Jiuastr
Zes Haarlemsche scholieren
pleegden sabotage
Nieuwe uniformen voor
den opbouwdienst.
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 30 OCTOBER 1940
Het Kriegsgericht veroordeelt hen tot
tuchthuis- en gevangenisstraffen
Van Epscheute schrikt op uit een dommel, merkt
dat er een oogenblik stilte is en applaudisseert
vriendelijk, niet beseffend dat de spreekster juist
heeft opgemerkt, dat zij zelf door een lichte kou
niet zal kunnen zingen.
Maandagmiddag heeft het Duitsche „Kriegsge
richt", in zitting bijeen in Hei Haarlemsche Kan
tongerechtgebouw, een ernstig geval van sabotage
berecht.
Zes scholieren uit Haarlem en omgeving, de 17-
jarige M.U.L.O.-scholier H. v. L., de 16-jarige H.
B.S.'er H. N. C. S., de 17-jarige H.B.S.'er W. N., de
18-jarige Lyceïst A. L. van D.-K., de 20-jarige
H.B.S.'ers A. J. W. en de 19-jarige H.B.S.'er J. L.
K. stonden terecht voor het feit dat zij sabotage
hadden gepleegd ten nadeele van de Duitsche
weermacht. Nadat een poging op 14 September
om een kabel van de Duitsche weermacht
in de omgeving van Haarlem met een spiritus
vlam door te branden mislukt was, omdat de
spiritus geen vlam vatte, kwamen de jongens op
Zondag 15 September allen op dezelfde plek
bijeen om opnieuw te probeeren om den kabel
te vernielen. Uit het verhoor der aangeklaagden,
dat den geheelen middag in beslag nam, kwam vast
te staan, dat H. van L. lid was geweest van eer
scholierenvereeniging, die zich A(nti) D(uitsche)
J(eugd) O(rganisatie) noemde. In Augustus trad
hij tot deze vereeniging toe. Later, in zijn vacantie,
werd de naam veranderd in A(nti) N(ationaal)
S(ocialistische) O(rganisatie). De A.D.J.O. werd
einde Juni door H. N. C. St. opgericht met het doel
de N.S.B. te bestrijden, het nationaal socialisme in
het algemeen, derhalve: Duitschland.
De president vroeg dezen H.B.S.'er of hij wist
wat of nationaal-socialisme beteekende en of hij
er wel eens een boek of geschriften over gelezen
had, waarop een ontkennend antwoord kwam. De
president merkte op dat men, indien men al iets
wenscht te bestrijden, toch in de eerste plaats dient
te weten wat of het is en beteeken t.
Ook van de A.N.S.O. was H. N. C. S. lid. Doch de
jongens vonden dat deze vereeniging teveel leden
telde en te bekend was om practisch werkzaam te
kunnen zijn. Zij besloten een kleine club te vormen
zonder naam, die in het geheim kon werken. De
jongens kozen A. J. W. tot leider, omdat hij de
oudste was.
H. van L. werd belast met de afdeeling „Sabo
tage'' en kreeg den geheimen naam „S. 3". Er wer
den in totaal vijf afdeelingen opgericht. H. N. C. S.
werd C. 3 genoemd als hoofd van de afdeeling
„Chemicaliën"; hij moest er voor zorgen dat che
micaliën verkregen werden om sabotagedaden tot
uitvoering te brengen. W. N. als N. 3, had tot taak
de namen van N.S.B.-leden te noteeren en van D.-K.
moest zorg dragen voor de propaganda, want men
wilde de club uitbreiden tot een 25-tal jongens. De
H.B.S.'er K. nam de afdeeling I (inlichtingen)
voor zijn rekening.
Er werd besloten dat van L., als leider van
de afdeeling Sabotage de vernieling van een kabel
van de Duitsche weermacht in de omgeving van
Haarlem voor zijn i-ekening zou nemen. Terwijl de
anderen op den uitkijk stonden bevestigde van L.
een blik met spiritus met een ijzerdraad aan den in
de lucht hangenden kabel. Het was 14 September des
avonds om kwart over neger., dus in de duisternis.
