jou hier te zoen oude jon
gen! Zeker net overgekomen hè? Wel mijn jongen
waf zal het wezen? Zeg het eens, Jim".
„Wacht tot ik den chauffeur betaald heb, Joe",
antwoordde mr. Claye, die de hand van zijn vriend
met evenveel enthousiasme gegrepen had als
waarmee die hem was aangeboden. „Ik heb een
paar koffers bij me die ik binnengebracht wil
hebben".
„Buiten is een jongen aan het vegen", zei de
groote man, „laat hij er maar voor zorgen. Hé,
Rafferty breng de koffers van dezen meneer naar
binnen. En wat zul je nemen, Jim ouwe jongen?",
herhaalde hij. toen de kust vrij was en hij en mr.
Claye in veilige vertrouwelijkheid bijeen zaten.
„Ziezoo blij je te zien Jim wat brengt je
hier, als ik vragen mag?"
„Een kleine zakelijke aangelegenheid Joe. A pro
pos, hoe gaat het met jouw zaken?", informeerde
mr. Claye met een houding en gelaatsuitdrukking,
die verrieden dat hij in gedachten verzonken
was.
„Heel behoorlijk, Jim, heel behoorlijk. Mis
schien niet heelemaal zooals de executeurs van den
dicp-betreurden mr. Phelim Hanrahan het mij
hebben voorgesteld, maar het scheelt toch niet
veel", lichtte de gastheer in. „Ik mag niet klagen
de ontvangsten zijn heel wat meer dan ze in mijn
oude bedoening in Leeds waren. Ik heb er nooit
spijt van gehad dat ik hierheen ben gekomen of
schoon hel zoo vast is als een huis, dat Ierland
Engeland niet is".
„Neen", bevestigde mr. Claye deze wijsgeerige
opmerking, nog steeds eenigszins afwezig. Hij nam
opnieuw een langzame teug uit zijn glas en de pein
zende uitdrukking in zijn oogen werd dieper.
„Joe", verbrak hij eensklaps de stilte die ge
vallen was, „ik wil me hier een paar dagen achter
baks houden en mijn identiteit veranderen. Een
zakenkwestie, begrijp je?"
„Best, mijn jongen", knikte mr. Claye's oude
vriend. „Dit is de geknipte plaats en ik ben je
man! Boven is een aardig kamertje, waarover je
naar goedvinden kunt beschikken en wat het ver
anderen van je identiteit betreft, ik heb nog nooit
iemand gezien, die dat handiger en vlugger kan
dan jij, Jim".
„Dank je voor het compliment", grinnikte mr.
Claye. „Wat dat kamertje aangaat, weet ik nog
niet, wat ik doe, Joe Ik heb een ander plan, maar
ik zal er graag een poosje gebruik van maken".
„Het komt in orde, Jim, het komt in orde",
verklaarde zijn goede vriend gul. „Alles wat je wilt
kun je gedaan krijgen, jongen. Goede zaken dit
keer?"
„Het is nog niet heelemaal klaar, Joe, maar het
begin was goed", vertrouwde mr. Claye zijn gast
heer toe. „Ik ga nu naar dat aardige kamertje van
je en zal een paar onbeduidende veranderingen in
mijn uiterlijk aanbrengen, als jq er niets tegen
hebt".
De enorme man legde nogmaals zichzelf, zijn
huis en alles wat hij verder bezat aan de voeten
van mr. Claye. Hij nam den koffer van zijn gast
op, beklom er hijgend en blazend een aantal trap
pen mee om tenslotte mr. Claye een vertrekje onder
het dak binnen te leiden, waar hij de koffer op een
stoel liet neerploffen en amechtig informeerde of hij
zijn ouden vriend Jim wellicht nog ergens mee van
dienst kon, zijn.
„Niets Joe; dank je", was het antwoord. „Den
koffer krijg je direct en luister eens, ik ben
een militair als ik straks beneden kom".
Een grijnslach van blijde verwachting plooide het
gezicht van den omvangrijken caféhouder, toen hij
de trappen weer afdaalde, want hij kende de knappe
transformatiekunst van zijn vriend en wist, dat hij
een verrassend resultaat mocht tegemoetzien. Toen
hij beneden was nam hij een krant en las en
rookte tot hij zijn gast de trap hoorde afkomen.
En toen een oogenblik later zijn blik op de binnen
tredende gestalte viel, ontsnapte den grooten man
een gesmoorde kreet van bewondering.
„Heel goed, mijn jongen; werkelijk schitterend",
prees hij, met zijn kolossale vuist op de dichtstbij
zijnde tafel applaudisseerend. „Je eigen moeder zou
je, als ze nog leefde, niet herkennen".
Mr. Claye liep naar een spiegel, bekeek zichzelf
nog eens en was zich bewust dat de loftuigingen van
den caféhouder verdiend waren. Het was een gansch
andere mr. Claye, die dit spiegelbeeld stond te be-
studeeren, dan de man in een tweed-pak en met een
sportpet op, die straks voor café Harahan uit de
taxi was gestapt. Deze mr. Claye was minstens twin
tig jaar ouder; lijnen doorploegden zijn gezicht en
rimpels zijn voorhoofd, zijn haar was grijs; hij had
een dikke, eveneens grijze snor en zijn linkerarm
rustte in een slinger, van een zwart zijden zakdoek
gemaakt. Er was een strakke en toch niet onvrien
delijke militaire correctheid in zijn houding: hij
zag er tot in de kleinste détails uit als een ge-
pensionneerd hoofd-officier.
„Het is buitengewoon goed, Jim, mijn jongen",
herhaalde de corpulente waard. Zijn lof voor de ge
slaagde gedaanteverwisseling scheen onuitputte
lijk.
