NEKKIE-RAF Een man verdween... VRIJDAG 13 SEPTEMBER 1940 HAAREEM'S DX'GBÏTAD De zaak van de Haagsche baby. Nog een aantal getuigen gehoord. Zooals reeds in het kort is medegedeeld, is dezer dagen de enquête gesloten, welke gehouden is in verband met het door het Haagsche Ge rechtshof gewezen arrest met betrekking tot de procedure tusschen twee families om het bezit van een baby, in welk arrest aan de familie S. was opgedragen te bewijzen, dat het lijkje, dat op 39 Mei in de puinhoopen bij de kliniek Bethle hem te 's Gravenhage gevonden is, dat was van een kind, toebehoorende aan een moedei-, die op zaal 9 lag. Voor het getuigenverhoor had de procureur der familie S-, mr. van Oven nog drie getuigen gedagvaard, van wie er slechts één 'verschenen was, namelijk zuster Volutiana, die in Mei j.l. werkzaam was in bovengenoemde kliniek. Mr. van Oven zag af van het hooren der beide andere getuigen. Zuster Volutiana verklaarde, dat zij gedurende de laatste dagen van Mei bemerkte, wanneer zij zich in de verloskamer bevond, welke onder zaal 9 gelegen is, dat haar van de puinhoopen ach ter het gebouw een onaangename lucht tegemoet kwam. Zij deelde dit mede aai den rechercheur Jurgens. Op 30 Mei is zij met den heer Jurgens en een inspecteur gaan zoeken, met het resultaat dat zij diep in de puinhoop, onderaan, onder brokken steen, een kinderlijkje bedolven vond. Onder het lijkje lag een wiegkleed. Getuige kon echter niet zeggen, van welke zaal een en ander afkomstig was. Wel was het lijkje gekleed in kleertjes, welke in de kliniek alleen op zaal 8 en 9 gebruikt worden. Een kindje uit de couveuse zaal kon het niet zijn, want dan zou het een trui aangehad moeten hebben. Bovendien is die zaal, op een paar gesprongen ruiten na, geheel onge rept gebleven. Na den bominslag heeft getuige opruimings- werk op de zalen gedaan. Op zaal 15 (boven zaal 9) waren alle bedden en wiegen nog aanwezig. De wiegen stonden zelfs nog op hun voetstuk. Van deze zaal was alleen het balkon afgeslagen. Hier op stond geen bed, noch een wieg. De overige zalen behalve zaal 9, waren in zoover alle onge rept gebleven, dat zich de wiegen en bedden daar nog in bevonden. Bij de hierna gehouden contra-enquête had mr. Ir. Smalhout de procureur van de familie Van der W. vier getuigen gedagvaard. Mevr. W. P. Oosterveen, een zuster van mevr. van der W. werd het eerst gehoord. Zij had mevr. van der W. tweemaal, terwijl zij in de kliniek Bethlehem lag, opgezocht en toen haar baby ge zien. Na den bominslag zag zij het kind nog her. haaldelijk en zij twijfelde er geen oogenblik aan, of haar zuster was in het bezit van haar eigen kind. De oogen van het kind aldus deze getuige zijn geheel die van mijn eigen kinderen en ik herken er een eigenaardigheid van onze familie in. Het eene oog is namelijk iets kleiner dan het an dere; het is alsof de pupil niet in het midden zit. Ook heeft het kind een naar buiten staand knietje, een eigenschap, die in de familie van der Winden voorkomt. Dit had haar zuster haar in de kliniek verteld en later heeft getuige dit ook ten huize van haar zuster gezien. Een vlekje, dat het kind op den neus had, veroorzaakt door een druppel zilvernitraat, had getuige later ook gezien, toen het kind thuis was. Mevr. W. F. J. van der Winden, schoonzuster van den heer van der-W., had