De brandbluschinstallatie van de Groote Kerk
BOUW' mxn évtus&kd geturnd fiad&afai 7ig20cfff
*0*
VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1940
HAARDE M'S DAGBEAD
Demonstratie door de Haarlemsche Brandweer.
De pijpleiders van de Haarlemsche Brandweer bespuiten op de Oude Groenmarkt
de Groote Kerk van den grond af.
In ons vorig nummer hebben we een uitvoerige
beschrijving gegeven van de nieuwe brandblusch
installatie voor de Haarlemsche Groote Kerk, waar
van de motor in den kelder van de Vleeschhal is
opgesteld. Donderdagmiddag heeft de Brandweer
er onder groote belangstelling van genoodigden en
publiek een demonstratie van gegeven.
Te voren heeft de directeur van Openbare Wer
ken, ir. M. H. Maas, in de fraaie nieuwe zaal van
de Vleeschhal een uiteenzetting van de installatie
gegeven, die o.a. aangehoord werd door den Burge
meester, dr. J. E. baron De Vos van Steenwijk;
wethouder Reinalda; den gemeente-secretaris mr.
Th. A. Wesstra; den heer H. Franken Jr., president-
kerkvoogd der Ned. Herv. Gemeente mgt nog
eenige leden van dit college, den heer H. Korringa,
architect van dit kerkbestuur; den heer E. H.
Tenckinck, Commissaris van Politie; ir. D. Kruijf,
directeur van Bouw- en Woningtoezicht; den heer
C. J. van den Broek, commandant van de Brand
weer, met een groot aantal hoofdbrandmeesters en
brandmeesters, enz.
O.a. deelde de heer Maas mede, dat voor deze
installatie een bedrag van f 23.000 verwerkt is.
Toen de motor, die onder veel belangstelling be
zichtigd werd, op gang gebracht was, wat slechts
heel weinig tijd kostte, duurde het niet lang meer,
of men zag het pompwater, dat van zulk een enorme
diepte opgezogen werd, aan alle zijden van den to-
Jansje Doezel doet een vondst.
O, wat is *t vandaag toéh een heerlijk, stralend
weer! Zo warm als in Juni en toch.... zo helder
en stil als in September. Zullen we nu eens in Ka
bouterdorp gaan kijken? Je zult zien dat 't daar
gezellig is want alle bewoners zijn druk bezig voor
de wintervoorraad te zorgen. De schoorsteentjes
van de grappige boomhuisjes, mosffouisjes en pad
destoelhutjes roken, dat het een lieve, lust is. Man
den en manden vol kleine, eetbare paddestoeltjes
worden binnengesleept, schoongemaakt en in grote
ketels gekookt om dan later in flessen te worden
bewaard. De geur van kruiden, die bij de inmaak
gebruikt worden, waait door 't hele dorp en door
't bos in de omtrek.
Wat zijn ze allemaal bedrijvig in de weer: va
ders, moeders, jongens en meisjes van Kabouter
dorp! Ze verzamelen ook beuker.ootjes, bosbessen
en rozenbottels en wat is 't niet een werk voor de
fijne kaboutervingertjes om de nootjes te kraken en
de bessen één voor één keurig op te wrijven met
een zacht doekje! 't Laatste is 't werk van de meis
jes. Kijk, daar zitten er zeker wel honderd bijeen
in de grote schuur van tante Vrolijkhart, die ge
zellige huisvrouw van burgemeester Goedsmoeds.
Ze leren daar precies hoe ze doen moeten: niet te
hard wrijven, want dan zou de bosbes stuk gaan
en niet te zacht, want dan blijft het velletje dof.
Burgemeester Goedsmoeds komt zelf ook eens
kijken of 't werk vordert. Ja hoor, hij is er nog, al
wordt hij de laatste tijd een beetje oud en stijf.
Maar hij heeft nog altijd z'n rode, ronde wangen
en z'n gezellig wit puntbaardje.
