o°o diet sijmphonieodkest a «h s ,o n O O 49 JS O/ O O est O p %o \o O %"°o LEDENCONCERT. Twee Haagsche grapjassen ZATERDAG 16 NOVEMBER 194Ö HAARtE M'S D X G B' E X15 7 door MARINUS ADAM. Pauken 5A •fVl oJ en /*s/< y9et 5trijk. 0fk Q A ,ov £V°D .0 D O P OPSTELLING VAN HET H. O. V.-ORKEST. Onder den naam „Symphonie orkest of Philhar- monie orkest" (den laatsten niet te verwarren met „harmonie orkest"), verstaat men ensembles, samengesteld uit strijk-, houten blaas- en koperen blaasinstrumenten, plus slaginstrumenten. De hoofdgroep wordt gevormd door de strijkin strumenten, het z.g. strijkorkest, wat niet wil zeggen dat de blazersgroep minder belangrijk is. Het strijk orkest is weer onderverdeeld in eerste violen, tweede violen, altviolen, violoncelli en contrabassen. Het minst bekende strijkinstrument van deze groep is wel de „altviool". Oogenschijnlijk verschilt zij niet van de gewone viool, doch in wezen ver schilt zij wel degelijk daarvan. Ten eerste is zij grooter. Verder heeft zij een snaar in de laagte meer en in de hoogte een minder en heeft een ander timbre (klankkleur). De alt vormt den overgang van de viool naar de violoncello. Dit instrument werd vroeger zeer stiefmoeder lijk behandeld en de bespelers er van werden als mislukte violisten beschouwd. Wanneer er vroeger een altsolo in een orkestwerk voorkwam, voor spelden de orkestleden slecht weer. De laatste jaren is de meening over de alt in hooge mate anders geworden. De groote meesters hebben voor dit in strument gecomponeerd. Altsoli in een orkestwerk missen dan ook door het bijzondere timbre van het instrument nimmer hun effect. In het symphonie- orkest is de alt onmisbaar. De violen, violoncelli en contrabassen zijn te be kend dan dat er verder over uitgewei1 behoeft te worden. De H.O.V. bezit 7 eerste violen, 7 tweede, 4 alt violen, 4 violoncelli en 3 contrabassen. De kleine orkesten zooals de A.O.V., G.O.V. en Maastrichtsch Orkest hebben deze zelfde bezetting, terwijl de U.S.O., Rotterdamsch Philharmonisch, het Residentie en het Concertgebouw Orkest, een grootere bezetting hebben. De blaasinstrumenten vervullen in het orkest een bijzondere rol. Doordat ieder instrument een eigen karakter en timbre bezit, maken zij een com positie zeer kleurrijk. Het is een merkwaardig verschijnsel dat de musici spreken van een kleurrijke instrumentatie (dit is het gebruikmaken van de mogelijkheden van verschillende instrumenten) terwijl de schilders spreken van een goeden toon in een schilderij. Wat het palet is voor een schilder, zijn de mu ziekinstrumenten voor den componist. Immers, de schilders mengen de verschillende kleuren of gebruiken ze zooals zij op het palet zijn aangebracht. Ook de componist mengt z'n muzi kale kleuren of timbres van verschillende instru menten, ofwel gebruikt ze afzonderlijk, wat musici noemen: solistisch. Door de verschillende klankkleuren die in het orkest aanwezig zijn bestaat er gx-oote verscheiden heid van klankmogelijkheden. Iedere componist heeft dan ook zijn eigen muzikaal palet, evenals ieder schilder z'n schilderpalet heeft. Daar de mogelijkheden op de oude blaasinstru menten beperkt waren, vindt men ze in de oudere composities op bescheidener wijze aangewend dan in latere werken. In werken van Mozart beginnen de blaasinstrumenten een meer zelfstandige rol te spelen. Mozart schreef voor fluit, klarinet, fagot en hoorn ook soloconcerten. De componisten die na Mozart geleefd hebben, o.a. Berlioz, César Franck, Mahler en Strauss, hebben met groote virtuositeit gebruik gemaakt van de blaasinstrumenten. Het oudste blaasinstrument is de fluit. Reeds bij de oude Chineezen, Grieken en Egyptenaren, was zij in gebruik. De