Ijtoviand Met Brein en Browning. uil eigen Juin DE VLEESCHDISTRIBUTIE. FLITSEN Vlier en Sage Haarden en Haardkachels ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1940 HAAREEM'S DAGBEAD 3 Boordevol meren de bieten-schuiten om haar zoete last op de terreinen van de suikerfabriek te Halfweg te lossen. (Foto Pax Holland.) Hercule Poirot. Wij hebben op onzen speurtocht naar speurders nannen ontmoet van allerlei slag. Wij hebben den angen mageren gevonden en den korten dikken, den dandy en den pastoor, den nachtbraker en den iefhebbenden echtgenoot. We hebben er ontmoet die doodvielen op een afgebrande lucifer of een jeetje asch en anderen die lui in hun leunstoel jleven zitten en zoo de ingewikkeldste mysteries jplosten. Er waren veel Engelschen bij en veel 'ranschen, want speciaal in hun landen schijnt iet hout te groeien, waaruit de prima-qualiteit de- lective gesneden wordt. Nu dribbelt in ons rijtje plotseling een kleine Belg mede, een manneke met kromme beentjes, een eivormig hoofd., een snor met stijve, rechte punten en een sikje a la Napoleon III. Als hij spreekt, ges ticuleert hij druk en zijn bewegingen worden wer kelijk overdadig, als hij „le mot juste" niet vinden kan. Want Hercule Poirot kent soms maar matig Engelsch. Alleen wanneer hij een lange uiteenzet ting moet geven, beheerscht hij de vreemde taal ten gerieve van de lezers volmaakt. Het is zoo hinderlijk een betoog in gebroken Engelsch te lezen en zoo grappig den spreker te hooren strui kelen in een kort zinnetje. En de illusie dat we werkelijk met een vreemdeling te doen hebben, wordt nog eens extra versterkt doordat de kleine man zijn zinnen doorspekt met „mon ami", „Mon sieur", „que voulez-vous", „Madame", „précisé- ment", „c'est bien" en andere Fransche woordjes, die zoo gemakkelijk zijn, dat iedere Engelschman ze net kan begrijpen. Hercule Poirot is een detective van den ouden Stempel. Hij is heerlijk geheimzinnig en weet alle lastige vragers met welgekozen kluitjes in het riet ie sturen. Hij kibbelt voortdurend met de autoritei ten die in detective-romans dom en verwaand zijn en laat ze zooveel gekke figuren slaan als maar mogelijk is. Hij wil graag af en toe een tipje van den sluier oplichten, maar wij weten van te voren dat het toch het verkeerde tipje is dat hij alleen oplicht om ons op te lichten en de duisternis te vergrooten. Dan kijkt hij ons met zijn blinkende oogjes aan en zegt: „Mais mon ami, que voulez- vous?" Hercule Poirot verschilt in één opzicht van al zijn confraters: hij begrijpt de vrouw. Niet alleen in dier vöege dat hij weet welke eigenschappen zij in een man waardeert, maar ook in dit opzicht, dat hij de vrouw dóór heeft. „Een lief gezichtje heeft mij nog nooit bedi-ogen", zegt de kleine baas, die niet gewoon is zijn eigen verdiensten onder de korenmaat te zetten. Hij hoeft een vrouw maar heel even gade te slaan en dat doorgrondt hij haar vol komen: „Mademoiselle, ik weet dat ik u vertrouwen kan. Vertrouwt u Hercule Poirot ook. II sait". En in geen der vele detective-romans, die Agatha Chris tie heeft geschreven, slaat Poirot ooit de plank mis, als hij dit beroep op het vrouwelijke hart doet. Ook in een ander opzicht staat de kleine Belg lijnrecht tegenover de geheele moderne generatie van speurders die met koffers vol reageerbuizen en chemische preparaten rondrennen van de eene plaats der misdaad naar de andere. Hij ontdekt den boosdoener op zijn eigen manier. „De kleine grijze hersencellen, mon ami, die doen het werk". Poirot ziet in een