Het afscheid van dr. J. Weener. Een man verdween... AB'S AVONTUREN MAANDAG 30 SEPTEMBER 1940 HAARLEM'S DAGBLAD 4 Dr. J. Weener, Ned. Hervormd prdeikant te Haarlem, heeft Zaterdag j.l. afscheid genomen van de Kerkelijke Colleges en de Gemeente. (Fotobureau De Haas.) Drukbezochte bijeenkomst in Bethesda Sarepta. Zaterdagmiddag nam Dr. J. Weener, Ned. Her vormd predikant te Haarlem, in de kapel van Bet hesda Sarepta aan de Hazepaterslaan afscheid van zijn gemeente, de kerkelijke colleges en de genoo- digden, zulks in verband met het door hem ge vraagde emeritaat. Er had zich een commissie ge vormd, welke deze afscheidsbijeenkomst tot een sobere en indrukwekkende gebeurtenis maakte. Na dat de bijeenkomst geopend was met gebed, neette Ds. G. J. Waardenburg namens deze commissie de aanwezigen welkom. Vervolgens richtte hij zich tot den scheidenden predikant. De samenkomst aldus spr. is bedoeld om uiting te geven aan hetgeen diep in het hart van alle aan wezigen leeft. Ons vervult de weemoed doch tevens de dank baarheid van het afscheid. Paulus' woord „Maak mij niet week, ik ben bereid" is ook van toepassing op Dr. Weener. Drie en veertig jaren heeft U, Dr. Weener, het ambt vervuld, waarvan ge zes en dertig jaren in Haarlem werkzaam waart. Het ambt vraagt van ons in de eerste plaats geloof en voorts gehoorzaam heid, trouw en toewijding. Het ambt draagt ons door het leven, het geeft ons leven zin en beteekenis. Het valt daarom moeilijk er afscheid van te nemen. In de ambtsvervulling heeft u de kracht en warmte van uw persoon gelegd. Het ambt brengt ons tot de gemeente, tot de menschen van ver schillende maatschappelijke posities, en doet ons aanwezig zijn bij de hoogtepunten en beproevingen van het leven. Wij zijn geroepen om lief en leed met de menschen te deelen. Ik vertolk de gevoelens van de gemeente wanneer ik U zeg dat wij allen zeer dankbaar zijn voor de wijze, waarop Gij ge arbeid hebt. Wij zullen uw werk en uw persoon niet vergeten. Wij weten dat Gij in uw werk de kerk en de ge meente hebt gediend. Zooals een vader zorgt voor zijn gezin zoo heeft u gezorgd voor uw wijk. Gij zijt. een man van eenvoud en van liefde tot de waar heid. U bent geen berekenende persoon, Gij hebt gelukkig altijd iets bewaard van het kin'd in den mensch. Door de jaren heen hebt Ge Uw eigen aard ge handhaafd, een licht bewogen en ontvlambaar ge moed bewaard. Bezwaren hebt Ge nooit onder stoe len of banken gestoken. Uw krachtige onafhanke- lijkheiszin kwam voort uit uw strijd voor de waar heid. Spr. wendde zich ook speciaal tot mevrouw Wee ner. De achting en de liefde, waarvan we getuigenis geven, geldt evenzeer u als uw man. Haar werd een fraaie bloemenmand aangeboden. Aan Dr. Weener werd namens allen een geschenk overhandigd. De heer H. Bijkerk, president-ouderling, nam hierna het woord. Bij ons is niet de gedachte opgekomen dat Ge te oud voor uw ambt geworden zijt. We hebben dit tot u te zeggen; het doet ons zeer leed dat u gemeend hebt afscheid van de gemeente te moeten nemen. Wij zeggen u hartelijk dank voor het werk, dat u in ons midden hebt verricht. Al het werk hebt Ge met groote trouw en liefde gedaan. Bij het einde van uw werk moet u tot de ontdek king komen, dat de belangstelling voor Uw werk niet dalende, doch stijgende is. Dat is mooi. Uw