m «ft#! GENEUGTEN DES LEVENS. hbo[L Beroepsgoederenvervoer georganiseerd lnééncorporatie ROODE STER Musiceeren. Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 19 OCTOBER 1940 HAXREEM'S DAGBLAD 7, Musiceerend gezelschap uit begin 17e eeuw. Wonderlijke klankentaai der muziek, gesproken ln alle eeuwen, verstaan in alle oorden, nu eens schuchter in een bijna onbeholpen stamelen, dan weer stoutmoedig klinkend in veelzeggende wel luidendheid, maar zinvol steeds als hemelsche gave „den menschen gegeven om zooals het in een Antwerpensch liedboekje heet melancholie te verjagene, onlust te verdrivene, sware geesten te verlichtene, beroerde herten teverhuegene"! Zinvolle symboliek is het óók, als de meesters van het pen seel ons in hemelsche regionen de engelen afbeel den, musiceerend met luit, schalmei en bazuin, met monocorde en psalter, zooals Memlinc ze in liefelijke toewijding schilderde en de Bolognezer meesters „hun vreugde van het muciceeren" vereeuwigden in kleuren. Door het eenzame landschap van de Middeleeuwen trekken zwervende muzikanten van burcht tot burcht; avonturiers zijn het, piassen als ge wilt. die om den lieven broode geen middel tot vermaak onbenut laten als het den adellijken heer op aange name wijs den tijd kan korten: ze jongleeren en declameeren, laten hun beer potsierlijke danspas sen maken, hun vrouwen waarzeggen, en zingen zoowaar als het den heer belieft zingen van de heldendaden (en lang niet onverdienstelijk) der verre kruistochten, musiceeren zoo welluidend als vaardigheid en smaak der tijden het veroorlooven. En bij dat al moeten ze dan nog ervaren, hoe ze rechtloozen blijven voor de wereldlijke, en zondaars voor de kerkelijke overheid. Anders is het gesteld met de zangers der minne, troubadours trouvères, minnezangers of hoe ze heeten mogen, die de lof der Vrouwe zingen of zeggen in dichterlijke taal. Eerbare lieden zijn dat, adellijke heeren vaak, ja vorsten soms, zooals een Richard Leeuwenhart. En toch wanneer zij al lang vei-geten en bijgezet zijn in de letterkundige historie, gaan nog altijd de jongleurs langs 's heeren wegen, als muzikanten nu, die al het bijberoep van potsenmakerij eraan ge geven hebben en waar het past met harp en fluit, met doedelzak en viool, Euterpe dienen. Zelfs vinden zij met den gang der eeuwen den weg vaak naar het hof, rijden ze in het vorstelijk gevolg op praal wagens. Want onderschat hen niet, de vorsten van dien tijd: er zijn er,"die een smaak en zin voor kunst aan den dag leggen dat het hun en hun tijd siert. Graaf Hendrik III van Brabant bij voorbeeld onder hield aan zijn hof met ijver de zangkunst en com poneerde zelf. En zoekt men het zuidelijker, dan stond in Napels de „Muziekschool" waar Hollanders als Tinctoris en Oekeghem zoo goeden naam had den, om te getuigen van de liefde voor de muziek kunst dier tijden. Hier, in de Hollandsche steden, bliezen de stads muzikanten die soms ook voor het stadhuis concer teerden om de vreedzaam kuierende burgerij te plei- zieren, letterlijk hoog van den toren, uit welks galmgaten bijwijlen zooveel welluidendheid over de stad daalde als de beiaardier het klokkenspel be speelde. Het mochten ware „consteneers van der musycke" heeten, die stadsmuzikanten, geziene lieden die de joffers der gezeten burgers in de mu- syckconste onderwezen en dat nog wel met redelijk succes, getuige althans de muzikale vaardigheid van het schoon geslacht in den Muiderkring. Leonoortje Hellemans, Hooft's vrouwe, Suzanna van Baerle, ega van den dichter Huygens, Maria Tesselschade, Fransisca Duartje hoe liefelijk, nachtegalen ge lijk, kweelden ze of hoe „soete klancken" ontlokten ze aan clavecimbel