„Flinke kinderen, brave kinderen!" prijst hij met
z'n prettige stem, „als 't zo doorgaat zijn we dit
jaar al héél gauw klaar met de inmaak. Maar dat
moet ook, dat moet ook! Want 't kon best eens een
koud wintertje worden. Tante Ekster heeft het al
in d'r tenen gevoeld en oude Piet Brom in z'n rim-
metiek. Ja, ja, een koud wintertje zijn we te wach
ten!"
En zo wandelt dê burgemeester al pratend dooi
de schuur, klopt 'hier een klein kaboutermeisje op
de schouder en wijst daar eentje, hoe ze doen
moet.
Als hij weg is, zegt Klaartje Fleur met haar
dikke rode wangetjes: „Wat is oom Goedsmoeds
toch een schat, hè?"
„Een allerliefste schat" vindt Jansje Punnemuts
met haar zacht stemmetje.
Daar moeten ze allemaal even om lachen, maar
toch zijn ze 't er hartelijk mee eens. Burgemeester
Goedsmoeds is de beste, vriendelijkste burge
meester, die Kabouterdorp ooit gehad heeft! zeg
gen ze allemaal en ze prijzen hem zó, dat tante
Vrolijkhart een kleur krijgt van pleizier. En dan
komt vanzelf het gesprek op het jubileum van
den burgemeester, dat over twee maanden zal wor
den gevierd. Dan is hij precies vijf en twintig jaai
burgemeester en natuurlijk moet hij eens flink
worden vertroeteld op die dag.
De meisjes hebben reuze plannen; ze wileln het
dorp versieren met erepoorten, alle lantaarnpaal
tjes omwikkelen met bossen bloeiende hei en een
guirlande van glimworpjes aanbrengen aan de ge
vel van het stadhuis. Maar dit alles mag tante Vro
lijkhart natuurlijk niet v/eten, dat begrijp je! En
zo komt het, dat die middag de aandacht een beetje
van 't besjes wrijven afgaat.' telkens wordt er er
gens in een hoek stil gefluisterd en dan liggen de
handen weer een poosje stil in de schoot. Tante
zucht eens en zegt dan: ..Nou, we scheiden er maar
mee uit voor vandaag! Wat jong is, speelt graag!
Mars, naar buiten! De rest komt morgen dan wel".
Als het geluid van de honderden vlugge kabou
ter voetjes is weggestorven, klinkt een eind verder
een veei zwaarder geluid. Het klinkt uit het grote,
donkere bos, dat een heel eind van kabouterdorp
af ligt. De kabouterkinderen mogen daar nooit ko
men. want het is bekend, dat de mensen er gaan
wandelen en er 's zomers doorheen suizen op grote
ijzeren dingen. Een paar brutale kabouterjongens
zijn er eens in geweest. Gelukkig maar, dat ze al
lebei hun pannemutsen bij zich hadden, waardoor
*e zich direct onzichtbaar konden maken! i
ren komen. Het was eerst druipen, maar weldra
werd het stroomen. Vooral van de zijde der Groote
Markt was dit uitstekend waar te nemen.
Vervolgens werden de pijpleiders (er waren er
22) op de Oude Groenmarkt aan het werk ge
zet, die van de straat af het kerkgebouw bespoten.
Met sommige stralen werd een hoogte van dicht bij
de klok gehaald.
Te half vijf was de demonstratie afgeloopen. „De
installatie heeft volkomen voldaan!" aldus luidde
het oordeel van den heer Maas en zoo luidde het
ook van den heer Van den Broek en van de brand
weerlieden, die hoog in den toren voor deze demon
stratie werkzaam waren geweest en die zich haast
ten om, op den beganen grond teruggekeerd zijn
de, hun bevindingen te vertellen.
Mocht er onverhoopt eens in de Groote Kerk of
in één van de andere kostbare oude gebouwen op
de Groote Markt een brandje uitbreken, dan be
hoeft men zich, dank zij deze uitstekende pomp-
installatie, niet gauw ongerust te maken. Zij
werkt perfect en onze Brandweer is eigenlijk
onnooig om het nog eens te zeggen als altijd
paraat.
De politie zorgde onder leiding van hoofdinspec
teur G. A. Draijer voor een uitstekende afzetting
van het terrein, zoodat de brandweerlieden niet in
hun werk gehinderd werden.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO
CENTRALE OP ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1940.