werk is bestraald door de liefde Gods. Wat er ook in de wereld verandert, deze liefde blijft. door LESLIE FORD. 16) De kolonel legde mij met een vluggen blik het zwijgen op. „Wie is John Brice, mijnheer Pel- ham?" vroeg hij scherp en met stemverheffing, voordat iemand anders gemerkt had dat ik iets had willen zeggen. George keek hem een oogenblik aan. „Brice?" herhaalde hij op verwonderden toon. „Bedoelt u de bediende die vroeger bij ons op het kantoor was? Dat is de eenige John Brice die ik ken. Steve heeft hem beter gekend dan ik". Opnieuw hoorde ik Cecily hijgen. Zij keek doods bleek naar Steve. „Waar is Brice, mijnheer Grant?" vroeg de ko lonel. Ik had net plotselinge gevoel dat dit de vraag was waar Steve op gewacht had: de vraag waar voor hij niet meer bevreesd was, omdat hij wist dat hij die eenmaal zou moeten beantwoorden. En dat het antwoord, nu de vraag eenmaal gesteld was. een verlossing 'vas, grooter dan hij zich had kunnen voorstellen. „Hij is dood", zei hij kalm. Ik voelde Cecily's lichaam ontspannen. Zij leunde met het hoofd tegen het kozijn en sloot de oogen. „Het was er op of er onder; hij of ik", zei hij onbewogen. „Hij had me een revolver tusschen mijn ribben gestoken. Ik liet de auto tegen een telefoonpaal loopen". De plotselinge stilte die op deze zakelijke, op vasten toon uitgesproken verklaring volgde, werd gebroken door Cecily's koele, oppervlakkig kalme stem: „Je bedoelt dat je hem met voorbedachte rade vermoord hebt, zoodat jij kon voorgeven dat je dood was, zoodat hij nooit tegen 1e kon ge tuigen". Steve's mond viel open. Hij staarde haar haast atupide aan; niet-begrijpend. De heer J. C. Cramer, president-diaken, dankte namens het college voor de ondervonden medewer king. De heer H. Franken, president-kerkvoogd memo reerde de verdienste van Dr. Weener als stichter ep beheerder van het fonds „Bethel", prees zijn voortvarendheid, beknoptheid en bescheidenheid, en huldigde zijn zakelijk inzicht. Ds. P. W. Foeken, sprekende namens het Provin ciaal kerkbestuur herinnerde aan de samenwerking met Dr. Weener. Een emeritus-predikant is geen gepensionneerde of een uitgediende. Zooals de staat de ridderorde kent, bezit de kerk een emeritaat. U blijft ambts drager. Namens het Provinciaal kerkbestuur dankte spr. Dr. Weener voor zijn werk. Dr. Weener dankte in zijn antwoord voor de waar- deerende woorden der sprekers, dankte het bestuur van „Sarepta" voor de hartelijke ontvangst, de aanwezigen voor de belangstelling, en voor het ge schenk. Spr. dacht terug aan September, drie jaren terug, de viering van zijn 40 jarig jubileum. Ik achtte thans innerlijk de tijd gekomen om den herderstaf aan een jongere over te geven. Ik ben hartelijk dankbaar voor hetgeen ik in de 43 jaren van de menschen en van God ontvangen heb. Deze dag zal bij mij een blijde herinnering achter laten. Nadat deze druk bezochte afscheidsbijeenkomst VOOR DE KINDEREN Heel alleen zat Ab daar nu boven op een éénwieligen wagen. Er af springen durfde hij nietdaarvoor was zijn vaart te groot. En tot over maat van ramp ging de weg nu nog veel steiler naar beneden. Nu werd hij toch wel angstig. Want waar ging hij heen? En dat in dit vreemde land, waarvan hij de taal niet verstond! „Ik heb nooit willen gelooven, wat ze van je zeiden", ging Cecily voort. Ze