NEKKIE-RAF
Een man verdween...
VRIJDAG 13 SEPTEMBER 1940
HAAREEM'S DX'GBÏTAD
De zaak van de Haagsche baby.
Nog een aantal getuigen gehoord.
Zooals reeds in het kort is medegedeeld, is
dezer dagen de enquête gesloten, welke gehouden
is in verband met het door het Haagsche Ge
rechtshof gewezen arrest met betrekking tot de
procedure tusschen twee families om het bezit
van een baby, in welk arrest aan de familie S.
was opgedragen te bewijzen, dat het lijkje, dat op
39 Mei in de puinhoopen bij de kliniek Bethle
hem te 's Gravenhage gevonden is, dat was van
een kind, toebehoorende aan een moedei-, die op
zaal 9 lag.
Voor het getuigenverhoor had de procureur
der familie S-, mr. van Oven nog drie getuigen
gedagvaard, van wie er slechts één 'verschenen
was, namelijk zuster Volutiana, die in Mei j.l.
werkzaam was in bovengenoemde kliniek. Mr.
van Oven zag af van het hooren der beide
andere getuigen.
Zuster Volutiana verklaarde, dat zij gedurende
de laatste dagen van Mei bemerkte, wanneer zij
zich in de verloskamer bevond, welke onder zaal
9 gelegen is, dat haar van de puinhoopen ach
ter het gebouw een onaangename lucht tegemoet
kwam. Zij deelde dit mede aai den rechercheur
Jurgens. Op 30 Mei is zij met den heer Jurgens
en een inspecteur gaan zoeken, met het resultaat
dat zij diep in de puinhoop, onderaan, onder
brokken steen, een kinderlijkje bedolven vond.
Onder het lijkje lag een wiegkleed. Getuige kon
echter niet zeggen, van welke zaal een en ander
afkomstig was. Wel was het lijkje gekleed in
kleertjes, welke in de kliniek alleen op zaal 8 en
9 gebruikt worden. Een kindje uit de couveuse
zaal kon het niet zijn, want dan zou het een trui
aangehad moeten hebben. Bovendien is die zaal,
op een paar gesprongen ruiten na, geheel onge
rept gebleven.
Na den bominslag heeft getuige opruimings-
werk op de zalen gedaan. Op zaal 15 (boven zaal
9) waren alle bedden en wiegen nog aanwezig.
De wiegen stonden zelfs nog op hun voetstuk. Van
deze zaal was alleen het balkon afgeslagen. Hier
op stond geen bed, noch een wieg. De overige
zalen behalve zaal 9, waren in zoover alle onge
rept gebleven, dat zich de wiegen en bedden daar
nog in bevonden.
Bij de hierna gehouden contra-enquête had mr.
Ir. Smalhout de procureur van de familie Van
der W. vier getuigen gedagvaard.
Mevr. W. P. Oosterveen, een zuster van mevr.
van der W. werd het eerst gehoord. Zij had mevr.
van der W. tweemaal, terwijl zij in de kliniek
Bethlehem lag, opgezocht en toen haar baby ge
zien. Na den bominslag zag zij het kind nog her.
haaldelijk en zij twijfelde er geen oogenblik aan,
of haar zuster was in het bezit van haar eigen
kind. De oogen van het kind aldus deze getuige
zijn geheel die van mijn eigen kinderen en ik
herken er een eigenaardigheid van onze familie in.
Het eene oog is namelijk iets kleiner dan het an
dere; het is alsof de pupil niet in het midden zit.
Ook heeft het kind een naar buiten staand
knietje, een eigenschap, die in de familie van der
Winden voorkomt. Dit had haar zuster haar in
de kliniek verteld en later heeft getuige dit ook
ten huize van haar zuster gezien. Een vlekje, dat
het kind op den neus had, veroorzaakt door een
druppel zilvernitraat, had getuige later ook gezien,
toen het kind thuis was.