Progr. I. Jaarsveld. Van 10.30 n.m.11.30 n.m.
gram.platenconcert voor de Radio Distributie.
Progr. II. Kootwijk.
Progr. III. Duitseh station.
Progr. V. Idem.
7.008.00 Eigen gramofoonplatenconcert. Geva
rieerd programma.
1. Ouv. Orpheus in der Unterwelt, Berl. Philhar-
moniker. 2. Brindisi-La Traviata, Deanna Durbin.
3. Potp. v. P. Kreuder melodieën, Erhard Bauschke.
4. A Hill Billy Round Uu, Roy Fox. 5. Potp. uit Die
Geisha v. Jones, H. E. Groh en M. Hesters. 6. Ideale
v. Tosti, Odeon Trio. 7. Strettan-De Troubadour,
Jussi Björling. 8. Potp. uit Der Vogelhandier, Sol.,
Koor en Orkest. 9. So meschugge, Meistersextet. 10.
Me and my girl, Billy Cotton. 11. Havenmuziek,
A. de Laat. 12. You couldn't be cuter, Tommy
Dorsey. 13. Leentje uit de Lange Niezel, Louis Da
vids. 14. Victoria Regia, B. von Gézey. 15. Torgauer
Marsch, Groot Orkest.
Een kijkje op den druipenden toren van den
bovensten omloop der Groote Kerk te Haarlem
tijdens de demonstratie.
Vrije Haarlemsche
Schildersschool.
Zaterdagmiddag wordt in het atelier dezer inrich
ting de gebruikelijke expositie van werk der leer
lingen geopend. Ze zal slechts tot en met Dinsdag
a.s. geopend blijven en ook Zondagmiddag toe
gankelijk zijn.
Het karakter van het 'geëxposeerde verschilt uit
den aard der zaak niet veel van wat hier bij vroe
gere gelegenheden vertoond werd: zeer terecht
houdt de leider, de schilder-lithograaf Jan Visser,
er in hoofdzaak de hand aan, dat er hier gewerkt,
gestudeerd wordt en dat zij die zich tot kunst
beoefening aangetrokken gevoelen er zich van
doordringen, dat daartoe een eenvoudige vakkun
digheid niet mag worden verwaarloosd. Stilleven
schilderen en teekenen vormt dientengevolge de
voornaamste bezigheid der exposanten doch ook
daarin laat«zi'ch vaak reeds iets van de bereikbare
mogelijkheden van ieder afzonderlijk gissen. Daar,
aan den anderen kant, de heer Visser zijn leerlingen
weer veel vrijheid laat in hun werkwijze te experi
menteeren en het nu eenmaal de aard van den be
ginner zoowel als van den dilettant is met iets
nieuws op stap te gaan als het vorige nog niet ge
heel onder de knie is, kan men ook hier onvol
komenheden ontmoeten van leerlingen die in vroe
ger werk andere en betere verwachtingen wisten
op te wekken.
Zoo bezien is het misschien jammer dat Noorlan-
der de fijnheden die hij in een winterlandschap
bereikte en in een Bollenland bij Winter gedeelte
lijk verwezenlijkte, losliet om naar een forscher
peinture te streven, die echter in een stilleven bij
het streven is blijven stilstaan. Een even onvol
maakt experiment levert Fred. Ketelaar, die, na op
onopvallejjde maar zuivere wijze een bloemstuk
geschilderd te hebben met een Redontische visie op
een bouquet aankomt, waarin de kleur iets waar
lijk aantrekkelijks heeft, doch het doek als geheel
ites ongedecideerds toont. Jac. Clay is al vroeger
onder Visser's leerlingen door ons opgemerkt, de
techniek van het bedrijf raakt hem zeker meer en
meer vertrouwd en de invloed van den leermeester,
die in Paddestoelen te bemerken is, zal niet meer
zoo opvallend blijven, als hij zich ook naar het in
nerlijk verder gaat ontwikkelen. Zijn „Bloesemtak"
wijst naar mogelijkheden in die richting.