Een lucifer werd aangestreken en in de opening
van het blik geworpen. De jongens, in de veron
derstelling dat de toeleg zou gelukken, verwijder
den zich in allerijl. Den volgenden morgen echter
kwam de leider van de club, W., die den avond
tevoren niet mee was gegaan, naar de bewuste
plek om te zien of er resultaat was verkregen. Hij
zag het blik nog aan den kabel hangen, zonder dat
de kabel zelf beschadigd was. W. sloeg het blik er
af, zoodat het op den grond achter een boom te
recht kwam. Den volgenden Zondagavond kwamen
alle zes jongens, de chef en de vijf afdeelingslei-
ders, ter plaatse om nogmaals een poging te wa
gen. Geholpen door van L. klom van D.-K. op een
fiets en stak de spiritus in het blik, waarvan dit
maal het deksel verwijderd was om meer zuurstof
bij de spiritus te brengen, aan. Het zestal maakte
zich in haast uit de voeten. Een politie-agent, die
even later passeerde, zag het brandje en wist de
vlammen te dooven nog voor dat aan den kabel
schade werd toegebracht.
Het bleek ter terechtzitting voorts dat de jongens
van A. 7 (den geheimen naam van W., den leider)
een schriftelijke opdracht hadden ontvangen, waar
in stond dat beoogd werd Duitsche auto's te ver
nielen, huizen, waarin Duitsche soldaten waren
ondergebracht, in brand te steken, en wegwijzers te
verwijderen. Wat deze laatste ^^doelstelling betrof
waren de jongens ook reeds tot daden gekomen.
K. bekende met N. en van L. een Duitschen weg
wijzer verwijderd te hebben.
Gevraagd hoe zij er toe kwamen om daden van
sabotage te bedrijven antwoordden van L. en N.
dat zij in de krant gelezen hadden dat zulke daden
meer bedreven werden en dat zij het daarom ook
wilden doen.
De President merkte op databij die berichten ook
heeft gestaan dat er zeer zware straffen op sabo
tage staan en dat soms de geheele bevolking van
een plaats daaronder lijden moet.
Voorts bracht de President naar voren dat sabo
tage in alle opzichten den Nederlanders benadeelt.
Wanneer men bijvoorbeeld met het vernielen van
een kabel bereikt dat een stuk luchtafweergeschut
tijdelijk buiten werking wordt gesteld, dan is het
de Nederlandsche burgerbevolking, die te lijden
krijgt van de Engelsche luchtaanvallen.
De aanklager wees in zijn requisitoir erop dat
wanneer het hier rijpe menschen betroffen had.
hij de doodstraf geëïscht zou hebben. Een volgend
maal zal dit onherroepelijk gebeuren en dan er
voor zorg gedragen dat die straf ten uitvoer zal
worden gebracht.
Deze jongelui hebben er blijkbaar ook niet aan
gedacht dat door sabotage de geheele plaats hunner
inwoning aan straffen wordt blootgesteld. Juist in
Haarlem en omgeving worden de meeste delicten
tegen de weermacht bedreven. In alle plaatsen in
Nederland is het rood omrande bericht aangeplakt
dat op zulke daden zware straffen en zelfs de dood
straf staat; dit is dus een ieder bekend. Maar spe
ciaal in de omgeving van Haarlem worden veel
dergelijke delicten tegen de weermacht gepleegd
en wanneer dat niet ophoudt zal de geheele bevol
king er onder moeten lijden.
De aanklager wilde er rekening mede houden dat
deze jongens zich niet van de geheele draagwijdte
van hun handelingen bewust zijn geweest en eisch-
te tegen van L., S. en N., die nog geen 18 jaar zijn
een gevangenisstraf van 3V2 jaar, en voorts tegen
van D. K. 3 jaar tuchthuisstraf, K. 4 jaar tuchthuis
straf en W. 5 jaar tuchthuisstraf.
De verdediger Mr. van Leyenhorst wees er op dat
het Nederlandsche volk jaren lang in de oers, op
vergaderingen en van den kansel verkondigd is dat
het nationaal-socialisme de geestelijke waarden ver
nietigt en van het Nederlandsche volk een siaven-
volk zou maken. Een stroom van leugens over het
nationaal-socialisme is over ons uitgestort Het Ne
derlandsche volk is stelselmatig bedrogen. Dit volk.
en speciaal de scholier, werd opgevoed in een geest
van afkeer van het nationaal socialisme. De ge
beurtenissen van dit jaar hebben het volk en de
jeugd uit het evenwicht gebracht. Het gerucht, dat
de N. S. B. verraad zou hebben gepleegd heeft een
ontstellenden invloed uitgeoefend oo de mentaliteit
van het volk. Het heeft bij de jongeren de idee doen
post vatten dat ze iets moeten ondernemen tegen
het nationaal socialisme, de N. S. B. en tegen de
Duitsche weermacht, die het nationaal socialisme
in ons land heeft gebracht. Zij meenen daarmee de
Nederlandsche belangen te dienen, De jeugd ver
staat niets van het nationaal socialisme want ze we
ten niet wat het is. Deze jongens zijn derhalve niet
ten volle verantwoordelijk voor hetgeen ze deden.