diens zuster een keer in de kliniek bezocht in gezelschap van de vorige getuige. Na de ramp kwam getuige ten huize van de familie van der W. en twijfelde er ook niet aan, of dit was hetzelfde kind, dat zij in de kliniek gezien had. Ook deze getuige heeft in de kliniek het vlekje op den neus van het kind gezien. Toen het kind thuis was, heeft zij er niet op gelet of dit vlekje er nog was, wel had ge tuige gezien, dat het kind een naar buiten staand knietje had, Zoowel getuige's man als diens broer, partij van der W., hebben een dergelijke knie. Ge tuige vond, dat het kind precies de oogen van haar schoonzuster had. Tenslotte werd nog ge hoord een broer van mevrouw Van der W., de heer J. G. L. Berkhout. Ongeveer 5 uur na de geboorte van het kind is hij in de kliniek ge weest. Hij heeft toen gezien, dat het kind een donker vlekje op den neus had en het viel hem ook op, dat het haar doorliep over de wang naar de ooren. Later, op 10 Mei, is zijn zuster met een kind ten huize van de ouders van getuige gekomen en hij heeft daar bij dat kind dehzelfden haar groei en hetzelfde vlekje op den neus waargeno men. Mr. Smalhout zag af van het hooren van de vierde getuige. De contra-enquête was daarmede ook afge- Joopen, waarop de raadsheer-commissaris de zaak verwees naar de rol van het Hof ter pleidooibe paling. Zooals bekend zal Zaterdagmiddag a.s. opnieuw worden gepleit. J. C. M. VAN NIEUWENHOVEN—STEMPELS OVERLEDEN. Donderdag is in het St.-Jansziekenhuis te La ren (N.-H.) op 56-jarigen leeftijd, na het onder gaan van een kleine operatie overleden de bekende Larensche kunstschilderes, mevr. J. C. M. van Nieu- wenhovenStempels. Nederlandsche Perskamer opgericht Geheele Nederlandsche pers samengebundeld. Het A.N.P. meldt: Hedenmiddag werd in Den Haag de stichting „Nederlandsche Perskamer" op gericht. Hiermede heeft de Raad van Voorlichting der Nederlandsche pers zijn doel bereikt. Toen deze, kort na den oorlog, zijn doelstellingen beleend maakte, bestond er bij vele groepen en personen in de pers werkzaam aanvankelijk eenige terug houdendheid. Van stap tot stap echter heeft de Raad van Voorlichting het vertrouwen in breede kringen der Nederlandsche pers weten te winnen, zoowel als gevolg van de door den president met nadruk gegeven uiteenzettingen omtrent doel en methode, als door de werkwijze van den raad. Zoo werd begonnen met de oprichting van. een organisatie voor de- provinciale en periodieke pers onder leiding van den heer H. J. Kerkmeester, welke, zooals het laatst verschenen niummer van het orgaan dezer organisatie bewijst, er in korten, tijd in is geslaagd het overgroote deel van de nieuwsbladen en tijdschriften op rationeele wijze te organiseeren. Na dezen eersten stap is de raad overgegaan tot een reorganisatie der journalisten, welke leidde tot het oprichten van het Verbond van Nederland sche journalisten onder leiding van den heer P. J. van Megchelen, dat thans reeds meer dam: 600 jour nalisten onder zijn leden telt. Ook ten aanzien van directeuren en uitgevers van dagbladen werd het door den Raad gewenschte resultaat in betrekkelijk korten tijd bereikt. De aansluiting van de vereeniging de Nederlandsche Dagbladpers onder haar nieuwen voorzitter mr. J. Kars is dezer dagen te verwachten, terwijl heden in Den Haag de oprichting plaats