MEUBELEN
Een honderdjarige almanak.
DINSDAG 29 OCTOBER 1940
H'A'AREE M'S DAGBEAÖ
5
120 MODELKAMERS I
I Door onze groote voor- I
aden zijn wij nog steeds I
n staat tegen zeer lager
Lprijs te leveren.
(Adv. Ingez. Med.)
niÜISo. 139 Serüet opvouwen
1. Mag van eettafel op
staan om naar buiten te
gaan, maar vergeet, zijn
servet op te vouwen.
4. Wil wegrennen als
moeder hem beveelt het
netter over te doen.
6. Neemt nog gauw een
slok melk, veegt zijn mond
af en is weg, voor iemand
beseft, dat het servet
weer ontvouwen is.
Verliefde jongeling liet familie van
meisje bestelen.
Gecompliceerde geschiedenis te Utrecht
opgehelderd.
De dochter van een familie, wonende aan den
Wittevrouwensingel te Utrecht, onderhield nauwe
relaties met een 21-jarig jongmensch, dat bij her
haling bij het meisje aan huis kwam, doch echter
bij voorkeur als haar ouders niet thuis waren.
Op zekeren avond waren het meisje en het jong
mensch weer alleen thuis. Plotseling werden zij
echter opgeschrikt door een helsch kabaal in huis.
Het bleek, dat de broer van het meisje in het don
ker tegen een hem onbekend manspersoon was op-
geloopen, die na de botsing in allerijl het hazen
pad koos.
Het werd een wilde jacht door het huis, en om
dat bleek dat de broer hier met een inbreker te
doen had, hielpen het meisje en haar amant een
handje mee om den insluiper te grijpen.
Deze wist echter de voordeur te bereiken, zonder
dat men hem in handen had kunnen krijgen en in
de duisternis aan zijn achtervolgers te ontkomen.
Nu wilde echter, naar later gebleken is, dat de dief
onderweg een spaarbusje dat hij gestolen had, had
verloren. De portemonnaie met geld van de moe
der van het meisje had hij echter nog in zijin be
zit. Eenerzijds was het den dief dus toch gelukt
een gedeelte van zijn buit te behouden, anderzijds
kwam hij, buiten gekomen, tot de onaangename
ontdekking dat zij.n fiets, die hij in het donker voor
een huis had gezet, even verder dan de woning
waar hij was binnengeslopen, verdwenen was. Wat
bleek nu? Dat de bewoner van het huis, waarte
gen de dief zijn rijwiel had gezet, de fiets maar had
binnengezet om te voorkomen, dat voetgangers in
het donker tegen het rijwiel zouden aanloopen. De
dief echter miste zijn fiets en wist zich geen raad,
want het corpus delicti was niet zijn eigendom,
doch het eigendom van zijn vader. En om toch in
ieder geval met een fiets thuis te komen, had de
dief op weg naar het ouderlijk huis, een rijwiel
gestolen, dat onbeheerd in de Loeff Berchmaker-
straat stond. Tegen zijn vader zeide de dader dat
diens fiets in het duister was verwisseld, daar hij
voor een gebouw in de stad het rijwiel had gestald
om verder te voet een boodschap te gaan doen. Het
verhaal klonk zoo fantastisch, dat de waarheid niet
zou uitblijven, te meer, daar de man die de fiets
van den dief zoolang in zijn huis had gezet hier
van aangifte bij de politie deed en tevens een sig
nalement kon opgeven van den man, die hij in het
duister uit het huis van zijn buurman had zien
vluchten. Hij had hem herkend als een jongmensch
met een wilde haardos, gekleed in een kort jasje
met plusfours en witte kousen. Na ijverig speuren
wist de politie den dader op te sporen en toen
kwam nog een ander merkwaardig feit aan het
licht, namelijk dat de dief een vriend was van den
amant van het meisje aan den Wittevrouwensingel.
Beiden zijn 21 jaar en hadden gezamenlijk den
diefstal in scène gezet. De „verliefde" jongeling
had zijn vriend gewaarschuwd dat de ouders van
zijn meisje op dien bewusten avond niet thuis wa
ren en hij dan gerust zijn slag kon slaan. Na af
loop zouden zij dan samen den buit deelen. De beide
jongemannen zijn door de politie verhoord en heb
ben een bekentenis afgelegd, waarna zij zijn opge
sloten in het huis van bewaring.
