Jiuastr Zes Haarlemsche scholieren pleegden sabotage Nieuwe uniformen voor den opbouwdienst. HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 30 OCTOBER 1940 Het Kriegsgericht veroordeelt hen tot tuchthuis- en gevangenisstraffen Van Epscheute schrikt op uit een dommel, merkt dat er een oogenblik stilte is en applaudisseert vriendelijk, niet beseffend dat de spreekster juist heeft opgemerkt, dat zij zelf door een lichte kou niet zal kunnen zingen. Maandagmiddag heeft het Duitsche „Kriegsge richt", in zitting bijeen in Hei Haarlemsche Kan tongerechtgebouw, een ernstig geval van sabotage berecht. Zes scholieren uit Haarlem en omgeving, de 17- jarige M.U.L.O.-scholier H. v. L., de 16-jarige H. B.S.'er H. N. C. S., de 17-jarige H.B.S.'er W. N., de 18-jarige Lyceïst A. L. van D.-K., de 20-jarige H.B.S.'ers A. J. W. en de 19-jarige H.B.S.'er J. L. K. stonden terecht voor het feit dat zij sabotage hadden gepleegd ten nadeele van de Duitsche weermacht. Nadat een poging op 14 September om een kabel van de Duitsche weermacht in de omgeving van Haarlem met een spiritus vlam door te branden mislukt was, omdat de spiritus geen vlam vatte, kwamen de jongens op Zondag 15 September allen op dezelfde plek bijeen om opnieuw te probeeren om den kabel te vernielen. Uit het verhoor der aangeklaagden, dat den geheelen middag in beslag nam, kwam vast te staan, dat H. van L. lid was geweest van eer scholierenvereeniging, die zich A(nti) D(uitsche) J(eugd) O(rganisatie) noemde. In Augustus trad hij tot deze vereeniging toe. Later, in zijn vacantie, werd de naam veranderd in A(nti) N(ationaal) S(ocialistische) O(rganisatie). De A.D.J.O. werd einde Juni door H. N. C. St. opgericht met het doel de N.S.B. te bestrijden, het nationaal socialisme in het algemeen, derhalve: Duitschland. De president vroeg dezen H.B.S.'er of hij wist wat of nationaal-socialisme beteekende en of hij er wel eens een boek of geschriften over gelezen had, waarop een ontkennend antwoord kwam. De president merkte op dat men, indien men al iets wenscht te bestrijden, toch in de eerste plaats dient te weten wat of het is en beteeken t. Ook van de A.N.S.O. was H. N. C. S. lid. Doch de jongens vonden dat deze vereeniging teveel leden telde en te bekend was om practisch werkzaam te kunnen zijn. Zij besloten een kleine club te vormen zonder naam, die in het geheim kon werken. De jongens kozen A. J. W. tot leider, omdat hij de oudste was. H. van L. werd belast met de afdeeling „Sabo tage'' en kreeg den geheimen naam „S. 3". Er wer den in totaal vijf afdeelingen opgericht. H. N. C. S. werd C. 3 genoemd als hoofd van de afdeeling „Chemicaliën"; hij moest er voor zorgen dat che micaliën verkregen werden om sabotagedaden tot uitvoering te brengen. W. N. als N. 3, had tot taak de namen van N.S.B.-leden te noteeren en van D.-K. moest zorg dragen voor de propaganda, want men wilde de club uitbreiden tot een 25-tal jongens. De H.B.S.'er K. nam de afdeeling I (inlichtingen) voor zijn rekening. Er werd besloten dat van L., als leider van de afdeeling Sabotage de vernieling van een kabel van de Duitsche weermacht in de omgeving van Haarlem voor zijn i-ekening zou nemen. Terwijl de anderen op den uitkijk stonden bevestigde van L. een blik met spiritus met een ijzerdraad aan den in de lucht hangenden kabel. Het was 14 September des avonds om kwart over neger., dus in de duisternis. Een lucifer werd aangestreken en in de opening van het blik geworpen. De jongens, in de veron derstelling dat de toeleg zou gelukken, verwijder den zich in allerijl. Den volgenden morgen echter kwam de leider van de club, W., die den avond tevoren niet mee was gegaan, naar de bewuste plek om te zien of er resultaat was verkregen. Hij zag het blik nog aan den kabel hangen, zonder dat de kabel zelf beschadigd was. W. sloeg het blik er af, zoodat het op den grond achter een boom te recht kwam. Den volgenden Zondagavond kwamen alle zes jongens, de chef en de vijf afdeelingslei- ders, ter plaatse om nogmaals een poging te wa gen. Geholpen door van L. klom van D.