kamer een stoel scheef staan. Dat moet iets beteek enen. In die kamer is het lijk gevonden en dus heeft elke afwijking van het normale er zin. De kleine grijze cellen gaan aan het werk. Geholpen door het feiÜoos instinct dat den waren detective maakt, komen ze tot de goede oplossing. Vandaar dan ook dat de speurder Poirot „een zekere min achting koesterde voor tastbare aanwijzingen, zoo als voetsporen, sigarettenpeukjes en eindjes touw. Hij hield vol dat met behulp daarvan alleen een detective nog. nooit een moordenaar had gepakt. Het ware werk wordt hierbinnen gedaan. De kleine grijze cellenvergeet nooit de kleine grijze cellen, mon ami!" „Mon ami" dat is Captain Hastings, die in bijna alle romans van Agatha Christie de rol ver vult van Dr. Watson, maar dien braven medicus in kortzichtigheid verre de loef afsteekt. Captain Hastings is een en al blakende vereering voor Poirot, maar nu wordt het hem toch waarlijk iets te bar. Hij protesteert en betoogt dat de bestudeering van vingerafdrukken, voetstappen, moddervlekken, asch en al dergelijke zaken bij het onderzoek toch van groote beteekenis is. En wat is het antwoord: „Natuurlijk, natuurlijk! Maar dat wil toch nog niet zeggen, dat ik, Hercule Poirot, die waarschijnlijk de grootste detective ter wereld ben, mij belache lijk behoor te maken door op mijn buik te gaan liggen misschien wel in het natte gras! om hypothetische voetsporen te bestudeeren of siga- rettenasch te verzamelen, terwijl ik de eene soort onmogelijk van de andère kan onderscheiden?" En als zijn groote rivaal, de officieele heer Giraud, te recht zegt: „In vroeger jaren was u een beroemd heid, Mijnheer Poirot, maar de methoden zijn sinds dien zoo veranderd" dan antwoordt het parman tige kereltje: „Maar de misdaden zijn hetzelfde gebleven, inspecteur." En zijn minachting voor peukjes blijft. Is Poirot ouderwetsch, Agatha Chrstie is het even zeer. Maar het is ouderwetschheid van de goede, van de allerbeste soort. Zij houdt van een pittigen moord en een groote hoeveelheid snelle, opwinden de actie. Niet te veel complicaties, vooral geen serie moorden, en liefst nog een gelukkige echtverbinte nis aan het slot. En voor alles en boven alles: de verdenking moet op de verkeerde persoon vallen, ja, zoo eenigszins mogelijk: op alle personen die in den roman voorkomen. Vandaar dat Agatha Christie werkte met een stortvloed van motieven. De heer A. is vermoord. Zijn vrouw kan het gedaan hebben, want ze is verliefd op een ander. Die ander kan ook de dader zijn. Maar de huisknecht heeft geld ont vreemd en drie dagen geleden is er een geheimzin nige bezoeker geweest en zou de notaris wel heelemaal te vertrouwen zijn en de afgewezen ver loofde van de dochter? En de particuliere secre taris? We worden van het eene motief naar het andere geslingerd: wraak, hebzucht, minnenijd, angst voor ontdekking, wanhoop wat niet al. En met bewonderenswaardige behendigheid jong leert nu de schrijfster met die menschen en die motieven, totdat het ons groen en geel voor de oogen wordt. In „The Murder on the Linies" wordt dit spelletje bedreven met groot raffinement, in „Peril at End House" worden we zelfs verrast op een dub bele oplossing, maar het toppunt bereikt Agatha Christie in „The Murder óf Roger Ackroyd", dat als tooneelstuk onder de titel „Alibi" een lange reeks opvoeringen beleefde en een groot persoonlijk suc ces werd voor Charles Laughton 'die de rol van Poirot vertolkte. De oplossing is werkelijk ver bluffend, maar teleurstellend tegelijkertijd. Agatha