Zij zijn de bedrogenen. De bedriegers zouden ge-
sh-aft moeten worden overeenkomstig den eisch van
den aanklager. Pleiter vroeg de rechtbank om cle
ment te zijn.
Nadat de rechtbank zich in de raadkamer beraden
had, v-erden door den president de vonnissen uitge
sproken.
W. werd beschouwd als hoofdaangeklaagde en
veroordeeld tot 3 jaren tuchthuisstraf. Bij dit von
nis werd in aanmerking genomen dat het hier niet
ging om een opzichzelf staande daad van sabotage,
maar om een organisatie, die zich sabotage ten doel
stelde. K. werd veroordeeld tot 2 jaren tuchthuis
straf en van D.-K. tot de voor dit feit minst moge
lijke straf: 1 jaar tuchthuis. Tot 1 jaar en 6 maan
den gevangenisstraf werd van L. veroordeeld,
die jonger is dan 18 jaar, doch die niettemin een
hoofdaandeel in deze sabotagezaak had genomen.
S. en N., beiden ook jonger dan 18 jaar, werden
ieder veroordeeld tot 1 jaar en drie maanden ge
vangenisstraf.
De jongens, waarvan W. in voorarrest zat, wer
den onmiddellijk na de zitting in hechtenis geno
men voor het ondergaan der straffen.
In het algemeen belang vestigde de President er
nog de aandacht op dat ook zij, die weliswaar geen
sabotagedaad plegen en er ook geen medewerking
aan verleenen, doch die er wel van op de jogte
zijn en verzuimen de Duitsche autoriteiten dan wel
de Nederlandsche politie hiervan in kennis te stel
len, gestraft worden met zware tuchthuis- en ge
vangenisstraffen. Er kan in dit opzicht niet krach
tig genoeg worden opgetreden.
in Haarlem
en daarbuiten.
CARL SPITZWEG (1808-1885)
Vijf jaar vóór Vincent van Gogh sterft Carl Spitz-
weg, een der meest gewaardeerde Duitsche schil
ders van de vorige eeuw en één van hen tevens,
voor wie de waardeering niet stillekens is afgezakt,
doch integendeel ongemerkt is toegenomen. Ver
wonderlijk is het telkens weer als men zich reali
seert hoe een geweldig rijke tijd die negentiende
eeuw voor de Europeesche schilderkunst geweest
is, waarin in ieder land kunstenaars die een traditie
hoog hielden (als Spitzweg) konden werken tege
lijkertijd met meteoren (als Van Gogh) en beiden,
door wie een halve eeuw na hen kwamen, kunnen
worden begrepen en op prijs gesteld.
Beide genoemde schilders hebben, hoe vreemd het
ook schijne, iets gemeen bovendien: zij hebben bei
den eenigen tijd op die waardeering der kenners
moeten wachten. En dat zal den lezer ten opzichte
van Van Gogh eerder begrijpelijk voorkomen, dan
ten opzichte van Spitzweg, die, naar men in Holland
allicht spoedig meent, dan toch letterlijk niets had
wat zijn tijdgenooten had kunnen op stang jagen.
