Ti
Van menschen en dingen in Amsterdam.
SNTL repareert
Salens iiux J$üt
Wat kan Amerika's vloot presteeren?
Na afwerking van het vlootprogram
3 millioen ton sterk.
"^3re
"AKKEtitJQ
VRTJDA'G 25 OCTOBER T5W
ÏTASREEirS DAGBEAT5
7
Straatmuziek iets wat verdwijnen gaat.
Daar gaan ze weer, naar de volgende straat. Moeizaam wordt het pierement
voortgeduwdeen verdwijnend Amsterdamsch stadsbeeld.
(Foto R. v. d. Randen.)
HET is een droevig verschijnsel, doch een
verschijnsel dat niet weg te praten valt:
de straatmuziek verdwijnt. Wie van het
oude Amsterdam en van alles wat de herinne
ring aan dat oude Amsterdam doet voortbestaan
houdt, bedenkt dat met wrevel. Voor wien het
„pierement", de harmonika-speler, de trieste
violist en de „fluisterende" fluitist begrippen
zijn, is het heel jammer, dat dit alles langzaam
moet verdwijnen. Maar dat het alles verdwijnt,
is zeker!
Waarom? Deze vraag hebben wij ook de be
trokken politie-autoriteiten gesteld. Dan luidt het
antwoord, dat dit het gevolg is van dezen tijd
van drukker verkeer, van de verandering in het
stadsbeeld, van het ontstaan eener „city" in het
hart van Amsterdam, juist aan die grachten en
straten, waar het „pierement" zoo schilderachtig
was. Deze autoriteiten zeggen er niet bij, dat het
voor een groot deel ook het gevolg is van onze niet
meer zoo stevige zenuwen, die zoo gemakkelijk af
te leiden zijn; van ons gebrek aan concentratie
vermogen, dat maakt dat wij niet, zooals onze voor
ouders, rustig door kunnen werken als het orgel
speelt, of de zwerver zingt onder ons venster.
Ge moet niet dfenken, dat de mannen, die op het
politie-bureau zitten en te beslissen hebben over
het wel en wee van Amsterdam's straatmuziek-
öroge bureau-menschen zijn, voor wie de straat
muzikant slechts een lastpost is. Als ge met. hen
praat, dan klinkt er in hun schijnbaar zakelijke
mededeelingen en opsommingen vaak een toon
van oprechte belangstelling; van waardeering voor
sommige van die muzikanten, van liefde voor dit
stukje Amsterdamsch straatleven.
De ongeuniformeerde politieman, onder wiens toe
zicht de dagelijksche zorgen voor de straatmuziek
staan, spreekt er met een ware liefde over! Er
klinkt iets van oprechte genoegdoening in zijn
stem, als hij u vertelt dat het pierement dan wel
uit de binnenstad verbannen moest worden, maar
dan toch met uitzondering van de Jordaan en van
Kattenburg, waar de bewoners het orgel niet zou
den willen missen, en waar geen lastige kantoor-
menschen zijn, die zich beklagen.
Hij vertelt u met iets van persoonlijke geest
drift het verhaal van een harmonica-speler, die
langen tijd een straatvergunning heeft gehad en
thans een café bezit, waar hij waard is en de „ster",
die ervoor zorgt, dat het er altijd vol is. Zoodat
hij verleden jaar zijn vergunning heeft kunnen
inleveren.
Wanneer ge, evenals ik, uw eigen jeugd nog niet
vergeten zijt, dan kunt ge u beter de moeilijkheden
der autoriteiten voorstellen. Toen uw verslaggever
een knaap was placht hij tezamen met nog zestig
andere gymnasium-leerlingen een orgeldraaier om
te koopen. Een gulden is voor zestig_ scholieren niet
moeilijk bijeen te brengen, en de orgeldraaier stond
er een vol uur voor te draaien, vlak bij de school,
tot ons groot vermaak en tot wanhoop der leeraren.
