Ti Van menschen en dingen in Amsterdam. SNTL repareert Salens iiux J$üt Wat kan Amerika's vloot presteeren? Na afwerking van het vlootprogram 3 millioen ton sterk. "^3re "AKKEtitJQ VRTJDA'G 25 OCTOBER T5W ÏTASREEirS DAGBEAT5 7 Straatmuziek iets wat verdwijnen gaat. Daar gaan ze weer, naar de volgende straat. Moeizaam wordt het pierement voortgeduwdeen verdwijnend Amsterdamsch stadsbeeld. (Foto R. v. d. Randen.) HET is een droevig verschijnsel, doch een verschijnsel dat niet weg te praten valt: de straatmuziek verdwijnt. Wie van het oude Amsterdam en van alles wat de herinne ring aan dat oude Amsterdam doet voortbestaan houdt, bedenkt dat met wrevel. Voor wien het „pierement", de harmonika-speler, de trieste violist en de „fluisterende" fluitist begrippen zijn, is het heel jammer, dat dit alles langzaam moet verdwijnen. Maar dat het alles verdwijnt, is zeker! Waarom? Deze vraag hebben wij ook de be trokken politie-autoriteiten gesteld. Dan luidt het antwoord, dat dit het gevolg is van dezen tijd van drukker verkeer, van de verandering in het stadsbeeld, van het ontstaan eener „city" in het hart van Amsterdam, juist aan die grachten en straten, waar het „pierement" zoo schilderachtig was. Deze autoriteiten zeggen er niet bij, dat het voor een groot deel ook het gevolg is van onze niet meer zoo stevige zenuwen, die zoo gemakkelijk af te leiden zijn; van ons gebrek aan concentratie vermogen, dat maakt dat wij niet, zooals onze voor ouders, rustig door kunnen werken als het orgel speelt, of de zwerver zingt onder ons venster. Ge moet niet dfenken, dat de mannen, die op het politie-bureau zitten en te beslissen hebben over het wel en wee van Amsterdam's straatmuziek- öroge bureau-menschen zijn, voor wie de straat muzikant slechts een lastpost is. Als ge met. hen praat, dan klinkt er in hun schijnbaar zakelijke mededeelingen en opsommingen vaak een toon van oprechte belangstelling; van waardeering voor sommige van die muzikanten, van liefde voor dit stukje Amsterdamsch straatleven. De ongeuniformeerde politieman, onder wiens toe zicht de dagelijksche zorgen voor de straatmuziek staan, spreekt er met een ware liefde over! Er klinkt iets van oprechte genoegdoening in zijn stem, als hij u vertelt dat het pierement dan wel uit de binnenstad verbannen moest worden, maar dan toch met uitzondering van de Jordaan en van Kattenburg, waar de bewoners het orgel niet zou den willen missen, en waar geen lastige kantoor- menschen zijn, die zich beklagen. Hij vertelt u met iets van persoonlijke geest drift het verhaal van een harmonica-speler, die langen tijd een straatvergunning heeft gehad en thans een café bezit, waar hij waard is en de „ster", die ervoor zorgt, dat het er altijd vol is. Zoodat hij verleden jaar zijn vergunning heeft kunnen inleveren. Wanneer ge, evenals ik, uw eigen jeugd nog niet vergeten zijt, dan kunt ge u beter de moeilijkheden der autoriteiten voorstellen. Toen uw verslaggever een knaap was placht hij tezamen met nog zestig andere gymnasium-leerlingen een orgeldraaier om te koopen. Een gulden is voor zestig_ scholieren niet moeilijk bijeen te brengen, en de orgeldraaier stond er een vol uur voor te draaien, vlak bij de school, tot ons groot vermaak en tot wanhoop der leeraren. Is het onbegrijpelijk, dat heel wat Amsterdamsche kantoorbedienden, mannen zoowel als