Het vriendelijk anecdotische. de soms zelfs wel wat
zoetelijke romantiek van zijn tijd was zeker in
Spitzweg's vaderland, en eigenlijk overal elders
te zeer het program van den dag dan dat men
hem daórom zoo lang in de menigte der confraters
had laten opgaan. Spitzweg kwam aan den smaak
van zijn tijd volmaakt tegemoet. Maar daarnaast be
zat en gaf hij nog iets meer en dat heeft men pas
later bij hem erkend toen de tijd wat verder was
geschreden en men een geheele periode in de schil
derkunst meer óp afstand overzien kon. Anecdotiseh
in zijn voorstellingen was hij zoowel als zijn tijd
en landgenooten maar hij was nog iets meer en dat
iets geeft juist den doorslag als men op het schilder
kunstige element in zijn werk let. Voor wie daar
naar zijn waardeering benaalt, kregen hij en en
kele anderen een voorsnrong on die collega's die
zich enkel op het „wat!" van de voorstelling, het
verhaaltje, de legende geworpen hadden en met het
„hoe?" van de uitvoering tevreden geweest waren
als het maar academisch-juist en technisch verde
digbaar was. Dezulken zijn er altijd (en overal ve
len) voorhanden. De anderen, die, om zoo te zeggen,
ook in hun wijze van sch;ideren een eigen spraak
spreken, herkenbaar van de anderen en toch met
hen verbonden, zijn minder talrijk en Spitzweg be
hoorde tot die laatsten. De latere kunstcritiek heeft
die onderscheiding kunnen maken en daardoor be-
Bevordering van het
Archiefwezen
In de jaarvergadering van de Vereeniging van
Nederlandsche Archivarissen is door Staatsarchiv-
direktor Vollmer de mededeeling gedaan, dat be
langrijke archiefstukken naar ons land zullen terug-
keeren, zooals blijkt uit het verslag der vergadering
in dit nummer. Dr Vollmer herinnerde aan het in
1926 tusschen het Pruisische en het Nederlandsche
archiefwezen gesloten ruilverdrag, dat uitstekend
voldaan heeft en voor het eerst het beginsel van de
herkomst over de landsgrenzen heen toepaste. Dat
zal nu van Duitsche zijde ook in toepassing gebracht
worden op de overige Duitsche landen en op Ne
derland ten aanzien van de archieven van publiek
rechtelijke lichamen en andere instellingen. Ieder
land zal de archieven van eigen besturen en licha
men terugkrijgen en bij den ruil van archiefstuk
ken zullen ten gunste van Nederland ook België en
Frankrijk betrokken worden.
Niet alleen in den kring der archivarissen, maar
in alle kringen die zich met geschiedkundig onder
zoek bezig houden zal men met belangstelling en
waardeering van dit besluit kennis nemen, dat den
historischen arbeid in ons land bevorderen zal en
zijn goede gevolgen op velerlei publicaties op dit
gebied zal doen gelden.
De archivarissen kregen ter vergadering buiten
dien de voor hen verheugende mededeeling dat
een aantal in 1924 getroffen bezuinigingsmaatre
gelen met betrekking tot het archiefwezen en in het
algemeen het wetenschappelijk onderzoek tot op ze
kere hoogte ongedaan is gemaakt, dat ten aanzien
van het personeel naar verdere verandering wordt
gestreefd en dat men eveneens beoogt, toereikende
middelen ter beschikking te stellen voor het druk
ken en openbaar maken van inventarissen, bronnen
en beschrijvingen.
Kampereiland uit zijn isolement
verlost.
Dam in het Ganzendiep opengesteld.
KAMPEN, 29 October. Dinsdag is de dam in
het Ganzendiep, die Kampen over het Kampereiland
met den toekomstigen N.O.-polder verbindt, met
een eenvoudige plechtigheid officieel open gesteld.
Door het in gebruik nemen van dien weg over
het Ganzendiep is het isolement van het Kamper
eiland opgeheven. Voortaan is het niet meer noodig,
dit groote landbouwgebied door middel van een
.•eerpont te bereiken. Men kan nu van den weg
over den dam in het Ganzendiep gebruik maken.
Deze weg heeft aansluiting op den in aanbouw
zijnden weg over het Kampereiland r.aar de
Ramspol en zal over nog een te bouwen brug ver
binding met den N.O.-polder geven.
hoort die schilder, ook op den dag van vandaag tot
den picturalen roem onzer buren, waaraan ze te
recht als het Spitzweg geldt ongaarne laten tornen.
Spitzweg behoort tot de school van München, tot
die artistengroep die, evenals onze Hagenaars der
vorige eeuw, hun thuis opgedane kundigheden, als
het kon, in Parijs een beetje gingen opfrisschen cn
uitbreiden. Behalve Parijs had voor de Miinche-
naars ook Weenen een zekere aantrekkingskracht.
Doch speciaal in Spitzweg wil men wel den Duit
schen genre-schilder zien die het duidelijkst met de
school van Barbizon in contact geweest is. En dan
behoeft men daarbij niet zoozeer aan Millet of Dau-
bigny te denken dan wel aan dien aan Spitzweg's
geest verwanten anecdotischen romanticus Narcisse
Diaz voor wien de Duitsche kunstenaar een groote
bewondering koesterde.
