f Ti 1 m v Ét» t I? 8 4 |1| - A ih Onze huishouding met bonnen en kaarten. Het menu van den dag. NEKKIE-RAF Gebreide japon. Een man verdween... ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1940 HA ARE EM'S D AG BE AD 4 VOOR DE VROUW Ook een lampion kunnen we zelf maken. 'i$>i $1§|fe-'' p. iv k| Nu we in de komende wintermaanden meer dan ooit op onze huiselijke omgeving aangewezen zuL len zijn, gaan we er naar streven om onze woon ruimten dan ook zoo gezellig en warm mogelijk te maken. Een leuke lampion is zeker een aan winst boven het gezellige divanhoekje. Men kan er voor versiering nog een lange kwast aan maken, tenzij men hem in een kamer met laag plafond vlak tegen de zoldering bevestigt. Lijkt het u erg moeilijk? Nu, wanneer u maar nauwkeurig werkt, is 't heusch geen heksentoer. In een vorig artikel leerde ik u, hoe een een voudige plissée-kap gemaakt wordt. In 't kort wil ik het prepareeren van papier nog even herhalen. Goedkoop, dun teekenpapier (ongev. 5 ct. per vel) wordt ingesmeerd met een mengsel van: een half kopje gekookte lijnolie, een kwart kopje terpentijn en 'n theelepel siccatief. Met een oud lapje het mengsel goed inwrijven en vooral niet te veel olie opbrengen. Dan in de zon drogen. Van te voren kan men in waterverf een vlot, langgerekt motief opzetten. In een modern milieu staat een geheel effen lampion zeer decoratief. Behalve de zachtgele tint, die men krijgt door crèmekleurig teeken papier met het bovengenoemde mengsel in te smeren, kan men ook een mooie zachte pastel tint bereiken, wanneer men een tube olieverf door het mengsel roert. Men doet dit met een kwast, want er mag geen enkel klontje in zitten, daar dit een leelijke streep veroorzaakt. Zachtgroen, ge brande sienna, licht-vermiljoenrood geven mooie tinten. Hoe plooien we dit exemplaar nu? Wij slaan het geoliede vel weer dubhel en zetten van de aldus ontstane vouw af, stippen met een scherp potlood op afstanden van 2 cM., langs boven- en onder kant. Geef op het vel een teeken, wat de haaksche bovenkant is. De lijnen worden weer met een lijntrekker of vouwbeen ingeritst, echter niet te diep, want met het heen en weer vouwen, dat we nu gaan doen, heeft het papier veel te lijden en het mag vooral niet scheuren. Een secuur mensch zal dus behalve de drie benoodigde vellen er één extra voor werkproef bestemmen. Nu trekt u zeer dunne potloodlijnen op het jiapier en wel van bovenaf op onderlingen afstand: 3'/;46'Ai'A751/2—3—51/2 en 10y2 cM. Uw geheele papier is nu met hokjes bedekt en nu gaan we volgens de schets de schuine lijnen ingriffen. Goed opletten is nu geboden, want u moogt u niet vergissen. Langs de onderste lijn knipt u de vellen af en zet dan op IV2 cM. van onder- en bovenkant nog een potloodlijn voor de gaatjes. Nu komt het moeilijkste werkje: het heen en terugvouwen van het papier. We beginnen het vel gewoon te plisseeren, daarna moet de vouw die eerst boven was, teruggevouwen naar onder; die onder was komt nu boven en zoo steeds om en om. De zig-zagstrepen worden hu ook vouwen en komen altijd naar boven te liggen. Dit lijkt mis schien geheimzinnig, maar als u 't even probert, wijst het den weg vanzelf. In het begin is het een heele toer om het zaakje in de hand te houden, maar met eenige oefening lukt ook dat tenslotte wel. De zijkanten worden zoo afgeknipt, dat de vellen aan elkaar geplakt kunnen worden, terwijl de vouwen doorloopen. We gebruiken seccotine hiervoor en eenige papierclips of waschknijpers om de kap gedurende het drogen van de lijm op zijn plaats te houden. De gaatjes worden op het mid den van de plooi volgens