was nog steeds uitwendig kalm, maar haar stem verried haar woede. „Maar nu begrijp ik alles". Zij wendde zich tot George. „Het het spijt me, dat ik zoo stom was, en zoo zoo blind". Plotseling schoten haar oogen vol tranen. Zij draaide zich. om, greep naar de deurknop en vluchtte haar kamer binnen. Steve deed een snellen pas naar voren. „Ceci ly!" Een oogenblik dacht ik dat hij met zijn schouder de deur zou forceeren. Maar hij wendde zich kort om en staarde over de kamer heen George aan, met saamgeknepen koude gevaarlijke oogen. „Wel, vriend en makker van mijn jongensjaren", zei hij met een wrangen glimlach, „wat is er toch allemaal gebeurd sinds ik weg was?" George voelde zich een oogenblik minder op zijn gemak dan ik gedacht had dat mogelijk was. Maar hij herstelde zich en haalde de schou ders op. „Nu je terugbent", zei hij koeltjes, „zou jtj misschien in staat zijn, precies uit te leggen wat er gebeurd is. Er zijn een hoop menschen die dat graag zouden willen weten. Het treft wel onge lukkig dat Brice dood is. En mevrouw Stuyvesant. Of misschien ook niet. Jij weet daar meer van af dan iemand anders". De uitdrukking op Steve's gezicht wees uit dat hij moeite had, te begrijpen wat George bedoelde. Toen ging die uitdrukking over in verbazing en ongeloof; een kleur van woede schoot over zijn wangen. „Jij vuile verraderlijke gluiper", zei hij, nog al tijd zijn stem bedwingend. Hij schoot plotseling in een lach; een scherpe vreugdelooze lach die me koud langs mijn rug liep. Hij wendde zich tot den kolonel. „Stond dat ook in dat telegram, kolo nel?" „Min of meer aangeduid, ja", zei kolonel Prim rose, terwijl zijn priemende oogen vast op Steve rustten. „In een ander telegram met dezelfde onderteekening aan den officer van justitie van dit district Mecklenburg". „Het is buitengewoon aardig!" zei Steve met een geëindigd was, maakten velen gebruik van de ge- j legenheid om den scheidenden predikant en zijn i echtgenoote de hand té drukken. DE AFSCHEIDSPREEK IN DE GROOTE KERK. Zondagnamiddag vijf uur heeft Dr. J. Weener in de Groote Kerk te Haarlem zijn afscheidspreek ge houden. De belangstelling was zóó groot, dat alle plaatsen in het ruime kerkgebouw bezet waren. Onder de aanwezigen waren de Commissaris van de provincie Noord-Holland Mr. Dr. A. baron Röell en mevrouw; de heer H. Franken Jr., president kerkvoogd inet de andere leden van dit college; tal van predikanten, ouderlingen en diakenen: de heer E. van der Wall, oud-wethouder; de heer A. J. de Landmeter, griffier ter Gemeente-secretarie, enz. Terwijl de heer George Robert het orgel bespeel de werd Ds. Weener door collega's en .notabelen naar den preekstoel geleid. De dienst werd geopend met het gezamenlijk zin gen van de eerste twee verzen van Gezang 132 (oud Gezang 3): „Wij loven U, o God, en prijzen Uwen naam"; gevolgd door het afleggen van de Geloofs belijdenis. De predikant las een gedeelte van hoofd stuk 3 van den apostel Paulus aan de Efezen, waar op hij in het gebed voorging; hij riep Gods ontfer ming over de arme wereld in en hoopte, dat de wa penen des gewelds zouden worden omgesmeed in werktuigen des vredes. Als tekst voor zijn preek had Ds. Weener geko zen Mattheus 28 vers 20: „Ziet, ik ben met u alle dagen tot de voleinding der wereld". Nadat gezongen was Gezang 166: 