meisjes, de zelfde tactiek toepasten? Werkelijk, zoo'n vleug muziek, die door de stad trekt, en de grachten opvroolijkt, kan geen kwaad. Maar wat zoudt gij zelf zeggen, indien ge directeur waart met tiental len employés, en die employés orgels huurden om uren lang te blijven spelen, tot uw kantoren clan destiene balzalen werden? TEN GESLOTEN LIJST. HET tempo van dezen tijd; het drukkere en snellere verkeer; de grootere kantoren; dit alles maakt, dat er zoo zeer geklaagd werd over de straatmuziek, dat men moest besluiten, het centrum der stad ervoor te sluiten. En niet alleen het cen trum, doch op den duur de geheele stad zal zonder straatmuziek zijn. Ten gerieve van de kantoorchefs; van de langslapers; van de menschen met zwakke zenuwen; van de menschen zonder concentratiever mogen. En tot ongenoegen van hen, die dit stuk oud Amsterdamsch straatleven liefhebben. Als 't u blieft, meneer, een kleinigheidje, voor den orgelman (Foto R. v. d. Randen.) Men wil niet onrechtvaardig zijn. Er zijn er zoovelen, die op geen andere wijze aan den kost zouden kunnen komen. Er zijn er zoovelen, die al te lang dit vak uitgeoefend, en die te lang in Amster dam wonen om in billijkheid nog verjaagd te kun nen worden. Daarom heeft men een gesloten lijst gemaakt. Wie nu een vergunning heeft, houdt die. Maar nieuwe komen er niet meer bij. En als er één sterft, of zijn pierement of harmonica aan de wilgen hangt, dan is er voortaan één minder; de vacature wordt niet vervuld! Wanneer wij spreken over een lijst, dan geldt dat natuurlijk alleen de „wettige" straatmuzikanten, hen die een vergunning hebben. Want er zijn er velen, die wel straatmuziek maken, doch alleen zoolang er geen agent in het zicht is. Enkelen dier „clandestienen" treft ge zelfs aan voorzien van een lederen „plak" met een groot koperen nummer, alsof zij een officieel straatmuzikanten-nummer en dus een vergunning bezitten. Doch dan zijn derge lijke „plakken" afkomstig van een of andere uit dragerij; dan is het een oud schoftnummer van een gesloopt paardentuig. Er zijn straatmuzikanten, die vol vertrouwen hun „vergunning" aan een contro leerend agent laten zien. En die dan met rust ge laten worden, ten onrechte, want de vergunning staat op naam van een ander, die tijdelijk „in ruste" is. Want welke agent kan al deze gezichten uit elkander houden? Slechts vijf en zestig muzikanten, en twee pop penkasten, hebben vergunningen dus 67 in het geheel. Daarvan zijn vijftien vergunningen aan orgeldraaiers, vier en veertig aan „andere instru menten", en zes aan muziekcorpsen. De geschiedenis dier muziek-vergunningen is al oud. Een goede zestig jaar geleden is men eigenlijk al zoo'n beetje begonnen met reglementeeren. In dien tijd werd heel de straatmuziek oogluikend, maar zeer openlijk toegelaten. Er waren de straat- rgels, al heel lang; er waren de Duitsche muziek corpsen; er waren ook wel wat eenzame muzi kanten. Pas met het einde van den Wereldoorlog kwam een ware toevloed van invaliden, menschen die op geen andere wijze aan hun brood konden komen. Er moest geregeld worden, en een tijd lang heeft men lijsten gehad van sollicitanten. Zoodra er een plaats openkwam, werd een sollicitant uitgekozen en van een vergunning voorzien. Doch, zooals ge zegd, de muziek moet verdwijnen En de lijsten der sollicitanten zijn verdwenen Muziek-corpsen (die zich immers in het geheel niet konden beroepen op invaliditeit) zijn verban nen uit het geheele gebied dat begrensd wordt door het Westerkanaal, Singelgracht, Loozingskanaal en afgesloten IJ. Draaiorgels mogen daarbinnen alleen komen in de Jordaan en op Kattenburg. En in het centrum zelf vindt ge nog een enkelen, bescheiden harmonikaspeler. Er zijn er onder, die hun vale be hoorlijk, doch ook niet meer dan behoorlijk ver staan. Doch wie kent er niet den ouden man in zijn wagentje, die met een lessenaar voor zich, heele opera-partituren speelt? „VERTOONINGEN". O at zijn de muzikanten. En al die straatartisten die vuur eten, door ringen kruipen, kranten scheuren en zoo voort? En de poppenkasten? Er zijn twee houders van een poppenkast-vergun ning. Hun vergunningen zijn heel oud, en oor spronkelijk behoorden die aan Italiaansche artisten. Dat is heel lang geleden, maar de twee tegen woordige „bespelers" van den Dam zijn er nog verwijderd familie van. Omdat men geen onder scheid wilde maken, en toch niet meer dan één poppenkast op de Dam wilde toelaten, verschijnen zij afwisselend, op even of op oneven dagen. Maar zij zijn dan ook de eenige houders van vergunningen voor het geven van „vertooningen". Een vertooning, dat is in de gemeenteverordening een heel rekbaar begrip. Het is duidelijk, dat al die artisten, die vliegens vlug met een stuk kalk een portret op het troitoir teekenen; al die vuureters, al die slangenmen- schen; en ook die behendigerds die een krant vou wen en plooien en verscheuren, tot er een ver bluffend knap knippatroon ontstaat „vertooningen" gevenen dus verboden zijn. SPEURDERS. Het toezicht houden op al deze lieden is moeilijk. Niet alleen, omdat een straateekenaar die niet teekent, geen straatteekenaar en dus niet strafbaar omdat een muzikant, die niet speelt, wel eens een gewone meneer zou kunnen zijn die naar viool les gaat; omdat een agent niet al die gezichten kan onthouden, en dus niet weet of de vergunning ge leend is of „echt". Het toezicht is moeilijk, omdat een agent een uniform pleegt te dragen, althans meestal. Omdat de stad vol kleine stegen en straatjes is, waarin men op de kleinste waarschuwing kan verdwijnen. En ook omdat het publiek toch wel een klein beetje meer voelt voor den straatartist dan voor het gezag. Als er een gepakt wordt, dan volgt meestal zijn veroordeeling tot een boete, die op zichzelf wel gering is vijf gulden of zooiets maar die hoog is in vergelijking tot de verdienste. En erger dan dat is de veelal bevolen in beslagneming van het instrument, het bedrijfskapitaal dus. Maar hoe vaalc worden ze gepakt? Ja, als ze eenmaal een paar keer betrapt zijn, „oude bekenden" geworden zijn, dan gaat het snel ler. En dat beteekent dan ook meestal het spoedige einde van de carrière. Maar soms duurt het lang, voor zij „tegen de lamp" loopen. „Legale" en „clandestiene" muzikanten, ge vindt ze in ontelbare soorten in Amsterdam. En ook de andere artisten zijn velen. Als ge rustig en op niets verdacht op een café-terras zit, breekt soms opeens vlak naast u een oorverdoovend eendengekwaak, kattengemauw, geblaf en gekwinkeleer los. Dat duurt maar een oogenblik, nauwelijks lang genoeg voor u om te zien, dat dit misbaar wordt voort gebracht door een jongeman, die u al meteen een hand-met-een-bierviltje, ter vervanging van een