YAoMmwu- uaat de toekomst LA GENEUGTEN DES LEVENS. A 1 i r 'j I FLITSEN r~\ Het tafelgenot. Het pakje sigaretten. ZATERDAG 7 SEPTEMBER 194Ö HAAREEM'S DAGBEAB 3 JONCE MENSCHEN IN 'T JONCE LAND if'-- ,49"" lot besluit: de critiek! k E boer wacht zich ervoor dat er on kruid temidden van zijn gewas komt. Hij houdt zijn akkers schoon. Naar dit voorbeeld heb ik de cri tiek over het experiment om jongens en meis jes uit de stad bij de boeren van den Wie- ringermeerpolder waardeering voor het plat teland te laten verkrijgen, uit de stukken, welke ik erover schreef, gewied, om deze een apart plaatsje in den journalistieken tuin te geven. Het gaat hier niet om mijn critiek. Het zijn op- en aanmerkingen van de boeren zeil, van de jongens en meisjes, en ook van den man, die met de organisatie ter plaatse belast werd. Deze critiek heeft de bedoeling een bijdrage te zijn tot een betere verwerke lijking van dezen alleszins voortreffelijken opzet in de toekomst. In de eerste plaats dit: van verscheidene jongens n meisjes werd vernomen dat de arbeidsbeurzen, Mar zij zich meldden, hen verkeerd hebben voorge- icht. ïn het eene geval hebben ze gezegd dat de jeugd naar het land kon gaan om daar als het ware en vacantie te genieten, in het andere geval werd iet voorgesteld alsof er arbeidskrachten tekort zou- len zijn, zoodat de jongens en meisjes als volledige rbeidskrachten beschouwd zouden worden. Er zal tier van misverstanden sprake zijn geweest, die de Benadering tusschen de boeren en de stadsjeugd in beginne zeer bemoeilijkt hebben. Misverstan- :n overigens, die gezien de huidige moeilijke om- Wigheden, begrijpelijk kunnen zijn. Eenige jon- ens gingen vlug na aankomst in den polder weer i&waarts, omdat zij niet wilden werken; er was un een vacantie beloofd, zeide ze. Voor anderen was iet een teleurstelling toen de boer tot hen zei: „Hoor eens, ik vind het goed dat je komt, maar bepaald heb ik je niet." Wij hebben over deze ver eerde wijze van voorlichting gehoord van den Blaauboer, den secretaris van de gemeente Geringer, en wij hebben haar zelf verscheidene :eeren geconstateerd tijdens onzen tocht langs de öerderijen. Een juiste uiteenzetting van de bedoe- ing van dit verblijf der stadsjeugd bij de boeren is Rn vereischte, want een goed begin is het halve rérk. Wanneer reeds bij de eerste ontmoeting beide Wij en scheef tegenover elkaar komen te staan is e toenadering, die toch reeds veel tact en goeden Kil eischt, onnoodig moeilijker gemaakt. Wij hoorden van een boer, dat hij een meisje uit Rotterdam bij zich had gekregen, dat systematisch Ike belangstelling voor den landbouw, welke men tij haar probeerde te wekken, afwees. Zij had een aderdak gevonden, en dat was voor haar hoofd tak, Hoe de boer ook probeerde haar dingen om- tent den landbouw bij te brengen zij hield vol: „Ik ~h er geen belang bij". Dit meisje is hier na- aurlijk totaal niet op haar plaats. Bij welken boer? Een andere boer vertelde me dat het moeilijk is tai meisjes in het landbouwbedrijf mee te laten «elpen, vooral omdat de arbeiders op moeten schie ten en deze dus niet kunnen hebben dat ze teveel Korden opgehouden. Dit bezwaar geldt ten aanzien flinke jongens natuurlijk veel minder, is in dat fcval tenminste niet onoverkomelijk. Hij opperde de ^gelijkheid om de meisjes voortaan meer onder te ftngen op kaas- en boterbof^derijen, daar kunnen e veel meer helpen. Bovendien is het toch de be- oeling dat de stadsjeugd in het algemeen ook de techniek van het koeien melken ervaart, en aange- ten de landbouwers meestal geen en soms eenige loeien op stal hebben staan en ook de gemengde be kijven niet over veel koeien beschikken, zijn de «eren er huiverig voor om een beest