onder- en bovenlijn ge ponst, het laatste vel aan het eerste geplakt, een koord doorgeregen en onze lampion is gereed. Uitgaande van dit principe, kunnen we nu aller lei aardige vormen maken. U moet natuurlijk even uitpuzzelen op welke afstanden u de dwars lijnen moet plaatsen om de gewenschte rondingen te krijgen. In bijgaande schetsjes doen we u nog een -paar ideeën aan de hand. .MARGOT VAN CAPELLE—VAN BUUREN. MiÜO&N VOUK» „De huishouding behoort alleen tot de praktijk van het leven"; theoretisch geschoolde vrouwen, die van de huishouding geen verstand heb ben en er daarom een klein beetje op neerzien, verkondigen deze stelling graag, want de theorie der geleerdheid voert haar immers heel wat hooger dan de praktijk van de dagelijksche huishoudelijke beslommeringen! Maar de huishouding in onze dagen is niet alleen meer op praktijk gebaseerd, dat dachten we maar, de theorie en dan vooral de boekhoudkun dige en de economische spelen er een belang rijke rol bij, die niemand over het hoofd kan zien. En als we er goed mee omgaan, worden wij in listige uitgeslapenheid moeilijk te overtreffen. Hoeveel punten moet ik afstaan voor een lap stof voor een rok, en is er nog niet een oude jurk, die ik er beter voor kan vermaken? Hoe lang doen wij in ons gezin met 1 ons griesmeel per hoofd, en kan ik mijn verbruik ook zoo wijzigen, dat ik minder noodig heb en dus kan uitkomen? Als ik de boterhammen zelf smeer van tevoren, wat ik een akelig werkje vind. ben ik dan voldoen de voordeeliger uit, dan wanneer iedereen het zelf doet en ik met argusoogen op elk likje boter moet letten? Zit er niet een opvoedkundige kant aan» om het de kinderen zelf goed te leeren doen en is er niet iets geringschattends in om de boterhammen' voor manlief ook vooruit klaar te maken. Welke dagen kunnen het best tot vleeschlooze worden gemaakt en hoe kan ik het smakelijkste en het beste de voedingstoffen van vleesch in andere gerechten vinden? Heb ik alle bons, die ik wilde inwisselen van een bepaald artikel, opgebruikt voordat de ter mijn verstreken is? Is het me niet ontgaan om de nieuwe distributie kaarten op tijd af te halen? Met al deze overwegingen en vele andere moe ten.wij rekening houden bij het besturen van onze huishouding en daarbij komen dan nog de bekende 1 financieele beslommeringen die er voor de meesten ook niet gemakkelijker op geworden zijn. Natuurlijk is iedere nieuwe maatregel in het begin een nieuwe moeilijkheid, maar gelukkig blijft dat niet zoo: Wij wennen vrij spoedig aan den omgang met bonnen zus en kaarten zoo, en wanneer wij dan vor gewoonte nemen om op gezette tijden onze nummers en voorraad aan bonnen benevens de noodzakelijkste inkoopen na te gaan, dan kunnen wij niet voor onaangename verrassingen komen te staan. Onze nieuwste aanwinst is nu de distributie van vleesch hoe denkt u intusschen over een eenvoudige garnalenragout met aardappelpurée en kropsla, over gepaneerde en gebakken kaaslapjes met bloemkool en aardappelen, over Iersche stoof, pot met lamsvleesch en gebakken aardappelen, over witte boonen met tomatensaus, over groene erwtenpurree met gebakken eieren en stoofsla, over gekookte visch met worteltjes. Wat een moge lijkheden blijven er nog over, zelfs met een be scheiden beurs, om het middagmaal toch pikant en bevredigend op te dienen. Maar ik mis de jus bij mijn aardappelen zoo erg, klaagt er wellicht iemand. Wie van sausen houdt kan hiermee al een heel eind komen: zure saus bij spercieboonen, toma tensaus bij witte boontjes, donkere ragoutsaus bij bruine dito's, kaassaus bij bloemkool, en meer dergelijke sausen kunnen» mits