Mevr. W. F. J. van der Winden, schoonzuster
van den heer van der-W., had diens zuster een
keer in de kliniek bezocht in gezelschap van de
vorige getuige. Na de ramp kwam getuige ten
huize van de familie van der W. en twijfelde er
ook niet aan, of dit was hetzelfde kind, dat zij
in de kliniek gezien had. Ook deze getuige heeft
in de kliniek het vlekje op den neus van het kind
gezien. Toen het kind thuis was, heeft zij er niet
op gelet of dit vlekje er nog was, wel had ge
tuige gezien, dat het kind een naar buiten staand
knietje had, Zoowel getuige's man als diens broer,
partij van der W., hebben een dergelijke knie. Ge
tuige vond, dat het kind precies de oogen van
haar schoonzuster had. Tenslotte werd nog ge
hoord een broer van mevrouw Van der W.,
de heer J. G. L. Berkhout. Ongeveer 5 uur na
de geboorte van het kind is hij in de kliniek ge
weest. Hij heeft toen gezien, dat het kind een
donker vlekje op den neus had en het viel hem
ook op, dat het haar doorliep over de wang naar
de ooren. Later, op 10 Mei, is zijn zuster met een
kind ten huize van de ouders van getuige gekomen
en hij heeft daar bij dat kind dehzelfden haar
groei en hetzelfde vlekje op den neus waargeno
men.
Mr. Smalhout zag af van het hooren van de
vierde getuige.
De contra-enquête was daarmede ook afge-
Joopen, waarop de raadsheer-commissaris de zaak
verwees naar de rol van het Hof ter pleidooibe
paling.
Zooals bekend zal Zaterdagmiddag a.s. opnieuw
worden gepleit.
J. C. M. VAN NIEUWENHOVEN—STEMPELS
OVERLEDEN.
Donderdag is in het St.-Jansziekenhuis te La
ren (N.-H.) op 56-jarigen leeftijd, na het onder
gaan van een kleine operatie overleden de bekende
Larensche kunstschilderes, mevr. J. C. M. van Nieu-
wenhovenStempels.
Nederlandsche Perskamer opgericht
Geheele Nederlandsche pers samengebundeld.
Het A.N.P. meldt: Hedenmiddag werd in Den
Haag de stichting „Nederlandsche Perskamer" op
gericht.
Hiermede heeft de Raad van Voorlichting der
Nederlandsche pers zijn doel bereikt. Toen deze,
kort na den oorlog, zijn doelstellingen beleend
maakte, bestond er bij vele groepen en personen
in de pers werkzaam aanvankelijk eenige terug
houdendheid. Van stap tot stap echter heeft de
Raad van Voorlichting het vertrouwen in breede
kringen der Nederlandsche pers weten te winnen,
zoowel als gevolg van de door den president met
nadruk gegeven uiteenzettingen omtrent doel en
methode, als door de werkwijze van den raad.
Zoo werd begonnen met de oprichting van. een
organisatie voor de- provinciale en periodieke pers
onder leiding van den heer H. J. Kerkmeester,
welke, zooals het laatst verschenen niummer van
het orgaan dezer organisatie bewijst, er in korten,
tijd in is geslaagd het overgroote deel van de
nieuwsbladen en tijdschriften op rationeele wijze te
organiseeren.
Na dezen eersten stap is de raad overgegaan tot
een reorganisatie der journalisten, welke leidde
tot het oprichten van het Verbond van Nederland
sche journalisten onder leiding van den heer P. J.
van Megchelen, dat thans reeds meer dam: 600 jour
nalisten onder zijn leden telt.
Ook ten aanzien van directeuren en uitgevers
van dagbladen werd het door den Raad gewenschte
resultaat in betrekkelijk korten tijd bereikt. De
aansluiting van de vereeniging de Nederlandsche
Dagbladpers onder haar nieuwen voorzitter mr. J.
Kars is dezer dagen te verwachten, terwijl heden
in Den Haag de oprichting plaats had van het Ver
bond vaini Nederlandsche Persbureaux, waarvan tot
voorzitter de heer A. Meijer-Schwencke weid be
noemd. Bovendien zijn de noodige voorbereidingen
getroffen voor een 5e Verbond van ui-tgeversperso-
neel, waarmee dan voorloopig de sluitsteen voor
de organisatie der Nederlandsche Perskamer zal
zijn gelegd.