HET OVERLIJDEN VAN ni. J. E. F. DE KOK.
De crematie van het stoffelijk overschot van
ir. J. E. F. de Kok, directeur-generaal van de
Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van
Petroleumbronnen in Ned.-Indië, zal Donderdag
a.s. geschieden te Westerveld na aankomst van den
trein van 13.15 uur, aldaar.
OUDERMIDDAG VAN ZEGGELENSCHOOL.
Den eersten Oudermiddag in 1940 van de Van
Zeggelenschool te Haarlem had Zaterdagmiddag j.l.
plaats, onder leiding van het hoofd der school, den
heer Kramer.
De heer Joh. M. Schmidt, bedrijfsleider van het
Sportfondsenbad, hield een causerie over het on-
werp „Zwemmen in het algemeen en het redden
van drenkelingen in het bijzonder". Spreker ver
telde hoe het vroeger ging met het beoefenen der
zwemkunst en thans. Vooral voor het reddend
zwemmen is heel veel oefening noodig. De heer
Schmidt, die een prettig verteller is, spoorde de
ouders, aan, toch hun kinderen zwemmen te laten
leeren. Ook u ouders die niet kunnen zwemmen,
moeten het nog leeren, want het is noodig in ons
waterland.
Na de pauze werden er films vertoond die een
duidelijk beeld gaven van zwemmen en reddend
zwemmen. Zoowel lezing als films werden door de
ouders met groote belangstelling gevolgd. De voor
zitter, de heer Kramer, dankte den spreker voor
zijn interessante lezing.
„Kleur en glorie onzer Tropen" in
het Frans Hals Theater.
Zondagmorgen vond de voorstelling plaats van
de schitterende film van mr. A. Hustinx in het
Frans Hals Theater. In de aankondiging noemde
men deze film reeds een „Juweeltje" en inderdaad
bleek dit niet overdreven. De harmonie tusschen
kleur en beeld is op meesterlijke wijze gerealiseerd.
Nu de materiëele banden met Indië verbroken
zijn, lijkt het wel of er meer belangstelling is ont
staan voor onze overzeesche gewesten. De zaal was
tot de laatste plaats uitverkocht terwijl velen wegens
plaatsgebrek moesten worden teleurgesteld.
De directie van het Frans Hals Theater deelde
ons mede, dat de film, na afloop der serie-film, van
onze overzeesche bezittingen, wederom zal worden
vertoond, teneinde de vele teleurgestelden alsnog
in de gelegenheid te stellen, deze onderhoudende
en cultureel hoogstaande film te gaan zien.
BEREIDING VAN GRASMEEL.
Hoog gehalte aan C-vitamlnen.
OSLO, October (Epe) Noorsche landbouw
ingenieurs zijn erin geslaagd een soort grasmeel te
bereiden, hetwelk een hoog gehalte aan C.-vitami-
nen heeft en als vervanging voor haver zou kun
nen dienen.
Geperste koolzuur-sneeuw, met een temperatuur
van meer dan tachtig graden onder nul, wordt
als nieuwste bluschmiddel bij felle benzine
branden gebruikt.
(Foto WeltbikL)
2. Roept bij de voordeur
dat hij te laat komt en dat
hij het heusch niet ver
geten heeft.
5. Zucht heel diep en
vouwt servet netjes op.
HAARLEMSCHE GEMEENTERAAD.
Boni op een Am sterdam sche
begraafplaats.
De vergadering van den Haarlemschen gemeente
raad zal Woensdag 30 October niet des middags
twee, maar te drie uur beginnen.
3. Komt zuchtend terug en
frommelt haastig servet
He Duitsche Rijksarbeidsdienst is een onontbeer
lijk onderdeel van het luchtwapen geworden. De
mannen aan het werk op een der vliegvelden.
(Foto Weltbild.)
AMSTERDAM, 27 October. Zondagavond heb
ben Engelsche vliegers wederom boven de hoofd
stad geopereerd. Op de begraafplaats Zorgvlied aan
den Amsteldïjk werd een schaftlokaal door een
brandbom getroffen, waardoor een kleine brand
ontstond, die evenwel spoedig door de brandweer,
kon worden gebluscht. (A.N.P.)