Fijngevoeligheid voor nuances zit er in een een
voudig Landschapje met hooischelfjes door Berends
Fijngevoeligheid voor licht vindt men hier bij tal
rijke exposanten geopenbaard in simpele zwart-en-
wit teekeningen, die soms bijster aantrekkelijk zijn.
zie bijvoorbeeld de schetsjes van Piet Giltay, de door
werkte stillevens van Guus Rincker, de buurtjes
van Broeder Jozef, die met Broeder Willebrordus
tot Visser's nieuwe leerlingen behoort, evenals
Quené dien ik bij mijn weten ook nog nimmer hier
ontmoette. Een andere nieuweling in dit milieu is
Sjoerd de Vries, iemand met veelzijdige begaafd
heid en met een eigenaardige cultuur die tijd en
rust behoeft om van een nog zwevende positie tot
zekere beteekenis te komen. In de studiekrij tteeke-
ningen die hij den laatsten tijd bij Visser maakte is
de noodzakelijke rust hem opgedrongen, en doet
reeds haar invloed ten goede kennen; in de eigen
aardige figurencomposities die hij hier als. voor
menigeen hoogst curieuse teekeningen laat zien
steekt een mogelijkheid tot sterk en karakteristiek
werk, dat wellicht nog slechts den tijd noodig heeft
om tot iets belangrijks uit te groeien. Over die teeke-
(Adv. Ingez. Med.)
y0rn1
eei
Ge<=5 tesetve. otf
;--r
"Het ,s SSMffiJW
•"¥m 'or. P_F 96
&.V..A. WULFING
PROD. - 'SGRAVENHAQE
(Adv. Ingez. Med.)
ningen willen wij het binnenkort nog eens afzon
derlijk hebben.
Ten slotte de heer Visser zelf. Hij toont hier o.a,
zijn jongste lithografie, die hij „1940" betitelde, die
ook een Memento mori zou kunnen verbeelden en
die, van den prachtigen steen, waarop ze nu ge-
teeken staat, afgedrukt, voor mijn gevoel een zijner
best geslaagde prenten zal blijken te zijn. De idee
die hem er bij inspireerde dringt zich niet op, doch
is voelbaar, de objecten dei1 voorstelling: doodskop,
kandelaar, bloemstuk zijn geen trouvailles, maar
ook die spelen de bescheiden rol, die niet van het
geheel als kunstzinnige compositie afleidt, terwijl
alles door een heel gevoelig gesuggereerd land
schap in den achtergrond wordt saamgebonden.
Een mooi werk inderdaad dat in een mooien afdruk
een vreugde voor iederen prentkunstliefhebber zal
zijn.
J. H. DE BOIS,
DE VERDIENSTEN VAN DIENSTBODEN
In aansluiting aan zijn circulaire d.d. 19 Augus
tus 1940 heeft de secretaris-generaal van het de
partement van Sociale Zaken, mede naméns zijn
ambtgenoot van het departement van Landbouw en
Visscherij, aan de gemeentebesturen bericht, dat
voortaan ook bij de berekening van de steunbedra
gen der kleine boeren en tuinbouwers, ten aanzien
van de verdiensten van dienstboden op volkomen
gelijke wijze dient te worden gehandeld, als ten
aanzien van de verdiensten van andere inwonende
kinderen.
De steunberekening voor C-boeren en C-tuinbou-
wers blijft voor 1940 echter ongewijzigd gehand
haafd.
Maar wat ze daar allemaal gezien hebben, heeft
hun zó angstig gemaakt, dat ze nog wel een uur
later stonden te bibberen op him benen. In dat bos
is 't vandaag reuze-pret, want Kitty is jarig en ze
heeft haar hele vriendinnenschaar hierheen mee
genomen om die grote dag te vieren. Weet je wie
Kitty is? Het dochtertje van den dokter uit het
mensendorp, dat precies een uur van Kabouter
dorp ligt. Een wildebras, een robbedoes, nee maar!
Ze heeft goudblonde krullen, die niets doen dan om
haar gezicht dansen (want Kitty zit nooit een ogen
blik stil) en brutale ogeq, die toch ook wel lief en
vriendelijk kijken kunnen.