of luit. Wilde men buitenshuis een opgewekt „muzieck- gen" wel, de herberg bood verscheidenheid ge noeg: niet in het deftige „Schild van Frankrijk" van den schilder Barent van Someren, op den Dam, noch in „De Prins" van Admiraal Swartenhondt in de Nes dat zou kwalijk gestrookt hebben met de staatsie van zulk een voornamen waard. Maar er waren dan toch taveernen waar de muziek volop klonk „muziek van violen en bassen, bazuinen en cornetten, afgewisseld door liedjes van de speel lieden". Het mocht er dan „zoo ondeugdelijk mooi toegaan dat je er wild van wordt als je het hoort", zooals Breero getuigde, er mocht zelfs soms be zoek zijn van lichtveerdige joffers en quaet ge rucht gevoerd worden, dat belette niet dat er zich van tijd tot tijd ware meesters lieten hooren zoo als een Frangois Knibberch in de herberg bij het Karthuizers Kerkhof. Wie zeker wilde zijn iets naar zijn smaak te hooren en niet te hooggestemde eischen stelde, bezocht de herberg van Rilchard Hancock in de Nes. Een uithangbord, getooid met den Zangberg, Pallas en Apollo „persoonlijk", de muzen en enkele musicyns, droeg wat zelfingenomen den naam „De Vrintschap van Parnas"; in rijm en versmaat stond er aangekondigd wat er alzoo te hooren was: De musyk sal geschien, na noen van vier tot tien Men sal od hallef acht viejool de gambe hooren dat alles natuurlijk onder het genot van bier of wijn en hard gebakken broodjes. Muziek in de taveerne de 18e eeuw trok er den neus voor op: in de Rococosalons. idyllisch ge lijk het in Arcadische tijden past, had het musi ceerend gezelschap om het clavecin gratieus plaats genomen of liever: zich gegroepeerd, als een genre tafereeltje in druk-versierden gulden lijst een fraaie arabesk van het interieur, een lijst voor weeldebegeerende oogen. En wat het ten gehoore bracht met hoffelijk gebaar was al evenzeer een sierlijke krul van 't arcadisch leven. Geen „artistieke salon" of een of andere bohémien, lokzwaaiend en breedgebarend, meester voor alles in de kunst van het ensceneeren, deed zich hooren: muzikale grap penmakers, met kermisbombarie aangekondigd, jongleerden met een snuifdoos op de viool of zon gen zoogenaamd dubbeltonen: wonderkinderen speelden (ach, arme kleine Mozart) op bedekte toetsen; zelfs kunstenaars van naam moesten hun tribuut aan dem. geest des tijds brengen, zooals een Glück, die een concert op 26 waterglazen speelde. Lang nog, gedurende heel de periode der Roman tiek. bleven ze „in de mode", de virtuosen. Onder geheimzinnige belichting van flakkerende kaarsen ontlokten ze aan de piano rollende donders, huilen de winden en als het moest het klanktumult van een geheelen zondvloed. Daar was een Paganini, geniaal vioolacrobaat, die van den duivel bezeten heette, daar was een Liszt wiens optreden meer was dan een concert: een gebeurtenis; men beefde al van verwachte ontroering bij zijn verschijnen, men was als betooverd bij de eerste accoorden, en de laatste tonen waren nog niet weggestorven of een donderend applaus begeleidde den regen van bloe men die op hem neerdaalde. Zoo concerteerde hij wel in den befloersten salon van de gravin Bel- giojoso („de ongelukkige,", zooals zij zichzelf, ro mantisch overdreven, placht te noemen), gelijk Chopin luister bijzette aan den befaamden salon vam. Prins Anton Radziwill, eens Graun en Quantz het fluittalent van den grooten Frederïk dienden en Chopin den Peins de Conti met de zijnen had vergast. En de burger? Hij had allengs zijn concertzaal gekregen: Oxford prijkte met zijn Music Room, Leipzig met het Gewandhaus Amsterdam kreeg zijn Felix Meritis. Gloriejaren beleefde het, toen het van goeden smaak enstand getuigde, Jo