Dat hij echter volkomen zichzelf gebleven is pleit
voor zijn kunstenaarschap. Voor zoover ik origineele
Spitzweg's uit Duitsche musea ken, heeft, behalve
de zeer knappe en smaakvolle wijze van schilde
ren, juist die eigenaardige geschiktheid een vreemd
element in den eigen aard op te nemen en te ver
werken. altijd bekoring voor me gehad. De repro
ductie die bii dit kroniekje een plaats vindt, ver
duidelijkt meer dan woorden, mijn bedoeling. Een
Gevaarlijk spel van jeugdige
knapen.
Wapens uit arsenaal gehaald.
De politie te Naarden heeft twintig school
jongens, van wie de oudste 14 jaar is, aange
houden, omdat zij een zeer gevaarlijk spelletje
speelden. De jongens vertoefden in de onder-
aardsche gangen van het fort en speelden met
wapens, welke zij hadden gevonden, o.a. de
gens, traangasprojectielen, seinpatronen en
busjes trotyl. Een der jongens had zelf op des
kundige wijze een landmijn vervaardigd, welke
tot ontploffing werd gebracht en een groot
gat in de wallen sloeg
In een der gangen werden eenige knapen
opgesloten en met traangasprojectielen be
stookt, waardoor de gevangenen het bewustzijn
verloren. Eerst buiten kwamen ze weer op hun
verhaal.
De politie onderzoekt door wiens nalatigheid
de knapen aan het gevaarlijke speelgoed zijn
gekomen.
Met ingang van 1 November zal door de offi
cieren van den Opbouwdienst bij wijze van proef
een nieuw uniform gedragen worden, die van de
totdusverre geldende verschilt door de kleur van
den kraag en door den vorm van het hoofddeksel.
Bij wijze van overgangsmaatregel zullen op de
uniformen voor de troepen-officieren van den Op-
bouwdienst de wapen- of andere onderscheidings
teekenen vervallen.
paar oude gelieven vermeien zich in de schoone na
tuur. Hij speelt fluit terwijl zij bezig is een bloem
krans te vlechten die ze straks om zijn hoogen hoed,
dien ze op de knieën houdt, leggen zal. Het zou
sentimenteel kunnen wezen, maar is het niet. Het
is geestig. In den ijver waarmee het mannetje blaast
zit een Weensche humor en in het prachtige stille
ventje, daar, waar de hoed met linten van de dame
bij wat kleedingstukken ligt, zit een Weensche ele
gantie. De anecdote wordt hier niet verwaarloosd,
integendeel. Doch hoe luchtig en speels wordt ze
voorgedragen. En wat knappe knaap is zulk een
schilder die in het centrum van zijn compositie zulk
een monstrueus, bloempotachtig voorwerp als de
hoed van den minnaar durft te plaatsen zonder dat
het zijn schilderij onderste boven gooit. En dat is
nu juist het eigene en aardige in Spitzweg: hij of
fert zijn anecdote niet op. Al toont hij in de vrije
wijs waarop hij het omringend landschap schildert,
van Narcisse Diaz geleerd te hebbenhij ge
bruikt wat hij daarvan gebruiken kan en wil en
blijft verder zichzelf. Diaz zou in zulk landschap
een paar engeltjes of nymphjes schilderen, Spitz
weg blijft de geestige verteller en prachtige schil
der, een der eersten van zijn tijd en zijn land.
J. H. DE BOIS
De diverse rangen zullen daarbij voorloopig wor
den aangegeven met sterren op een zwart bandje om
den bovenarm en wel voor districtscommandanten
vier sterren, voor luitenants-kolonel en majoors drie
sterren, voor kapiteins twee sterren en voor le en
2e luitenants één ster.
De overjas (jekker) zal worden voorzien van
blauw-groene patjes met gouden korenaren.
De uniformen van de marine en van het Indische
leger worden na 31 October as. door officieren niet
meer gedragen en die van het leger slechts in den
gewijzigden vorm.
LANGS DE STRAAT
MISLUKT.
Wat 'n dag was dat! Een strakblauwe lucht, zon
der één wolkje, een stralende zon, een temperatuur
zooals we ons die in de lente dikwijls wensóhen,
maar die ons dan, helaas, in dit land van mest en
mist en killen, kouden regen bijna nooit ten deel.
valt.
De menschen in de hoofdstad waren in grooten
getale op het pad: zij wandelden, niet omdat ze wel
moesten, maar omdat ze wilden loopen, louter om
het plezier van het wandelen. En als zij moe waren
geworden, zetten zij zich neer op een der café
terrassen, (als zij daar tenminste een plaats konden
machtig worden) vlijden zich neer in een gemak-
kelijken stoel en puften uit. Ik zeg u, zij puften
waarlijk. En dat in de tweede helft van October!