1 en 4 (oud Ge zang 50) begon de predikant, zijn laatste preek. Hij merkte op, dat hij zou afwijken van de traditie en na de predikatie geen toespraken zou houden tot afzonderlijke colleges en personen en dat hij aan het eind van den dienst ook niet zou worden toegespro ken. Een uitzondering was echter gemaakt voor Ds. Waardenburg, die verzocht had als praeses van den Kerkeraad een kort woord te mogen spreken. Ds. Weener verklaarde het op hoogen prijs te stellen, dat zooveel predikanten, ook van den ring, aanwezig waren, evenals vele leden van het classicaal en pro vinciaal Kerkbestuur. „De spreekstoel is alleen be stemd voor de evangelie-verkondiging", zei spreker, „en ik ben blij het te mogen doen, al is het dan nu voor de laatste maal. Ik hoop, dat gij allen gekomen zijt niet om een mensch te hooren of om wat te be leven, doch om naar de verkondiging van het evan gelie te luisteren. Dit is het heerlijkste ambt dat ik ken; 43 jaar lang heb ik het mogen doen, eerst te Ter Aar, toen* te Wageningen en ruim 36 jaar te Haarlem. Het evangelie van Jezus Christus te mogen verkondigen is een heerlijk werk, maar nu ik het voor de laatste maal doe vind ik het een moeilijk werk. Ik zag tegen dit oogenblik op, maar wist, dat gij bij het bidden vandaag aan mij hebt gedacht. Ik heb vaak heerlijke en gezegende oogenblikken op den kansel mogen doorleven en moet mij thans los maken van wat mij heel lief is, namelijk van u, van mijn arbeid en van mijn wijk. Ik zal geen bijzonder heden daarvan ophalen, want het is te pijnlijk en bovendien is de kansel daar de plaats niet voor. Bij den eindpaal is het echter toch geoorloofd, even om te zien; weliswaai ben ik wel eens door men schen geprezen, maar ik ken mij zelf toch het best. Ik ben mij bewust van vele tekortkomingen, per soonlijke en ambtelijke en van God heb ik veel zegen ontvangen, waarvoor ik hier mijn dank wil uit spreken. Veel is er veranderd, sinds ik jnet mijn werk begon en sinds ik in Haarlem kwam. De ge- De weg werd steiler en de snelheid van Ab's wagen werd steeds grooter. Er moest een ongeluk gebeuren; dat voelde hij wel. En dat gebeurde ook! Zijn zitplaats helde over naar voren en spoedig vloog hij met een boog op den grond. Als een bal tolde hij voort, den heuvel af. De gebroken, één- wielige wagen gleed omgekeerd voor hem uit. hoonende grijns. „Het is raar met jou, George. Ik dacht dat je werkelijk verdraaid bezorgd over me was, toen je me eergisteren kwam waarschu wen. Je bent een slim jongetje, maar je bent toch nèt niet slim genoeg". De opperhoutvester was opgestaan en stond bij de deur. Steve zag het en zei: „Ik kom, chef. U zult geen last met me hebben". Bij de deur keek hij nog sens achterom naar George. „Maar ik kom terug, Pelham". Zijn stem klonk effen, maar de doodelijke dreiging ontging niemand. De houtvester wenkte kolonel Primrose met het hoofd. Hij volgde hem naar de gang. maar kwam spoedig weer terug. „Ik zou u graag een paar minuten willen spre ken, mijnheer Pelham", zei hij vriendelijk. „Mijn kamer is hier aan het eind van de gang". George stond op en drukte zijn sigaret uit. „Ik zou u willen aanraden, u met den vader van juf frouw Chapman in verbinding te stellen", merkte hij op. Hij was weer een en al wellevendheid. „Hij weet hier meer over dan ik". Ik heb bij