hannes Verhulst te hooren concerteeren op de plaats waar eens de beroemde Rulofs den dirigeer stok zwaaide. Honderd jaren lang verzamelde Felix in. zijn ovaalvormige zaal met de pinkelende kroonluchters en statige deuren het muziekmin- nend Amsterdam, tot (1888 was het) het Concert gebouw verrees, toen nog gelegen aan de Houbra- kenstraat. Wat heeft de muziekwereld sindsdien al niet be leefd: smeltende romances, met gesloten oogen en wiegelend hoofd genoten: een onsterfelijk roman tisch „de profundis" van den vereerden meester Beethoven: jubel van den veel omstreden grooter Richard, troetelkind eens van den jongen Beier- schen prins die als Ludwig II den troon zou be stijgen Wagner, wiens nagedachtenis in Bay- reuth geëerd werd met den bouw van het befaam de Festspielhaus altemaal welluidendheid, ge schenken van, om nogmaals Tielman Sucato's lied- boekske aan te halen, „een sunderlinghe hemelsche gave van God geordtr eert ende menschen gegeven, niet tot oneerlycken oft lichtveerdigen misbruyeke, maar om Hem voor al danckelyck te lovene. Dankbaar te loven men houde het voor gezegd. Of het geïmporteerde klank- en rhythmenspel, later braaf gesyncopeerd, geragtimed, gehot en gebluesd, door Harry Pileer en Gaby Deslys al steppend ge ïntroduceerd. dat óók doet? De muziekhistoricus beantwoordde het te zijner tijd. a J. E. DINAUX. Medicus van beleediging verdacht. „Heb jij ook op Hollandsche soldaten geschoten?" 's GRAVENHAGE 17 October. Een Haagsche medicus kreeg in de nadagen van Mei een patiënt, van wien hij wist, dat deze lid was van de N.S.B.. op 't spreekuur en stelde hem de vraag: „Heb jij ook op de Hollandsche soldaten geschoten?" De nationaal-socialist antwoordde: „Er is geen enkele N. S. B.'er, die op onze soldaten heeft geschoten"' en hij diende daarna een aanklacht wegens beleedi ging tegen den medicus in. Vandaag kwam de geneesheer zich verantwoor den voor de Haagsche rechtbank met de opmer king, dat hij niet bedoeld had zijn cliënt te belee- digen, doch slechts beoogd had inlichtingen van hem te verkrijgen over de geruchten, die in die dagen de ronde hadden gedaan. De als getuige gehoorde nationaal-socialist een 59-jarige metselaar gaf op de vraag van den president, waardoor hij zich beleedigd achtte, ten antwoord, dat een ontwikkeld man, zooals men een medicus mag beschouwen, woorden als de ge wraakte weloverwogen moest hebben gebezigd en dat hij derhalve die woorden als een beleediging heeft opgenomen. De offioier van justitie sloot zich bij de opvat ting van den getuige aan. Indien, aldus de officier, deze medicus geen andere bedoeling zou hebben gehad dan het vragen om inlichtingen, dan had hij moeten vragen: „weet je er iets van, dat Neder landers op Nederlandsche soldaten hebben gescho ten?", althans op dergelijke wijze zijn vraag kun nen stellen. De medicus kon door de vraag te doen op de wijze als hij inderdaad had gedaan, nooit hebben verwacht, dat getuige hem zou inlichten. Spreker kwalificeerde het feit als een eenvoudige beleediging en hij eischte een geldboete van f 50 subs. 25 dagen hechtenis. Het laatste woord was aan den medicus, die nog aanvoerde, dat vragen als de bedoelde in die dagen niet ongewoon, men mag wel zeggen gebruikelijk waren, en dat hij den metslaar al jaren kende. De medicus hoopte, dat de rechtbank daarmede reke ning zou houden. Op 31 October zal uitspraak worden gedaan. (A. N. P.) Weet U den karakteristieken „goüt boisé" van de fijne cognacs te waardeeren? Stelt U het groote genot op prijs, dat een licht verwarmd groot glas, half gevuld met aromati- schen cognac U geeft? Dan moet U eens een paar fles- schen van onzen nobelen Cognac Authentique Drie Ster bestellen Ware openbaring! Onze tijdelijke prijs voor dezen verrukkelijken cognac is 2.75 per heele flesch, in raffia verpakking. Né 2 No vember noteeren we weer 3.35. Neem voorraad. ""laÉvULon» 4,0» H.EW1,J,lon» 4,0» Wijnkooperij - Distilleerderij - Cognachandel Winkels: Kleine Houtstr. 