vorm is gelijk gebleven, doch het applicatuur heeft groote veranderingen ondergaan. Vroeger was het een houten buis met gaten, zon der kleppen, tegenwoordig is het een en al klep. Ook kennen wij tegenwoordig de zilveren fluit. En bij de klassieke orkestbezetting gebruiken we meestal 2 fluiten, die ieder een afzonderlijke partij spelen. De 2de fluitist speelt, indien noodig, ook piccolo. Dit is een klein (en wel het kleinste) blaas instrument, dat de hoogste tonen kan voortbren gen. De hobo (in het Fransch hautbois) (hooghout) is een merkwaardig instrument, dat voortgekomen is uit de schalmei (herdersfluit). Terwijl de fluit zonder eenig hulpmiddel geluid voortbrengt, door te blazen over een gaatje dat bovenaan is aange bracht, wordt het geluid van de hobo geproduceerd door middel van een dubbelbladig rietje, als ver lengstuk in de hobo aangebracht. Het geluid S eenigszins „neuzig" en zeer pénétrant, doch ook zeer melodieus. In het orkest bekleedt de hobo een bijzondere plaats. Doordat zij het minst te lijden heeft van temperatuurwisselingen en de toonhoogte vrij sta biel blijft is de hoboist aangewezen de „a" aan de spelers te geven, zoodat een homogene stemming wordt bereikt. Voor het begin van het concert zal men dan ook altijd den hoboist door het orkest zien gaan en één en denzelfden toon aangeven, nl. de a. Ook van dit instrument worden er twee ge bruikt, soms wel drie. De 2de hoboist speelt, indien noodig, de Ergelsche hoorn of althobo. Het geluid van dit instrument is nagenoeg gelijk aan dat van de hobo; doch het kan lagere tonen ten gehoore brengen; de hooge tonen van de hobo zijn daarop niet te spelen. Leeken beweren wel eens dat hoboïsten op een bepaalden leeftijd „gek" worden. Tot heden heb ik nooit een hoboist met abnormale geestvermogens ortmoet. Men moet dit dus maar als een fabeltje beschouwen. Echter is het wel waar, dat het be spelen van dit instrument zeer vermoeiend is, om dat de lucht door een nauwe opening geperst moet worden en men dientengevolge een te veel aan adem krijgt. Het jongste houten blaasinstrument is de klari net. In de tweede helft van de 18de eeuw is zij pas in gebruik genomen. De romantici hebben de klarinet zeer veel gebruikt in hun composities. Vroeger noemde men dit instrument de „Prima Donna" van het orkest, omdat zij het meest de menschelijke stem nabij komt. Op een plat uitloo penden kop is een enkelbladig riet aangebracht, waardoor het geluid wordt voortgebracht. Ook twee klarinetten worden in 't orkest gebruikt. Tot de klarinettenfamilie behoort ook de bas klarinet, een instrument dat den vorm van een oude Duitsche pijp heeft, maar veel grooter is. Zij heeft een metalen, soms een houten beker, en een plat uitloopenden kop met een enkelbladig riet en wordt bespeeld als een klarinet. Vooral Wagner ge bruikte in zijn instrumentaties vaak de basklarinet. Ook andere componisten, zooals: Berlioz, César Franck, Mahler en Strauss hebben dankbaar ge bruik gemaakt van dit eigenaardige instrument: als bas in de houtblazersgroep en als solo-instrument, kan het een bijzonder mooi effect maken, vooral in het lage register. De es-klarinet of kleine klarinet wordt in het Symphonie-orkest niet zoo vaak gebruikt. Door haar venijnig geluid doet zij denken aan een kij vende oude juffrouw. Berlioz gebruikte haar in het laatste deel van zijn Symphonie Fantastique, nl. de „Hexensabbath" waarin de es-klarinet wel zeer goed haar timbre kan demonstreeren. Tenslotte komen wij, wat de houtblazersgroep be treft, aan het meest eigenaardige instrument van het Symphonie Orkest, n.m. de fagot, waarvan er ook twee, soms drie gebruikt worden. De eigen aardigheid zit niet alleen in den