centenbak, voorhoudt. Of wel een wandelaar maakt zich los uit de menigte wandelaars, en schetst voor u erop bedacht bent een honderd maal levensgroot portret op de stoepsteenen. En houdt zijn hand op. Soms, in tijden dat de politie er niet al te scherp op let want ook dat gaat met vlagen dan duiken de „muzikanten" in alle soorten op. Mannen met mondharmonika's blazen een paar maten en houden hun hand opAndere mannen torsen een koffergramofoon, warop altijd dezelfde plaat ligt, kaal en versleten, monsterlijk van geluid. Een ander verschijnt met een banjo, en maakt een helsch mis baar. Vaak is deze muziek weinig beter dan afpersing. Als ge niet offert, gat hij vort met „muziek" maken en dat is erger dan het verlies van een paar een ten. Maar er zijn van die periodes in ons stadsleven, dat het vrij duur wordt, daaraan toe te geven. Dan volgen de kunstenaars elkander met tusschen- poozen van drie tot vijf minuten op. Deze verschijningen zijn wel een beetje lastig, maar zij geven den terras-zitter veel stof tot ver maak. Maar dierbaarder zijn ons Amsterdammers onze „echte" muzikanten. De man in zijn wagentje daar kunt ge, als ge niet al te zeer op uw fatsoen gesteld bent, tijden naar staan luisteren. De droef geestige violisten bij het station en bij het Leidsche Boschje herinneren u op uw gehasten weg aan de vergankelijkheid des levens hoe, dat is mij een raadsel maar het denkbeeld komt altijd bij mij op, als ik hen passeer. En de man, die zijn hoed op zijn buik heeft bevestigd en zijn fluit half in zijn mond verstopt houdt, zoo dat men hem nog niet hoort spelen als men tot op drie meter genaderd is, deze man is een illustratie van de wijze, waarop men bescheidenlijk zijn kunst kan verkoopen. Langzaam aan zal dit dus alles verdwijnen. Wij vallen er de autoriteiten maar niet hard over, want zij handelen op aandrang der burgers. En misschien is het waar, dat deze tijd geen straatmuziek meer verdraagt. Wat dan niet pleit voor dezen tijd! Maar hoe het zij, wij zullen dit missen! GIERSTRAAT 27 Tel. 16764 (Adv. Ingez. Med.) Amerika vertrouwt nog op de oude rol van het slagschip. (Van den V.P.B.-correspondent). WASHINGTON, October 1940. De vloot van de Vereenigde Staten kwam in het begin van den wereldoorlog als no. 3 achter Groot- Brittannië en Duitschland. Toen dit laatste land door het Verdrag van Versailles tot ontmanteling van zijn forten en ontbinding van zijn vloot werd genoodzaakt, kwam Amerika op de tweede plaats. Nu werd met. Engeland een overeenkomst gesloten, volgens welke de vloot van beide landen op gelijke sterkte zou worden gebracht. Deze pariteit had natuurlijk voorloopig alleen theoretische waarde, daar Engeland beschikte over een eeuwenlange oorlogservaring, over een over de geheele wereld verspreid net van steunpunten en een veel grootere vloot van koopvaarders de onmisbare reserve. Buitendien was het oorlogspotentieel van Enge land, werven en oorlogsindustrie, reservepersoneel enz. veel grooter. Doch er viel van Amerikaansche zijde niet veel te bemerken van een streven om dezen achterstand in te halen. Men scheen van Engeland geen gevaar te duchten en vergenoegde zich met de pariteit. Echter hield men den blik wantrouwend gericht op Japan, dat aanvankelijk had toegestemd in een verhouding van zijn vloot tot die van de V.S. en Engeland als van 3 5, doch zich