DIEFSTAL IN HET CACHOT!
De marechaussée heeft te Budel aangehouden
zekeren B. H., soldaat bij den Opbouwdienst, die
zich aan diefstal van rijksgoederen heeft schuldig
gemaakt. Hij is op last van den Officier van Justitie
in het Huis van Bewaring ingesloten.
Gebleken is, dat de aangehoudene kans heeft
gezien, terwijl hij in het cachot zat, zich aan dief
stal van de in de buurt liggende rijksgoederen
schuldig te maken. (Het Volk.)
„OVERSCHOTJE" IN DEN STADSSCHOUWBURG
Op Zaterdagavond 2 November (begin 7 uur),
zal in den Stadsschouwburg te Haarlem door Het
Nederlandsch Tooneel, directeur Cor vander Lugt
Melsert een voorstelling worden gegeven van het
bekende gevoelige blijspel „Overschotje" van Dario
Niccodemie.
Annie van der Lugt Melsertvan Ees vervult
weer haar rol van het volkskind „Overschotje",
waarmee zij reeds zoovele successen heeft geoogst.
Cor van der Lugt Melsert speelt Titus Sacchi, den
ingenieur die met hartelijke belangstelling het ver
schoppelingetje tegemoet treedt, één van die men-
schelijke sympathieke figuren, die hij zoo bij uit
stek zuiver en mooi uitbeeldt. De overige rollen
worden vervuld door Joséphine van Gasteren,
Hélène Berthè, Ludzer Eringa, Frits van Dijk en
Eduard Palmers. Deze voorstelling wordt gegeven
tegen populaire prijzen.
Provisie voor de komende maanden. De winterkool, die zeer lang bewaard kan
worden, wordt thans bij duizenden stuks tegelijk in de Langendijk opgestapeld
als kostelijke voorraad voor later dagen.
(Foto Pa'x Holland).
lang de pleitbezorgers getoond van het Zuiden en
men behoefde in 1838 nu niet zoo groot profeet
te zijn om te voorspellen, wat een jaar later ge
beuren zal. Nu, de „Brit" en de „Gal" (n.l. de Gal
liër, de Franschman) krijgen er zoo 't een en ander
over te hooren! De heele Grieksche godenwereld
komt er aan te pas. Ai, die dichters van een eeuw
geleden waren werkelijk geen bloedelooze poëfen,
maar stonden met beide beenen in de geschiedenis
van hun tijd en schroomden niet, vierkant te zeg
gen, waar de zaak op stond. En de vaderlandslie
vende Immerzeel accepteerde dat alles grif en deed
zoo noodig zelf een duit in 't zakje.
Ik noemde aan het begin van dit praatje Nicolaas
Beets. Welk een gezag hij reeds op 24-jarigen leef
tijd bezat blijkt uit het feit, dat de almanak opent
met zijn portret (ook dat van Van Dam van Isselt
is opgenomen) bij een gedicht, dat hij twee jaar te
voren schreef. Het is een ode „Aan een jonge moe
der", een onderwei'p, dat de destijds 21-jarige
ongetwijfeld naar den eisch beheerschte. Een zes
tigjarige zou het hem niet verbeterd hebben.
Niettemin is de woordkeus keurig -en de techniek
van het vers feilloos.
Nog even bladeren we voort. Het eerste wiegje,
het album van een meisje, het album eener vrien
din, de Turks che pijp, ezel inn enmelk, de cholera,
Byron en Lamartine't zijn maar heel enkele
van de honderden onderwerpen, in de Muzenalma
nak bezongen en berijmd. Het rein gewaad der ver
heven menschenliefde wordt door een puntdicht
over de öholera gescheiden van de statige orgel
tonen, die Elize (stom van smart) beluistert en
éven mogen we getroffen worden door een gespier
den zang op Van Speylc's heldendood, als we één
bladzijde verder „mijn vriend en lotgenoot F.
Smeer" beklaagd vinden wegens het verlies van zijn
Alettatja, dan weten we het alweer.