vorm, doch in het timbre. Voor komische effecten leent zij zich bij zonder goed; het kan echt koddig klinken. Grieg heeft dit instrument wel zeer effectvol toegepast in z'n „Peer Gynt" muziek (In het paleis van den Bergkoning). Ook Tschaikowsky heeft het sterk getypeerd in den Chineeschen dans in de suite Casse-Noisette. De fagot heeft nog een tweede karaktereigen schap en wel dat zij gebruikt kan worden voor me lancholieke stemmingen in een compositie; dit vooral in het z.g. bovenregister. De vorm van dit instrument is ook eigenaardig. Twee houten pijpen, ongeveer 3 centimeter dik, loopcn van onderen uit in een breed sluitstuk. Bo ven aan loopt één der pijpen uit in den z.g. beker met ivoren rand. Als twee periscopen steken de fa gotten boven het orkest uit. De naam „fagot" wil eigenlijk zeggen: „takken bos". Vermoedelijk is dit een spotnaam, die slaat op de twee samenloopende pijpen. De contrafagot is een nog merkwaardiger in strument. Zij kan de laagste tonen ten gehoore brengen en heeft een buitengewoon eigenaardig timbre; zoo iets als het geluid van een brombeer. De H.O.V. bezit helaas dit instrument niet, om den hoogen prijs. Hoewel de contrafagot niet in alle werken te spelen heeft, is zij toch, vooral in mo derne composities, waar zij voorgeschreven wordt, vaak noodig. Beethoven en Brahms gebruikten reeds in hun werken dit eigenaardige instrument, echter niet zelfstandig, maar als versterking van de contra bassen. In de kleine orkesten wordt de contrafagot meestal vervangen door de tuba, indien de partij solistisch is. In de koperblazersgroep is de hoorn wel één van de belangrijkste instrumenten. Door haar no bel timbre vormt zij den overgang van het hout naar het koper. Met beide kan zij zich mengen. So listisch speelt de hoorn een belangrijke rol in het orkest. B.v. in de Notturne uit Mendelssohn's „Mid- sommernachtstraum" muziek en in het 2de deel van de 5de Symphonie van Tschaikowsky is de hoornpartij bijzonder mooi. Voor het schilderen van jachttafereelen in 'n muziekstuk is zij bij uitstek ge schikt. De vorm van de hoorn komt dan overeen met de jachthoorn, zooals men die vaak op oude schilderijen afgebeeld ziet. Door het z.g. „stoppen" (dit is blazen met de hand A-servies .ia-aeheel-.e^ao-sLyi. r\/Xr. |5/ V BARTeuOe.lSSTH.^0 TELEFOON 15751. (Adv. Ingez. Med.) Sleutel weg? Tel. 11493 DeSleutelspecialist. L.Veerstr. 10 (Adv. Ingez. Med.) in den beker) of door het inbrengen van een „sour dine" (een holle houten kogel), is het mogelijk een eigenaardig snerpend geluid te produceeren. In de klassieke instrumentatie gebruikt men meestal 2 hoorns, zooals in werken van Haydn, Mo zart e.a. uit dien tijd. Beethoven begon reeds 4 hoorns te gebruiken. Een kwartet van hoorns doet vaak, wat het timbre betreft, denken aan een man nenkoor. De trompet, één der meest bekende koperinstru menten, is, hoewel onmisbaar in het orkest, niet zoo'n belangrijk instrument als de hoorn. Vroeger werd zij alleen aangewend als ondersteuning der harmonieën. In de moderne werken treedt zij meer solistisch op. Vooral wanneer „con sordino" (met geluiddemper) geblazen wordt klinkt de trompet zeer eigenaardig en komt het geluid eenigszins overeen met dat van de hobo. Twee en soms drie trompetten worden er in het orkest gebruikt. De bazuin of schuiftrombone, zoo genoemd naar de schuif of coulisse die er is aangebracht, heeft het minst te spelen in het orkest. De trombonisten worden dan ook door hun collega's betiteld met den naam „lijntrekkers van het orkest", waarop zij al tijd repliceeren, dat wanneer zij meespelen het hoogtepunt van muzikale schoonheid wordt bereikt. In drie verschillende registers wordt de schuif trombone