57, Rijksstraatweg 8 en 289, Kleverparkweg 24, Amsterdamstr. 64 en Leidschevaart 132. Kantoor (voor bestellingen van buiten Haarlem) Kleine Houtstraat 57, Telefoon 13676 Postgiro 190768 (Adv. Ingez. Med.) Het gele huis, Te Huur, Tien auteurs schrijven een Boek. Amsterdam. Andries Blitz. De schrijver H. J. Smeding werd door een schil derij van Willink zoodanig getroffen, dat het hem de inspiratie voor een novellistische schets bezorgde. Of liever: hij las eerst een verhaal van Bordewijk, dat op datzelfde schilderij geïnspireerd was en meende waarschijnlijk dat verschillende schrijvers met geheel andere verhalen op dat zelfde kunst werk weer anders zouden reageeren. Een mee ning waarvan de juistheid van te voren vaststond, doch waartoe niet noodzakelijk een schilderij, maar bij voorbeeld ook een lucifersdoosje of een haarborstel als motorisch element hadden kunnen dienen. Dat het nu juist een schilderij van Willink moest zijn, zou kunnen bewijzen dat diens be doeling met zijn kunst eerder gevat wordt door wie in het schilderen litteraire bijzonderheden zoekt dan er visueele ontroering en genot van vraagt. De schilders van de groep Willink. Pijke Koch en anderen, zoeken bijna opzettelijk iedere kleur- charme uit hun werk verre te houden, zij voeren als het ware een koppige revolutie tegen het im pressionisme, dat behagen wilde, en gaan daarbij zoover dat ze bij voorkeur valsche kleureffecten met de eigenzinnigheid van een foto-apparaat ver mengen en dat dan zakelijkheid noemen. Voor mijn gevoel is er altijd iets van den huisschilder theoreticus in die zakelijkheden knap, in den zin van kundig zijn ze zeer doch als schilder kunst zegt zoo'n beeld mij weinig en behoeft het allerlei gedachtenassociaties om het wel iets te doen zeggen. Wat dan ook die tien auteurs naar aanleiding van dat leelijke huis in de Vossius- straat te berde brengen, zou een willekeurig plaatje hun evengoed in de pen gegeven kunnen hebben en heeft met Willink's schilderkunst zoo onge veer ryets te maken. Er is bij geen hunner iets van verwondering of bewondering voor de schilderij opgewekt, op te merken. Het is hun slechts motief voor een meer of min geslaagd verhaaltje. Niet het gele huis, doch wat er in dat huis mogelijker wijs zou gebeurd kunnen zijn, trekt hun activiteit om hoog. De schilderij werd hun een prooi, geen ver heugenis. Hoe anders stond een dichter als Ver- wey voor Breitner's Dam: „Nu een kunstnaar die' ik ken dien stroom Van stadsvreugd tot een beeld gerond: verwonderd Zag ik dat aan: 't was of 'k mijzelven vond". Als er dan toch door litteratoren over een schilderij littterauur bedreven moet worden is Verwey's houding de juiste. Door hem werd de schilderij bewonderd en die bewondering ver klankt. Doch niet werd Breitner's machtig doek hem aanleiding iets te verzinnen over wat er niet op stond. Dat gebeurt in dezen bundel als het ware als voorgeschreven examenopstel, min of meer gelukkig, doch als hersenwerk en niet uit ontroering geboren. Zeggen dat ook Willink's kunst uit hersenbezigheid ontstond zou zijn werk kleineeren. Nu is het eigenaardige dat van de tien auteurs degene, die zich het minst om de schilderij van Willink bekommerd heeft, eigenlijk het zui verste verhaal, het meest eigen kleine kunstwerk geleverd heeft: Henriëtte van Eyk, die ik volstrekt niet zoo door dik en dun steeeds