Vandaag stralen ze van de pret. Kijk, Kitty's
moeder is er ook bij, die heeft dezelfde blauwe
ogen als Kitty maar veel zachter. En Treesje en
Grietje Brons van de boerderij, Nellie Faber van
den dominee, Willempje Smal van den koster,
Greta en Gerda van den bakker en nog wel vijf
of zes andere meisjes, maar die ken ik niet zo
precies.
Kitty bedenkt steeds weer nieuwe, leuke spel
letjes, de een al wilder dan de andere. Hier tussen
de bomen kun je toch zo fijn boompje verwisselen,
krijgertje en rovertje spelen!
Als ze eindelijk hijgend op 't mos neervallen,
roept Kitty: „Zó'n heerlijke verjaardag als van
daag heb ik nog nooit gehad!" En haar moeder
lacht en gaat vlug de limonadefles halen uit haar
fietstas. Dat wordt een reuzefeest! Er zijn taartjes
en ook koekjes en schuimpjes! Wat een verjaar
dag! Vijf minuutjes zitten ze stil te genieten. Maar
dan kijkt moeder opeens op haar horloge en roept:
„Kinderen, 't is tijd, we moeten naar huis!" De
mantels worden uitgeschud en op de fietsen ge
bonden. De papieren worden netjes opgezocht.
Even nog klinkt een luid gelach door het bos en
dan wordt het heel stil. Je hoort alleen nog 't rui
sen van de hoge dennebomen.
Jansje Doezel, het allerjongste kaboutermeisje,
dat bij 't besjes wrijven heeft meegeholpen, is erg
bedroefd. Ze loopt stilletjes te snikken door 't ka-
bouterbos. Wat zou er toch aan schelen? Ik denk,
dat ik 't wel weet: Jansje is weer zó vreselijk ge
plaagd door de andere kinderen.
„Ga jij nou maar weg!" heeft Pietje Snib ge
roepen, „jij zit toch- altijd maar te dromen! Zou jij
iets leuks kunnen bedenken voor 't feest van den
burgemeester?" En Grietje Grotemond heeft ge
zegd: „Gekke Doezel, jij vergeet toch alles! Je ver
geet je schooltas, en je boeken en je potlood! Mor
gen kom je nog zonder neus op school!" En toen
heeft Grietje haar een harde duw gegeven, dat ze
een meter ver wegstoof. Jansje moet er steeds weer
om huilen als ze er aan terugdenkt. Een klein
beetje gelijk hebben de meisjes wel. Ja, heel erg
oplettend is Jansje niet: als ze de grote witte wol
ken door de lucht ziet drijven droomt ze van
sprookjespaleizen en als ze de zon op 't water ziet
schijnen, denkt ze, dat daar beneden een betoverd
slot ligt! En dan vergeet ze verder alles om zich
heen! Jansje snikt en snikt. Maar dan kijkt ze op
en haar ogen worden groot en rond van bewonde
ring. Daar heel in de verte ziet ze de grote, vuur-
O, o, wat is dat prachtig!
rode zonnebal tussen de bomen doorschijnen! Wat
is dat prachtig!
Jansje is opeens haar verdriet vergeten. Ze wil
daar naar toe! Ze loopt en loopt, hoe langer hoe
harder en der.kt er helemaal niet aan, dat ze al
lang het kabouterbos uit is en midden in 't andere
bos loopt, 't gevaarlijke bos, waar soms mensen ko
men! j
En nu is ze bijna bij dat rode, schitterende licht.
Bijna.nee, toch niet! Want achter 't bos ligt de
hei en'daar heel ver achter zinkt de rode zonnebal
langzaam weg. Jansje moet er even bij gaan zitten
om het prachtige schouwspel goed te zien. En als
ze daar aan de rand van het vreemde, grote bos
zit, dan ziet ze opeens nog iets anders: vlak aan
haar voeten ligt een snoer prachtige blauwe kralen,
waar de zon in vonkt en schittert. De grootste
kraal is wel zo groot als het hoofdje van Jansje
Doezel en de kleintjes groter dan haar vuistjes. O,
a, wat is dat prachtig! Jansje weet niet, dat dit
een van de verjaarscadeautjes is van Kitty van
den dokter en dat het meisje bij 't wilde spelen de
kralen heeft verloren.