Deze resultaten door den Raad bij zijn voorbe
reidend werk bereikt, zijn thans de aanleiding ge
worden over te gaan tot de stichting der eigenlijke
Nederlandsche Perskamer.
Het is een verblijdend teeken, dat, ondanks de
moeilijke situatie waarin de Nederlandsche pers
zich na de oorlogsdagen zag geplaatst, toch in zoo
korten tijd vorm gegeven kan worden aan de vele,
vaak tegenstrijdige in de Nederlandsche pers wer
kende en werkzame krachten.
In den komenden tijd immers zal het niet meer
mogelijk zijn, dat in de samenwerking machten
naar voren treden, welke slechts het eigen belang
beoogen en zonder oog te hebben voor de volksge
meenschap hun eigen belang boven dat vaih het
volk stellen. De thans bereikte ordening zal door
de samenbundeling van wat vroeger veelal afzon
derlijk en tegen elkaar werkte ongetwijfeld in staat
zijn de pers op een hooger peil te verheffen.
Ook hier is de eer van het beroep alleen dan
verzekerd, wanneer het welzijn der volksgemeen
schap op den voorgrond staat en zoowel journalist
als uitgever hun dienende taak begrijpen.
De leiding van de Nederlandsche perskamer be
rust, bij dr. T. Goedéwaagen, z'ijn plaatsvervanger
is de heer A. Meijer-Schwencke. Tot algemeen-se
cretaris is benoemd drs. W. Goedhuys, naast wien
als 'directeur van het bureau der Nederlandsche
Perskamer is benoemd de heer J. Lehrbuch. Er is
een raad van bestuur gevórmd, waarin zitting heb
ben de heeren L. Arts, drs. W. Goedhuys, mr. J.
Kars, H. J. Kerkmeester. P. J. van Megchelen, A.
Meijer-Schwencke, dr. Alb. van de Poel en mr. M.
M. Rost van Tonningen.
Bekendmaking.
Betreffende: wapendienst en rijksarbeidsdienst.
's-GRAVENHAGE, 12 September. Het. A.N.P.
meldt: In overeenstemming met den bevelhebber
van de Orderingspolitie .bij den Rijkscommissaris
voor de bezette Nederlandsche gebieden, wordt door
mij het volgende bepaald:
Mannelijke Rijksduitschers in de bezette Neder
landsche gebieden die zich hier blijvende hebben
gevestigd of reeds langer dan één jaar hier ver
blijf houden, en wel
a) alle Duitsche staatsburgers die in het jaar
1921 zijn geboren, voor zoover zij niet redds in vrij-
willigen: dienst staan,
b) de aan de dienstplichtige geboortejaren 1914
1920 toebehoorenden, dié tot heden van den wa
pendienst waren vrijgesteld of nog niet in dienst
zijn geweest,
c) de oudgedienden, wapenplichtigen van alle
geboortejaren,
moeten zich onmiddellijk, uiterlijk echter tot en
met 20 September a.s. schriftelijk aanmelden vol
gens hieronder aangegeven model-lijst, bij den voor
hun woonplaats bevoegden stafofficier van de Or
den ingspolitie bij den afgevaardigde van den Rijks
commissaris voor de bezette Nederlandsche gebie
den. Deze hebben hun zetel in de volgende plaat
sen:
Voor de provincie:
Zuid-Holland: major Krüger, Den Haag, Sophia-
laan 4.
Noord-Holland: major Pfeiffer, Haarlem, Kenau
park 19.
Friesland: major Kuhn, Leeuwarden, Zuider-
9traat 13.
Groningen: major Werner, Groningen, Groote
Markt 27.
Drente: major Zxitz, Assen, Beilerstraat 11.
Overijsel: major Görhadt, Zwolle, Burgem. van
Royensingel 13.
Utrecht: major Leissner, Utrecht, Malibaan 10.
Gelderland: major Handsch, Arnhem, Huis Ange-
renstein aan den Velperweg.
Noord-Brabant: major Lueg, 's-Hertogenbosch,
Paleis van Justitie,
Limburg: major Burkart, Maastricht, Graaf van
Waldeckstraat 8.