Maar wat hindert het per saldo? Ik heb niet be
loofd, u iets verhevens voor te zetten. Ik wilde
slechts een paar minuten babbelen over de dicht-
lievende oefeningen van onze over-grootoudelui,
die nu eenmaal hun lange avonden toch ook moes
ten vullen. Kranten en andere lectuur waren er nog
zoo niet, de honderd huiselijke genoegens van
onzen tijd moesten nog gevonden worden.... lag
het niet voor de hand Jo van AmmersKüller
heeft het ons schoon geteekend dat Vader aan
het dichten sloeg als de kinderen naar bed waren,
Moeder de kousen maasde en op de blauwe tabaks
wolken de inspiratie kwam aanzweven? En mijn
heer Immerzeel kon zoo recht veel gedichten ge
bruiken in zijn Muzenalmanak, waarin men zijn
droefheid kon uithuilen of zijn blijdschap kon uit
jubelen of een genoten dienst zoo dichterlijk kon
reciproceeren.
Laten we mild zijn in ons oordeel. En we spreken
immers bij voorkeur van den goeden ouden tijd?
D.
UITVOERING TEN BATE DER
T.B.C.-BESTRIJDING
Het zangkoor „De Nachtegalen" geeft Zondag
middag 3 Nov. zijn jaarlijksche uitvoering in de
turnzaal van het Gem. Concertgebouw te Haarlem,
ook nu ten bate der t.b.c.-bestrijding.
Opgevoerd wordt „De vier Jaargetijden" met zang,
tooneel enz. Het geheel staat onder leiding van
mej. F. Kampmeyer.
Gezien het succes van de vorige uitvoeringen en
het goede doel belooft het een middag te worden
die wel in ieders smaak zal vallen.
Migraine i
"BAKKERTJE.
(Adv. Ingez. Med.)
OPWEKKINGSSAMENKOMSTEN.
Het comité, dat deze bijeenkomsten, die reeds
vele jaren ieder en Donderdagavond worden ge
houden, organiseert, deelt mede, dat in verband
met de duisternis een andere regeling moest wor
den getroffen. Ingaande Donderdag 31 October zul
len de opwekkingssamenkomsten des namidddags
om 3 uur in de Zuiderkapel aan de Ziïiderstraat no.
15 te Haarlem gehouden worden, terwijl éénmaal
in de maand, in de week, waarin het volle maan
is, een avondsamenkomst om 7 uur zal plaats vin
den. Het programma voor de komende weken is
als volgt vastgesteld: Donderdag 31 October, nam.
3 uur: de heer J. Sevensma, Evangelist te Amster
dam; 7 November 3 uur: de heer J. Kits, leider van
de „Openlucht-Evangelisatie" te Zeist; 14 November
nam. 3 uur en 7 uur ds. A. M. Berkhoff, Vrij
Evangelisch predikant te Groningen.
Een van mijn jongens is hier zooeven op visite
geweest. Vanmiddag is in de klas gevraagd naar
namen van dichters, die nu honderd jaar geleden
leefden. En de heele klas kon er geen drie bij el
kaar brengen.
„Zoo", zeg ik tot mijn vadertrots, „dat 's een
beetje".
Dat beaamt hij. Met de ei'kenning, dat een van
de drie nog fout bleek te zijn: Bilderdijk.
„Ja", zeg ik wijs, „die was toen al een jaar of
negen dood". Hij repliceert in termen die me doen
twijfelen of de kennis van het sterfjaar van den
grooten man hem wel ter harte gaat.
„En wie waren de twee andere dan wel?"
„Nicolaas Beets en Multatuli".
Ik zal maar niet informeeren, wat de leeraar
daarvan gezegd heeft. Maar nu ik weer alleen ben,
pieker ik onwillekeurig even na. En dan kom ik
plotseling tot de beschamende ondekking, dat het
me toch wel even moeite zou kosten, zoo voor de
vuist weg niet drie maar laten we zeggen tien dich
ters van honderd jaar geleden op te noemen. Na
tuurlijk, Beets. Heye, Potgieter en Tollens kennen
we allemaal, ik doe er dan als Haarlemmer Loosjes
en van Walré nog bij, herinner me uit mijn eigen
schooljaren Bogaers, dien we uit den treure moesten
paraphraseeren en. en. werkelijk, ik ben
bang dat ik de tien niet haal
Nicolaas Beets op 23-jarigen leeftijd.