niet al te dik ge maakt, uitstekend voor de aardappelen dienen. Moeilijker wordt het een bevredigende oplossing te bedenken voor hen, die niet graag saus eten; het is het beste om de jus, al moet zij wateriger- uitvallen dan gewoonlijk, zoo eenvoudig mogelijk te houden, iedere extra bijvoeging zal hun den uitroep: „wat een lawaaijus" ontlokken. Werk dus niet teveel met ui, prei, kerry, mos terd en dergelijke, maar maak desnoods minder jus dan anders, zoodat er toch „jus als gewoonlijk" is, alleen wat minder overvloedig. De menschen die erg behoudend zijn ten opzichte van hun warme maaltijden, zijn nu eenmaal legio. Wellicht komt er straks weer een nieuwe distri butie-maatregel bij, mara wij behoeven er niet over met de handen in het haar te zitten: com binaties van andere dingen zijn er altijd wel weer te maken, terwijl er bovendien nog heel wat inventieve menschen zijn, die ons hun ideeën hierover graag willen vertellen, als wij ze zelf maar uitvoeren. E. E. J.—P. Groene kruidensoep. Lamskarbonaden Spercieboonen Aardappelen Gebraden 'appelen met honig. Groene Kruidensoep. Als een aanvulling van vitamines A en C en van ijzer beschouwen we de peterselie, de kervel en de bladselderij, die op 't oogenblik in over vloed op de groenteveilingen wordt aangevoerd en die ons in staat stellen om met weinig moeite en kosten een bijzonder smakelijke groene- kruidensoep te bereiden. Wij laten het eenvoudige recept hier volgen! 1 L. water met 4 bouillonblokjes, 1/2 L. melk, 60 gr. (6 afgestreken eetlepels) maizena, aard appelmeel of bloem, 20 gr. (1 afgestreken eetlepel) boter, 4 volle eetlepels fijngesneden groene kruiden (peterselie, kervel, selderij). Breng het water aan de kook en laat er de bouillonblokjes in oplosssen; bind dan de vloei stof met de maizena, het aardappelmeel of de bloem, die eerst met een scheutje melk tot een gelijk papje zijn gevormd en die daarna met de rest van de melk tot een vloeibaar mengsel zijn verdund. Laat de soep even onder voortdurend roeren doorkoken tot ze de juiste gebondenheid heeft, roer er de zeer fijn gesneden groene kruiden door, breng de soep over in de soepterrine en maak ze af met de boter en met zooveel zout, als voor den smaak nog noodig blijkt. Lamskarbonaden. Slaboonen. Haal de boonen dubbel af, breek ze, wasch ze en zet ze op met weinig kokend water en zout. Wasch het vleesch, voeg het bij de boonen als deze koken en kook alles gezamenlijk bijna gaar, ongeveer een uur. Neem de karbonaden dan uit de groenten en bak ze gaar en lichtbruin» stoof de boonen nog na met een klein stukje boter en een scheutje azijn en doe het gerecht op een verwarmde schaal op. Nu de appelen er weer zijn, maken we ook eens: Gebraden appelen met honig. Benoodigdheden: 8 zure appelen, l'/z ons honig, 1 dL. water, 2 theelepels kaneel, 1 lepel boter. Bereiding: De appelen wasschen, boren en in een vuuurvasten schotel schikken. De holten van de appelen vullen met honig, waardoor men naar verkiezing de kaneel mengt. Op eiken appel een klein stkje boter leggen en in den schotel het water schenken. Deze in den oven, of op een zacht vuur zetten tot de appelen gaar zijn. Ze voor het opdienen met het strooperige sausje bedruipen. Een steenen schotel kan niet op een gasvlam gezet worden, wel een geëmailleerde. Men legt er een deksel op, wat in den oven niet noodig is. VOOR DE KINDEREN Zoo kwam dan na een uur Klink nagel bij het gevangenisraampje van Raf. Met verheffing van stem las Klinknagel de straf voor: „Uit naam van koning Nobel en alle dieren, zijt gij, Nekkie-Raf, veroordeeld, iederen winter, gedurende de ergste