Christie heeft hier de alleronwaarschijnlijkste per soon tot dader gemaakt, n.l. den medewerker van den detective, zijn Watson dus, die zelf het verhaal schrijft. Volkomen origineel is deze opzet van Agatha niet: Maurice Leblanc heeft haar het kunstje voorgedaan in L' Arrestation d' Arsène Lupin, maar de uitwerking is fabelachtig knap. Profiteerend van de alom verbreide opvatting dat slimme detectives domme vrienden moeten hebben, creëert zij een vriend, Dr. Sheppard, die inderdaad heel onnoozel schijnt, maar de heele familie plus den lezer bij den neus neemt. Behalve Hercule Poirot natuurlijk. Bovendien wordt onze aandacht afgeleid door het feit dat de misdadiger hier een plattelandsgenees heer is het betrouwbaarste menschentype dat in onze verbeelding bestaat. En tenslotte: wie zou het in zijn hoofd krijgen den verteller te verdenken? Eerst een moord begaan en dan er een detective roman over schrijven, dat is wel het laatste wat wij verwachten. Alleen we hadden op onze hoede moeten zijn, toen we op de eerste bladzij lazen dat Captain Hastings; de officieele Watson, een reis naar Argentinië maakte. Waarvoor was dat noodig, als het met zijn plaatsvervanger allemaal zuivere koffie was? Dan was immers die heele vervanging volmaakt zonder zin! Maar dat bedenkt de lezer zoo gauw niet. En daar van profiteert de handige Agaath. Tot de beken tenis toe leidt ze ons langs dwaalwegen. De eenige die haar door heeft is uit den aard der zaak de vrou wenkenner Poirot. „Une femme, mon ami, que voulez-vous?" P. H. SCHRÖDER. 2 ^ÏDSCfi^Ê tfLjnoi PMSTERDfi M RPRDR PP.-GROENTE -VLEESCH: EEN REEKS VON SCHOTELS. OVERTREFT OLIES! GEEN FOOIEN. BEDIENING 10% (Adv. Ingez. Med.) Algemeene wenken tot besluit De werkzaamheden in den groentetuin van den liefhebber loopen nu langzamerhand ten einde en bestaan in de volgende maand voor het grootste gedeelte uit het. oogsten en wieden van de nog op het veld staande gewassen. Dit weiden is van veel belang, daar de plantjes dan beter tegen vorst bestand zijn: bij vorst be vriest een gedeelte van het onkruid en bij het ver rotten hiervan gaat een groot deel van de jonge groenten ten gronde. Gewassen, die geen strenge vorst kunnen ver. dragen, moeten langzamerhand worden binnenge haald en tegen eind October mogen alleen nog winterharde planten op het veld staan, zooals: spinazie, veldsla, winterpostelein, prei, spruitbool, boerekool en late groene savoye kool. Winterwortelen en andere wortelgewassen moe ten beslist voor de strenge vorst invalt gerooid zijn. De wortelen worden met de hand uit den grond getrokken en op rijen gelegd met de wortels naar de paden. Daarna snijden we het loof bij de wortels af en laten de wortels eenige dagen drogen.. Gedurende de nacht dekken we om vocht te weren de wortels af, eventueel met riet of met het afgesneden loof. Nadat ze wat opgedroogd zijn, worden de zieke en aangestoken wortels verwijderd en de gezonde ingekuild. We doen dit het beste in een bak met zand in den kelder, of in een kuil in den tuin. We leggen wat droog stroo of riet onder in den kuil en stapelen daarna de wortels op. De kuil dekken we met riet of planken af. De wortels worden op deze wijze koel en toch vorstvrij bewaard. Rammenas, roode bie^, koolrapen en herfst- rapen worden op dezelfde wijze behandeld. Van de roode biet wordt het loof niet afgesneden maar afgedraaid, aan de herfstrapen laten we de wortel staart zitten. De herfst- en koolrapen kunnen tamelijk wat vorst verdragen, dus hoeven we ons bij den oogst