kan bewonderen, schreef een kostelijk satiriek dierenverhaal uit de rattenwereld, waardoor alleen al deze bundel zijn geld waard is. Ze bleef, verstandig, al schrij vend steeds op de vlakte, op haar vlakte en gaf iets dnt gaaf en geslaagd mag heeten. De novelle van Bordewijk, die dan waarschijnliik het eerst dooi de schilderij zelf beroerd is, draagt van die geestelijke ontmoeting dan ook werkelijk de sporen, verder spreekt het haast vanzelf dat men schen als Walschap, Zernike, Coolen altijd wel iets schrijven, dat waard is gelezen te worden. Maar toch hebben, met de anderen, ook zij niet den indruk kunnen vermijden dat er aan een opge drongen of voorgeslagen motief werd gearbeid. De proloog tot dit symposion is van de hand van den samenroeper der gasten, van H. J. Smeding, die ook den eigen arbeid, waarop de ondergebracht Benzine wordt niet meer aan de bedrijven toegewezen 's-GRAVENHAGE. 18 October. Het ANP. meldt: Zooals bekend, is bij besluit van den secretaris generaal van het departement var: Waterstaat van 1 October, opgenomen in het Verordeningenblad van 5 October, opgericht de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie „Nederlandsche Organisatie van het Beroepsgoederenvervoer langs den weg" (N.O.B.) Tevoren bestond, ook krachtens besluit van den secretaris-generaal, een Centrale Commis sie voor het Beroepsgoederenvervoer langs den weg (C.C.B.), gevormd uit den Bond van Bedrijfsauto- verkeer in Nederland (B.B.N.) en de Centrale Or ganisatie voor het Beroepsgoederenvervoer langs den weg (C.O.B.) Oorspronkelijk moest men, om een vergunning te verkrijgen, lid zijn van een dezer organisaties (er bestond organisatiedwang), thans is er dwangorganisatie: iedere beroepsgoederenver- voerder is lid van de N.O.B. In verband met deze reorganisatie hebben wij een onderhoud gehad met eenige leden van het bestuur van de N.O.B. Wij vernamen, dat de secre taris-generaal van het departement van Water staat dezer dagen tot leden van het dagelijksch be stuur van de N.O.B. heeft aangewezen de heeren mr. J. Nolen. Amsterdam, voorzitter: G. C. Buys, Vlaardingen; W. J. Kersken, Amsterdam: ir. A. J. Kuiper. Rotterdam; F. van Wezel, Hengelo en tot secretaris mr. J. M. Fuchs, tot plaatsvervangend voorzitter is benoemd dr. C. Beekenkamp, Leiden. Tot leden van het hoofdbestuur zijn benoemd de heeren mr. J. Nolen, voorzitter, dr. C. Beekenkamp, vice-voorzitter; O. Bekedam, Rottex-dam: G. C. Buys, Vlaardingen; W. J. Kersken, Amster-dam; ir A. J. Kuiper. Rotterdam; E. Saint Martin. Rotter dam; Joh. Sirdram. 's-Gravenhage; dr. J. G. Stridi- ron, Utrecht; W. Vogtschmidt. Amsterdam en F. van Wezel, Hengelo en tot secretaris mr. J. M. Fuchs, 's-Gravenhage. Een eerste stap om tot nauwere samen-wei-king tusschen de verschillende takken van het vervoer wezen te komen werd reeds half Juni van dit jaar genomen, toen de Rijkscommissaris voor het be zette Nederlandsche gebied op 17 Juni een veror dening uitvaardigde betreffende het vervoer van personen en goederen, waarbij werd bepaald dat de secretaris-generaal van het departement van Waterstaat gemachtigd was voorschriften betref fende het vervoer van personen en goederen -uit te vaardigen en in verband daarmede de noodige maatregelen te treffen. Op grond van de verordening van den Rijkscom missaris is door den secretaris-generaal op 18 Juni een drietal uitvoeringsbesluiten uitgevaardigd, welke onderscheidenlijk het personenvervoer be treffen. De drie regelingen voor deze vervoerstak ken liepen eenigszins parallel. Een onderscheid werd gemaakt tusschen het „eigen vervoer" en het beroepsgoederenvervoer, waaronder „eigen vervoer" werd verstaan, het