Is het onbegrijpelijk, dat heel wat Amsterdamsche
kantoorbedienden, mannen zoowel als meisjes, de
zelfde tactiek toepasten? Werkelijk, zoo'n vleug
muziek, die door de stad trekt, en de grachten
opvroolijkt, kan geen kwaad. Maar wat zoudt gij
zelf zeggen, indien ge directeur waart met tiental
len employés, en die employés orgels huurden om
uren lang te blijven spelen, tot uw kantoren clan
destiene balzalen werden?
TEN GESLOTEN LIJST.
HET tempo van dezen tijd; het drukkere en
snellere verkeer; de grootere kantoren; dit
alles maakt, dat er zoo zeer geklaagd werd over de
straatmuziek, dat men moest besluiten, het centrum
der stad ervoor te sluiten. En niet alleen het cen
trum, doch op den duur de geheele stad zal zonder
straatmuziek zijn. Ten gerieve van de kantoorchefs;
van de langslapers; van de menschen met zwakke
zenuwen; van de menschen zonder concentratiever
mogen. En tot ongenoegen van hen, die dit stuk oud
Amsterdamsch straatleven liefhebben.
Als 't u blieft, meneer, een kleinigheidje, voor
den orgelman
(Foto R. v. d. Randen.)
Men wil niet onrechtvaardig zijn. Er zijn er
zoovelen, die op geen andere wijze aan den kost
zouden kunnen komen. Er zijn er zoovelen, die al te
lang dit vak uitgeoefend, en die te lang in Amster
dam wonen om in billijkheid nog verjaagd te kun
nen worden. Daarom heeft men een gesloten lijst
gemaakt. Wie nu een vergunning heeft, houdt die.
Maar nieuwe komen er niet meer bij. En als er
één sterft, of zijn pierement of harmonica aan de
wilgen hangt, dan is er voortaan één minder; de
vacature wordt niet vervuld!
Wanneer wij spreken over een lijst, dan geldt dat
natuurlijk alleen de „wettige" straatmuzikanten,
hen die een vergunning hebben. Want er zijn er
velen, die wel straatmuziek maken, doch alleen
zoolang er geen agent in het zicht is. Enkelen dier
„clandestienen" treft ge zelfs aan voorzien van een
lederen „plak" met een groot koperen nummer,
alsof zij een officieel straatmuzikanten-nummer en
dus een vergunning bezitten. Doch dan zijn derge
lijke „plakken" afkomstig van een of andere uit
dragerij; dan is het een oud schoftnummer van een
gesloopt paardentuig. Er zijn straatmuzikanten, die
vol vertrouwen hun „vergunning" aan een contro
leerend agent laten zien. En die dan met rust ge
laten worden, ten onrechte, want de vergunning
staat op naam van een ander, die tijdelijk „in
ruste" is. Want welke agent kan al deze gezichten
uit elkander houden?
Slechts vijf en zestig muzikanten, en twee pop
penkasten, hebben vergunningen dus 67 in het
geheel. Daarvan zijn vijftien vergunningen aan
orgeldraaiers, vier en veertig aan „andere instru
menten", en zes aan muziekcorpsen.
De geschiedenis dier muziek-vergunningen is al
oud. Een goede zestig jaar geleden is men eigenlijk
al zoo'n beetje begonnen met reglementeeren. In
dien tijd werd heel de straatmuziek oogluikend,
maar zeer openlijk toegelaten. Er waren de straat-
rgels, al heel lang; er waren de Duitsche muziek
corpsen; er waren ook wel wat eenzame muzi
kanten.
Pas met het einde van den Wereldoorlog kwam
een ware toevloed van invaliden, menschen die op
geen andere wijze aan hun brood konden komen.
Er moest geregeld worden, en een tijd lang heeft
men lijsten gehad van sollicitanten. Zoodra er een
plaats openkwam, werd een sollicitant uitgekozen
en van een vergunning voorzien. Doch, zooals ge
zegd, de muziek moet verdwijnen En de lijsten der
sollicitanten zijn verdwenen
Muziek-corpsen (die zich immers in het geheel
niet konden beroepen op invaliditeit) zijn verban
nen uit het geheele gebied dat begrensd wordt door
het Westerkanaal, Singelgracht, Loozingskanaal en
afgesloten IJ. Draaiorgels mogen daarbinnen alleen
komen in de Jordaan en op Kattenburg. En in het
centrum zelf vindt ge nog een enkelen, bescheiden
harmonikaspeler. Er zijn er onder, die hun vale be
hoorlijk, doch ook niet meer dan behoorlijk ver
staan. Doch wie kent er niet den ouden man in
zijn wagentje, die met een lessenaar voor zich, heele
opera-partituren speelt?