had van het Ver bond vaini Nederlandsche Persbureaux, waarvan tot voorzitter de heer A. Meijer-Schwencke weid be noemd. Bovendien zijn de noodige voorbereidingen getroffen voor een 5e Verbond van ui-tgeversperso- neel, waarmee dan voorloopig de sluitsteen voor de organisatie der Nederlandsche Perskamer zal zijn gelegd. Deze resultaten door den Raad bij zijn voorbe reidend werk bereikt, zijn thans de aanleiding ge worden over te gaan tot de stichting der eigenlijke Nederlandsche Perskamer. Het is een verblijdend teeken, dat, ondanks de moeilijke situatie waarin de Nederlandsche pers zich na de oorlogsdagen zag geplaatst, toch in zoo korten tijd vorm gegeven kan worden aan de vele, vaak tegenstrijdige in de Nederlandsche pers wer kende en werkzame krachten. In den komenden tijd immers zal het niet meer mogelijk zijn, dat in de samenwerking machten naar voren treden, welke slechts het eigen belang beoogen en zonder oog te hebben voor de volksge meenschap hun eigen belang boven dat vaih het volk stellen. De thans bereikte ordening zal door de samenbundeling van wat vroeger veelal afzon derlijk en tegen elkaar werkte ongetwijfeld in staat zijn de pers op een hooger peil te verheffen. Ook hier is de eer van het beroep alleen dan verzekerd, wanneer het welzijn der volksgemeen schap op den voorgrond staat en zoowel journalist als uitgever hun dienende taak begrijpen. De leiding van de Nederlandsche perskamer be rust, bij dr. T. Goedéwaagen, z'ijn plaatsvervanger is de heer A. Meijer-Schwencke. Tot algemeen-se cretaris is benoemd drs. W. Goedhuys, naast wien als 'directeur van het bureau der Nederlandsche Perskamer is benoemd de heer J. Lehrbuch. Er is een raad van bestuur gevórmd, waarin zitting heb ben de heeren L. Arts, drs. W. Goedhuys, mr. J. Kars, H. J. Kerkmeester. P. J. van Megchelen, A. Meijer-Schwencke, dr. Alb. van de Poel en mr. M. M. Rost van Tonningen. Bekendmaking. Betreffende: wapendienst en rijksarbeidsdienst. 's-GRAVENHAGE, 12 September. Het. A.N.P. meldt: In overeenstemming met den bevelhebber van de Orderingspolitie .bij den Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden, wordt door mij het volgende bepaald: Mannelijke Rijksduitschers in de bezette Neder landsche gebieden die zich hier blijvende hebben gevestigd of reeds langer dan één jaar hier ver blijf houden, en wel a) alle Duitsche staatsburgers die in het jaar 1921 zijn geboren, voor zoover zij niet redds in vrij- willigen: dienst staan, b) de aan de dienstplichtige geboortejaren 1914 1920 toebehoorenden, dié tot heden van den wa pendienst waren vrijgesteld of nog niet in dienst zijn geweest, c) de oudgedienden, wapenplichtigen van alle geboortejaren, moeten zich onmiddellijk, uiterlijk echter tot en met 20 September a.s. schriftelijk aanmelden vol gens hieronder aangegeven model-lijst, bij den voor hun woonplaats bevoegden stafofficier van de Or den ingspolitie bij den afgevaardigde van den Rijks commissaris voor de bezette Nederlandsche gebie den. Deze hebben hun zetel in de volgende plaat sen: Voor de provincie: Zuid-Holland: major Krüger, Den Haag, Sophia- laan 4. Noord-Holland: major Pfeiffer, Haarlem, Kenau park 19. Friesland: major Kuhn, Leeuwarden, Zuider- 9traat 13. Groningen: major Werner, Groningen, Groote Markt 27. Drente: major Zxitz, Assen, Beilerstraat 