tot leskoe te stemmen, want de kans is lang niet uitgesloten de productie van het beest daardoor vermin kt. Wanneer men nu over veel koeien beschikt ""Zooals de veeboeren zijn daar altijd wel een ®r onder, waarvan de boer kan zeggen: „Nou laat te het daar maar mee probeeren". Thans leeren de ®gens en meisjes in den Wieringermeerpolder bij «zondering koeien melken, omdat het grootste deel a stadsjeugd ondergebracht is bij de landbouwers i niet bij de veeboeren. Dat komt zoo: de land- BUwers in dezen polder zijn namelijk veel welva- toder dan de veeboeren. En aangezien de boeren verplicht zijn om de bij hen ondergebrachte toderen kost en inwoning te geven en hen daaren- «ven f 7 tot f 10 zakgeld per maand te ver strek- heeft men het raadzaam geoordeeld om de ^gd zooveel mogelijk bij het welvarendste deel «f boerenbevolking onder te brengen, in casu dus landbouwers. Terwijl het voor het nuttig effect deze onderneming om stad en land dichter bij waar te brengen beter ware geweest wanneer 5 bet bijzonder de meisjes bij veeboeren onder pacht zouden zijn. De vraag rijst derhalve of de ®oemde kosten door den boer zelf gedragen moe- worden. Wij brengen deze vraag, die zoowel van *n kant van den boer als van dien van de jeugd Sfad en platteland dichter bij elkaar tot ons kwam, hier naar voren, en bevelen haar mede aan in de aandacht van hen, die op dit terrein in de toekomst organisatorisch werk zullen ver richten. De moeilijkste weg is de beste. Een ander belangrijk punt, dat zoowel door de jongens als door de meisjes besproken werd, is de vraag of op de boerderijen één of meer jeugdigen on dergebracht dienen te worden. De H. B. S--er, dien ik daarover sprak, had t.a.v. deze kwestie een hel der denkbeeld. Het is veel prettiger aldus de H. B. S.-er wanneer men met een paar jongens op een boerderij is. l&aar ongetwijfeld zal men moeilijker beseffen wat of het landleven werkelijk inhoudt. Het gevaar voor afleiding is immers groot. Bovendien krijgt men met zijn tweeën of drieën gelegenheid tot een soort frontvorming, een ver schijnsel waaraan de mensch door zijn aard lijdt, aangezien hij zich verzet tegen het vreemde om hem heen. De stadsjeugd zal aansluiting onderling zoeken en zich niet ten volle geven aan het landbouwbedrijf. Het is veel moeilijker om in je eentje op een boer derij te zijn. Gevoelens van eenzaamheid en heim wee overkomen den flinksten jongen en het meest kordate meisje. Doch na een week is het isolement gebroken, de strijd gestreden, en de band met het land en de landbouwers gelegd. In je eentje word je tot en met opgenomen in het bedrijf, en dat is de eenige weg om het wezen van het landleven tot je door te laten dringen. Met zijn tweeën of meer is.de kans groot dat je wel wat opsteekt doch dat je afzijdig blijft en niet met hart en ziel aan je opgave wordt toegewijd. De moeilijk ste weg is ook hier de beste. Ook met een meisje heb ik dit probleem bespro ken. Voor haar is de strijd tegen eenzaamheid en rVvL..o, AMSTERDAM*»H&jo APRDAPP.-CROENTE -VLEESCH: EEN REEKS VAN SCHOTELS. OVERTREFT I ALLES! GEEN FOOIEN. BEDIENING 10% (Adv. Ingez. Med.) heimwee, het verlangen om aansluiting te zoeken bij vriendinnen wel zeer groot. Maar toch weersprak het meisje in kwestie de juistheid van de door den H.B.S.