„VERTOONINGEN".
O at zijn de muzikanten. En al die straatartisten
die vuur eten, door ringen kruipen, kranten
scheuren en zoo voort? En de poppenkasten?
Er zijn twee houders van een poppenkast-vergun
ning. Hun vergunningen zijn heel oud, en oor
spronkelijk behoorden die aan Italiaansche artisten.
Dat is heel lang geleden, maar de twee tegen
woordige „bespelers" van den Dam zijn er nog
verwijderd familie van. Omdat men geen onder
scheid wilde maken, en toch niet meer dan één
poppenkast op de Dam wilde toelaten, verschijnen
zij afwisselend, op even of op oneven dagen.
Maar zij zijn dan ook de eenige houders van
vergunningen voor het geven van „vertooningen".
Een vertooning, dat is in de gemeenteverordening
een heel rekbaar begrip.
Het is duidelijk, dat al die artisten, die vliegens
vlug met een stuk kalk een portret op het troitoir
teekenen; al die vuureters, al die slangenmen-
schen; en ook die behendigerds die een krant vou
wen en plooien en verscheuren, tot er een ver
bluffend knap knippatroon ontstaat „vertooningen"
gevenen dus verboden zijn.
SPEURDERS.
Het toezicht houden op al deze lieden is moeilijk.
Niet alleen, omdat een straateekenaar die niet
teekent, geen straatteekenaar en dus niet strafbaar
omdat een muzikant, die niet speelt, wel eens
een gewone meneer zou kunnen zijn die naar viool
les gaat; omdat een agent niet al die gezichten kan
onthouden, en dus niet weet of de vergunning ge
leend is of „echt".
Het toezicht is moeilijk, omdat een agent een
uniform pleegt te dragen, althans meestal. Omdat
de stad vol kleine stegen en straatjes is, waarin
men op de kleinste waarschuwing kan verdwijnen.
En ook omdat het publiek toch wel een klein
beetje meer voelt voor den straatartist dan voor
het gezag.
Als er een gepakt wordt, dan volgt meestal zijn
veroordeeling tot een boete, die op zichzelf wel
gering is vijf gulden of zooiets maar die hoog
is in vergelijking tot de verdienste. En erger dan
dat is de veelal bevolen in beslagneming van het
instrument, het bedrijfskapitaal dus. Maar hoe
vaalc worden ze gepakt?
Ja, als ze eenmaal een paar keer betrapt zijn,
„oude bekenden" geworden zijn, dan gaat het snel
ler. En dat beteekent dan ook meestal het spoedige
einde van de carrière. Maar soms duurt het lang,
voor zij „tegen de lamp" loopen.
„Legale" en „clandestiene" muzikanten, ge vindt
ze in ontelbare soorten in Amsterdam. En ook de
andere artisten zijn velen. Als ge rustig en op niets
verdacht op een café-terras zit, breekt soms opeens
vlak naast u een oorverdoovend eendengekwaak,
kattengemauw, geblaf en gekwinkeleer los. Dat
duurt maar een oogenblik, nauwelijks lang genoeg
voor u om te zien, dat dit misbaar wordt voort
gebracht door een jongeman, die u al meteen een
hand-met-een-bierviltje, ter vervanging van een
centenbak, voorhoudt.
Of wel een wandelaar maakt zich los uit de
menigte wandelaars, en schetst voor u erop bedacht
bent een honderd maal levensgroot portret op de
stoepsteenen. En houdt zijn hand op.
Soms, in tijden dat de politie er niet al te scherp
op let want ook dat gaat met vlagen dan
duiken de „muzikanten" in alle soorten op. Mannen
met mondharmonika's blazen een paar maten en
houden hun hand opAndere mannen torsen een
koffergramofoon, warop altijd dezelfde plaat ligt,
kaal en versleten, monsterlijk van geluid. Een ander
verschijnt met een banjo, en maakt een helsch mis
baar.