vervoeren van eigen goederen in eigen voertuigen en, indien met behulp van personeel, met eigen personeel. Voor den anderen vorm van het weg vervoer het beroepsgoederenvervoer werd in deze uitvoeringsbesluiten een verplicht lidmaat schap bij de reeds bestaande ox-ganisaties de B.B.N. en C.O.B. voorgeschreven, zoodat zooals hierboven reeds medegedeeld, slechte aan leden van deze beide vereenigingen rijvergunningen mochten wor den afgegeven. Voor de beroepsgoederen vervoer ders kwam men zoodoende tot een „verplicht lid- maatsohap" van B.B.N. en C.O.B. Uit deze beide vereenigingen was de Centrale Commissie voor het Beroepsgoederenvervoer (de C.C.B.) gevormd, die met haar districtscommissies als adviseerend li chaam optrad bij het verstrekken van rijvergun ningen aan de beroepsgoederenvervoerders. Op deze wijs was reeds een basis gelegd voor nauwere samenwerking op het gebied van het vervoer langs den weg in Nederland. Als een der meest essen- tieele factoren voor het op gang houden en verder uitbreiden van het bedrijfsleven is echter het ver voer van goederen van zoo groot belang voor de volkshuisvesting, dat een verdere reorganisatie van het vervoer langs den weg moeilijk kon uitblijven. Een zoo rationeel mogelijke exploitatie van het vervoersapparaat is noodig wil men met de be schikbare hoeveelheden brandstof en materiaal zoo goed mogelijk benutten. Om dit te kunnen bereiken is de Nederlandsche Organisatie voor het Beroepsgoederenvervoer langs den weg (N.O.B.) opgericht, welke ten doel heeft medewerking te verleenen aan de door den secre taris-generaal van het departement van Water staat te nemen maatregelen op het gebied van het beroepsgoederenvervoer langs den weg, zoomede het bevorderen van de bij dëze verordeningen be oogde doeleinden. Het bestuur van de N.O.B. wordt gedeeltelijk aangewezen door den secretaris-generaal van het departement van Waterstaat, gedeeltelijk door de ledem van de N.O.B. gekozen. Leden van de N.O.B. zijn alle beroepsgoederenvervoerders die in het be zit zijn van een rijvergunning. Als een der voornaamste maatregelen om tot een nauwere samenwerking te komen tusscfhen de ver voerders zal de N.O.B. een centrale bevrachtings- dienst instellen, gevestigd te 's-Gravenhage. De Centrale Bevrachtingsdienst (C.B.D.) heeft ten doel zorg te dragen, dat het vervoer van goede ren per vrachtauto naar den eisch der omstandig heden op de meest economische wijze plaats heeft In wezen zal de taak van den centralen bevrach tingsdienst van de N.O.B., die zijn van een vervoer centrale. In ieder district van een rijksinspecteur van het verkeer zal tenminste één hoofdagent van den C. B. D. te'r standplaats van dien rijksinspecteur zijn gevestigd. De hoofdagenten zijn belast met de uit voering van de taak van den C.B.D. in het district, waarin zij zijn aangesteld. Zij verrichter, him ar beid onder de directe leiding en volgens de aan wijzingen van den C.B.D. in samenwerking met den rijksinspecteur van het verkeer in hun district en met de betrokken bevrachtingscommissarissen. Onder de deskundige leiding van ter zake kun dige vervoerexperts zal het vervoerapparaat in Ne derland binnen afzienbaren tijd zoo economisch mogelijk worden benut. Het vervoerbedrijf is er ten algemeenen nutte en mag niet worden afhan kelijk gemaakt van het belang der eigenaren. De voorziening van de bevolking en industrie stelt aan het vervoer onder de huidige omstandigheden zware eischen. Om hieraan het hoofd te bieden is een vergaande samenwerking tusschen alle takken van vervoer een eerste vereischte. In de Nederland sche oi-ganisatïe voor "net beroepsgoederenvervoer langs den weg beschikt men