in 1936 van deze verplichting ontsloeg, met groote haast zijn vloot versterkte en een veldtocht aanving voor het vestigen van een nieuwe orde in Oost-Azië. HET AMERIKAANSCHE VLOOTPROGRAM. De daarvoor in het leven geroepen machtsver schuivingen en de toenemende bewapening in Europa deden hun invloed gelden op de Amerikaan sche vlootpolitiek. Reeds in 1938 was de sterkte van de vloot verhoogd met 20% en gebracht op een totaal van 1.5 millioen ton. Zij zou bestaan uit 18 slagschepen (plus 10 oudere), 8 vliegtuigmoeder schepen met minstens 600 vliegtuigen, 46 kruisers (waaronder 18 zware en 9 oudere), 147 moderne torpedojagers, 58 duikbooten (plus 60 tot 70 oudere) en een aanzienlijke vloot van schepen, die den z.g. „tros" moesten vormen. Ook zat men niet stil in den Pacific. Hier werden de reeds bestaande vliegtuigstations op de eilanden Midway, Wake, Johnston en de Palmyragroep uitgebreid tot lucht- vlootsteunpunten. In het Zuiden verdrong men Engeland van de Phenix-eilanden en men wierp zelfs begeerige blikken op Singapore. In het Noorden vormde men een voorpostenlinie door het aanleggen van versterkingen op de Aleoeten (Dutch Harbour)), en te Sirka en Kodiak in Alaska. Deze overigens zeer dunne voorpostenlinie, verraadde dui delijk de bezorgdheid voor een Japanschen aanval. Men zou gaarne ook Guam hebben versterkt,, doch dit ging te ver in de richting van een uitdaging aan Japan. Ditzelfde is het geval met een versterking van de Philippijnen. Intusschen bestond er alle aanleiding voor de V.S. om den blik te richten op den Atlantischen Oceaan. Er gingen geruchten over aanvalsplannen van de spilmogendheden. Engeland kwam meer en meer in het gedrang. Wel is waar werd er een ge vaarlijke zöne vastgesteld, binnen welke geen enkel Amerikaansch schip mocht komen en een embargo gelegd op de levering van wapenen, doch reeds in 1939 werd dit embargo opgeheven en in September van dit jaar volgde de sensationeele afstand van Engelsche steunpunten in ruil voor torpedojagers. EEN ATLANTISCH FRONT GEVORMD. Met behulp hiervan .was het Amerika thans mo gelijk een Atlantisch front te vormen, dat het nog steeds tracht uit breiden. Hierdoor is thans een dubbel front geschapen en de Amerikaansche ma rine-politiek treft reeds maatregelen om een vloot in het leven te roepen, die dit front kan bewaken Reeds den lOden September van dit jaar teekende de President de opdracht voor het bouwen van nog 7 slagschepen, 7 vliegtuigmoederschepen, 25 krui- serse 115 torpedojagers, 43 duikbooten, enz. Wan neer deze gereed zijn, zal de Amerikaansche vloot ongeveer 3 millioen ton sterk zijn, d.w.z. tweemaal zoo sterk als thans. Over de kwaliteit van de Amerikaansche vloot kan moeilijk een oordeel worden geveld. Dat zij in 1898 Spanje versloeg kan natuurlijk niet als maat staf dienen. Vermoedelijk echter kan zjj hoog wor den aangeslagen. In weerwil van slechts matige discipline en sterk wisselend personeel is de Ame rikaan een goed strijder; scheepsbouw en wapen- ÉBQUVY khabizoin,Vartdee£iget DCÜ?mTz\-?wKwi,1}ct.p./u/opaA (Adv. Ingez. Med.) H.D.