dat onder zoek op zijn bevel gehandeld". „Ik zou denken dat u dat wel aan ons kunt over laten", antwoordde kolonel Primrose, zoo moge lijk nog een graadje beminnelijker. Ridley wachtte tot zij de kamer verlaten had den. „Als mijn zwager zich in zijn oordeel vergist heeft, mevrouw Chapman", zei hij grootmoedig, „dan zal hij de eerste zijn die het toegeeft. Hij heeft altijd als een broer van Grant gehouden". „Kain sloeg Abel dood", antwoordde mevrouw Chapman bits. „Eerlijk gezegd, mijnheer Ridley, het eenige wat mij verontrust is, dat mijn klein dochter kalmweg het beetje verstand dat ze had, verloren heeft. Zooals ze nu handelt, kan alleen iemand doen die volkomen van zijn verstand be roofd is. Maar ik vertrouw dat ze het gauw terug zal vinden". Hoe ijdel dat vertrouwen was, werd bijna dade lijk bewezen. De tüsschendeur ging open en Cecily stond aangekleed met hoed en mantel, met vaal bleek gezicht op den drempel. Terwijl ze haar handschoenen aantrok, zei ze kalm: „Grootmoeder, ik ga vandaag nog met George trpuwea. ik heb altijd wel geweten dat u daante der wereld is veranderd. Ik was toen nog 1 jong, pas even in de dertig, maar ik mag gelukkig zeggen dat ik in den dienst des Heeren vergrijsd j ben en dat ik door Gods genade gerijpt en verdiept ben naar den innerlijken mensch. Het evangelie, dat ik verkondigde, heeft mij zelf niet onberoerd gela ten, maar wat bij mij altijd hetzelfde is gebleven, dat is, dat ik mij zelf gegeven heb zooals ik was; meer k o n ik niet en minder m o c h t ik niet. Ik ben nog niet klaar met de vragen en problemen en worstel er iederen dag •mee, waarschijnlijk tot mijn dood toe. De eeuwigheid zal het wel voor mij oplos sen en daar wacht ik dan maar op. Van één ding ben ik verzekerd, namelijk dat niets mij scheiden kan van de liefde Gods. die daar is in Jezus Christus onzen Heer. en dat is mij genoeg. Ik hoop dat het ook deze groote schare genoeg zal zijn; wij geven ons over aan de eeuwige liefde en trouw van God. Wat kan men tenslotte beter doen. Al zou de heele wereld omkeeren en de aarde vergaan van haar plaats, God blijft dezelfde. En nu verdwijnt deze dienaar van het tooneel; het doet er trouwens niet toe, of de eene of de andere dienaar dit werk doet; wij. brengen alleen het woord van den Meester over. Hij blijft. Onthoudt het goed wat Hij gezegd heeft: „Ik blijf bij u tot de voleinding der wereld." Als we dit verkelijk gelooven, dan bekommeren we on;s niet over de dingen van dezen tijd; dan zijn we nooit meer mismoedig en angstig, want dan is het voor eeuwig goed. Ik zeg het nog eens met grooten ernst: wees met niets anders tevreden dan met Gods Woord; met Hem, Dien we allen noodig hebben en Die zich voor ons gegeven heeft. Men heeft mij gevraagd, nog een paar jaar dominé te blijven; ik ben er gevoelig voor geweest, dat ge mij niet moe werd, maar God heeft, mij duidelijk gemaakt dat mijn tijd gekomen is en dan moet ik gehoorzamen. Er zal een jongere kracht komen om mijn werk voort te zetten. Ik hoop, dat gij mijn laatste woord, dat ik met mijn ziel spreek, wilt aannemen en in gedachten houden. God zegene U! Ik blijf bereid, u te helpen,vooral ook in mijn wijk, want gij hebt uw hart voor mij ontsloten en zijt mij trouw geble ven, waardoor gij mijn werk gemakkelijk hebt ge maakt. Ik blijf ook