Kijk, dat steekt me nu toch een beetje. En daar
om wil ik een oogenblikje nemen, om toch eens
even te kijken, of 't er een eeuw geleden nu zoo
dunnetjes mee gesteld was. En dan beland ik als
mijn vinger de gedichtenbundels langs glijdt zoo
waar bij een boekje, dat het jaartal 1838 draagt.
Daar staan ze op een rijtje: de Muzenalmanakken,
de belletristische oogst, die de goede Immerzeel jaar
op jaar binnenhaalde en waarin de Hollandsche
dichterschool van een eeuw geleden zich op 't weel
derigst kon uitleven. Asjeblieft: Nederlandsche Mu
zenalmanak 1838. Twintigste jaar. Te Amsterdam
bij J. Immerzeel, junior. Een duo-decimo-tje met op
den omslag, als op een behoorlijken gedichtenbundel
past, de lier-, de rijzende zon en het eikenloof. Goud
op snee, dat na honderd jaar zijn glans nog niet
verloren heeft. Dat is zoo het exterieur. Het bin
nenwerk verkondigt op zichzelf den lof van de be
kende Amsterdamsche drukkerij Spin. Alles is uit
de pietepeuterige nonparel-letter gezet, maar na
honderd jaar is het papier zóó gaaf, de druk zóó
scherp gebleven, dat het een liefhebberij is. Ook
aan de verluchting is de meeste zorg besteed. Van
twee der inzenders wie het zijn vertel ik zoo
straks -prijkt het conterfeitsel voorin en bij en
kele inzendingen verlevendigt een staalgravure de
voorstelling. Van Speyk's heldendaad is op deze
wijze in dicht en prent voor de historie vastgelegd.
Als een fatsoenlijken almanak betaamt begint de
tekst met mededeelingen over jaargetijden en
eclipsen. Onze grootouders hebben in 1838 het for
tuintje van een volkomen maansverduistering ge
had. Wat je heden ten dage niet meer zoo vermeld
ziet zijn de opgaven voor den Zondagsletter, het
Guldengetal, de Eoacten, den Zonnecirkel en de
Romeinsche Indictie.
Maar dan, na het kalendarïum, komt de dichter
bent anno 1838 aan het woord en het is eigenlijk
hierover, dat ik U iets vertellen wilde. Iets. Want
al zag ik zooeven geen kans, tien dichters bij elkaar
te noemen, die letterlievend Nederland van voor een
eeuw tot een poëtische aandoening hebben gebracht,
het blijkt me, dat hier niet minder dan vijf en zes
tig dichters en dichteressen waardig zijn bevonden
tot het leveren van een bijdrage in den Muzenalma
nak. Vijfenzestig dichterlijke zielen, die 250 pagina's
bij elkaar. laten we zeggen: gedicht hebben. Ver
scheidenheid genoeg: Een treurig lied over een ster
venden dichter acht pagina's wisselt af met
een verhandeling over het olieslsan, welke nuttige
bezigheid hier als onderwerp voor een huwelijks
zang is aansewend. Damon en Phyllis, een „veld-
kout" van den Vlaming Prosoer van Duijse voert
ons regelrecht naar Arcadië, terwijl een doosje, dat
zekere juffrouw Debora A. vergat en dat haar werd
nagezonden, den afzender inspireert tot den harte-
wensch:
Keert weer, gelukkig doosje,
Tot haar, wier zacht gelaat
Het geurigst morgenroosje
In schoon te boven gaat.
Laat haar mijn zielwensch lezen
En veins hier nimmer om;
Dat ik, als gij, moogt wezen
Geheel haar eigendom.
Nu ja, zult ge zeggen, zoo'n dingsigheidje, dat een
verliefde knaap ook van daag den dag nog wel zou
kunnen krabbelen. Zeker, dat is zoo. Maar het aar
dige is, dat naar uit het onderschrift blijkt, dit ge
dichtje in 1788 werd vervaardigd, vijftig jaar door
Debora werd bewaard en toen, terwijl de dichter
reeds was overleden, aan de drukpers werd toever
trouwd. En zoo heeft deze 18e eeuwsche galante
ridder, zekere Mr. van Irhoven van Dam, het plai-
sir de se voir imprimé niet gekend, al heeft hij dan
op andere wijze zijn loon ontvangen.