-K. op een fiets en stak de spiritus in het blik, waarvan dit maal het deksel verwijderd was om meer zuurstof bij de spiritus te brengen, aan. Het zestal maakte zich in haast uit de voeten. Een politie-agent, die even later passeerde, zag het brandje en wist de vlammen te dooven nog voor dat aan den kabel schade werd toegebracht. Het bleek ter terechtzitting voorts dat de jongens van A. 7 (den geheimen naam van W., den leider) een schriftelijke opdracht hadden ontvangen, waar in stond dat beoogd werd Duitsche auto's te ver nielen, huizen, waarin Duitsche soldaten waren ondergebracht, in brand te steken, en wegwijzers te verwijderen. Wat deze laatste ^^doelstelling betrof waren de jongens ook reeds tot daden gekomen. K. bekende met N. en van L. een Duitschen weg wijzer verwijderd te hebben. Gevraagd hoe zij er toe kwamen om daden van sabotage te bedrijven antwoordden van L. en N. dat zij in de krant gelezen hadden dat zulke daden meer bedreven werden en dat zij het daarom ook wilden doen. De President merkte op databij die berichten ook heeft gestaan dat er zeer zware straffen op sabo tage staan en dat soms de geheele bevolking van een plaats daaronder lijden moet. Voorts bracht de President naar voren dat sabo tage in alle opzichten den Nederlanders benadeelt. Wanneer men bijvoorbeeld met het vernielen van een kabel bereikt dat een stuk luchtafweergeschut tijdelijk buiten werking wordt gesteld, dan is het de Nederlandsche burgerbevolking, die te lijden krijgt van de Engelsche luchtaanvallen. De aanklager wees in zijn requisitoir erop dat wanneer het hier rijpe menschen betroffen had. hij de doodstraf geëïscht zou hebben. Een volgend maal zal dit onherroepelijk gebeuren en dan er voor zorg gedragen dat die straf ten uitvoer zal worden gebracht. Deze jongelui hebben er blijkbaar ook niet aan gedacht dat door sabotage de geheele plaats hunner inwoning aan straffen wordt blootgesteld. Juist in Haarlem en omgeving worden de meeste delicten tegen de weermacht bedreven. In alle plaatsen in Nederland is het rood omrande bericht aangeplakt dat op zulke daden zware straffen en zelfs de dood straf staat; dit is dus een ieder bekend. Maar spe ciaal in de omgeving van Haarlem worden veel dergelijke delicten tegen de weermacht gepleegd en wanneer dat niet ophoudt zal de geheele bevol king er onder moeten lijden. De aanklager wilde er rekening mede houden dat deze jongens zich niet van de geheele draagwijdte van hun handelingen bewust zijn geweest en eisch- te tegen van L., S. en N., die nog geen 18 jaar zijn een gevangenisstraf van 3V2 jaar, en voorts tegen van D. K. 3 jaar tuchthuisstraf, K. 4 jaar tuchthuis straf en W. 5 jaar tuchthuisstraf. De verdediger Mr. van Leyenhorst wees er op dat het Nederlandsche volk jaren lang in de oers, op vergaderingen en van den kansel verkondigd is dat het nationaal-socialisme de geestelijke waarden ver nietigt en van het Nederlandsche volk een siaven- volk zou maken. Een stroom van leugens over het nationaal-socialisme is over ons uitgestort Het Ne derlandsche volk is stelselmatig bedrogen. Dit volk. en speciaal de scholier, werd opgevoed in een geest van afkeer van het nationaal socialisme. De ge beurtenissen van dit jaar hebben het volk en de jeugd uit het evenwicht gebracht. Het gerucht, dat de N. S. B. verraad zou hebben gepleegd heeft een ontstellenden invloed uitgeoefend oo de mentaliteit van het volk. Het heeft bij de jongeren de idee doen post vatten dat ze iets moeten ondernemen tegen het nationaal socialisme, de N. S. B. en tegen de Duitsche weermacht, die het nationaal socialisme in ons land