Zeeland: hauptmann Wiese, Middelburg, Dam 6.
Bij niet-nakoming, worden dwangmaatregelen
genomen.
Model.
Naam en familienaam: dag van plaats van
geboorte: geboorte:
woonplaats: straat:
Den Haag, 10 September 1940.
De bevelhebber v. d. weermacht in Nederland.
De chef v. d. generalen staf,
get. SCHWABEDISSEN.
De Italiaansche krijgsverrichtingen in Afrika. Inheemsche cavaleristen voor hun
tentenkamp aan het front van Cyrenaïca.
(Foto Weltblld.)
Vereeniging „Voor de Kunst".
Programma voor het winterseizoen.
Het programma van de vereeniging „Voor de
kunst" te Haarlem in het winterseizoen is als
volgt samengesteld: Donderdag 17 October: „Mu-
sica antiqua", met medewerking van Brandts
Buys, cembalo, Nic. Roth, viool, Joh. Feitkamp,
fluit en C. van Leeuwen Boomkamp, cello.
Zondagmiddag 10 November George van Renes-
se en Felix de Nobel, quatre mains (o.a. Mozart,
Schubert, Reger, Ravel en Bizet).
Zondagmiddag 15 December: Samuel Brill en
Marinus Flipse, cello en piano.
Donderdag 23 Januari 1941: Trio Feitkamp,
Ketting, Stotijn.
Al deze uitvoeringen vinden plaats in den
Stadsschouwburg te Haarlem.
MUZIEKMIDDAG.
De Haarlemsche Vereeniging van Hervormde
Jongeren geeft Zondagmiddag a.s. een muziekmid-
dag in het wijkgebouw aan de Ged. Oude Gracht.
Medewerkenden zijn mej.. N. Hogenbirk, sopraan
en de heer Henk Schouten, piano.
VOOR DE KINDEREN
De vos heeft het heele gesprek tus
schen Raf en het nachtegaaltje ge
hoord. Hij heeft nu zekerheid, dat
Raf hen allen bedriegt en dat het
nachtegaaltje de eigenlijke zanger is.
Des avonds gaat Reintje het bedro
gen nachtegaaltje opzoeken; hij zal
er eens mee praten. Beleefd neemt
hij zijn hoed af en zegt„Mijnheer,
ik zou u wel eens willen spreken,
maar niet hier. Gaat u mee naar
gindschen hollen boom?" En onder-
tusschen denkt de maan; „Wat moe
ten die twee bij elkaaar?"
Toen ze alle twee in den hollen
boom verdwenen, gluurde de maan
naar binnen. Maar hoe zij ook haar
best doet, verstaan kan zij niets. Wel
ziet zij, hoe de vos met zijn vinger
staat te draaien. En het nachte
gaaltje zit aandachtig te luisteren.
Een looze vos een onnoozel nachte
gaaltje, dat hoort niet bij elkaar.
Wat had de vos voor plannen? Zoo
stond de maan maar te tobben. En
in haar vriendelijk manengezicht
komen rimpels van zorg over het
dierenrijk.
Den volgenden avond verschijnt er
een pracht van een gala-koets voor
de woning van Raf. Deze komt van
koning Nobel om heer Raf te halen.
Langnek verschijnt in de deur. Ver
waander dan ooit en met zijn kroon
op het hoofd en natuurlijk daar
bovenop zijn kachelpijpje. Om zijn
hals het paarlsnoer van de koningin.
De vingers van zijn handschoenen
heeft hij opgevuld met proppen wat
ten, zoodat dit net echt lijkt. Zoo
opgetuigd komt hij naar buiten. Twee
lakeien springen van de koets en ge
leiden hem naar den wagen.
HULDIGING BIJ DE VRIJWILLIGE
BRANDWEER.
Donderdagavond had zich de Vrijwillige Brand
weer van Haarlem in den Centralen Post verzameld
ten einde den brandmeester J. Weller en de vrij
willigers Belkenga en R. F. Torringa te huldigen
ter gelegenheid van hun 25-jarig jubileum als vrij
williger.