11. Overijsel: major Görhadt, Zwolle, Burgem. van Royensingel 13. Utrecht: major Leissner, Utrecht, Malibaan 10. Gelderland: major Handsch, Arnhem, Huis Ange- renstein aan den Velperweg. Noord-Brabant: major Lueg, 's-Hertogenbosch, Paleis van Justitie, Limburg: major Burkart, Maastricht, Graaf van Waldeckstraat 8. Zeeland: hauptmann Wiese, Middelburg, Dam 6. Bij niet-nakoming, worden dwangmaatregelen genomen. Model. Naam en familienaam: dag van plaats van geboorte: geboorte: woonplaats: straat: Den Haag, 10 September 1940. De bevelhebber v. d. weermacht in Nederland. De chef v. d. generalen staf, get. SCHWABEDISSEN. De Italiaansche krijgsverrichtingen in Afrika. Inheemsche cavaleristen voor hun tentenkamp aan het front van Cyrenaïca. (Foto Weltblld.) Vereeniging „Voor de Kunst". Programma voor het winterseizoen. Het programma van de vereeniging „Voor de kunst" te Haarlem in het winterseizoen is als volgt samengesteld: Donderdag 17 October: „Mu- sica antiqua", met medewerking van Brandts Buys, cembalo, Nic. Roth, viool, Joh. Feitkamp, fluit en C. van Leeuwen Boomkamp, cello. Zondagmiddag 10 November George van Renes- se en Felix de Nobel, quatre mains (o.a. Mozart, Schubert, Reger, Ravel en Bizet). Zondagmiddag 15 December: Samuel Brill en Marinus Flipse, cello en piano. Donderdag 23 Januari 1941: Trio Feitkamp, Ketting, Stotijn. Al deze uitvoeringen vinden plaats in den Stadsschouwburg te Haarlem. MUZIEKMIDDAG. De Haarlemsche Vereeniging van Hervormde Jongeren geeft Zondagmiddag a.s. een muziekmid- dag in het wijkgebouw aan de Ged. Oude Gracht. Medewerkenden zijn mej.. N. Hogenbirk, sopraan en de heer Henk Schouten, piano. VOOR DE KINDEREN De vos heeft het heele gesprek tus schen Raf en het nachtegaaltje ge hoord. Hij heeft nu zekerheid, dat Raf hen allen bedriegt en dat het nachtegaaltje de eigenlijke zanger is. Des avonds gaat Reintje het bedro gen nachtegaaltje opzoeken; hij zal er eens mee praten. Beleefd neemt hij zijn hoed af en zegt„Mijnheer, ik zou u wel eens willen spreken, maar niet hier. Gaat u mee naar gindschen hollen boom?" En onder- tusschen denkt de maan; „Wat moe ten die twee bij elkaaar?" Toen ze alle twee in den hollen boom verdwenen, gluurde de maan naar binnen. Maar hoe zij ook haar best doet, verstaan kan zij niets. Wel ziet zij, hoe de vos met zijn vinger staat te draaien. En het nachte gaaltje zit aandachtig te luisteren. Een looze vos een onnoozel nachte gaaltje, dat hoort niet bij elkaar. Wat had de vos voor plannen? Zoo stond de maan maar te tobben. En in haar vriendelijk manengezicht komen rimpels van zorg over het dierenrijk. Den volgenden avond verschijnt er een pracht van een gala-koets voor de woning van Raf. Deze komt van koning Nobel om heer Raf te halen. Langnek verschijnt in de deur. Ver waander dan ooit en met zijn kroon op het hoofd en natuurlijk daar bovenop zijn kachelpijpje. Om zijn hals het paarlsnoer van de koningin. De vingers van zijn handschoenen heeft hij opgevuld met proppen wat ten, zoodat dit net echt lijkt. Zoo opgetuigd komt hij naar buiten. Twee lakeien springen van de koets en ge leiden hem naar den wagen. HULDIGING BIJ DE VRIJWILLIGE BRANDWEER. Donderdagavond had zich de Vrijwillige Brand weer van Haarlem in den Centralen Post verzameld ten einde den brandmeester J. Weller en