Vaak is deze muziek weinig beter dan afpersing.
Als ge niet offert, gat hij vort met „muziek" maken
en dat is erger dan het verlies van een paar een
ten. Maar er zijn van die periodes in ons stadsleven,
dat het vrij duur wordt, daaraan toe te geven.
Dan volgen de kunstenaars elkander met tusschen-
poozen van drie tot vijf minuten op.
Deze verschijningen zijn wel een beetje lastig,
maar zij geven den terras-zitter veel stof tot ver
maak. Maar dierbaarder zijn ons Amsterdammers
onze „echte" muzikanten. De man in zijn wagentje
daar kunt ge, als ge niet al te zeer op uw fatsoen
gesteld bent, tijden naar staan luisteren. De droef
geestige violisten bij het station en bij het Leidsche
Boschje herinneren u op uw gehasten weg aan de
vergankelijkheid des levens hoe, dat is mij een
raadsel maar het denkbeeld komt altijd bij mij op,
als ik hen passeer. En de man, die zijn hoed op
zijn buik heeft bevestigd en zijn fluit half in zijn
mond verstopt houdt, zoo dat men hem nog niet
hoort spelen als men tot op drie meter genaderd is,
deze man is een illustratie van de wijze, waarop men
bescheidenlijk zijn kunst kan verkoopen.
Langzaam aan zal dit dus alles verdwijnen. Wij
vallen er de autoriteiten maar niet hard over, want
zij handelen op aandrang der burgers. En misschien
is het waar, dat deze tijd geen straatmuziek meer
verdraagt. Wat dan niet pleit voor dezen tijd! Maar
hoe het zij, wij zullen dit missen!
GIERSTRAAT 27
Tel. 16764
(Adv. Ingez. Med.)
Amerika vertrouwt nog op de
oude rol van het slagschip.
(Van den V.P.B.-correspondent).
WASHINGTON, October 1940.
De vloot van de Vereenigde Staten kwam in het
begin van den wereldoorlog als no. 3 achter Groot-
Brittannië en Duitschland. Toen dit laatste land
door het Verdrag van Versailles tot ontmanteling
van zijn forten en ontbinding van zijn vloot werd
genoodzaakt, kwam Amerika op de tweede plaats.
Nu werd met. Engeland een overeenkomst gesloten,
volgens welke de vloot van beide landen op gelijke
sterkte zou worden gebracht. Deze pariteit had
natuurlijk voorloopig alleen theoretische waarde,
daar Engeland beschikte over een eeuwenlange
oorlogservaring, over een over de geheele wereld
verspreid net van steunpunten en een veel grootere
vloot van koopvaarders de onmisbare reserve.
Buitendien was het oorlogspotentieel van Enge
land, werven en oorlogsindustrie, reservepersoneel
enz. veel grooter. Doch er viel van Amerikaansche
zijde niet veel te bemerken van een streven om
dezen achterstand in te halen. Men scheen van
Engeland geen gevaar te duchten en vergenoegde
zich met de pariteit. Echter hield men den blik
wantrouwend gericht op Japan, dat aanvankelijk
had toegestemd in een verhouding van zijn vloot tot
die van de V.S. en Engeland als van 3 5, doch
zich in 1936 van deze verplichting ontsloeg, met
groote haast zijn vloot versterkte en een veldtocht
aanving voor het vestigen van een nieuwe orde in
Oost-Azië.
HET AMERIKAANSCHE
VLOOTPROGRAM.