heeft gebracht. Zij meenen daarmee de Nederlandsche belangen te dienen, De jeugd ver staat niets van het nationaal socialisme want ze we ten niet wat het is. Deze jongens zijn derhalve niet ten volle verantwoordelijk voor hetgeen ze deden. Zij zijn de bedrogenen. De bedriegers zouden ge- sh-aft moeten worden overeenkomstig den eisch van den aanklager. Pleiter vroeg de rechtbank om cle ment te zijn. Nadat de rechtbank zich in de raadkamer beraden had, v-erden door den president de vonnissen uitge sproken. W. werd beschouwd als hoofdaangeklaagde en veroordeeld tot 3 jaren tuchthuisstraf. Bij dit von nis werd in aanmerking genomen dat het hier niet ging om een opzichzelf staande daad van sabotage, maar om een organisatie, die zich sabotage ten doel stelde. K. werd veroordeeld tot 2 jaren tuchthuis straf en van D.-K. tot de voor dit feit minst moge lijke straf: 1 jaar tuchthuis. Tot 1 jaar en 6 maan den gevangenisstraf werd van L. veroordeeld, die jonger is dan 18 jaar, doch die niettemin een hoofdaandeel in deze sabotagezaak had genomen. S. en N., beiden ook jonger dan 18 jaar, werden ieder veroordeeld tot 1 jaar en drie maanden ge vangenisstraf. De jongens, waarvan W. in voorarrest zat, wer den onmiddellijk na de zitting in hechtenis geno men voor het ondergaan der straffen. In het algemeen belang vestigde de President er nog de aandacht op dat ook zij, die weliswaar geen sabotagedaad plegen en er ook geen medewerking aan verleenen, doch die er wel van op de jogte zijn en verzuimen de Duitsche autoriteiten dan wel de Nederlandsche politie hiervan in kennis te stel len, gestraft worden met zware tuchthuis- en ge vangenisstraffen. Er kan in dit opzicht niet krach tig genoeg worden opgetreden. in Haarlem en daarbuiten. CARL SPITZWEG (1808-1885) Vijf jaar vóór Vincent van Gogh sterft Carl Spitz- weg, een der meest gewaardeerde Duitsche schil ders van de vorige eeuw en één van hen tevens, voor wie de waardeering niet stillekens is afgezakt, doch integendeel ongemerkt is toegenomen. Ver wonderlijk is het telkens weer als men zich reali seert hoe een geweldig rijke tijd die negentiende eeuw voor de Europeesche schilderkunst geweest is, waarin in ieder land kunstenaars die een traditie hoog hielden (als Spitzweg) konden werken tege lijkertijd met meteoren (als Van Gogh) en beiden, door wie een halve eeuw na hen kwamen, kunnen worden begrepen en op prijs gesteld. Beide genoemde schilders hebben, hoe vreemd het ook schijne, iets gemeen bovendien: zij hebben bei den eenigen tijd op die waardeering der kenners moeten wachten. En dat zal den lezer ten opzichte van Van Gogh eerder begrijpelijk voorkomen, dan ten opzichte van Spitzweg, die, naar men in Holland allicht spoedig meent, dan toch letterlijk niets had wat zijn tijdgenooten had kunnen op stang jagen. Het vriendelijk anecdotische. de soms zelfs wel wat zoetelijke romantiek van zijn tijd was zeker in Spitzweg's vaderland, en eigenlijk overal elders te zeer het program van den dag dan dat men hem daórom zoo lang in de menigte der confraters had laten opgaan. Spitzweg kwam aan den smaak van zijn tijd volmaakt tegemoet. Maar daarnaast be zat en gaf hij nog iets meer en dat heeft men pas later bij hem erkend toen de tijd wat verder was geschreden en men een geheele periode in de schil derkunst meer óp afstand overzien kon. Anecdotiseh in zijn voorstellingen was hij zoowel als zijn tijd en landgenooten maar hij was nog iets meer en dat iets geeft juist den doorslag als men op het schilder kunstige element in zijn werk let. Voor wie daar naar zijn waardeering benaalt, kregen hij en en kele anderen een voorsnrong on die collega's die zich enkel op het „wat!" van de voorstelling, het verhaaltje, de legende geworpen hadden en met het „hoe?" van de uitvoering tevreden geweest waren als het maar academisch-juist