We bladeren verder. Jongelingen en maagden,
doodgeboren kinderen, vrienden, lijken van vrien
dinnen, stervenden en ongelukkige moeders, ze zijn
altemaal onderwerp van vele strofen lange ontboe
zemingen. W. H. Warnsinck galmt een loflied ter
gelegenheid van het twaalf en een halfjarig bestaan
van het Nederlandsch genootschap tot zedelijke
verbetering van gevangenen en al de misère die de
rampzalige Jacoba van Beyeren eenmaal het hoofd
moest bieden wordt ons nog eens gaaf opgedischt
door zekeren heer A. N. van Pellecom:
Diep in smart en wee bedolven,
Zat zij aan den vijverkant,
Starend op zijn zilvren golven,
Met de citer in de hand.
Daartegenover zorgt een „Klagt van des dichters
huisvrouw" voor de note gaie en een lofzang op het
levensgeluk biedt stof tot leerzame bespiegeling
Didactische poëzië daarentegen wordt bijgedra
gen door E. W. van Dam van Isselt. Natuurlijk kent
ge dien naam wel. Hij was de man van „de jagers
van Van Dam", het bataljon, waarover hij in 1830
als majoor het bevel voerde in den Tïendaagschen
Veldtocht en later Tweede- en Eerste Kamerlid.
Welnu, behalve met zaken van krijg en politiek
hield hij zich ook met de schoone kunsten bezig en
zoo levert hij hier als fragment van een meer uit
gebreid gedicht „Eenige zeespreekwoorden". Welk
een rijke verscheidenheid de Nederlandsche taal
daarin biedt weet iedereen, maar ik zet het u, een
berooiden losbol te beschrijven met gebruikmaking
van de volgende zeemanstermen:
Verstand en kunst en smaak, aan hem behoort
het al,
Maar als de wind verkeert, hij raakt aan lager
wal.
Dan denkt zijn vriendenrei niet meer aan bij
te draaien
en neemt een andre koers, ondanks zijn
angstig praaien.
Hij onderscheidt een vriend van kapers op de kust
En kent, bij storm, den grond, waarop zijn
anker rust.
Zoo gaat het voort, tientallen regels met als slot
een bespiegeling over den stand van zalven in Ne
derland met als besluit den kostelijken raad, dpn
steven niet te wenden.
Het is rijmelarij, dat is zoo. Maar al lezende
krijgt ge, vanzelf, inzicht in wat een eeuw geleden
ons voorgeslacht warm maakte of koud liet. 't Is
immers 1838 en we zitten midden in een bewogen
tijd. Engeland en Frankrijk hebben zich al acht jaar
Nederlandsche Vakbond van
Pensionhouders.
's-GRAVENHAGE, 28 October. Onder leiding
van den Ned. Middenstandsbond heeft een tweede
bespreking plaats gehad met vertegenwoordigers
van de Ned. Vereeniging van Beroepspensionhou
ders te Hilversum, den Ned. Neutr. Bond van
Hotel-, Café-, Restaurant-, Pension- en Lunch
roomhouders in het verlofbedrijf „Hocares", den
Ned. Bond van Beroepspensionhouders te Amster
dam en van den Bond van Utrechtsche Pension
houders alsmede van enkele niet georganiseerden.
Besloten is tot oprichting van den Algemeen
Landelijken Vakbond van pensionhouders, in wel
ken nieuwen bond de reeds voordien bestaande or
ganisaties van pensionhouders zich in het belang
der goede zaak zullen oplossen.
De statuten van den nieuw opgerichten vak
bond werden vastgesteld, terwijl in het voorloopig
bestuur zijn benoemd: mej. C. A. S. Linthout, Am-
hem en de heeren M. Bruggenwirth, Amsterdam;
C. van Riet, Utrecht; v. d. Straten, Hilversum en
B. L. Quist, Den Haag.
De nieuwe vakbond van pensionhouders zal op
zoo kort mogelijken termijn zijn werkzaamheden
beginnen.