De daarvoor in het leven geroepen machtsver
schuivingen en de toenemende bewapening in
Europa deden hun invloed gelden op de Amerikaan
sche vlootpolitiek. Reeds in 1938 was de sterkte van
de vloot verhoogd met 20% en gebracht op een
totaal van 1.5 millioen ton. Zij zou bestaan uit 18
slagschepen (plus 10 oudere), 8 vliegtuigmoeder
schepen met minstens 600 vliegtuigen, 46 kruisers
(waaronder 18 zware en 9 oudere), 147 moderne
torpedojagers, 58 duikbooten (plus 60 tot 70 oudere)
en een aanzienlijke vloot van schepen, die den
z.g. „tros" moesten vormen. Ook zat men niet stil
in den Pacific. Hier werden de reeds bestaande
vliegtuigstations op de eilanden Midway, Wake,
Johnston en de Palmyragroep uitgebreid tot lucht-
vlootsteunpunten. In het Zuiden verdrong men
Engeland van de Phenix-eilanden en men wierp
zelfs begeerige blikken op Singapore. In het
Noorden vormde men een voorpostenlinie door het
aanleggen van versterkingen op de Aleoeten (Dutch
Harbour)), en te Sirka en Kodiak in Alaska. Deze
overigens zeer dunne voorpostenlinie, verraadde dui
delijk de bezorgdheid voor een Japanschen aanval.
Men zou gaarne ook Guam hebben versterkt,, doch dit
ging te ver in de richting van een uitdaging aan
Japan. Ditzelfde is het geval met een versterking
van de Philippijnen.
Intusschen bestond er alle aanleiding voor de
V.S. om den blik te richten op den Atlantischen
Oceaan. Er gingen geruchten over aanvalsplannen
van de spilmogendheden. Engeland kwam meer en
meer in het gedrang. Wel is waar werd er een ge
vaarlijke zöne vastgesteld, binnen welke geen
enkel Amerikaansch schip mocht komen en een
embargo gelegd op de levering van wapenen, doch
reeds in 1939 werd dit embargo opgeheven en in
September van dit jaar volgde de sensationeele
afstand van Engelsche steunpunten in ruil voor
torpedojagers.
EEN ATLANTISCH FRONT
GEVORMD.
Met behulp hiervan .was het Amerika thans mo
gelijk een Atlantisch front te vormen, dat het nog
steeds tracht uit breiden. Hierdoor is thans een
dubbel front geschapen en de Amerikaansche ma
rine-politiek treft reeds maatregelen om een vloot
in het leven te roepen, die dit front kan bewaken
Reeds den lOden September van dit jaar teekende
de President de opdracht voor het bouwen van nog
7 slagschepen, 7 vliegtuigmoederschepen, 25 krui-
serse 115 torpedojagers, 43 duikbooten, enz. Wan
neer deze gereed zijn, zal de Amerikaansche vloot
ongeveer 3 millioen ton sterk zijn, d.w.z. tweemaal
zoo sterk als thans.
Over de kwaliteit van de Amerikaansche vloot
kan moeilijk een oordeel worden geveld. Dat zij in
1898 Spanje versloeg kan natuurlijk niet als maat
staf dienen. Vermoedelijk echter kan zjj hoog wor
den aangeslagen. In weerwil van slechts matige
discipline en sterk wisselend personeel is de Ame
rikaan een goed strijder; scheepsbouw en wapen-
ÉBQUVY khabizoin,Vartdee£iget DCÜ?mTz\-?wKwi,1}ct.p./u/opaA
(Adv. Ingez. Med.)
H.D.* Vertelling
door COR BANDT Szn.
HEODORUS was een man, die gaarne met
en tot zichzelf praatte. Hetgeen hij dien
avond, waarover ik het hebben wilde,
ook deed. Theodorus zei tot zichzelf; „O,
ik ben een verbitterd mensch."
En Theodorus knikte tevreden toen hij dat tot
zichzelf had gezegd. „Ik ben een zeer verbitterd
man. Sedert jaren en jaren is mijn verbitte
ring gegroeid en thans is zij tot iets onheilspel
lends gewor.den. Ik heb er tegen gevochten,
tegen die verbittering, doch het was sterker dan
ik. Ik ben nooit met een verbitterd gevoel gebo
ren, dat bestaat niet. Het noodlot heeft mijn in
nerlijk zoo vervormd. Niets is er meer van
mijn vroeger ik over. niets meer van den groo-
ten dichter, die in mij schuilde. Ik ben de koele,
berekende, nuchtere zakenman geworden. Al
mijn groote idealen zijn verschroeid door die
steeds maar grooter wordende verbittering. Alle
idealen be-gra-ven!"