-er ontwikkelde stelling, welke door den orga nisator den heer Blaauboer ook werd toegepast, niet, al juichte ze deze uiteraard niet van harte toe. Wanneer de jongens en meisjes op geregelde tij den bij elkaar komen, aan sport en spel doen, ge zonde ontspanning krijgen, lezingen volgen enz. dan kan dat natuurlijk, mits met tact verwerkelijkt, van goeden invloed zijn. Indien de concentratie van de jeugtL op het boerenbedrijf er niet door geschaad wordt. Het gaat hier immers niet om een pretje, doch om een zeer wezenlijk deel van de opvoeding der jeugd. Zooals wij reeds zeiden is er een sport en spelleider aangesteld, en hij zal de jeugd regel matig bij elkaar brengen; zijn taak is wel een zeer verantwoordelijke. Een ander probleem van de toekomst is welke jongens en meisjes voor dit verblijf op het land in aanmerking komen.Dezen eersten keer was er sprake van een vrijwillige oproep waaromtrent overi gens nog eenig misverstand is ontstaan, zooals ik in het begin schreef en aangezien bovendien de ter mijn nog in September en October loopt en dus geen normale scholen bezoekehde kinderen ervoor in aanmerking mee konden doen, is de groep welke thans in de Wieringermeer verblijft wel zeer ge mengd. Het zal overigens natuurlijk in de bedoe ling liggen om het verblijf der jeugd op het land vroeger te laten beginjien. In ieder geval heeft dit experiment reeds veel positiefs opgeleverd. Ik heb U daarvan in eenige artikelen verslag gegeven. Ik hoop hiermede een uitbreiding en versteviging van het alleszins toe te juichen streven om stad en land metterdaad nader tot elkaar te brengen, te hebben gediend. KAREL VAN HEUSDEN. Geen pakketten meer naar de kinderen in de Oostmark. Van 10 September af zullen geen pakketten voor de Nederlandsche kinderen in de Oostmark meer worden aangenomen. De reden hiervan is, dat de tijd nadert dat de eerste trein met 'kinderen naar ons land zal terugkomen, dit is over ander halve week reeds te verwachten. Het zou dus geen zin hebben met de verzending van pakketten naar de kinderen nog langer door te gaan. (A.N.P.) NIEUWE SERIE No. 95 Onderzoekster 1. Besluit, terwijl de 2. Amuseert zich 3. Wou wel, dat ze 4. Keert om en ver- heele familie aan kostelijk met het iemand had om te- baast zich, dat ze het luieren is, zelf kijken naar baden gen te praten en vader en moeder een onderzoek op en het spel van an- -1 het strand in te stellen dere kinderen dat er niet zooveel niet dadelijk ziet vreemde menschen waren W rsH) 5. Loopt door en ziet opeens moeder's roode badpak 6. Is verbijsterd bij de ontdekking, dat het moeder toch niet was 7. Loopt zonder kij ken door, elke vijf seconden „moeder" roepende Hoort moeder antwoorden, barst in galop en tranen uit en wijkt verder niet meer van moe der's zijde. Ontboezemingen van een fijnproever. De 19e eeuwsche eetkamer van een fijnproever. door P. v. d. HEM. De klant is niet meer Koning. In een klein, knus restaurant waar aan inge wijden een voortreffelijke champignonsaus wordt opgedien d, is het me gelukt hem aan het praten te krijgen, den Fijnproever „Inderdaad meneer, ik bèn een gourmet, een fijnproever en ik ben er trotsch op. Weet u eigen lijk wel wat dat is, een gourmet? Neen meneer, dat weet u niet. U stelt hem na tuurlijk, zooals vrijwel een ieder, op één lijn met LucuÜus, maar culinair gesproken was hij een veelvraat en meer niet, die mij en mijns gelijken nog leelijk in discrediet heeft gebracht ook. Be wijzen? Wat snauwde Lucullus eens zijn tafel dienaar, die hem een sober maal serveerde, toe? „Wist je dan niet, dat Lucullus vandaag Lucullus te gast zou krijgen?" Wat ik u zei: een gulzigaard, een veeleter, een zwelger, een schrokop, een smod- dermuil, een smulbaard alles wat u wilt, maar geen gourmet. De ware fijnproever, meneer, eet niet; hij schranst niet, hij smult niet hij savou reert. Ik heb eens een gastronoom hooren beweren dat een mensch het zijn leven lang zonder muziek en schilderijen en gedichten kan stellen, maar geen halven dag zonder een smakelijk maal. Onzin, me. neer, klinkklare onzin: die man was een vuige materialist, die de geneugten van den disch nog