Nadat de jubilarissen met hun echtgenooten bin
nengeleid waren in de garage, waar het corps vrij
willigers in carré stond opgesteld, sprak de com
mandant van de brandweer, de heer C. v. d. Broek,
de jubilarissen toe en dankte hen mede namens
Burgemeester en Wethouders voor hun diensten
aan de burgerij bewezen. Hij overhandigde hun te
vens het diploma met net daaraan verbonden
derscheidingsteeken van de Nederlandsche Brand-
weervereeniginig.
De voorzitter van de vereeniging „De Tien", dr.
C. Spoelder voegde hieraan enkele woorden toe
dankte de jubilarissen voor de vriendschap
trouw, die zij altijd betoond hadden; hij hoopte, dat
de Brandweer hen nog lang mocht behouden:,
Nadat een driewerf hoera bij herhaling was uit
gebracht, reikte de commandant nog aan vier vrij
willigers de onderscheidingsteekenen en wisselme
daille uit bestemd voor hen, die in 1939 het trouwst
bij brandweeroefemingen waren opgekomen. Hier
mede was de korte, maar hartelijke plechtigheid
afgeloopen.
FAILLISSEMENTEN.
(Opgegeven door afd. Handelsinformaties v. A
Graaf en Co. N.V., Amsterdam).
Uitgesproken:
11 Sept, N. A. Koes, wonende te Culemborg, ïïs-
vendijk 16. R.C. Mr. D. Visser, Cur. Mr. W. Th. D.A,
van Eek te Utrecht.
11 Sept. Gerhardus Johannes Statink, melkventer!
Ittersum, gem. Zwollerkerspel, B. 103. R.C. Mr. A,
J. M. van Heyst. Cur. Mr. A. W. E. Brandsma,
Zwolle, van Nahuijsplein 16.
Opgeheven wegens gebrek aan actief:
5 Sept. C. M. H. Schmetz,'weduwe A. L. Moer(
Kerkrade, Zonstraat 25.
6 Sept. H. J. Holvast, Groningen.
6 Sept. J. de Vries, Groningen.
Gedeponeerde uitdeelingslijsten:
28 Aug. H. F. W. Swaanswijk, Amsterdam, Ge-
eindigd door het verbindend worden der eenige
uitdeelingslijst. Uitk. nihil. (3 pref. f462).
2 Sept. W. Dijs, 's Gravenland. Idem. Uitk. 100 5
pref. 13 3/4 conc. cred.
2 Sept. U. W. ten Cate, bakker, Kielwindevear,
gem. Hoogezand. Idem. Uitk. 9.238
3 Sept. Nal.schap P. M. Kern, Amsterdam, Ge
ëindigd door het verbindend worden der slotuitdce-
lingslijst. Uitk. 0.653 conc. cred.
3 Sept. A. E. Kranenborg, Appingedam. Geëin
digd door het verbindend worden der eenige uit
deelingslijst. Uitk 12.341
4 Sept. A. Stegman, exploitant, Amsterdam.
Geëindigd door het verbindend worden der slotuit-
deelingslijst. Uitk. 1 1/4 conc. cred.
4 Sept. N.V. Modezaak Westerkamp, Amsterdam.
Idem. Uitk 4.265
6 Sept. Harm de Vries, Sqhaarsbergen gem. Arn
hem. Geëindigd door het verbindend worden der
eenige uitdeelingslijst. Uitk. nihil conc. cred.
6 Sept. Johan van der Bijl, landbouwer, Noord;
gouwe.
8 Sept. De Diepenveensche Landbouwvereeni'
ging, Diepenveen. Idem. Uitk. 8.855
PERSONALIA.
Toegelaten zijn tot de Rijkstuinbouwschool
voor de Bloembollencultuur te Lisse: W. Wittemsn
te Hillegom, D. Keisers te Hoofddorp en Th.
Nijssen te Santpoort.
door LESLIE FORD.
2)
Mevrouw Chapman en ik zaten op een omge
vallen boom. Het hout voor ons vuur was opgetast
op tien voet afstand van het water, zooals in onze
vergunning voorgeschreven was. De andere waren
met hooge laarzen het meer ingewaad en zouden
ons avondeten bijeenvisschen.