en technisch verde digbaar was. Dezulken zijn er altijd (en overal ve len) voorhanden. De anderen, die, om zoo te zeggen, ook in hun wijze van sch;ideren een eigen spraak spreken, herkenbaar van de anderen en toch met hen verbonden, zijn minder talrijk en Spitzweg be hoorde tot die laatsten. De latere kunstcritiek heeft die onderscheiding kunnen maken en daardoor be- Bevordering van het Archiefwezen In de jaarvergadering van de Vereeniging van Nederlandsche Archivarissen is door Staatsarchiv- direktor Vollmer de mededeeling gedaan, dat be langrijke archiefstukken naar ons land zullen terug- keeren, zooals blijkt uit het verslag der vergadering in dit nummer. Dr Vollmer herinnerde aan het in 1926 tusschen het Pruisische en het Nederlandsche archiefwezen gesloten ruilverdrag, dat uitstekend voldaan heeft en voor het eerst het beginsel van de herkomst over de landsgrenzen heen toepaste. Dat zal nu van Duitsche zijde ook in toepassing gebracht worden op de overige Duitsche landen en op Ne derland ten aanzien van de archieven van publiek rechtelijke lichamen en andere instellingen. Ieder land zal de archieven van eigen besturen en licha men terugkrijgen en bij den ruil van archiefstuk ken zullen ten gunste van Nederland ook België en Frankrijk betrokken worden. Niet alleen in den kring der archivarissen, maar in alle kringen die zich met geschiedkundig onder zoek bezig houden zal men met belangstelling en waardeering van dit besluit kennis nemen, dat den historischen arbeid in ons land bevorderen zal en zijn goede gevolgen op velerlei publicaties op dit gebied zal doen gelden. De archivarissen kregen ter vergadering buiten dien de voor hen verheugende mededeeling dat een aantal in 1924 getroffen bezuinigingsmaatre gelen met betrekking tot het archiefwezen en in het algemeen het wetenschappelijk onderzoek tot op ze kere hoogte ongedaan is gemaakt, dat ten aanzien van het personeel naar verdere verandering wordt gestreefd en dat men eveneens beoogt, toereikende middelen ter beschikking te stellen voor het druk ken en openbaar maken van inventarissen, bronnen en beschrijvingen. Kampereiland uit zijn isolement verlost. Dam in het Ganzendiep opengesteld. KAMPEN, 29 October. Dinsdag is de dam in het Ganzendiep, die Kampen over het Kampereiland met den toekomstigen N.O.-polder verbindt, met een eenvoudige plechtigheid officieel open gesteld. Door het in gebruik nemen van dien weg over het Ganzendiep is het isolement van het Kamper eiland opgeheven. Voortaan is het niet meer noodig, dit groote landbouwgebied door middel van een .•eerpont te bereiken. Men kan nu van den weg over den dam in het Ganzendiep gebruik maken. Deze weg heeft aansluiting op den in aanbouw zijnden weg over het Kampereiland r.aar de Ramspol en zal over nog een te bouwen brug ver binding met den N.O.-polder geven. hoort die schilder, ook op den dag van vandaag tot den picturalen roem onzer buren, waaraan ze te recht als het Spitzweg geldt ongaarne laten tornen. Spitzweg behoort tot de school van München, tot die artistengroep die, evenals onze Hagenaars der vorige eeuw, hun thuis opgedane kundigheden, als het kon, in Parijs een beetje gingen opfrisschen cn uitbreiden. Behalve Parijs had voor de Miinche- naars ook Weenen een zekere aantrekkingskracht. Doch speciaal in Spitzweg wil men wel den Duit schen genre-schilder zien die het duidelijkst met de school van Barbizon in contact geweest is. En dan behoeft men daarbij niet zoozeer aan Millet of Dau- bigny te denken dan wel aan dien aan Spitzweg's geest verwanten anecdotischen romanticus Narcisse Diaz voor wien de Duitsche kunstenaar een groote bewondering koesterde. Dat hij echter volkomen zichzelf gebleven is pleit voor zijn kunstenaarschap. Voor zoover ik origineele Spitzweg's uit Duitsche musea ken, heeft, behalve de zeer knappe en