in mijn oude huis wonen. Wel hoop ik, dat de keuze van mijn opvolger geen aan leiding mag geven tot ongoddelijken richtingsstrijd, want op die manier bouwt men het Koninkrijk Gods niet, maar breekt het af en wij bidden immers allen: „Uw Koninkrijk kome". Als wij ons blijven stellen onder leiding van den H. Geest, dan blijven wij vei lig, waar onze weg ook heengaat. Ik groet U in den Heer; wandelt den weg, dien we U zooveel jaren verkondigd hebben als de eenige, veilige weg. Vol hardt in het gebed en strijdt den goeden strijd des geloofs." Ds. Weener bad vervolgens het Onze Vader en verzocht toen staande te zingen Psalm 72 vers 11:, „Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen". De scheidende predikant werd op hartelijke en waardeerende wijze door Ds. Waardenburg toegesproken, niet alleen namens den Kerkeraad te Haarlem, maar ook namens het classicaal en pro vinciaal kerkbestuur. „Wij danken God, dat Hij u 43 jaar lang dit gezegende ambt liet vervullen. Gij hebt hard en trouw gewerkt in de gemeente en vooral in uw wijk. Wij verheugen er ons over dat gij in ons midden blijft wonen en danken u en uw vrouw, voor wat gij voor ons hebt gedaan. Ge hebt uw plaats met eere ingenomen. We hopen dat God u zal blijven zegenen en dat u nog velen tot zegen mag zijn." Ds. Waardenburg verzocht aan de gemeente, aan Maar de vaart van den voortrollen den Ab was veel grooter dan die van dén omgekeerden wagen. Met een bons vloog hij tegen het snel ronddraaiende wiel op. Maar Ab's luchttoeren waren nog niet ten einde, want op dit oogenblik werd hij door het wiel opgenomen en de lucht In- geslingerd. wreed en harteloos bent, maar ik had niet ge dacht, dat u zóó tegen mij zou zijn". Ze liep de kamer door. Ridley volgde haar om de deur voor haar te openen en ging met haar naar de gang. Mevrouw Chapman stond wel een minuut lang onbewegelijk met de oogen op de deur gericht Toen viel zij zwaar neer in de rieten stoel. Na een oogenblik zei ze: „Ga nu weg alsjeblieft, Grace. Ik wil alleen zijn". Ik ging. Ik zag Cecily en Ridley verdwijnen aan het eind van de gang. Langzaam liep ik naar mijn kamer terug. Toen ik den sleutel in het slot stak. ging de deur van de kamer naast mij voorzichtte open en sloop mevrouw Ridley naar buiten. Zii kwam op mij toe hollen: haar gezicht was ver wrongen van ongerustheid en angst. „Wat is er gebeurd, mevrouw Latham?" fluisterde zij doodelijk verschrikt, terwijl ze m'jn arm vast klemde. „Ze gaat met hem trouwen", zei ik kort, omdat ik wist dat dat het eenige was wat haar interes seerde. „Oh nee, nee!" riep ze wanhopig. „Dat moet niet' Dat mag niet!" „Waarom niet?" vroeg ik, zoo onverschillig als me mogelijk was. „O, omdat! Daarom! Ooh, begrijpt u het dan niet? Ik had zoo gehoopt dat ze het niet zou doen! Het zou zooveel verschil maken Zij deinsde plotseling terug en haar gezicht werd grauw, alsof ik haar op een vreeselijke indiscretie betrapt had zooals ik meende dat ook inderdaad het geval was. Zij trachtte zich met inspanning te beheer- schen. „Het spijt me zoo, mevrouw Latham. Ver geeft u het me! Ik ben een beetje in de war en Lisa is met iemand uitgegaan en dat vindt haar vader zoo onaangenaam. Ik „Zij zal waarschijnlijk een prettig dagje heb ben", zei ik vroolijk. „Mijn zoon is ook mee en hij is een uitmuntende