„Denk er aan: meer dan vijf is verboden", riep
mevrouw Chapman hen achterna. „George weet
natuurlijk wel, dat er alleen met de vlieg gevischt
wordt, niet met een blinker vervolgde ze met een
smalend lachje tegen mij.
Visschen is iets waarvan ik in het geheel geen
verstand heb; ik knikte dus maar. Ik had ge
hoord dat het Mariposameer zoo vol visch zat, dat
de dieren elkaar verdrongen, hetgeen ook geen
wonder is, doordat het geheel buiten de gewone
trekroutes ligt. Het moet wel waar zijn, want in
minder dan geen tijd hadden Joe en de kok Cecily
en Bill hun limiet gevangen en hadden we meer
visch dan we opkonden. George had er één, en die
was nog wel onder de maat.
Het hinderde hem geweldig en hij liet het maar
al te duidelijk merken. Cecily's opmerking: „Ga nu
maar mee, Geroge; we hebben ruimschoots ge
noeg", maakte de zaak niet beter. Hij wond zijn
lijn in en nam de vlieg er af. „Breng me een blin
ker, Bill" riep hij.
Bill hurkte op den oever met Joe en den kok en
was bezig den vangst schoon te maken; hij hoor
de niets. Misschien was het geroep ook over
schreeuwd door het kabaal van de meeuwen die in
drommen kwamen aanvliegen. Tenslotte waadde
Cecily naar hem toe, gaf hem een blinker en nam
zijn uitgebreide vliegenboek weer mee terug.
Mevrouw Chapman sloeg haar met een zonder
ling glimlachje gade. „Ik wou dat ik Cecily kon
begrijpen", zei ze langzaam. „Ik kan niet gelooven
dat ze van dien man houdt. Heb je wel eens opge
let, hoe ze naar hem kijkt?"
Ik aarzelde. Dat was juist een van de eerste din
gen die ik aan haar had opgemerkt, maar ik vond
het niet prettig dat te zeggen.
„Sla haar maar eens een tijdje gade", zei me
vrouw Chapman. Haar oogen volgden haar klein
dochter die vroolïjk terugsprong naar de visch-
schoonmakers. „Het zijn maar wenschdroomen van
me", zuchtte ze, „maar ik wou dat Steve was blij
ven leven".
„U zei immers dat ze verloofd waren?"
Ze knikte.
„Wat was het voor iemand?" vroeg ik. Ik
had haar nog niet in zoo'n zachte stemming gezien,
en ik was nieuwsgierig.
„Hij was zoo'n vriend uit de buurt. Hij en Ce
cily's neven waren van denzelfden leeftijd, en des
morgens kwam hij wel met hen mee hierheen. Hij
had veel van Bill blauwe oogen en haar zoo
geel als roggestroo, en net zoo'n soort grijns. Cecily
was een spichtig leelijk kind, knalrood Ik weet ze
ker dat de eenige reden,, waarom ze door al haar
ooms en tantes in hun testament bedacht werd was,
omdat ze meenden,, dat ze nooit een man zou krij
gen, als ze den pil niet hielpen vergulden."
Ik keek naar het aardige slanke meisje dat in
haar katoenen broek naar het schoonmaken van de
glanzende forellen stond te kijken en lachend een
staart opgooide naar een jongen meeuw, E)e on
dergaande zon tooverde een gouden schijnsel op
haar krullen. En haar prettige gebruinde gezicht
met de spitse wipkin en stralende groote oogen was
buitengewoon bekoorlijk.
„In elk geval, Steve Grant werd verliefd op haar,
zoo leelijk en wipneuzig als ze was: ze was toen
zestien. Het was erg kinderlijk en onnoozel] en nie--
mand dacht dat het lang zou duren. En toen plotse
ling, vlak nadat ze achttien werd, kwam ze volko
men veranderd van kostschool terug, en was ze het
liefste kind dat je je denken kunt. Toen ontmoet
te George Pelham haar voor het eerst. Die was
toen negenentwintig en bij haar vader op het kan
toor. Hij maakte geweldig veel werk van haar, toen
ze dien winter debuteerde, en Steve was doodsbe
nauwd ,van haar".