thans over het middel om het vervoer in banen te leiden, die dienstig zijn aan de economische constellatie van ons land. De secretaris-generaal van het departement van Waterstaat wenscht de N.O.B. als een voortzetting te zien van de C.C.B. Dit komt ook tot uitdrukking in de keuze van» de hierboven reeds genoemde le den van het dagelijksch bestuur van de N.O.B. waarin men bekende figuren uit de C.C.B. terug vindt. Uit het voorgaande blijkt dus, dat de N.O.B. van onder af is opgekomen en niet is opgelegd. Zij dankt haar ontstaan aan het particulier initiatief en haar tot standkoming sluit dus geheel aan bij de Nederlandsche traditie op het gebied van de be drijfsorganisatie. Zij is de eerste corporatieve be drijfsorganisatie in Nederland, nl. eenige dagen ouder dan de Nederlandsche Bioscoop Bond. Een verschil met dien bond Ls, dat de N.O.B. niet steunt op het eenmansprincipe en dat de voorzitter van de N.O.B. niet iemand is van het vak. De N.O.B. wordt geleid door een klein dagelijksch bestuur met een buitenstaander als voorzitter. Op deze wijze hoopt men de behartiging van het algemeen belang te kunnen waarborgen. Deze behartiging is hier nog noodzakelijker dan bij andere bedrijfstakken, daar het goederenvervoer een dienende functie heeft. De N.O.B. is niet bedoeld als crisisorgani satie. doch als een blijvende organisatie, die als een van haar eerste doeleinden heeft voor ziening in de vervoersbehoeften met zoo weinig mogelijk gebruik van brandstoffen. De benzine zal voortaan niet aan de bedrijven worden toe gewezen. doch voor de uitvoering van ritten, door den C.B.D. opgedragen. Een goedhartige peetoom in Leiden Dacht: „Hoe kan ik mijn neef eens verblijden? Ha! Ik heb een idee: Roode Ster breng ik mee! Daar genieten we van met ons beiden!" Zeldzaam zacht en licht in de pijp! (Adv. Ingcz. Med.) invitatie aan de andere acht volgde, hier op neemt, en aan het geheel een slotaccoord toevoegt waarvan de speciale zin niet gemakkelijk in zijn geheel tot den lezer zal doordringen. In den omvang rijken proloog (12 pagina's) wordt het ontstaan van den bundel ontsluierd. Er wordt veel aardigs in gezegd doch of dit experiment voor herhaling vatbaar zou zijn en met succes door de boeken wereld zou wandelen blijft een vraag, die door de lezers beantwoord moet worden. Men kan het nooit weten. Men beeft vroeger gelachen omdat de oude Israels met zijn mooie titels als „Alleen op de wereld", enz. tot zooveel fraai geschrijf in viteerde, omdat dominés preekten over Van Gogh's Sorrow en priesters over Toorop's Brugge, terwijl geen dier welmeenende lieden een Fransch van een Hollandsch schilderij kon onderscheiden, het geen er ook niet toe deed, want zij spraken of schreven in feite over iets anders. Met de neo romantiek begint het spelletje weer van voren af aan. Het gele huis, de Jobstijding enz.. Er zijn motieven genoeg. En waarom ook niet! Pourvu qu' on s'amuse. Maar verwarrend en verward blijft dat alles toch wel een beetje, terwijl men nu juist dacht daarvan af te zijn, omdat van iedere kunstschepping de haar eigene mogelijkheden onderscheiden waren en geen enkele op een van andere soort behoefde te leunen. Terwijl de mee ning, dat de subjectieve reacties van verschillende menschen op hetzelfde schilderij van gelijke be- leekenis zijn, alleen vol te houden is wanneer men juist het picturale element uitschakelt. Wat men den schilder Willink toch zeker niet heeft willen aandoen. Mogens Lorenlzcn. De familie Gel inde of Ge zult zien dat het gaat. Uit het Deensch vert, door M. C. Castendük. Den Haag. Zuid-Holl. Uitg. Mij. Inderdaad, het gaat bij de Gelindes. Ge moet niet vragen hoe. Maar het