koude, zestig dagen alle zangvogels, die er zijn, te voederen en in uw woning te herbergen." De gierige Raf werd bleek van schriik. Maar Klinknagel zei„Al is de leugen nog zoo snel, de waarheid achterhaalt haar wel." Raf kreeg verder van koning Nobel een stukje land Hierop verdient hij nu zijn schamel stukje brood. De koning staat bekend als een zeer weldadig vorst. Raf kwam berooid en armoedig uit de gevangenis terug. Wat moest hij nu beginnen? Hij wilde het eens probeeren als boer. De ko ning, vergevensgezind als altijd, heeft hem toen een stukje grond gegeven om te bebouwen. En iedereen hoopt dat Raf nu een behoorlijk dier zal worden. EINDE. (Maandag begint een nieuwe kinder vertelling.) Deze flatteuze japon is gebreid van wijnroode 3 draads wol (800 Gr.) in maat 4-1. We gebruiken pennen No. 3 Den rok breien we in 4 gelijke baantjes, die een beetje schuin toeloopen. De voorbaan loopt door tot aan den kraag. Voor baantje zetten we 90 steken op, breien eerst 6 pennen gerstekorrel (d.w.z. 1 st. r., 1 steek av„ den volgenden toer verspringen) en dan 1 pen recht, 1 pen averecht. Is het werk 10 c.M. lang, dan minderen we om de 3 c.M. voor en achter aan de pen lsteek af tot we 48 st. over hebben. Is het werk 80 c.M. lang, dan zijn we aan de taille en zetten de steken op een draad. Zoo breien we J baantjes. Hebben we de vierde baan ook zoover klaar, dan bestemmen we deze voor de Voorbaan. We breien door tot 28 c.M. boven de taille, maar minderen nu om de ZVz c.M. aan weerskanten 1 st. tot we 32 steken over hebben. Nu breien we hieroD den kraag van gerstekorrel; we maken van 1 steek 2. hebben dan dus 64 ste ken op de pen. Aan den kant, waar de kraag op de japon vastgenaaid wordt, minderen we om de 4 pennen 1 s'eek, tot we 44 steken over hebben, Is de kraag 94 toeren hoog. dan kanten we af en hebben we den halven kraag klaar. In dezelf de 64 st. breien we nu nog een helft, we nemen dus den achterkant van de lussen op en breien deze helft spiegelbeeldig gelijk aan de eerste. Daarna breien we den rug; dat Is; de steken van een half zijpand -f 1 pandje half zijpand, samen 96 steken. Aan eiken zijkant meerderen we om de 3 c.M. 1 steek, tot 106 steken. Zijn we c.M. boven de taille, dan kanten we voor het armsgat aan weeskanten 10 steken af (5-2-2-1), Is het armsgat 20 c.M. hoog. dan breien we den hals op, door heen en weer te breien en telkens 7 steken te laten staan, vervolgens aan eiken kant 14 st. enz. tot we aan weerskanten 28 st. over hebben. Deze zetten we op een draad voor den schouder, de overige 30 st. kanten we af voor c hals. Het zijpandje van 24 st. breien we nu op; we meerderen aan de zijnaad elke c.M. 1 steek tot 44 st. Dan zijn we 'meteen bij het armsgat en kanten af 16 steken (8-4-2-2). Nu breien we door tot dit armsgat ook 20 c.M. hoog is, breien den schouder schuin op en kanten de steken samen af met de steken van den rug. Het tweede zijpandje is het spiegelbeeld van het eerste. Mouw. Voor de mouw zetten we 40 steken op en meerderen om de 3 toeren aan weerskanten 1 steek tot we 60 steken hebben; dan om den toer tot 70 steken; vervolgens zetten we er ineens aan weerskanten 10 steken bij op. We breien nu pennen en minderen dan af; om de 3 pennen voor en achter 1 steek tot 80 steken; dan om de 5 pen nen tot 70 steken. Is de mouw 18 c.M. lang, dan breien we de kap van gerstekorrel; na 12 pennen kanten we voor en achter aan de pen 10 steken af, de volgende toer weer 10 steken, enz. Opmaak. Nu alle deelen van de japon klaar zijn. riig-en we die in elkaar en strijken alles on der een vochtigen doek. Voor we de naden op de machine