de vrij willigers Belkenga en R. F. Torringa te huldigen ter gelegenheid van hun 25-jarig jubileum als vrij williger. Nadat de jubilarissen met hun echtgenooten bin nengeleid waren in de garage, waar het corps vrij willigers in carré stond opgesteld, sprak de com mandant van de brandweer, de heer C. v. d. Broek, de jubilarissen toe en dankte hen mede namens Burgemeester en Wethouders voor hun diensten aan de burgerij bewezen. Hij overhandigde hun te vens het diploma met net daaraan verbonden derscheidingsteeken van de Nederlandsche Brand- weervereeniginig. De voorzitter van de vereeniging „De Tien", dr. C. Spoelder voegde hieraan enkele woorden toe dankte de jubilarissen voor de vriendschap trouw, die zij altijd betoond hadden; hij hoopte, dat de Brandweer hen nog lang mocht behouden:, Nadat een driewerf hoera bij herhaling was uit gebracht, reikte de commandant nog aan vier vrij willigers de onderscheidingsteekenen en wisselme daille uit bestemd voor hen, die in 1939 het trouwst bij brandweeroefemingen waren opgekomen. Hier mede was de korte, maar hartelijke plechtigheid afgeloopen. FAILLISSEMENTEN. (Opgegeven door afd. Handelsinformaties v. A Graaf en Co. N.V., Amsterdam). Uitgesproken: 11 Sept, N. A. Koes, wonende te Culemborg, ïïs- vendijk 16. R.C. Mr. D. Visser, Cur. Mr. W. Th. D.A, van Eek te Utrecht. 11 Sept. Gerhardus Johannes Statink, melkventer! Ittersum, gem. Zwollerkerspel, B. 103. R.C. Mr. A, J. M. van Heyst. Cur. Mr. A. W. E. Brandsma, Zwolle, van Nahuijsplein 16. Opgeheven wegens gebrek aan actief: 5 Sept. C. M. H. Schmetz,'weduwe A. L. Moer( Kerkrade, Zonstraat 25. 6 Sept. H. J. Holvast, Groningen. 6 Sept. J. de Vries, Groningen. Gedeponeerde uitdeelingslijsten: 28 Aug. H. F. W. Swaanswijk, Amsterdam, Ge- eindigd door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst. Uitk. nihil. (3 pref. f462). 2 Sept. W. Dijs, 's Gravenland. Idem. Uitk. 100 5 pref. 13 3/4 conc. cred. 2 Sept. U. W. ten Cate, bakker, Kielwindevear, gem. Hoogezand. Idem. Uitk. 9.238 3 Sept. Nal.schap P. M. Kern, Amsterdam, Ge ëindigd door het verbindend worden der slotuitdce- lingslijst. Uitk. 0.653 conc. cred. 3 Sept. A. E. Kranenborg, Appingedam. Geëin digd door het verbindend worden der eenige uit deelingslijst. Uitk 12.341 4 Sept. A. Stegman, exploitant, Amsterdam. Geëindigd door het verbindend worden der slotuit- deelingslijst. Uitk. 1 1/4 conc. cred. 4 Sept. N.V. Modezaak Westerkamp, Amsterdam. Idem. Uitk 4.265 6 Sept. Harm de Vries, Sqhaarsbergen gem. Arn hem. Geëindigd door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst. Uitk. nihil conc. cred. 6 Sept. Johan van der Bijl, landbouwer, Noord; gouwe. 8 Sept. De Diepenveensche Landbouwvereeni' ging, Diepenveen. Idem. Uitk. 8.855 PERSONALIA. Toegelaten zijn tot de Rijkstuinbouwschool voor de Bloembollencultuur te Lisse: W. Wittemsn te Hillegom, D. Keisers te Hoofddorp en Th. Nijssen te Santpoort. door LESLIE FORD. 2) Mevrouw Chapman en ik zaten op een omge vallen boom. Het hout voor ons vuur was opgetast op tien voet afstand van het water, zooals in onze vergunning voorgeschreven was. De andere waren met hooge laarzen het meer ingewaad en zouden ons avondeten bijeenvisschen. „Denk er aan: meer dan vijf is verboden", riep mevrouw Chapman hen achterna. „George weet natuurlijk wel, dat er