* Vertelling door COR BANDT Szn. HEODORUS was een man, die gaarne met en tot zichzelf praatte. Hetgeen hij dien avond, waarover ik het hebben wilde, ook deed. Theodorus zei tot zichzelf; „O, ik ben een verbitterd mensch." En Theodorus knikte tevreden toen hij dat tot zichzelf had gezegd. „Ik ben een zeer verbitterd man. Sedert jaren en jaren is mijn verbitte ring gegroeid en thans is zij tot iets onheilspel lends gewor.den. Ik heb er tegen gevochten, tegen die verbittering, doch het was sterker dan ik. Ik ben nooit met een verbitterd gevoel gebo ren, dat bestaat niet. Het noodlot heeft mijn in nerlijk zoo vervormd. Niets is er meer van mijn vroeger ik over. niets meer van den groo- ten dichter, die in mij schuilde. Ik ben de koele, berekende, nuchtere zakenman geworden. Al mijn groote idealen zijn verschroeid door die steeds maar grooter wordende verbittering. Alle idealen be-gra-ven!" Theodorus zei het somber, met een grafstem, naar hij dacht. Hij ging voor zich uitstaren, de vingers in zijn spaarzame haren, en hij vervolg de toonloos: „Reeds op vijftienjarigen leeftijd voorspelden onderwijzers mij een grootsche toekomst, als ik dichter werd. Het werd mijn le vensdoel: dichter te worden. Ik schreef verzen op maannachten, ik zong al mijn levenslust uit in prachtige ballades, ik schreef van allerlei en „al lerlei" rijmde prachtig op „spiegelei" en nog zei den de uitgevers, dat ze het niet verantwoord achtten mijn verzen uit te geven. Ik zeide tot mijn vader was hij ooit wel een vader die man? dat ik in de letteren wilde en hij zei, dat ik maar liever geen letterzetter moest worden. O, mijn jeugd zij was een ramp. Ik vocht en ver zocht, ik smeekte en ik vroeg, doch alles wat ik op mijn beden hoorde was: „Je volgt mij later in de zaak op!" Toen ben ik vertrokken, ik ben weggegaan van dat wreede huis, dat ik niet lan ger mijn thuis wilde noemen. Ik zou dat mensch, dat zich mijn vader noemde, tóónen, dat ik als dichter iets waard was. Dat ik daarin een groo ter man 'kon worden dan in zijn droge zaken. En ik dichtte, ik rijmde, ik maakte zelfs lime ricks enniemand erkende mijn genie. Men onthulde mij het mysterie van alle weigeringen: van de kunst kan men niet eten. Toen heb ik het plan opgevat. Ik ben in zaken gegaan en trad in dienst bij den concurrent van mijn papa. Ik heb daar gewroet en geworsteld, ik heb mijzelf opge sloten, mij alles ontzegd om maar vooruit te komen, zelf als directeur met mijn vader te kun nen concurreeren. Van dat moment af wendde ik al mijn fantasie aan om met nieuwe ideeën de zaak van mijn vader naar het maantje te helpen. Ik wilde mijn vernielde jeugd wreken. En dan als mijn vader's zaak in den grond was dan zou ik mij bekend maken, als de directeur van den concurrent. En hij zou bij mij komen, op zijn knieën en mij om een snee brood smeeken. En ik zou hem hooghartig afwijzen, hem herinnerend aan mijn smeekbeden." Theodorus was opgestaan en ijsbeerde door de kamer, zijn kaken waren op elkander geklemd, zijn oogen waren vertrokken van intense woede, omdat hij voelde, dat hij een köüd zakenman was geworden, zonder éénïge artistieke flair of vergevingsgezindheid. Alles wat hem vervulde, was op wraak berekend. Hij dacht slechts aan het uur, waarop zijn vader zich voor hem in het stof zou wentelen. Zijn tanden gingen knarsend over elkaar. „En nu zou alles nog mislukken? Nooit! Nooit! Hij moest den grootsten aandeelhouder overtuigen, dat hem, Theodorus, alles moest wor den overgelaten. Hij was hoofd-dlrecteur nu, al leen had hij de aandeelhouders nog boven zich Eén man, een ouderwetsch kereltje, had echter