hiervan niet te haasten. Roode kool, gele savoye kool en witte kool, kunnen eind October begin November met een scherp mes afgesneden en in de schuur bewaard worden. We gebruiken hiervoor alleen gezonde, vaste kooien en we passen op dat we deze ook niet kneuzen. De kooien worden met stronie in de schuur of een andere koele bergplaats opgehan gen. Hoe koeler de winter is, hoe beter de kool zich laat bewaren. De dikste kooien kunnen min der lang bewaard worden dan de kleinere, vaste exemplaren. Bij het oogsten van de groenten zorgen we er steeds voor dat de stukken grond, die leegkomen, van onkruid vrij zijn, terwijl we tevens groente- afval, als afgevallen blad, koolstronken enz. ver wijderen. We moeten met een schoonen tuin den winter ingaan, dat voorkomt het volgend voorjaar ziekten en onkruid. Wanneer onze groentetuin langzamerhand 'leeg wordt, gaan we vast toebereidselen voor het vol gend jaar maken. In de eerste plaats maken we een eenvoudige schets van den tuin, waarop we aanteekenen, waar de verschillende gewassen dit jaar gestaan hebben. We zorgen dan het volgend jaar, dat de verschillende groentesoorten niet weer op de plaats komen, waar ze dit jaar reeds gestaan hebben, maar dat bijv. de bladgroenten op de plek komen, waar nu de peulvruchten staan. Verder denken we er eens over, welke be werking de grond noodig zal hebben, voor we er het volgend jaar weer op kunnen gaan zaaien. Een goede grondbewerking, waarvan het belang -door amateurs dikwijls niet wordt ingezien, is niettemin belangrijk en zelfs nog meer noodzake lijk dan een goede bemesting, daar niet alleen de grond losgemaakt wordt maar door de be werking ook plantenvoedingsstoffen beschikbaar komen, die anders ongebruikt in den grond blij- i. We zijn ook dikwijls niet van het nut van diepspitten overtuigd, omdat we ons niet bewust zijn, hoe diep sommige groentegewassen met hun wortels den grond indringen, maar het weten schappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat erw ten en boonen tot 1.50 M„ aardappelen zelfs wel tot meer dan 2 M. diepte in de aarde dringen. Hebben we, toen we dit jaar met onze groente tuin begonnen, een diepe grondbewerking toege- t, dan is één steek diep omspitten van den door P. v. d. HEM. „Kop op! Wij zijn bon af!" NIEUWE SERIE No. 113 Snel verkleeden 1. Wordt naar boven gestuurd om zijn trui voor een jasje te verwisselen, want er komen menschen eten. 2. Beseft dat hij bij vergissing zijn sport hemd tegelijk met zijn trui heeft vast gegrepen. 3. Besteedt eenigen tijd om het sport hemd weer keurig in fatsoen te bren gen. 4. Haalt trui over zijn hoofd en pro beert of hij, al rond- loopende genoeg er doorheen kan zien 'om geen ongeluk ken te maken. 5. Stoot zijn knie tegen een stoel en trekt de trui weer naar beneden, om de schade op te ne men. 6. Begint de opera tie opnieuw, ge stoord door moeder's vraag waar hij toch in vredesnaam zoo lang blijft. 7. Trekt de trui weer omlaag om te ant woorden dat hij zoo hard opschiet als hij kan. 8. Voltooit de taak tenslotte en ziet niet in, hoe iemand ter wereld het vlugger had gekund dan hij. grond voor.het volgend jaar voldoende. Maar in andere gevallen doet men er goed aan den grond tot op een diepte van 5080 cM. te laten om spitten, waarbij zandgronden dieper worden ge spit lan kleigronden. Klei en zware gronden worden liefst in den herfst, voor de vorst invalt gespit, waarna men de aarde dan bonkerig laat ligggen, zoodat de vorst flink in den grond kan dringen en deze goed kan loswerken. Zandgrond