smaakvolle wijze van schilde ren, juist die eigenaardige geschiktheid een vreemd element in den eigen aard op te nemen en te ver werken. altijd bekoring voor me gehad. De repro ductie die bii dit kroniekje een plaats vindt, ver duidelijkt meer dan woorden, mijn bedoeling. Een Gevaarlijk spel van jeugdige knapen. Wapens uit arsenaal gehaald. De politie te Naarden heeft twintig school jongens, van wie de oudste 14 jaar is, aange houden, omdat zij een zeer gevaarlijk spelletje speelden. De jongens vertoefden in de onder- aardsche gangen van het fort en speelden met wapens, welke zij hadden gevonden, o.a. de gens, traangasprojectielen, seinpatronen en busjes trotyl. Een der jongens had zelf op des kundige wijze een landmijn vervaardigd, welke tot ontploffing werd gebracht en een groot gat in de wallen sloeg In een der gangen werden eenige knapen opgesloten en met traangasprojectielen be stookt, waardoor de gevangenen het bewustzijn verloren. Eerst buiten kwamen ze weer op hun verhaal. De politie onderzoekt door wiens nalatigheid de knapen aan het gevaarlijke speelgoed zijn gekomen. Met ingang van 1 November zal door de offi cieren van den Opbouwdienst bij wijze van proef een nieuw uniform gedragen worden, die van de totdusverre geldende verschilt door de kleur van den kraag en door den vorm van het hoofddeksel. Bij wijze van overgangsmaatregel zullen op de uniformen voor de troepen-officieren van den Op- bouwdienst de wapen- of andere onderscheidings teekenen vervallen. paar oude gelieven vermeien zich in de schoone na tuur. Hij speelt fluit terwijl zij bezig is een bloem krans te vlechten die ze straks om zijn hoogen hoed, dien ze op de knieën houdt, leggen zal. Het zou sentimenteel kunnen wezen, maar is het niet. Het is geestig. In den ijver waarmee het mannetje blaast zit een Weensche humor en in het prachtige stille ventje, daar, waar de hoed met linten van de dame bij wat kleedingstukken ligt, zit een Weensche ele gantie. De anecdote wordt hier niet verwaarloosd, integendeel. Doch hoe luchtig en speels wordt ze voorgedragen. En wat knappe knaap is zulk een schilder die in het centrum van zijn compositie zulk een monstrueus, bloempotachtig voorwerp als de hoed van den minnaar durft te plaatsen zonder dat het zijn schilderij onderste boven gooit. En dat is nu juist het eigene en aardige in Spitzweg: hij of fert zijn anecdote niet op. Al toont hij in de vrije wijs waarop hij het omringend landschap schildert, van Narcisse Diaz geleerd te hebbenhij ge bruikt wat hij daarvan gebruiken kan en wil en blijft verder zichzelf. Diaz zou in zulk landschap een paar engeltjes of nymphjes schilderen, Spitz weg blijft de geestige verteller en prachtige schil der, een der eersten van zijn tijd en zijn land. J. H. DE BOIS De diverse rangen zullen daarbij voorloopig wor den aangegeven met sterren op een zwart bandje om den bovenarm en wel voor districtscommandanten vier sterren, voor luitenants-kolonel en majoors drie sterren, voor kapiteins twee sterren en voor le en 2e luitenants één ster. De overjas (jekker) zal worden voorzien van blauw-groene patjes met gouden korenaren. De uniformen van de marine en van het Indische leger worden na 31 October as. door officieren niet meer gedragen en die van het leger slechts in den gewijzigden vorm. LANGS DE STRAAT MISLUKT. Wat 'n dag was dat! Een strakblauwe lucht, zon der één wolkje, een stralende zon, een temperatuur zooals we ons die in de lente dikwijls wensóhen, maar die ons dan, helaas, in dit land van mest en mist en killen, kouden regen bijna nooit ten deel. valt. De menschen in de hoofdstad waren in grooten getale op het pad: zij wandelden, niet omdat ze wel moesten, maar omdat ze wilden loopen, louter om het plezier van het wandelen. En als zij moe waren geworden, zetten zij zich neer op een der café terrassen, (als