in elkaar stukken, gaan we even passen, om te zien of alles goed zit. Indien dat noodig mocht blijken, kunnen de naden nog wat dieper worden genaaid. Ook kunnen we door uitrekken het breiwerk altijd nog wat wijder strijken. Van 16 dubbele draden wol draaien we een koord, dat we voor ceintuur gebruiken. Ter versiering haken we nu 2 x 55 c.M. lossen; in eiken steek knoopen we een draadje, waardoor we twee reepen franje krijgen, die op de voor naden van de japon worden genaaid. De manchet wordt eveneens met franje ver sierd. Sp. Th. door LESLIE FORD. 9) Een eerste glimp van Lisa Ridley kreeg ik on geveer een uur later te zien. Ik was naar de wacht- hal van het hotel gegaan om kolonel Primrose te ontmoeten, en hem uit te noodigen, voor het eten een borrel te komen drinken in de zitkamer van mevrouw Chapman. Het was prettig hem terug te zien. en ik vond het een geruststelling hem bij me te hebben. Hij zag er uitstekend uit; zijn vriende lijke levendige gezicht was zoo bruin als leer. Zijn lachende, donkere oogen waren zoo ontwapend, dat ik voor het oogenblik vergat, hoe scherp en door dringend zij konden zijn, hoe weinig hen ontging en hoe zelden zij verrieden wat zij zagen. „Vertelt u mij allereerst eens", vroeg ik hem. nog vóór wij elkaar goed en wel de hand geschud had den, wie die vriendin van sergeant Buck is?" Hij wachte. „Ze heet Pearl Pearl St. John", zei hij een beetje zuur. „Vraag me niet hoe ze aan dien naam komt. Het eenige wat ik kan vertellen is, dat het arme vrouwtje twee mannen gehad heeft, die allebei onmenschen waren die op een schandelijke manier op haar zak leefden. En, zooals Buck zelf al eens bij een andere gelegenheid heeft opgemerkt: er is geen grooter gek dan een oude gek". Hij glimlachte, en daar zijn factotum deze op merking had gemaakt in verband met den kolonel en mij, was de gevolgtrekking duidelijk genoeg. „Maar", zei hij „vertelt u eens wat over uzelf. Hoe was de tocht?" „Schitterend", antwoordde ik. „Het kan niet pret tiger". „Misschien waren het bad en de afstand die ons scheidde van het eenzame spook in de bosschen van Doorlaat, een verklaring voor mijn gretig enthou siasme. In elk geval had ik slechts een oogenblik gewetenspijn over mijn overdrijving. „En nu gaat u met me mee naar de Chapmans.... en George." „George?" Hy herhaalde den naam met een scherpte, alsof hij mijn nadruk verkeerd uitlegde en met mijzelf in verband meende te moeten bren gen. George Pelham", zei ik Onze partij wenscht niet dat Cecily Chapman met hem trouwt. Zijn partij was tot nu toe numeriek in de minderheid, maar die heeft nu versterking gekregen. Tegelijk met ons kwam er een buslading familie van hem. Maar gaat u mee, dan kunt u zelf zien." We gingen naar de zitkamer van mevrouw Chap man en ik stelde hem voor. Ik was blij dat hij me vrouw Chapman niet in haar fantastische ranch- kleedij gezien had met haar formidabelen Cowboy hoed. Niet dat ze er in haar vroolijke paarsge- bloemde japon minder indrukwekkend uitzag, maar ze maakte tenminste niet den indruk of ze met roo- kende revolvers rondliep. En het scheen me dat ze onmiddellijk met elkaar konden opschieten, wen ze ker als het niet boterde tusschen hem en Alexan der Ridley. George scheen hem maar matig te in teresseeren en wat zijn houding tegenover Cecily betreft: sergeant Buck had eens over hem gezegd: „Vertrouw hem niet, mevrouw; hij stelt zich altijd zoo aan, als hij een knap gezicht ziet." Terwijl we zaten te praten, kwam Lisa Ridley binnen. Ik zette mijn glas neer en sloeg haar met meer nieuwsgierigheid gade dan wel beleefd was. Ze was misschien niet „vitaal", maar maakte toch een veel aardiger indruk dan ik mij voorgesteld had. Zij had donker krullend haar dat als een wolk om haar 'n beetje spitse trekken uitstond. Haar oogen waren mosgrys en haar verdere gezicht was nogal kleurloos op een diep oranje streep lippenrood na. Zij was slank en vrij tenger, en ze zou een soort elfjes-achtige pikanterie gehad hebben, als ze niet zoo vaal gekleed was in een muisgrijze rok tot half weg haar enkels en een mosterdkleurige blouse die haar huid geelbleek en levenloos deed schijnen. Zij stond een beetje onzeker in de deur; het eenige levende aan haar waren haar werkelijk bijzon dere oogen, die op dat oogenblik naar het mij voor kwam, er nog al verschrikt uitzagen, v Mevrouw Chapman legde de ijstang neer en zei: „En is dit nu Lisa?" Haar stem klonk minder bruusk en grimmig dan gewoonlijk. Een vlug glimlachje deed haar gezicht oplichten. Zy deed een schuwen stap naar voren en bleef plotseling stilstaan. De glimlach was in een oogen blik weer weggevaagd, toen haar vader opstond en op haar toekwam. „Ga eerst je gezicht wasschen, voor je in het pu bliek verschijnt, beste kind", zei hij met een poging om grappig te doen. terwijl hij haar goedsmoeds buiten de deur werkte. „Je weet dat je moeder er niet op gesteld is dat kinderen een lippenstift ge bruiken". Iemand in de kamer hapte hoorbaar naar adem misschien was ik het zelf wel. Ik zag nog hoe ze met een vuurroode kleur de gang uitholde. Ik kon den heer Ridley met genoegen in kokende olie ge bakken hebben! Hij wendde zich tot zijn vrouw die als een verschrikt vogeltje in een stoel zat weg gedoken: „Je zult beter toezicht op je dochter moe ten houden, May." „U is dwaas, mijnheer Ridley", zei mevrouw Chapman bars. „Waarom mag dat kind geen lippen stift gebruiken? Kijk eens naar mijn kleindochter. Lijkt wel eens verkeerslicht". De heer Ridley had niet beminnelijker kunnen zyn. „Maar dat is heel iets anders, mevrouw Chap man. Haar staat het. Lisa is er geen type voor". „Klets" zei mevrouw Chapman. Haar oude oogen spatten vuur. „Lisa is nog jong genoeg voor zoo iets", zei George terloops, terwijl hij zijn glas naar zijn mond bracht. Cecily stond op. Haar wangen waren rood en haar oogen gloeiden. „Ik ga er nog even uit, grootmoe der" zei ze „U excuseert me wel?" Mevrouw Ridley zat er onbewogen bij; haar cocktail stond nog onaangeroerd voor haar. Ik begonnen te lossen. Cecily reed haar auto tusschen zag haar man het glas nemen en zijn leege glas er voor in de plaats schuiven. Zij merkte het ook óp, en keek voor zich uit naar haar over elkaar gevou wen handen. Lisa kwam niet terug. Ik zag haar later, toen ze achter haar ouders aan in de eetzaal verscheen met neergeslagen oogen en een vreemd kleurtje op haar bleeke wangen. „Het is walgelijk", merkte Cecily op. „Kan jij daar niets aan doen, George? Ze kunnen haai- in niets haar eigen gang laten gaan." „Ze is nog maar een kind", zei George. „Ze is negentien", zei mevrouw Chapman. „Toen ik zoo oud was, was ik getrouwd en had een kind". Na het eten zaten wij bij het groote houtvuur, terwij de stoelen in rijen gezet werden voor een lezing over de geysers van Yéllowstone. Bill had een jongen van zijn leeftijd opgepikt en zij zouden met een glijboot in het maanlicht gaan varen. George stond bij de balie om een paar telegrammen op te geven. Cecily en Lisa kwamen binnen met hun man tels aan. „Lisa en ik gaan naar het woonwagenkamp om haar neer en zijn vrouw op te zoeken" deelde Ce cily aan haar grootmoeder rrfee. „Kom, kom, Cecily" zei Ridley vriendelijk. „Lisa wil die lezing hooren". „Nee, dat is niet waar!" flopte