spit men dikwijls pas na den winter. Op een hoogen zandgrond spitten we liefst een jaarlijksche hoeveelheid van 2 kruiwagens goed verteerde stalmest per 15 M2. door de bovenste laag grond, wat we op meer humusrijke gronden geheel of gedeeltelijk kunnen vervangen door kunstmest. J. J. L. Op bon van uw dokter. (Adv. Ingez. Tegengestelde legenden Weinig besefte men in de zonnige zomer maanden, die nu weer voorbij zijn, dat er ach ter de schoonheid van de in duin en veld bloeiende vlier zooveel zwart en duister schuilt. De helderwitte bloemtrossen waren een vreugde voor het oog en de zonneschijn verjoeg iede re bijgedachte. Thans, nu de zomer in storm en regen ondergaat, staat de vlierstruik tegen een grauwen achtergrond van jagende wolken. De witte bloemen hebben een rijke oogst van don kere bessen voortgebracht, die schudden aan de zwiepende takken. Dit beeld wekt gedachten aan het duistere bij geloof, waarin de vlier zoo'n groote rol speelt. Immers, de vlier heeft de reputatie in nauwe relatie te staan met den heerscher der duister nis, den duivel. Geheel verdiend is deze reputa tie niet. Er was een tijd, dat de vlier tot de hei lige planten behoorde. Dit was het geval bij de oude Germanen, die den heester aan de godin Freya of Vrouw Holle hadden gewijd. Naar mate het Christendom echter in de Germaan- sche streken doordrong, werden de oude, heilige symbolen verlaagd tot duivelsattributen. Er ontstond een sage, dat Judas zich aan een vlierstruik zou hebben opgehangen. De verschillende sagen wijken echter wat het einde van den aartsverrader betreft nog al eens van elkaar af. Dezelfde beschuldiging, die men de vlier toevoegt, heeft de legende namelijk o.m. ook opgedrongen aan den wilg en zelfs aan een zeer respectabelen boom als de populier. Daar waar Judas in de legenden optreedt; is de duivel niet ver te zoeken en om te begin nen wordt nog heden ten dage onder goedgeloo- vige lieden ten plattelande verteld, dat de dui vel de eerste was, die vlier plantte. Dit bijgeloof vervlakt en verdwijnt echter meer en meer, om plaats te maken voor andere, meer moderne bijgeloovigheden. De geschiedenissen, die over vlier en andere gewassen in den loop der eeuwen zijn verteld, zijn reeds thans vrijwel alleen voor plantlore van belang. Deze plantlore blijft niet. temin een zeer belangwekkend onderdeel van de cultuurgeschiedenis. Ons nuchtere land, met zijn geraffineerde bodem-exploitatie en zijn vele wetenschappe lijk geschoolde landbouwers, biedt geen plaats meer voor duivels, die zich bij voorkeur onder de vlierstruiken zouden ophouden. In de on vruchtbare, afgelegen streken echter, waar de bevolking nog leeft in de fantastische gedachte sfeer van de voorouders, weet men over de vlier zoowel kwaad als goed te vertellen. Wee denge- ne, zoo zegt het bijgeloof, die een vlier omhakt of uitgraaft. Wanneer hij er het leven al niet bij inschiet, zal het hem toch veel nadeel berok kenen, want de door hem van zijn schuilplaats beroofde duivel wreekt zich onherroepelijk. Merkwaardig is, dat de vroegere heiligheid van den struik nog uit geheel andere opvattin gen blijkt. Lijnrecht tegenover de combinatie duivel-en-vlier, die van oud-Christelijk ma kelij is, staat het geloof in de anti-diabolische kracht van den struik. Zeer dikwijls vindt men de vlier bij boerenwoningen, waar de zin van zijn aanwezigheid .reeds is vergeten, maar waar de tradities nog voortleeft. De vlier was duivel- werend en als zoodanig een graag geziene gast op die erven van onze voorouders, waar