Theodorus zei het somber, met een grafstem,
naar hij dacht. Hij ging voor zich uitstaren, de
vingers in zijn spaarzame haren, en hij vervolg
de toonloos: „Reeds op vijftienjarigen leeftijd
voorspelden onderwijzers mij een grootsche
toekomst, als ik dichter werd. Het werd mijn le
vensdoel: dichter te worden. Ik schreef verzen op
maannachten, ik zong al mijn levenslust uit in
prachtige ballades, ik schreef van allerlei en „al
lerlei" rijmde prachtig op „spiegelei" en nog zei
den de uitgevers, dat ze het niet verantwoord
achtten mijn verzen uit te geven. Ik zeide tot
mijn vader was hij ooit wel een vader die
man? dat ik in de letteren wilde en hij zei, dat
ik maar liever geen letterzetter moest worden. O,
mijn jeugd zij was een ramp. Ik vocht en ver
zocht, ik smeekte en ik vroeg, doch alles wat ik
op mijn beden hoorde was: „Je volgt mij later
in de zaak op!" Toen ben ik vertrokken, ik ben
weggegaan van dat wreede huis, dat ik niet lan
ger mijn thuis wilde noemen. Ik zou dat mensch,
dat zich mijn vader noemde, tóónen, dat ik als
dichter iets waard was. Dat ik daarin een groo
ter man 'kon worden dan in zijn droge zaken.
En ik dichtte, ik rijmde, ik maakte zelfs lime
ricks enniemand erkende mijn genie. Men
onthulde mij het mysterie van alle weigeringen:
van de kunst kan men niet eten. Toen heb ik het
plan opgevat. Ik ben in zaken gegaan en trad in
dienst bij den concurrent van mijn papa. Ik heb
daar gewroet en geworsteld, ik heb mijzelf opge
sloten, mij alles ontzegd om maar vooruit te
komen, zelf als directeur met mijn vader te kun
nen concurreeren. Van dat moment af wendde ik
al mijn fantasie aan om met nieuwe ideeën de
zaak van mijn vader naar het maantje te helpen.
Ik wilde mijn vernielde jeugd wreken. En dan
als mijn vader's zaak in den grond was dan
zou ik mij bekend maken, als de directeur van den
concurrent. En hij zou bij mij komen, op zijn
knieën en mij om een snee brood smeeken. En
ik zou hem hooghartig afwijzen, hem herinnerend
aan mijn smeekbeden."
Theodorus was opgestaan en ijsbeerde door de
kamer, zijn kaken waren op elkander geklemd,
zijn oogen waren vertrokken van intense woede,
omdat hij voelde, dat hij een köüd zakenman
was geworden, zonder éénïge artistieke flair of
vergevingsgezindheid. Alles wat hem vervulde,
was op wraak berekend. Hij dacht slechts aan het
uur, waarop zijn vader zich voor hem in het stof
zou wentelen. Zijn tanden gingen knarsend over
elkaar. „En nu zou alles nog mislukken? Nooit!
Nooit! Hij moest den grootsten aandeelhouder
overtuigen, dat hem, Theodorus, alles moest wor
den overgelaten. Hij was hoofd-dlrecteur nu, al
leen had hij de aandeelhouders nog boven zich
Eén man, een ouderwetsch kereltje, had echter
nog zooveel aandeelen, dat hij den wilskrachtigen
directeur Theodorus kon dwarsboomen. En hij
deed het ook. Hij wilde zich niet leenen voor de
moderne zakenideeën, hij geloofde er niet in, zei
zijn secretaris.
En nu wist Theodorus nóg een plannetje. Dat
zou hem doen zegevieren. Hij zou den ouden,
eigenwijzen aandeelhouder dwingen de aandeelen
aan hem te verkoopen. Nu hoefde hij niet langer
eerst naar diens secretaris te gaan. Nu wist hij
zijn adres en nu was het donker en een revolver
ziet er raar uit in het duister, als alles stil is
Vooral voor een oud man, als die aandeelhouder,
dat stuk eigenwijsheid in het kwadraatHij
zöü 'm!