Mevrouw Chapman lachte.
„Steve was vierentwintig en werkte als een'
paard. Ik zal nooit dat weekeind vergeten, toen ik
bij mij een partij voor haar gaf. Hij zat er maar
bij en liet alle mannen haar voor den neus wegka
pen. Ik had hem wel door elkaar kunnen ramme
len. Ik weet zeker dat Cecily den knoop doorhakte
en hem er aan herinnerde dat hij haar beloofd had
met haar te trouwen. Hij was toen ook op het kan
toor van haar vader gekomen. Toen hun engage
ment publiek gemaakt werd, stond hij erbij als
iemand, wien een ster in handen gevallen is,
en die geen flauw idee heeft, wat hij er mee doen
moet."
Glimlachend schudde ze het hoofd. Toen betrok
haar gezicht. „En toen, terwijl hij voor zaken van
Cecily's vader in het Zuiden was, kreeg hij kin
derverlamming", zei ze zachtjes.
„Hoe vreeselijk!"
„Het was ontzettend voor iedereen. Cecily hield
zich kranig, ze aarzelde geen oogenblik. Dat heb
ben we natuurlijk pas later gemerktNa een
jaar kwam hy weer naar New-York terug en was
veel beter dan een van ons had durven hopen. Hij
droeg het wonderbaarlijk goed, en het scheen ook
wel dat hij nog verder kon genezen. En toen
het was afschuwelijk, Grace. Op een Zondagavond
ging ik naar Cecily's kamer om te zien of een
nieuw dienstmeisje haar werk goed gedaan had.
Ik draaide het licht op en daar lag Cecily op den
grond, volkomen van streek en in een vloed van tra
nen. Het eenige wat ik uit haar kon krijgen was, dat
Steve haar verlaten had. Den volgenden morgen von
den ze zijn auto volkomen uitgebrand en in puin ge
reden tegen een telefoonpaal, op 10 kilometer af
stand van ons huis".
Ze zweeg en staarde doelloos in de wijde verte.
„Niemand kan weten hoe het gebeurd is. Na al
les wat de jongen doorstaan had, zijn geestelijke
worsteling met zichzelf, scheen dit zoo wreed, en zoo
nutteloos zoo nutteloos".
Ze zweeg opnieuw en ging een oogenblik later
met minder vaste stem voort: „Wat er tusschen hem
en Cecily voorgevallen was, dat hij zoo woedend had
kunnen wegloopen, ben ik nooit te weten gekomen.
Cecily heeft er nooit iets over losgelaten. Ik weet wel
dat toen ik haar dien Zondagmorgen in bed gewerkt
had, ik later nog eens naar haar ging kijken. Toen
was ze weer opgestaan en zat ze aan haar schrijfta
fel. Ze keek op met een zielig bleek betraand ge
zicht en zei: „Ik schrijf aan Steve, grootje. Ik kan
hem niet laten gaan. Ik houd te veel van hem". En
toen ze het bericht van het ongeluk hoorde. Het
was of alles wat haar zoo levendig en liefelijk maak
te in haar gestorven was.
Mevrouw Chapman schudde het hoofd, de oogen
gevestigd op haar kleindochter daar aan den oever
van het meer.
„Ze heeft nooit Steve's naam meer uitgesproken
geen enkelen maal in die eerste verschrikkelijke
maanden, toen we niet wisten of haar geest ook niet
geleden had.
„Toen, op een Zondagavond, nu bijna twee jaar
geleden, kwam George ons weer opzoeken. Hij had
zich keurig gedragen gedurende het jaar dat Ste
ve weg was, en na het ongeluk maar ik denk dat
hij ongeduldig begon te worden. Hij had met haar
vader over een huwelijk gesproken, maar nooit
tegen haai-. Zij zaten in de achterkamer 'n spelletje
te doen en plotseling zag ik Cecily als een vlam
omhoogschieten. Ik hoorde George zeggen: „Ja, bes
te kind, vraag het dan aan je vader. Ik wil je geen
pijn doen, maar ik geloof dat het tijd is
„Ik zal het nooit vergeten. Cecily rende door de
voorkamer, waar ik zat te lezen, en de bibliotheek in.