Ze kijkt maar, stom van verbazing! En dan. denkt
ze opeens: „Nu heb ik ook een geschenk, een
prachtgeschenk voor mijn lieven beste burgemees
ter Goedsmoeds!"
Als Jansje Doezel midden in de nacht thuis komt,
zijn vader en moeder boos en blij tegelijk. Maar de
boosheid is direct weer over, als Jansje gaat ver
tellen van het wonderheerlijke blauwe ding, dat
daar zo maar in 't mensenbos ligt te fonkelen.
Direct wordt een ontdekkingsexpeditie uitgerust
met een wagen en vier witte muizen en Jansje mag
mee om het blauwe ding aan te wijzen.
En nu raad je nooit, wat die knappe kabouters
van de ketting van wilde Kitty hebben gemaakt:
een nieuwe lichtkroon voor het raadhuis.
In de kralen werden grote gaten geboord en in
die gaten zijn de glimworpjes gekropen, zodat hun
licht door het blauwe glas heenscheen. 't Was ge
weldig feeëriek!
En burgemeester Goedsmoeds heeft geroepen:
„Zó'n heerlijke dag heb ik nog nooit gehad! En
niemand heeft na die dag Jansje Doezel meer dur
ven plagen!"
R. DE RUYTER-VAN DER FEER.
GRAPJES.
De hulpvaardige meneer.
Een heer ziet een klein meisje bij een huisdeur
staan en tevergeefs proberen, bij de bel te komen.
Vol medelijden komt hij naderbij en drukt op het
knopje.
't Meisje kijkt hem slim lachend aan en zegt:
„Nu moeten we vlug maken, dat we weg komen,
vóór het dienstmeisje ons ziet!"
Moeilijk raadsel.
„Moeder, ik zal u eens een heel moeilijk raadsel
opgeven: 't is groen en heeft drie poten en 't klep
pert met de snavel. Ra, ra, wat is dat?"
„Ik weet het heusch niet!"
„Een ooievaar".
„Maar die is toch niet groen en heeft ook geen
drie poten".
„Nou, ik zei toch, dat het een m o e i 1 ij k raad
sel was!"
1938 Stratosfeervl.
25 gr.
25 gr.
25 gr.
25 gr.
POLEN. POLSKA. Aanvulling IV.
1938 bracht een paar nieuwe zegels met afbeel
ding van President Moscicki, n.l. in de waarden* 15
gr. (grijsgroen) en 30 gr. (violetbruin). Op deze ze
gels staat voor het eerst niet het woord Poczta.
Grootte 35 x 38 m.m.
Bij de herdenking van het 125-jarig bestaan van
de Ver. Staten van Amerika verscheen een speciaal
zegel met afbeelding van de Poolse en Amerikaanse
Generaals Kosciuzko en Paine Washington en het
Vrijheidsbeeld, de 1 Zl. (Violetgrijs) Grootte 45 x
30 m.m.
Bij de Poolse stratosfeervlucht, die in 1938 zou
worden gehouden en mislukte, verscheen een spe
ciaal blok met afbeelding van de ballon, in de
waarde van 75 gr. en 125 gr. toeslag (violet). Groot
te zegel 55 x 30, grootte blok 77 x 125 m.m.
Bij de 20-jarige herdenking van de Poolse repu
bliek verscheen wederom een blok met vier zegels,
waarop afbeeldingen van de belangrijkste personen
van Polen, n.l. Pilsudski, Narutowicz, Moscicki,
Rydz Smigly, alln in de waarden van 25 gr. en
lila kleur. Grootte van het zegel 35 x 38 mm. Groot
te blok 102 x 124 m.m. Het opschrift luidt „Rocznic
Odzyskanya Niepodleglosei 1918 - II - XI 1938".
Zie voor de plaatsing der zegels het schetsje.
Rustenburgerlaan 23,