dwarskijker". Zij schoof achteruit haar kamer binnen, en ik ging naar de mijne. Een van de dwaze dingen in Yellowstone of schoon, zooals ik Ridley had hooren opmerken, het Ds. Weener het laatste vers van Psalm 121 toe te zingen: „De heer zal u steeds gadeslaan." Ds. Weener dankte mede namens zijn vrouv» voor de vrendelijke woorden en voor de hartelijk heid, waarmee de gemeente hen omringd had. Hiermee was de indrukwekkende dienst afgeloo- pen. De legitimatiekaarten der Haarlemmers. Van ongeveer 10.000 moet de kaart nog in orde gemaakt worden. Er werd getaxeerd dat er een kleine 100.000 Haarlemmers van 15 jaren en ouder zijn. Deze moeten dus, volgens de vroegere bekendmakingen met ingang van morgen, 1 October, in het bezit zijn van een legitimatiebewijs. Hedenavond zullen ongeveer 85.000 a 90.000 Haar lemmers hun legitimatiekaart hebben. Van onge veer 10.000 menschen is het bewijs dus nog niet in orde. Deze menschen kunnen in de komende dagen hun bewijs nog in orde laten maken in de Statenzaal (Prinsenhof). De regeling, daarvoor is: A t/m C op Dinsdag 1, D t/m H op Woensdag 2, I t/m M. op Donderdag 3, N t/m S op Vrijdag 4, T t/m Z op Zaterdag 5 October, telkens van 916 uur. Eikels voor de herten. De jeugd helpt mee met het verzamelen. We hebben vernomen, dat de jeugd in Arnhem zich verdienstelijk maakt met het verzamelen van eikels voor de herten in den hertenkamp. Van den dienst Hout en Plantsoenen te Haar lem vernamen we dat dit het vorig jaar ook hier geschied is en dat het ook nu wel weer gebeuren zal. De jongens brengen de eikels naar de kweeke- rij en krijgen er dan wat voor. Te Heemstede wordt al jaren lang in dezen geest gewerkt; ook daar worden de jeugdige gapers voor hun moeite beloond. De Haarlemsclie Brandweer geïnspecteerd. Door generaal Schumann en majoor Dabbert. Hedenmiddag omstreeks 1 uur hebben generaal Schumann, bevelhebber van de „Grime Polizei" en majoor Dabbert die de opdracht heeft de Neder- landsche brandweer te reorganiseeren, de Haarlem- sche brandweer op de binnenplaats van de kazerne aan de Ged. Oude Gracht geïnspecteerd. De com mandant van de brandweer, de heer C. J. v, d. Broek stelde den generaal en den majoor aan de hoogere brandweerfunctionnarissen persoonlijk voor. Vervolgens inspecteerden de heeren de in carré opgestelde brandweerlieden. Hierna volgde een demonstratie; de nieuwemotorspuit werd op het proefgebouw in werking gesteld, en ook de ouda motorspuit kwam in functie. De ladderwagen werd opgesteld. Met groote belangstelling volgden gene raal Schumann en majoor Dabbert deze verrichtin gen, terwijl de heer v. d. Broek hen van voorlichting diende. Tenslotte maakten de heeren een rondgang door de kazerne. RABBIJN DE VRIES. Naar ons wordt medegedeeld zal rabbijn de Vries, die Vrijdag a.s den leeftijd van 70 jaar bereikt, op dien dag niet in de gelegenheid zijn bezoeken te ont vangen. Voorts vernemen wij dat hij binnenkort, waarschijnlijk omstreeks November, zijn emeritaat denkt te aanvaarden. BENOEMING DIRECTEUR BIJPOSTKANTOOR. Bij beschikking van den directeur-generaal der P.T.T. is met ingang van 1 November a.s. aange wezen als beheerder van het bij post-, telegraaf- en telefoonkantoor te Haarlem, Tempeliersstraat, de commies bij den post-, telegraaf- en telefoon dienst J. B. F. van