nog zooveel aandeelen, dat hij den wilskrachtigen directeur Theodorus kon dwarsboomen. En hij deed het ook. Hij wilde zich niet leenen voor de moderne zakenideeën, hij geloofde er niet in, zei zijn secretaris. En nu wist Theodorus nóg een plannetje. Dat zou hem doen zegevieren. Hij zou den ouden, eigenwijzen aandeelhouder dwingen de aandeelen aan hem te verkoopen. Nu hoefde hij niet langer eerst naar diens secretaris te gaan. Nu wist hij zijn adres en nu was het donker en een revolver ziet er raar uit in het duister, als alles stil is Vooral voor een oud man, als die aandeelhouder, dat stuk eigenwijsheid in het kwadraatHij zöü 'm! En Theodorus ging op weg, langs verlaten, donkere straten, in zijn jaszak de revolver om klemd. Hij zou niet schieten, alleen maar dreigen. Hij zou straks terugkeeren mét de aandeelen. Het contract was al in zijn zak. Hij zou de ideeën doorvoeren tot het einde toe! Hij zöü de zaak van zijn papa door een meedoogenlooze concur- rentïe-methode ten gronde voeren. En dan was het uur gekomen. Hij wist. dat'er in het huis geen bedienden waren dezen avond. Hij belde aan. Een geschui fel van pantoffelvoeten, een grijze man deed open. „Goedenavond" zei Theodorus kort en hij stapte tegelijk naar binnen. Het gelaat van den man kon hij niet onder scheiden. het was te donker. „Ik wilde U even spreken" gromde hij, toch wat zenuwachtig. „Wie bent U?" vroeg de man, argeloos voor gaand naar het studeervertrek. „Ik ben de directeur van uw zaak", zei Theo dorus. „Zoo zoo" zei de aandeelhouder en het leek of er een lach in zijn stem was. „Ga dan binnen, mijn jongen Driftig draaide Theodorus zich om. „Wat?" vroeg hij kort. ,.Jk Machteloos zeeg hij in een stoel neer „Vader!" zei hij zacht. „Jongen!" zei de groot-aandeelhouder „Jon gen! Wat heb jij onze zaak gróót gemaakt, de oude, die jij kende, is niets meer waard. Jongen, wat een geluk, dat je vader die concurrent van toen heeft overgenomen, hé (Nadruk verboden. Auteursrechten voorbehouden) industrie zijn volkomen berekend voor hun taak. Wanneer men het groote aantal kruisers, vliegtuig moederschepen en den grooten „tros" in aanmerking neemt, moet men wel tot de conclusie komen dat de oorlog op de Oceanen niet in defensievenn, doch in offensieven zin zal worden gevoerd. Ook de slag schepen, waarin Amerika, de oude beslissende rol schijnt te willen blijven toekennen, zijn, wat zee waardigheid en actieradius betreft, daarop be rekend. Het marineluchtwapen is buitengewoon sterk en blijkbaar eveneens bestemd voor den aan val. Ondanks al het gepraat over het dubbele front, vooral na het sluiten van het driemogendheden- verdrag in Europa, schijnt men het er in Amerika nog niet over eens te zijn op welk van beide fronten meer speciaal de aandacht moet worden geconcen treerd. In elk geval hebben de Vereenigde Staten met deze enorme bewapening opnieuw den weg betreden van het imperialisme, dat hen in 1898 naar Cuba en Porto-Rico, Guam en de Phiiippijnen voerde. - „verloren dagen", heetie het vroeger. Nu niet meer - nu zijn er "AKKERTJES"! Een paar per dag, wèg pijn en narigheid! (Adv. Ingez. Med.) GEVONDEN VOORWEREPEN EN DIEREN. Inlichtingen aan het Bureau van Politie. Smede- straat te Haarlem, uitsluitend tusschen II en 13 uur. Terug te bekomen: Album, West,( Steenbokstraat 11: Armband, Hamers, Aelbertsbergstraat 