nooit had gesmaakt en nooit zal smaken. Even min trouwens als een Baudelaire die eens schreef dat de mensch drie dagen lang zonder eten kan leven maar geen uur zonder poëzie. De fijnproe ver, meneer, de geboren fijnproever mint een ode evenzeer als een omelet, de Mondscheinsonate niet minder dan een reebout, een Odilon Redon in gelijke mate als een filet de sole. Want een gourmet u houde het mij ten goede is een levenskunstenaar, die niet alleen de streeling van tong en verhemelte, niet alleen het genoegen van den maag begeert. Bedenkt u wel, dat het genot van oesters met champagne, ja evengoed van een welbereide rooiekool-met-rolpens precies denzelf den weg gaat als dat van een zonsondergang, een Aert van der Neer, of enkele strofen van Stefan George: namelijk door de zintuigen. Ik merk het wel, U acht dat een onbehoorlijke vergelijking, u vindt me triviaal. Troost u; Titiaan is wel eens vergeleken met een wat rauwe filet de boeuf, Veronese met kalfsvleesch, Lamartine met stroop en de fabeldichter La Fontaine met nougat. En ik moet u eerlijk bekennen dat ik zelden een raker karakteristiek van deze kunstenaars las. U ziet wel, ik ben het hartgrondig eens met den man die eens beweerde dat koek kunst en kunst koek kan zijn; ik schaam me niet te ver klaren dat goede koek me oneindig liever is dan slechte kunst een opvatting waarmee ik me zelf in klassiek gezelschap bevind. Kunt u een grootscher Grieksch beeldhouwer noemen dan Praxiteles? Neen, nietwaar? Nu, diezelfde Praxtite- les was dol op fazanten en kon even opgetogen zijn over een genoten wilde-zwijnenbout als over een van zijn geslaagde werken. Aan hetzelfde gast maal dat den aanzittenden druiven van de Cycla- den vijgen uit Attica, amandelen van Naxos en dadels uit Phoenicië bood, deed Plato zijn leer meester Socrates de welsprekendste wijsheid ten beste geven. Ziet u: al spijzende filosofeeren, dat is 'n kunst die alleen de gourmet en nooit oftenimmer een veelvraat verstaat. Slaat u er maar eens Petronius op na, zijn Satyricon bedoel ik, waarin hij Nero's zwelgpartijen hekelt. De Romeinsche heeren van dien tijd, wier gerechten uit fonteinen werden besproeid met de kostbaarste sausen en die na uren zwelgens een flamingo-veer in hun keel staken om, aldus opgelucht, opnieuw te kun nen gaan schransen die heeren spraken niet eens, ze zwetsten en lalden, om van genieten maar te zwijgen. En Keizer Heliogabalus die zijn of ficieren voedde met ingewanden van barbeelen, hersenen van fazanten en koppen van papegaaien en zichzelf onthaalde op hielen van kameelen en kammen van hanen, erwten gekookt met goudkor rels en boontjes gestoofd met barnsteen die Keizer is in mijn oog dermate een karikatuur van den waren gourmet dat ik steeds mijn minachting voor hem pleeg te luchten in die eene kostelijke Amsterdamsche zegswijze: geef mij maar rijst! Natuurlijk, er zijn in alle tijden rasechte fijn proevers geweest, heimelijke sybarieten, die het huiselijke tafelgenot verre verkozen *boven den luidruchtigen roem der openbaarheid. De geschie denis noemt him namen niet en terecht .Maar de schransers en smulpapen overtreffen hen, helaas verrre in getal. Denkt u maa aan de Middeleeuw- sche feodale heeren, die brasten en likkebaardden bij elk gepaste en ongepaste gelegenheid: bij huwe- i lijk en doop, bij geboorte en rouw ze likten en als hun maag geen beperkten omvang had gehad zouden hun maaltijden niet nachten.lang, maar wekenlang hebben geduurd. En, meneer, wat een protserigheid; denkt u zich in: plotseling opende zich het plafond als aangeraakt door den toover- staf van een of anderen Simsalabim en ontelbare schotels daalden op de tafels, gevolgd door een regen van rozen. Een vermaak, meneer, een