Linschooten, thans beheerder van het bijpost-, telegraaf- en telefoonkantoor te Rotterdam, burgemeester Roosstraat. J. VAN WA VEREN. In den ouderdom van 69 jaar is Zondagavond plot seling overleden de heer J. van Waveren, labora torium-assistent van het Natuurkundig Laborato rium van Teyler's Stichting te Haarlem, waaraan hij 39 jaar onafgebroken is werkzaam geweest. Daar vóór was hij amanuensis aan de oude H.B.S. in de Jacobijnestraat, bij dr. Heringa na eerst assistent ge weest te zijn aan de Röntgen-afdeeling van prof. Kouwer's kliniek, toen aan de Bakenessergracht. Gedurende 20 jaren werkte de heer van Waveren in Teyler's Laboratorium onder prof. Lorentz, de laatste jaren onder prof. dr. A. D. Fokker. Vijf en dertig jaar lang verzorgde de heer van Waveren de dagelijksche temperatuuropgaven voor ons blad. Bij zijn dertigjarig jubileum werd hem de groots zilveren medaille van Kunsten en Wetenschappen verleend, die hem toen werd uitgereikt door prof. Lorentz en prof. Dubois. Wanneer er lezingen werden- gehouden in Teyler's Stichting verzorgde de heer van Waveren altijd de vertooning der lichtbeelden en de opstelling der in strumenten. Wanneer er bij bezoeken van schoolklassen of ge zelschappen aan Teylers Stichting iets bijzonders was aan te wijzen was de heer van Waveren altijd de vraagbaak. niet zoo dwaas is. als je bedenkt dat er van Juni tot September ongev er een half millioen men schen den grooten rondrit door het Park maken is de manier, waarop je tegen menschen aanloopt die je sedert de schoolbanken niet meer gezien hebt. Zoo verging het mij tenminste. Bij de lunch ontmoette ik een vrouw die ik niet meer gezien had, mds we samen bruidsmeisjes waren en die ik me alleen herinnerde omdat ze op den sleep van de bruid getrapt had Zij stroomde over van vriende- 'iikheid. Haar man scheen een dag uit visschen te zijn, en zij vroeg me dien middag met haar mee te gaan om den grooten Canyon te bezoeken. Omdat ik toch niets anders te doen had, stemde ik er in toe. Wij liepen door de hotelhal, toen een chas seur mij op een allervriendelijkste manier wenkte. „Gaat u niet naar de trouwerij?" vroeg hij grin- nekend. „Trouwerij?" vroeg ik onnoozel. „O, misschien is het een geheim", zei hij stra lend. ..Mijnheer Ridley vroeg waar zij trouwpa- oieren konden krijgen, en hij, en juffrouw Chap man en mijnheer Pelham zijn daarnet in de roode auto weggereden". ..Nee. dat is aardig!" riep ik uit. en probeerde Ie glimlachen. In werkelijkheid had ik kolonel Primrose wel kunnen doodslaan. Om de een of andere dwaze reden was ik er zoo van over tuigd geweest dat hij dit wel verhinderd zou heb ben, dat ik mij niet eens werkelijk ongerust ge maakt had. Ik had gedacht dat hij George wel het een of ander formeel of informeel huis arrest of iets dergeliiks zou hebben opgelegd: zoo dat het Cecily ten minste een kans zou laten, haar verstand terug te krijgen. Plotseling zag ik door de glazen deuren hem buiten in de hotelportiek staan. Ik haastte mij voort, maar toen ik mijn mond opende om te roepen, zag ik hem in de auto van den opper houtvester stappen, en zij schoten zonder omkij ken de oprijlaan af. De chauffeur van mijn vrien din reed voor, en ik kon niets anders doen dan instappen. .(Wordt vervolgd},

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6