gaat en het blijft gaan, omdat vader Gelinde een artist (hij is decoratie schilder in den schouwburg) maar bovendien een onverwoestbaar optimist is. Er kan geen cent in huis zijn, maar dat schaadt zijn humeur nog voor geen halfje. Er zal altijd wel weer wat komen waardoor er een paar honderd kronen binnen rol len en anders leent hij er een paar bij een col lega, die ze ook niet heeft. Van vermogende menschen moet je nooit geld ter leen vragen: dat geeft maar verplichting. En als je een mooi Dlan in den kop hebt voor een nieuw décor, dan levert dat in je verbeelding al direct aardig wat op Als je dan 's avonds naar bed gaat ben ie den koning te rijk en slaapt gelukkig. En Klara de vrouw en een rits kinderen deelen in dat geluk en 's morgens schijnt de zon weer, maar de bakker moet nog heel even poffen. 's Middags komt er een warenhuis-meneer die in een minimum van tijd een paar reusachtige re clameborden noodig heeft waarop half Kopenhagen afgebeeld moet staan. Gelinde speelt dat klaar en schept een meesterwerk. Maar als de meneer er nog een paar kerken en standbeelden bij geschil derd wil hebben is Gelinde in zijn eer getast en loopt boos weg zonder een cent honorarium te •.villen aannemendat laat hij aan zijn helpers. En de bakker poft verder, want het komt toch altijd weer goed bij de Gelindes. Wie in donkere dagen zich de zorgen te zwaar aantrekt eere dit aardig, goed-humoristisch ver haal en hij gaat waarlijk gelooven dat twee maal twee vij,f is. Die Gelinde is een type. misschien een onmogelijk type, maar amusant in ieder geval. Als de knappe Klaxa hem opbiecht dat een advo caat uit de stad te veel werk van haar maakt en haar overal naloopt, gaat vader Gelinde dood kalm naar 's mans deftig kantoor en verklaart daar heel ernstig dat hij het geluk van zijn vrouw niet in den weg wil staan maar dat het geluk van de zes kinderen eischt dat die bij hun moeder blijven. De advocaat moet zich daarover even ernstig beraden, naar hij zegt. Gelinde's goed humeur redt iedere situatie. Overdreven? Onwaar schijnlijk? Dat doet er immers in dit geval niet toe. Tegen zwaarmoedigheid is ieder, zelfs een tijdelijk werkend middel een uitkomst. Een daar mee behept lezer vindt bij de familie Gelinde soulaas en betreurt die paar uur van de kennis making niet. X H. DE BOIS. Uitbrekers hadden weinig succes. ZUTPHEN, 18 October. Gisternacht zijn te Deventer twee inbrekers, die op het politie bureau in bewaring zaten, in verband met een diefstal met braak in het schoenenmagazijn Bata. er in geslaagd te vluchten. Eerst had de een zich weten te bevrijden en deze heeft den ander naar buiten geholpen. Het was een storm achtige nacht met regen, zoodat de politiewacht niets van de uitbrekers heeft gemerkt. Beide mannen hebben slechts kortstondig van hun vrijheid geprofiteerd, want toen zij vanmiddag pertram van Deventer in Zutphen aankwa men, werden zij door een politieagent herkend en naar het politiebureau gebracht. Bij het bureau zetten de mannen het plotseling op een loopen. Zij vluchtten een huis binnen en ver stopten zich daar. Zij werden echter spoedig ge grepen en geboeid. Een van hen had een bedrag van f 70 op zak, van welk bedrag de herkomst nog niet kon wor den vastgesteld. ADRESSEN VAN DE FAMILIE VAN GEÏNTERNEERDEN. 's-GRAVENHAGE, 18 October. Familiebetrek kingen van Nederlandsche geïnterneerden in Buchenwald. wordt verzocht voor zoover zulks nog niet heeft plaats gehad hun adres in Nederland, schriftelijk op te geven aan het In formatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis (4e afdeeling), Zwarteweg 75, Den Haag ,(A_N.PJ>

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 11