„Zou je nu zoo goed willen zijn dien koffer uit
het gezicht te willen zetten, Joe?", verzocht mr.
Claye met een volkomen andere stem dan zooeven,
een stem die, om zoo te zeggen, een organische
eenheid met zijn hoofdoffjcierenverschijning
vormde. Zet ze maar zoo, dat niemand ze vindt, hé?
Als ik voor een paar dagen een valies noodig heb,
kun je me er zeker wel een leenen?"
„Natuurlijk, mijn jongen", bevestigde zijn vriend,
„ik heb er een dat er nog heel behoorlijk uitziet
en zooals ik al gezegd heb, alles wat ik bezit is tot je
dienst".
Hij borg den koffer weg en mr. Claye monsterde
zijn „make-up" opnieuw in den spiegel. Zonder
hoogvaardij was hij van zijn bijzonder talent op dit
gebied overtuigd en eveneens was hij overtuigd van
het feit, dat hij, als hij dat wilde, nu meteen zou
kunnen terugkeeren naar 't hotel, wara hij den
nacht had doorgebracht en zich vertoonen, in de eet
zaal of de rookkamer of het kantoor, zonder het
minste gevaar van herkend te worden!
Het was dan ook met een gevoel van ingenomen
heid met zichzelf en de rest van de wereld, dat mr.
Claye een stoel nam en een sigaar opstak.
HOOFDSTUK XXII.
Met dieven vangt men dieven
Sergeant Davidson vond dat zijn arrestant beter
eerst wat op zijn verhaal kon komen.
„Miss O'Connor is niet voor de poes, als ze het
op haar heupen heeft, hè?"
„Z-z-ze is een duivel", grauwde Ninian. „Een
helleveeg, een feeks
„Nou, nou", onderbrak de sergeant den stroom
onwelwillende kwalificaties. „Je moet je ook eens
in haai' gevoelens trachten te verplaatsen. Hoe zou
je het vinden als jij eens van vijftigduizend pond
aan diamanten beroofd werd?"
„Ik wou dat ik nooit iets met die ongeluks
diamanten te maken had gehad", klaagde de ramp
zalige jongeman. „Een geweldige hoop ongeluk heb
ben ze me gebracht!", voegde hij er bitter bij.
„Ja", zei de detective op orakeltoon, „dut gaat
gewoonlijk zoo".
Daarop ging hij naar beneden en bezorgde zijn ge
vangene wat eten en na deze daad van barmhartig
heid verricht te hebben, sloot hij hem weer op en
ging op zoek naar miss O'Connor, die ook nog niet
ontbeten had en nu aan den maaltijd zat.
„Ik zou u graag even spcreken, miss O'Connor'
begon de detective.
„Uitstekend, sergeant", was het antwoord. „Neem
plaats en eet wat mee".
De detective was niet ongevoelig voor de vriende
lijke invitatie om aan een goed ontbijt aan te zit
ten de geur van gebakken eieren met spek steeg
verleidelijk in zijn neusgaten en hij trok een
stoel bij en nam plaats tegenover zijn gastvrouw.
„Wel miss", begon hij, toen zijn eerste honger
gestild was, „ik vraag me af of het wel verstandige
politiek is om dien jongen boven aan ons over te
leveren. Als u geen klacht tegen hem indient, hoe
ven wij hem niet te aiTesteercn. En uw voornaam
ste doel is toch uw vermisten eigendom terug te
krijgen, nietwaar?"
„Natuurlijk is dat. mijn voornaamste doel", stee
miss O'Connor toe. „Ik wil de diamanten zoo ga
mogelijk weer terug hebben en verder
schurk die ze gestolen heeft zijn straf niet
loopen zal".
Davidson knikte.
„Juist", zei hij, „en daarom heb ik bij
gedacht, of u er niet meer baat bij zou hebb
als u gebruik van dien jongeman boven mas
dan wanneer u hem laat opsluiten. Mijn theorie
trent Claye is, dat hij voorloopig hier in Dub
zal blijven rondhangen. Hij weet heel best dal
in alle Engelsche havens, die een verbinding a
Ierland hebben, op hem wordt gelet en daa-n
zal hij nu nog niet vertrekken. En hij zal ook
een beetje benauwd zijn om naar het noord?»
naar het zuiden te gaan, omdat hij ook drom®
goed begrijpt dat ze in Cork, Belfast, Water!:
en Londonderry en andere Iersche steden ook W
hem uitkijken. U kunt er verzekerd van zijn, dal
hier in Dublin is, miss O'Connor en hier blijft
hij denkt veilig te kunnen vertrekken".
„En wat moet er dan met Bexendale
miss O'Connor weten.
„Mijn opinie is, dat hij van nut kan zijn bij-
opsporen van Claye", legde de sergeant uit.
kan best dat wij nog niet op de hoogte zijn
alles wat hij weet, maar ik geloof dat u fiem
de schrik op het lijf hebt gejaagd, dat we i«
geheim uit hem zouden krijgen".
„Ik ben geneigd te doen wat u voorstelt, serges»
gaf miss O'Connor langzaam ten antwoord, n®1
toch lijkt het me niet goed, dat die jonge deug»
heelemaal ongestraft zou blijven hij moet
straf hebben, die lang nawerkt".
„We kunnen om te beginnen, een oogje op b*
houden", meende de detective. „We zullen N
zonder geld laten en hem zoo noodzaken zich
gezette tijden te melden; dan kan hij niet ver P
Mijn idee was hem een paar dagen door Dubb»
laten ronddwalen met de opdracht zijn oogen P
de kost te geven of hij Claye ziet".
Gelooft u werkelijk dat daar eenig succes va»
verwachten is?",opperde miss O'Connor op een
van twijfel.
(Wordt vervolgd)'