En Theodorus ging op weg, langs verlaten,
donkere straten, in zijn jaszak de revolver om
klemd. Hij zou niet schieten, alleen maar dreigen.
Hij zou straks terugkeeren mét de aandeelen.
Het contract was al in zijn zak. Hij zou de ideeën
doorvoeren tot het einde toe! Hij zöü de zaak
van zijn papa door een meedoogenlooze concur-
rentïe-methode ten gronde voeren. En dan
was het uur gekomen.
Hij wist. dat'er in het huis geen bedienden
waren dezen avond. Hij belde aan. Een geschui
fel van pantoffelvoeten, een grijze man deed
open. „Goedenavond" zei Theodorus kort en hij
stapte tegelijk naar binnen.
Het gelaat van den man kon hij niet onder
scheiden. het was te donker.
„Ik wilde U even spreken" gromde hij, toch wat
zenuwachtig.
„Wie bent U?" vroeg de man, argeloos voor
gaand naar het studeervertrek.
„Ik ben de directeur van uw zaak", zei Theo
dorus.
„Zoo zoo" zei de aandeelhouder en het leek of
er een lach in zijn stem was.
„Ga dan binnen, mijn jongen
Driftig draaide Theodorus zich om. „Wat?"
vroeg hij kort. ,.Jk
Machteloos zeeg hij in een stoel neer „Vader!"
zei hij zacht.
„Jongen!" zei de groot-aandeelhouder „Jon
gen! Wat heb jij onze zaak gróót gemaakt, de
oude, die jij kende, is niets meer waard. Jongen,
wat een geluk, dat je vader die concurrent van
toen heeft overgenomen, hé
(Nadruk verboden. Auteursrechten voorbehouden)
industrie zijn volkomen berekend voor hun taak.
Wanneer men het groote aantal kruisers, vliegtuig
moederschepen en den grooten „tros" in aanmerking
neemt, moet men wel tot de conclusie komen dat de
oorlog op de Oceanen niet in defensievenn, doch in
offensieven zin zal worden gevoerd. Ook de slag
schepen, waarin Amerika, de oude beslissende rol
schijnt te willen blijven toekennen, zijn, wat zee
waardigheid en actieradius betreft, daarop be
rekend. Het marineluchtwapen is buitengewoon
sterk en blijkbaar eveneens bestemd voor den aan
val.
Ondanks al het gepraat over het dubbele front,
vooral na het sluiten van het driemogendheden-
verdrag in Europa, schijnt men het er in Amerika
nog niet over eens te zijn op welk van beide fronten
meer speciaal de aandacht moet worden geconcen
treerd. In elk geval hebben de Vereenigde Staten
met deze enorme bewapening opnieuw den weg
betreden van het imperialisme, dat hen in 1898
naar Cuba en Porto-Rico, Guam en de Phiiippijnen
voerde.
- „verloren dagen", heetie het
vroeger. Nu niet meer - nu
zijn er "AKKERTJES"! Een paar
per dag, wèg pijn en narigheid!
(Adv. Ingez. Med.)
GEVONDEN VOORWEREPEN
EN DIEREN.
Inlichtingen aan het Bureau van Politie. Smede-
straat te Haarlem, uitsluitend tusschen II en 13
uur.
Terug te bekomen: Album, West,( Steenbokstraat
11: Armband, Hamers, Aelbertsbergstraat 19;
Bankbiljet, Baggerman, Tulpenkade 10; Distributie
bonnen, Bureau van Politie, Smedestraat; Geld,
Kleen. Tuinwijklaan 40; Vergrootglas, van Leeuwen
Ted. van Berkhoutstraat 107; Hond. Zuidweg, Dunk-
Ierstraat 30; Distributiekaart, Smit, Marsstraat 42;
Paspoort t.n.v. Mannel, v. d. Wou, Luxor Theater,
Groote Houtstraat; Portemonnaie m.i., Jacobs, Rijp-
straat 25; Tabakspijp, v. d. Putten, Zuidpolderstraat
49 zw.; Portemonnaie m.i. Bureau van Politie Smede
straat; Rijwielplaatje, Kokmeier, Spaarndamscheweg
562; Ringetje. Hubregtse, Populierstraat 7; Sleutels,
Moerkerk, Gouwstraat 14; Stoeltje, Schols, Barbaros-
ssastraat 42; Taschje m.i.. Kreijn, Hedastraat 4;
Tasch, v. Velsen, Delftstraat 3r., Taschje, Bureau
van Politie Smedestraat; Zakdoek, v. d. Berg, Ruys-
daelstraat 20 rood.