men niet de tegenovergestelde meening was toege daan. Voorts is de vlier als geneesmiddel in trek ge weest. Wel een bewijs, dat de vroegere heiligheid van de plant nooit geheel teniet is gedaan. De knoppen van vlierboomen „van omhooghe afghetrocken" bevorderen den stoelgang. Af treksels van andere deelen der plant waren ook als purgeermiddel in zwang. Ook in de dieren- geneeskunde hebben de vlier en de verwante kruidachtige hadik een rol gespeeld. Nog een belangrijk gewas. Van dit alles is weinig meer overgebleven. Soms ontmoet men nog toevallig overblijfse len van de oude gebruiken, maar ze zijn zeld zaam. Ook in dezen tijd echter is de vlier nog een belangrijk gewas. Niet alleen om de jam, die men van haar bessen maakt, maar ook om haar waarde voor het vogelleven. Het is waarlijk een feest om de bessen aan den struik te laten. Tal van vogels komen er tot diep in het najaar op af. Dit geschiedt natuurlijk pas, nu er in onzen verlichten tijd geen schijn van kans meer is, dat zich onder den struik een duivelsch wezen verscholen houdt. De vogels komen graag en lusten de bessen ook wel zonder de suiker, die voor de jam-kokende huisvrouwen van dezen tijd een tegroot probleem vormt om er lichtzinnig meer om te springen. De tijd van de vlierlegenden is voorbij, al zijn de luchten ook nog zoo grauw en striemt de regen nog zoo fel. Andersen, de sprookjesschrijver bij uitnemend heid, heeft in z'n „Vliermoedertje" nog een creatie van de vlier gegeven, die met de duivel- leer niets heeft uit te staan. Voor hem die belang stelt in de geesteshouding van onze voorouders zullen de oude verhalen en bijgeloovigheden echter hun waarde behouden. VEREENIGING VAN REÜNISTEN DER HANDELSAVONDSCHOOL De Vereeniging van Reünisten der Handels avondschool heeft ook thans weer haar winter- programma opgemaakt, zij houdt, geïnspireerd door de A.N.W.B.-tochten, a.s. Zondagmiddag een zwerftocht in de omgeving van Haarlem. Voor Zondag 20 October is een thé-dansant vastgesteld. Voorts bevat het programma „elck wat wils", o.m. bridge-drives, dansants, uit stapjes, enz. ALLE-DAG-KERK. Maandag. 30 September a-s., 's middags drie uur. zal een bijzondere dienst worden gehou den in het Koor der Groote Kerk te Haarlem. Hier zullen voorgaan: Dr. E. Emmen. Ned.- Herv. Predikant, en Ds. J. M. Leendertz, Doops gezind predikant, over het onderwerp: „Totwien zullen wij heengaan?" Mejuffrouw Catharina F. A. Hessels zal eenige liederen ten gehoore bren gen, Toegang en zitplaathsen zijn vrij. Program ma's worden in de kerk verstrekt. INVENTA ook in huurkoop Hageman - Ged. Oude gracht 52 Telefoon 12762 Haarlem (Adv. Ingez. Med.) Tuiiiversiering en huisbroei van bloembollen. Het Centraal Bloembollen Comité organiseert interessante wedstrijden in het doelmatig beplanten van tuinen met bolgewassen en in het zelf in bloei brengen van bloembollen in huis. Afdeelingen van de Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plant kunde, volkstuinvereenigingen, afdeelingen van de Ned. Huisvrouwen Vereeniging en van den Bond van Boerinnen en andere Plattelandsvrouwen, ne men er aan deel. Het Centraal Bloembollen Comité looft prijzen uit, zorgt voor de beoordeeling, verstrekt handlei- lingen, zoodat het mogelijk zal blijken, in winter en voorjaar overal van de kleurrijke pracht van Nederlandsche 'bloembollen te kunnen genieten. Zij die aan deze wedstrijden willen deelnemen', moeten zich vervoegen aan het Centraal Bloem bollen Comité te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5