kijk spel maar geen tafelgenot. En wat een gebrek aan smaak: elk tafelpaar gebruikte één bord, dronk uit één beker. Dat de gasten, ja zelfs de voor snijders gedurig hun vingers aflikten, wil ik al kan men het bezwaarlijk hoogfijn noemen die middeleeuwsche smikkelaars niet eens al te zwaar aanrekenen; onze voorouders in de 18de eeuw deden het nóg, als we tenminste Justus van Effen mogen gelooven, die dat onsmakelijk gesab- bel nota bene nog goedpraatte ook. Neen, meneer, als gourmet heb ik voor de degelijke kost, het rundstuk en de rijstebrij, waar aan onze gouden-eeuwers zich verlustigden, heel wat meer respect dan voor de grove zwelggenoe- gens van de middeleeuwsche schransers. Ze genoten er tenminste van onze zeventiende-eeuwers; her innert u zich maar de waardeering die KackerJ ïck in Breero's Moortje aan den dag legt voor de vla- tjes en flensjes, het suikergoed en marsepein. Jam mer dat de heeren te rijkelijk dronken: „de bekers en glazen en hebben geen ruste", klaagde een critisch tijdgenoot, „d'ene gesontheyt volght op d' andere; men gebruyekt met opset sulcke glasen die niet staen en konnen". Onmatigheid en het exquise genot, dat zijn nu eenmaal aartsvijanden; en dikbuikigheid en poëzie der spijzen dat rijmt niet. Nu ergert u er zich natuurlijk weer aan, dat ik van een poëzie van den maaltijd durf te spre ken. Maar ze bestaat. Jammer voor u, als u haar nog niet ontdekt hebt. Heeft u wel eens gehoord van Vatel? Meneer Vatel was een dichterkoning van de Keuken, de schepper van een schoonheids- codex voor het tafelgenot, zooals Boileau voor de dichtkunst. Het is moeilijk te zeggen, wiens in vloed grooter was. En dan de beroemde Gace de la Bigne! Hij droeg niet alleen een naam als een kostelijk voorgerecht, hij was niet slechts een graag geziene gast aan den disch van Karei V, hij was de prins der fijnproevers die zijn culinaire wenken in dichtmaat placht neer te schrijven en zoodoende een voortreffelijk pasteigerecht met zwier berijmde. Dat was nog eens een prijzens waardige zin voor harmonie die den echten gour met kenmerkt: harmonie tusschen spijs en drank en tafelkout en eetgerei en bloemen en muziek. Want Gace de la Bigne was een meester in de kunst van het arrangeeren, even vermaard by na als een Guillaume Tirel, een Taillevent en de onsterfelijke Grimod de la Reynière. Drie Rey- nières waren er eigenlijk: Grootvader heet het leven gelaten te hebben in een ganzenleverpastei. Maar zijn kunde, zijn eetlust en zijn vermogen gingen over op zijn zoon, Reynière de Tweede laten we zeggen, wiens beeltenis nog het Louvre siert en die een eereplaats verdient in het gulden boek der fijnproevers. En de kleinzoon, Balthasar, Reynière de Derde dus, erfelijk belast in het culi naire, meester van het epigram bovendien, vatte heel de familiaire dichtkunst samen in zijn negen- deelige Armanack, het compendium voor 't hooge- school-koken, het vademecum van den lekkerbek ten tijde van Ancien Régime en Keizerrijk. En dan te bedenken meneer dat er dezulken zijn, die het eten een droeve plicht achten en er zich in een vloek en een zucht van af maken. Dat te bedenken, terwijl de geest van Grimod dela Reynière over u vaardig wordt en u influistert wat hij eens schreef: dat het genot van een goed maal tot het soort behoort, dat men het jongst kent, het langst trouw blijft en het veelvuldigst kan smaken.Ober aanneme de spijskaart. Zoo sprak de gourmet in een klein, knus restaurant, waar een voortreffelijke champignon saus wordt opgediend. Een onderhoudend man, een „smakelijk" man, maar uit den tijd. |C. J. B. DINAUX. WEEK-ABONNEMENTEN dienen uiterlijk Woensdags avonds betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5