alleen met de vlieg gevischt wordt, niet met een blinker vervolgde ze met een smalend lachje tegen mij. Visschen is iets waarvan ik in het geheel geen verstand heb; ik knikte dus maar. Ik had ge hoord dat het Mariposameer zoo vol visch zat, dat de dieren elkaar verdrongen, hetgeen ook geen wonder is, doordat het geheel buiten de gewone trekroutes ligt. Het moet wel waar zijn, want in minder dan geen tijd hadden Joe en de kok Cecily en Bill hun limiet gevangen en hadden we meer visch dan we opkonden. George had er één, en die was nog wel onder de maat. Het hinderde hem geweldig en hij liet het maar al te duidelijk merken. Cecily's opmerking: „Ga nu maar mee, Geroge; we hebben ruimschoots ge noeg", maakte de zaak niet beter. Hij wond zijn lijn in en nam de vlieg er af. „Breng me een blin ker, Bill" riep hij. Bill hurkte op den oever met Joe en den kok en was bezig den vangst schoon te maken; hij hoor de niets. Misschien was het geroep ook over schreeuwd door het kabaal van de meeuwen die in drommen kwamen aanvliegen. Tenslotte waadde Cecily naar hem toe, gaf hem een blinker en nam zijn uitgebreide vliegenboek weer mee terug. Mevrouw Chapman sloeg haar met een zonder ling glimlachje gade. „Ik wou dat ik Cecily kon begrijpen", zei ze langzaam. „Ik kan niet gelooven dat ze van dien man houdt. Heb je wel eens opge let, hoe ze naar hem kijkt?" Ik aarzelde. Dat was juist een van de eerste din gen die ik aan haar had opgemerkt, maar ik vond het niet prettig dat te zeggen. „Sla haar maar eens een tijdje gade", zei me vrouw Chapman. Haar oogen volgden haar klein dochter die vroolïjk terugsprong naar de visch- schoonmakers. „Het zijn maar wenschdroomen van me", zuchtte ze, „maar ik wou dat Steve was blij ven leven". „U zei immers dat ze verloofd waren?" Ze knikte. „Wat was het voor iemand?" vroeg ik. Ik had haar nog niet in zoo'n zachte stemming gezien, en ik was nieuwsgierig. „Hij was zoo'n vriend uit de buurt. Hij en Ce cily's neven waren van denzelfden leeftijd, en des morgens kwam hij wel met hen mee hierheen. Hij had veel van Bill blauwe oogen en haar zoo geel als roggestroo, en net zoo'n soort grijns. Cecily was een spichtig leelijk kind, knalrood Ik weet ze ker dat de eenige reden,, waarom ze door al haar ooms en tantes in hun testament bedacht werd was, omdat ze meenden,, dat ze nooit een man zou krij gen, als ze den pil niet hielpen vergulden." Ik keek naar het aardige slanke meisje dat in haar katoenen broek naar het schoonmaken van de glanzende forellen stond te kijken en lachend een staart opgooide naar een jongen meeuw, E)e on dergaande zon tooverde een gouden schijnsel op haar krullen. En haar prettige gebruinde gezicht met de spitse wipkin en stralende groote oogen was buitengewoon bekoorlijk. „In elk geval, Steve Grant werd verliefd op haar, zoo leelijk en wipneuzig als ze was: ze was toen zestien. Het was erg kinderlijk en onnoozel] en nie-- mand dacht dat het lang zou duren. En toen plotse ling, vlak nadat ze achttien werd, kwam ze volko men veranderd van kostschool terug, en was ze het liefste kind dat je je denken kunt. Toen ontmoet te George Pelham haar voor het eerst. Die was toen negenentwintig en bij haar vader op het kan toor. Hij maakte geweldig veel werk van haar, toen ze dien winter debuteerde, en Steve was doodsbe nauwd ,van haar". Mevrouw Chapman lachte. „Steve was vierentwintig en werkte als een' paard. Ik zal nooit dat weekeind vergeten, toen ik bij mij een partij voor haar gaf. Hij zat er maar bij en liet alle mannen haar voor den neus wegka pen. Ik had hem wel door elkaar kunnen ramme len. Ik weet zeker dat Cecily den knoop doorhakte en hem er aan herinnerde dat hij haar beloofd had met haar te trouwen. Hij was toen ook op het kan toor van haar vader gekomen. Toen hun engage ment publiek gemaakt werd, stond hij erbij als iemand, wien een ster in handen gevallen is, en die geen flauw idee heeft, wat hij er mee doen moet." Glimlachend schudde ze het hoofd. Toen betrok haar gezicht. „En toen, terwijl hij voor zaken van Cecily's vader in het Zuiden was, kreeg hij kin derverlamming", zei ze zachtjes. „Hoe vreeselijk!" „Het was ontzettend voor iedereen. Cecily hield zich kranig, ze aarzelde geen oogenblik. Dat heb ben we natuurlijk pas later gemerktNa een jaar kwam hy weer naar New-York terug en was veel beter dan een van ons had durven hopen. Hij droeg het wonderbaarlijk goed, en het scheen ook wel dat hij nog verder kon genezen. En toen het was afschuwelijk, Grace. Op een Zondagavond ging ik naar Cecily's kamer om te zien of een nieuw dienstmeisje haar werk goed gedaan had. Ik draaide het licht op en daar lag Cecily op den grond, volkomen van streek en in een vloed van tra nen. Het eenige wat ik uit haar kon krijgen was, dat Steve haar verlaten had. Den volgenden morgen von den ze zijn auto volkomen uitgebrand en in puin ge reden tegen een telefoonpaal, op 10 kilometer af stand van ons huis". Ze zweeg en staarde doelloos in de wijde verte. „Niemand kan weten hoe het gebeurd is. Na al les wat de jongen doorstaan had, zijn geestelijke worsteling met zichzelf, scheen dit zoo wreed, en zoo nutteloos zoo nutteloos". Ze zweeg opnieuw en ging een oogenblik later met minder vaste stem voort: „Wat er tusschen hem en Cecily voorgevallen was, dat hij zoo woedend had kunnen wegloopen, ben ik nooit te weten gekomen. Cecily heeft er nooit iets over losgelaten. Ik weet wel dat toen ik haar dien Zondagmorgen in bed gewerkt had, ik later nog eens naar haar ging kijken. Toen was ze weer opgestaan en zat ze aan haar schrijfta fel. Ze keek op met een zielig bleek betraand ge zicht en zei: „Ik schrijf aan Steve, grootje. Ik kan hem niet laten gaan. Ik houd te veel van hem". En toen ze het bericht van het ongeluk hoorde. Het was of alles wat haar zoo levendig en liefelijk maak te in haar gestorven was. Mevrouw Chapman schudde het hoofd, de oogen gevestigd op haar kleindochter daar aan den oever van het meer. „Ze heeft nooit Steve's naam meer uitgesproken geen enkelen maal in die eerste verschrikkelijke maanden, toen we niet wisten of haar geest ook niet geleden had. „Toen, op een Zondagavond, nu bijna twee jaar geleden, kwam George ons weer opzoeken. Hij had zich keurig gedragen gedurende het jaar dat Ste ve weg was, en na het ongeluk maar ik denk dat hij ongeduldig begon te worden. Hij had met haar vader over een huwelijk gesproken, maar nooit tegen haai-. Zij zaten in de achterkamer 'n spelletje te doen en plotseling zag ik Cecily als een vlam omhoogschieten. Ik hoorde George zeggen: „Ja, bes te kind, vraag het dan aan je vader. Ik wil je geen pijn doen, maar ik geloof