19; Bankbiljet, Baggerman, Tulpenkade 10; Distributie bonnen, Bureau van Politie, Smedestraat; Geld, Kleen. Tuinwijklaan 40; Vergrootglas, van Leeuwen Ted. van Berkhoutstraat 107; Hond. Zuidweg, Dunk- Ierstraat 30; Distributiekaart, Smit, Marsstraat 42; Paspoort t.n.v. Mannel, v. d. Wou, Luxor Theater, Groote Houtstraat; Portemonnaie m.i., Jacobs, Rijp- straat 25; Tabakspijp, v. d. Putten, Zuidpolderstraat 49 zw.; Portemonnaie m.i. Bureau van Politie Smede straat; Rijwielplaatje, Kokmeier, Spaarndamscheweg 562; Ringetje. Hubregtse, Populierstraat 7; Sleutels, Moerkerk, Gouwstraat 14; Stoeltje, Schols, Barbaros- ssastraat 42; Taschje m.i.. Kreijn, Hedastraat 4; Tasch, v. Velsen, Delftstraat 3r., Taschje, Bureau van Politie Smedestraat; Zakdoek, v. d. Berg, Ruys- daelstraat 20 rood. Armband, v. d. Hart, Gaelstraat 57; Armband, Zonneveld, Rijksstraatweg 117; Bril, Heiner, Flora straat 15; Doos met distributiebonnen, Lodder, Nagtzaamstraat 23; Etui met vulpen en vulpotlood, Daane, Emmakade 7; 1 paar heerenhandschoenen, Behr, Olmenstraat 49; Dameshandschoen, Bomel, Lorentzkade 384; Hondje, Dames, Ged. Oude Gracht 119; Jongensjasje. Beijers, Faradaystraat 27. Dis tributiekaart, Bottelier, de Clercquslraat 174; Por temonnaie m.i., Jonkhof, Voorhelmstraat 8 rd.Por temonnaie m.i., Adolfs, K. v. Manderstraat 50: Fiets pomp. Bos, Timorstraat 199; Rijwielplaatje, Karst, Harmenjansweg 26; "Rozekrans, Meiboom. Voor uitgangstraat 108; Sierspel, v. d. Meyden, Ancgang 26: Kinderschortje, filiaal Hooy, Rijksstraatweg 289; Stemvork, Schreuder K. v. Manderstraat 35; Taschje m. i., Raephorst, Ant. v. d. Goesstraat 31; Tafel, Visser, Dr. Leydstraat 74; Actetasch m.i, Smit. Reigerstraat 99: Tasch m.i,, Smit, Elzen plein 45. EXAMENS. Academische opleiding. Bevorderd aan de Gem. Universiteit van Am sterdam tot doctor in de geneeskunde, op proef schrift, getiteld: „Een experimenteel onderzoek ovr eenige werkingen van het thyreotrope hor moon". W. F. van Eek, geb. te Amsterdam. Geslaagd voor cand. ex. theologie: mej. T. Roth- fusz. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCIIE RADIO CENTRALE OP ZATERDAG 26 OCTOBER 1940. Progr. I. Jaarsveld. Van 9.1511.00 n.m. Gramo- foonplatenconcert voor de Radio Centrales. Progr. II. Kootwijk. Van 9.1511.00 Zie Jaars veld. Progr. III. Duitsch station. Progr. V. Idem. 7.00—8.00 Eigen gramofoonpla- tenconcert. Gevarieerd programma. I. Feuert los, Groot orkest; 2. You don 't know how much you can suffer, Andrew Sisters; 3. Ik heb een huis met een tuintje gehuurd, A. de Laat; 4. Would you, L. P. Acc. Band; 5. Iclf hab vielleieht noch nie geliebt, Zarah Leander; 6. Perpetuum Mobile v. J. Strauss, Concertgeb. orkest; 7. Agnus Dei v. Bizet, H. E. Groh; 8. Ases Tod v. Grieg, Operaork. v. Pa rijs; 9. Geschichten aus den Wïenerwald, BerL Lehrer Ges. Ver.; 10. Estudiantina, Symph. Orkest; II. I wished on the moon, Henry Allen; 12. A Tis- ket A Tasket, Harry Roy; 13. Bloemen Bloemen, Willy Derby: 14. Basin Street Blues, Four Black birds; 15. A Hill Billy Round Up, Roy Fox; 16, Your heart and mine, Billy Cotton. De glazenier Pieter A. II.- Hoffman aan den arbeid voor het reusachtig glas in loodraam dat bestemd is voor het Leidsche stadhuis. Het raam wordt ongeveer negen meter hoog. (Foto Schimmelpenningh.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 9