Op dezen dag der dagen zat een jonge moeder
met een kind in de tram, met een klein meisje,
nog op den leeftijd, waarop kleine meisjes op moe-
der's schoot zitten. Het kind had een wollen jurkje
aan en daarover een wollen manteltje en het droeg
een lekker warm mutsje. Het had een rood kleur
tje, was ongedurig, zat geen oogenblik stil en leed
aan telkens terugkeerende huilbuitjes. Kortom:
het. was lastig en dwingerig. En de moeder vond dit
blijkbaar zeer onaangenaam. Zij probeerde de
kleine af te leiden volgens het bekende recept:
„Kijk, daar staat 'n agent, zie je wel? Die houdt de
menschen tegen. Ze moeten even wachten tot de
tram voorbij is!" Of: „Kijk 's naar dat kleine jon
getje op de fiets, wat heeft die 'n klein fietsje!"
Of: „O, wat heb ik hier 'n lekker pepermuntje!
Wil jij dat hebben?" Maar het kind keek niet, niet
naar den agent en niet naar het jongetje en het
sloeg het toch zoo verleidelijk uitziende pepermuntje
uit moeder's hand.
Hoe het kind in dien toestand geraakt was? Een
ander trampassagier had daar een eigen, vaststaand
oordeel over. Hij was een man van middelbaren
leeftijd, los en luchtig gekleed, „op zijn zomers",
zonder boord, zonder hoed.
Deze man was de volle tram binnengekomen en
had tegenover de jonge moeder juist nog een plaats
gevonden. Hij nam een krant en begon te lezen,
maar spoedig werd zijn aandacht getrokken door
het lastige, dreinende kind. Hij keek even wat
nauwkeuriger en toen kwam er een misprijzende
uitdrukking in zijn oogen. Hij ergerde zich merk
baar. Na nog eenige oogenblikken kon hij zich niet
langer bedwingen, keek de jonge vrouw gestreng
aan en zei: „Geen wonder dat het kind lastig is!"
„Hoe bedoelt u?" vroeg de moeder, in haar ze
nuwachtigheid in eens vuur vattend, op vrij
scherpen toon.
„Dat kind is veel te warm gekleed!"
„Dat weet ik wel!' antwoordde de jonge vrouw.
„Als u dat dan weet, waarom trekt u dat kind
dan zooveel goed aan?" ging de luchtige voort.
De moeder werd nu echt boos en zei met 'n hoog-
roode kleur: „Och meneer, waar bemoeit u u mee?
Weet u, hoe laat ik vanmorgen met dit kind van
huis ben gegaan en waar ik vandaan kom?"
„Al kwam u van de Noordpool", merkte de man
zonder boord volhardend op, „dan blijf ik toch
zeggen, dat het kind te dik gekleed is!"
„En ik blijf zeggen", ketste de jonge moeder
weodend terug, „dat u u met uzelf bemoeien moet.
„U weet toch net zoo goed als ik, dat het tegen
woordig s morgens in de vroegte koud is. Nou, en
ik ben vanmorgen al heel vroeg de deur uitge
gaan!"
Zóó koud is het niet, dat u een kind zoo hoeft
in te bakeren. Dat kind is te warm gekleed en dat
is heel ongezond."
Maar de gekapittelde had er nu genoeg van. Ze
was waarlijk niet in een stemming om zich in een
volle tram de les te laten lezen.
„Volgende halte conducteur", zei ze tot den juist
passeerenden gemeentelijken trambegeleider. En
ze maakte zich gereed om, het warme kind torsend,
de tram te verlaten.
Voelde het kind zich toch tenslotte meer één met
de moeder dan gebleken was? Ik weet het niet,
maar een feit is het, dat de kleine in het voorbij
gaan plotseling den luchtigen heer een voor haar
jonge krachten flinken klap in zijn nog op onweer
staand gezicht gaf. Welke handeling gevolgd werd
het spijt mij het te moeten boekstaven door
hoongelach van de trampassagiers in de buurt.
j. c. a
Een winkelier te Rijswijk, die door het jongste Engelsche bombardement werd
getroffen, werd op bovenstaande wijze geholpen door liefdadige medeburgers.
Men hielp hem aan een stukje grond, een houten keet en inventaris, zoodat de
zaak nu weer draait. (Foto Schimmelpermingh.)