dat het tijd is „Ik zal het nooit vergeten. Cecily rende door de voorkamer, waar ik zat te lezen, en de bibliotheek in. George achter haar aan. Ik hoorde haar: „Vader" en de deur sloeg dicht. Ik verdroeg het zoolang ik kon, en ging toen naar binnen. Cecily stond doods bleek bij de haard en haar oogen schoten vuur. „Ik zal het nooit gelooven, nooit nooit! Jullie zijn gemeen, allebei!" „Haar vader stond op en ging haar haar toe. Ze is dol op hem, maar ze hijgde: „Waag het niet me aan te raken! Ik haat je!" Toen rende ze als een boschbrand langs me heen en de deur uit.Haar vader keek George aan en zei na een poosje: „Misschien was het onverstandig, het haar te vertellen. Mis schien dat de schok ik weet niet. We zullen het moeten afwachten. Toen zei hij tegen mij. „Het is niets moeder. En er zal nooit meer over gesproken worden. Denk daar alsjeblieft goed aan, George. En me dunkt dat het beter is, als je een tijdje lang niet naar haar toe gaat." Mevrouw Chapman bleef langen tijd voor zich uit staren. „Het kan zijn, dat ze over het zelfmoord-idee ge sproken hebben. Ik weet het niet. Ik heb niet ge probeerd het te weten te komen. Ik weet alleen dat ik daar niet aan geloof. Steve was impulsief en heet gebakerd, en hij had een hoop ellende achter den rug. Maar toch geloof ik het niet. Ik weet dat, wat het ook geweest was, Steve niet in staat was iets on- ridderlijks, of onteerends of onoprechts te doen, Hi) was de fijnste kerel die ik ooit gekend heb. Daarom wil ik niet dat Cecily met George trouwt. Hij is ver wend en egoïst, en de eenige van wien hij ooit wer kelijk zal houden, is zichzelf, Cecily heeft iemand noodig en dat verdient ze ook die haar be grijpt en haar toegewijd is en dal kan alleen iemand die innig van haar houdt. Ze begint de laatste maanden juist weer iets van haar oude zelf terug le vinden. Ik zou niet willen, dat iemand dat ooit weer vernielt." Op dat oogenblik kwam er een zegevierende kreei van het meer. George haalde een blanke spar telende visch binnen en riep: „Ik heb er vijf! En ze zijn grooter dan de jouwe, Cecily!" Door den geurigen rook van hel. vuur heen, waar Cecily en Bill den kok hielpen bakken, zag ik haar met een effen gezicht naar George omkijken. „Prachtig!" riep ze. „Maar we hebben er nu meer dan genoeg". „Maak je maar niet ongerust: ik zal ze zelf opeten" zei George. Hij hield zijn vangst voor zich ui'- „Hier Bill, maak ze maar voor me schoon". Hij gool*| de ze op het gras. „En pas op dal ze niet bij de an deren komen. Deze zijn van mij". Hij keek rond. „Waar is mijn hoes?" Ik keek naar mijn zoon: zijn grappige jongens gezicht was de moeite waard om te zien. Mevrouw Chapman stond snel op. „Die ze van?' moet ze ook schoonmaken, George", zei ze scherp. „Ik zal je een halve dollar geven, Bill" zei George vroolijk. Ik durfde niet meer naar Bill te kijken. Ik zag Cecily opspringen en de visschen opnemen. „Ik zal ze schoonmaken. Ik vind dat eenig werk". Bill stond op en graaide ze haar uit de handen. „Dan maak je je handen maar vuil", zei hij onhan dig. „Ik zal ze schoonmaken. Maar je kunt je vuile geld houden. Pelham", voegde hij er met opmer kelijke koelbloedigheid aan toe. Het was de eerste maal dat ik heb den ouderen man bij zijn achter naam hoorde noemen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6