George achter haar aan. Ik hoorde haar: „Vader"
en de deur sloeg dicht. Ik verdroeg het zoolang ik
kon, en ging toen naar binnen. Cecily stond doods
bleek bij de haard en haar oogen schoten vuur. „Ik
zal het nooit gelooven, nooit nooit! Jullie zijn
gemeen, allebei!"
„Haar vader stond op en ging haar haar toe. Ze
is dol op hem, maar ze hijgde: „Waag het niet me
aan te raken! Ik haat je!" Toen rende ze als een
boschbrand langs me heen en de deur uit.Haar vader
keek George aan en zei na een poosje: „Misschien
was het onverstandig, het haar te vertellen. Mis
schien dat de schok ik weet niet. We zullen het
moeten afwachten. Toen zei hij tegen mij. „Het is
niets moeder. En er zal nooit meer over gesproken
worden. Denk daar alsjeblieft goed aan, George.
En me dunkt dat het beter is, als je een tijdje lang
niet naar haar toe gaat."
Mevrouw Chapman bleef langen tijd voor zich uit
staren.
„Het kan zijn, dat ze over het zelfmoord-idee ge
sproken hebben. Ik weet het niet. Ik heb niet ge
probeerd het te weten te komen. Ik weet alleen dat
ik daar niet aan geloof. Steve was impulsief en heet
gebakerd, en hij had een hoop ellende achter den
rug. Maar toch geloof ik het niet. Ik weet dat, wat
het ook geweest was, Steve niet in staat was iets on-
ridderlijks, of onteerends of onoprechts te doen, Hi)
was de fijnste kerel die ik ooit gekend heb. Daarom
wil ik niet dat Cecily met George trouwt. Hij is ver
wend en egoïst, en de eenige van wien hij ooit wer
kelijk zal houden, is zichzelf, Cecily heeft iemand
noodig en dat verdient ze ook die haar be
grijpt en haar toegewijd is en dal kan alleen iemand
die innig van haar houdt. Ze begint de laatste
maanden juist weer iets van haar oude zelf terug le
vinden. Ik zou niet willen, dat iemand dat ooit weer
vernielt."
Op dat oogenblik kwam er een zegevierende kreei
van het meer. George haalde een blanke spar
telende visch binnen en riep: „Ik heb er vijf! En ze
zijn grooter dan de jouwe, Cecily!"
Door den geurigen rook van hel. vuur heen, waar
Cecily en Bill den kok hielpen bakken, zag ik haar
met een effen gezicht naar George omkijken.
„Prachtig!" riep ze. „Maar we hebben er nu meer
dan genoeg".
„Maak je maar niet ongerust: ik zal ze zelf opeten"
zei George. Hij hield zijn vangst voor zich ui'-
„Hier Bill, maak ze maar voor me schoon". Hij gool*|
de ze op het gras. „En pas op dal ze niet bij de an
deren komen. Deze zijn van mij". Hij keek rond.
„Waar is mijn hoes?"
Ik keek naar mijn zoon: zijn grappige jongens
gezicht was de moeite waard om te zien.
Mevrouw Chapman stond snel op. „Die ze van?'
moet ze ook schoonmaken, George", zei ze scherp.
„Ik zal je een halve dollar geven, Bill" zei George
vroolijk.
Ik durfde niet meer naar Bill te kijken. Ik zag
Cecily opspringen en de visschen opnemen.
„Ik zal ze schoonmaken. Ik vind dat eenig werk".
Bill stond op en graaide ze haar uit de handen.
„Dan maak je je handen maar vuil", zei hij onhan
dig. „Ik zal ze schoonmaken. Maar je kunt je vuile
geld houden. Pelham", voegde hij er met opmer
kelijke koelbloedigheid aan toe. Het was de eerste
maal dat ik heb den ouderen man bij zijn achter
naam hoorde noemen. (Wordt vervolgd).