zij daar tenminste een plaats konden machtig worden) vlijden zich neer in een gemak- kelijken stoel en puften uit. Ik zeg u, zij puften waarlijk. En dat in de tweede helft van October! Op dezen dag der dagen zat een jonge moeder met een kind in de tram, met een klein meisje, nog op den leeftijd, waarop kleine meisjes op moe- der's schoot zitten. Het kind had een wollen jurkje aan en daarover een wollen manteltje en het droeg een lekker warm mutsje. Het had een rood kleur tje, was ongedurig, zat geen oogenblik stil en leed aan telkens terugkeerende huilbuitjes. Kortom: het. was lastig en dwingerig. En de moeder vond dit blijkbaar zeer onaangenaam. Zij probeerde de kleine af te leiden volgens het bekende recept: „Kijk, daar staat 'n agent, zie je wel? Die houdt de menschen tegen. Ze moeten even wachten tot de tram voorbij is!" Of: „Kijk 's naar dat kleine jon getje op de fiets, wat heeft die 'n klein fietsje!" Of: „O, wat heb ik hier 'n lekker pepermuntje! Wil jij dat hebben?" Maar het kind keek niet, niet naar den agent en niet naar het jongetje en het sloeg het toch zoo verleidelijk uitziende pepermuntje uit moeder's hand. Hoe het kind in dien toestand geraakt was? Een ander trampassagier had daar een eigen, vaststaand oordeel over. Hij was een man van middelbaren leeftijd, los en luchtig gekleed, „op zijn zomers", zonder boord, zonder hoed. Deze man was de volle tram binnengekomen en had tegenover de jonge moeder juist nog een plaats gevonden. Hij nam een krant en begon te lezen, maar spoedig werd zijn aandacht getrokken door het lastige, dreinende kind. Hij keek even wat nauwkeuriger en toen kwam er een misprijzende uitdrukking in zijn oogen. Hij ergerde zich merk baar. Na nog eenige oogenblikken kon hij zich niet langer bedwingen, keek de jonge vrouw gestreng aan en zei: „Geen wonder dat het kind lastig is!" „Hoe bedoelt u?" vroeg de moeder, in haar ze nuwachtigheid in eens vuur vattend, op vrij scherpen toon. „Dat kind is veel te warm gekleed!" „Dat weet ik wel!' antwoordde de jonge vrouw. „Als u dat dan weet, waarom trekt u dat kind dan zooveel goed aan?" ging de luchtige voort. De moeder werd nu echt boos en zei met 'n hoog- roode kleur: „Och meneer, waar bemoeit u u mee? Weet u, hoe laat ik vanmorgen met dit kind van huis ben gegaan en waar ik vandaan kom?" „Al kwam u van de Noordpool", merkte de man zonder boord volhardend op, „dan blijf ik toch zeggen, dat het kind te dik gekleed is!" „En ik blijf zeggen", ketste de jonge moeder weodend terug, „dat u u met uzelf bemoeien moet. „U weet toch net zoo goed als ik, dat het tegen woordig s morgens in de vroegte koud is. Nou, en ik ben vanmorgen al heel vroeg de deur uitge gaan!" Zóó koud is het niet, dat u een kind zoo hoeft in te bakeren. Dat kind is te warm gekleed en dat is heel ongezond." Maar de gekapittelde had er nu genoeg van. Ze was waarlijk niet in een stemming om zich in een volle tram de les te laten lezen. „Volgende halte conducteur", zei ze tot den juist passeerenden gemeentelijken trambegeleider. En ze maakte zich gereed om, het warme kind torsend, de tram te verlaten. Voelde het kind zich toch tenslotte meer één met de moeder dan gebleken was? Ik weet het niet, maar een feit is het, dat de kleine in het voorbij gaan plotseling den luchtigen heer een voor haar jonge krachten flinken klap in zijn nog op onweer staand gezicht gaf. Welke handeling gevolgd werd het spijt mij het te moeten boekstaven door hoongelach van de trampassagiers in de buurt. j. c. a Een winkelier te Rijswijk, die door het jongste Engelsche bombardement werd getroffen, werd op bovenstaande wijze geholpen door liefdadige medeburgers. Men hielp hem aan een stukje grond, een houten keet en inventaris, zoodat de zaak nu weer draait. (Foto Schimmelpermingh.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5