Armband, v. d. Hart, Gaelstraat 57; Armband,
Zonneveld, Rijksstraatweg 117; Bril, Heiner, Flora
straat 15; Doos met distributiebonnen, Lodder,
Nagtzaamstraat 23; Etui met vulpen en vulpotlood,
Daane, Emmakade 7; 1 paar heerenhandschoenen,
Behr, Olmenstraat 49; Dameshandschoen, Bomel,
Lorentzkade 384; Hondje, Dames, Ged. Oude Gracht
119; Jongensjasje. Beijers, Faradaystraat 27. Dis
tributiekaart, Bottelier, de Clercquslraat 174; Por
temonnaie m.i., Jonkhof, Voorhelmstraat 8 rd.Por
temonnaie m.i., Adolfs, K. v. Manderstraat 50: Fiets
pomp. Bos, Timorstraat 199; Rijwielplaatje, Karst,
Harmenjansweg 26; "Rozekrans, Meiboom. Voor
uitgangstraat 108; Sierspel, v. d. Meyden, Ancgang
26: Kinderschortje, filiaal Hooy, Rijksstraatweg
289; Stemvork, Schreuder K. v. Manderstraat 35;
Taschje m. i., Raephorst, Ant. v. d. Goesstraat 31;
Tafel, Visser, Dr. Leydstraat 74; Actetasch m.i,
Smit. Reigerstraat 99: Tasch m.i,, Smit, Elzen
plein 45.
EXAMENS.
Academische opleiding.
Bevorderd aan de Gem. Universiteit van Am
sterdam tot doctor in de geneeskunde, op proef
schrift, getiteld: „Een experimenteel onderzoek
ovr eenige werkingen van het thyreotrope hor
moon". W. F. van Eek, geb. te Amsterdam.
Geslaagd voor cand. ex. theologie: mej. T. Roth-
fusz.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCIIE RADIO
CENTRALE OP ZATERDAG 26 OCTOBER 1940.
Progr. I. Jaarsveld. Van 9.1511.00 n.m. Gramo-
foonplatenconcert voor de Radio Centrales.
Progr. II. Kootwijk. Van 9.1511.00 Zie Jaars
veld.
Progr. III. Duitsch station.
Progr. V. Idem. 7.00—8.00 Eigen gramofoonpla-
tenconcert. Gevarieerd programma.
I. Feuert los, Groot orkest; 2. You don 't know how
much you can suffer, Andrew Sisters; 3. Ik heb een
huis met een tuintje gehuurd, A. de Laat; 4. Would
you, L. P. Acc. Band; 5. Iclf hab vielleieht noch nie
geliebt, Zarah Leander; 6. Perpetuum Mobile v. J.
Strauss, Concertgeb. orkest; 7. Agnus Dei v. Bizet,
H. E. Groh; 8. Ases Tod v. Grieg, Operaork. v. Pa
rijs; 9. Geschichten aus den Wïenerwald, BerL
Lehrer Ges. Ver.; 10. Estudiantina, Symph. Orkest;
II. I wished on the moon, Henry Allen; 12. A Tis-
ket A Tasket, Harry Roy; 13. Bloemen Bloemen,
Willy Derby: 14. Basin Street Blues, Four Black
birds; 15. A Hill Billy Round Up, Roy Fox; 16,
Your heart and mine, Billy Cotton.
De glazenier Pieter A. II.- Hoffman aan den
arbeid voor het reusachtig glas in loodraam dat
bestemd is voor het Leidsche stadhuis. Het
raam wordt ongeveer negen meter hoog.
(Foto Schimmelpenningh.).