Lisa er uit. „O ja, dat wil je wel, beste kind. Je moeder wil niet dat je 's avonds zonder mannelijk geleide uit gaat. En bovendien: Cecily en Ggeorge willen ook wel eens alleen zijn." Mevrouw Chapman keek mij met een hoonen den glimlach aan. „Mevrouw Latham gaat mee en zal de meispes chapgronneeren, mynheer Ridley", zei ze droog en nog afgebetener dan anders. De ko lonel zou ook mee kunnen gaan, dat is nóg veiliger. George kan vierde man zyn als we gaan bridgen. Ik ben te oud om naar lezingen te luisteren en u ook Nou, schiet op jullie allemaal en heb maar veel plezier. Neem de auto maar, Cecily en denk er aan: alle wachters die hier langs de wegen patrouilleeren zijn even knap." Ik keek nog even om, toen we weggingen: me vrouw Ridley was dankbaar, maar angstig, haar man droeg zijn nederlaag met gratie. De maan scheen byna verblindend door de zware dennen heen, toen we over het smalle houten brug getje reden van de binnenplaats naar den gebogen oprit. Over het zilveren meer hoorden we in de ver te het gedaver van de glijboot, en we zagen het wit te schuim omhoogstuiven. De witte gouvernements boot gleed het haventje binnen en zijn vervelende poet-e-poet-e-poet hield eindelijk op. Een groene patrouille-auto passeerde ons, en de parkwachter aan het stuur grijnsde vroolijk tegen de twee meis jes die bootshoofds vóór in de oude auto van me vrouw Chapman zaten: een auto die desondanks nog lang geen rammelkast genoemd kon worden, omdat hij nieuw de noodige duizenden gekost had en nog steeds blonk van de lak. „Je weet toch dat ze eerst proef moeten spelen voor de film. voor ze hier een baan kunnen krij gen9" zei Cecily. Lisa gichelde. Zonder haar vader was ze een heel ander kind. „Je zult Barbara en Dick vast aardig vinden, Cecily", zei ze. „Dick's ouders wonen in Mexico, en ze gaven hen als trouwcadeau een woon wagen achter hun auto. Ze beweren dat ze over Alaska weer naar huis zullen rijden. Ze hebben het eenig samen! Ik ben vanmiddag uitgeknepen om ze op te zoeken. Ik was al bang dat ik heelemaal de kans niet zou krijgen om naar hen toe te gaan. Onze bus vertrekt morgenochtend om negen uur, en ik wist wel dat er een wonder moest gebeuren, wilde ik er vanavond uit kunnen komen. Die grootmoeder van jou is een eenig mensch!" „Ze is een lammetje in een wolvevacht", zei Ce cily warm. „Ik ben dol op haar!" Wij reden langzaam over den verharden weg langs den oever van het meer. Groepjes „wilden" zoo worden hied de studenten genoemd die 's zomers in de restaurants en slaaphuizen werken wandelden onder de boomen of vormden paartjes. Wij reden langs den winkel met zijn zonderlinge veranda van rustieke boomtakken wat de menschen toch voor moois vinden aan vergroeide rachitische boomen, is me een raadsel. Verderop konden we tusschen de hooge wijdeenuitstaande stammen door de vuren van het woonwagenkamp zien. Voor ons uit lag een lage blokhut met een wapitigewei boven de deur; naar de twee die ik reeds gezien had te oordeelen, scheen dit de vaste versiering van een houtvesterij of schuilhut te zijn. De deur stond open: een half dozijn jongens en blauw katoenen uniform van de Werkstudenten Organisatie hingen er omheen. Zij grijnsden en wuifden naar de beide meisjes, maar deinsden onmiddellijk weer af, toen ze den kolonel en mij zagen. Cecily gaf meer gas en zei: „Zullen we tot de Visschersbrug doorrijden?" Twee roode lampen midden op den weg namen plotseling den vorm aan van een reusach'igen Wapiti; zij moest zoo hard remmen dat wij bijna naast den weg belandden. (Wordt vervolgd), J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6