gebruikt n.l. alt, tenor en bas-trombone, De mogelijkheden op dit instrument zijn beperkt, vandaar dat men het met nauwgezetheid moet toe passen. In koraalachtige passages, zeer zacht ge speeld, kan de trombonegroep een effect bereiken van ongekende schoonheid. In combinatie met hoorns en trompetten is de trombone vooral bij feestelijke of erotische effecten onmisbaar. Als laatste blaasinstrument komen we nu aan de tuba, het grootste blaasinstrument. De H.O.V. bezit er één van bijzonder groot formaat; andere orkesten gebruiken een kleiner soort. Zij is de bas van de kopergroep en wordt evenals de trombone niet zoo vaak gebruikt als de andere instrumenten. In wer ken van Wagner, Berlioz, Mahler en Strauss speelt zij echter altijd een belangrijke partij. Ter vervan ging van de contrafagot is zij ook te gebruiken, hoewel het timbre daar in 't geheel niet op lijkt. Doch nood breekt ook hier wet. Van de slaginstrumenten zijn de pauken wel de voornaamste. Zij hebben den vorm van een groote pan, bespannen met een vel en kunnen op verschil lende toonhoogte gestemd worden. De paukenist fnoet over een zeer goed gehoor beschikken, omdat onder het spelen van het orkest de pauken vaak .omgestemd" moeten worden. Als versterking van het rhythme en bij 't naboot sen van onweer en storm zijn zij niet door andere instrumenten te vervangen. Als andere slag- en effect-instrumenten kunnen we nog noemen: de groote- en kleine trom, bekkens, triangel, tambourin, cas- tegnettes, tam-tam, (een groote gong) en de klok ken. Als melodisch instrument in de slagwerkgroep, nog te noemen het klokkenspel of carillon, dat bespeeld wordt door middel van een hamerklavier. Nog twee belangrijke instrumenten van zeer bij zonderen aard zijn de harp en celesta. De eerste is één van de bekendste en oudste tokkelinstrumenten. In den loop der tijden heeft de harp groote veranderingen ondergaan, niet zoo zeer wat het uiterlijk, doch wat het mechanisme betreft. Zooals wij haar nu kennen heeft zij een aantal pedalen, waardoor het mogelijk is in ver schillende toonaarden te spelen. Als solo-instrument is zij bijzonder geschikt. Men moet echter goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden, om voor de harp te kunnen componeeren. De celesta heeft den vorm van een klein pianotje. Het geluid is kristalhelder en maakt den indruk van het bespelen van glazen. In de Danse de la Fée Dra gee uit de Casse-Noisette-suite van Tschaikowsky kan men de eigenschappen van de celesta goed waarnemen. Voor exotische effecten leent dit ty pische instrument zich zeer goed. Uit dit artikel zal het den lezer duidelijk zijn, dat men de instrumentatie van 'n compositie niet kan veranderen zonder daardoor den bedoelingen van den componist geweld aan te doen. De harp. De althobo. (Engelsche hoorn.) De hobo. De fagot. MUZIEK. Haarlemsche Orkestvereeniglng. Anton Dvorak's Vijfde Symphonie, het „Z nového sveta" (Uit de Nieuwe Wereld) betitelde orkest werk, hebben we sinds Nico Gerharz haar vele jaren geleden op het Haarlemsche repertoire bracht, ettelijke malen op H.O.V.-concerten onder verschil lende dirigenten hooren vertolken. Zij werd gaande weg een lievelingsstuk van het publiek; niet zelden had de uitvoering „op verzoek" plaats. Toch kwam het ook wel voor, dat de ouditie bij sommige ge regelde concertbezoekers maar weinig innerlijke belangstelling vermocht te wekken. Die Symphonie van Dvorak, nu ja, die kenden ze nu wel om zoo te zeggen noot voor noot. Jawel, net zoo lang, totdat Toon Verhey er mee kwam. Toen hoorden we ineens allerlei, dat vroeger voor ons verborgen was gebleven of aan ons onopgemerkt voorbij gegaan was. Een motiefje hier, een tegenstem daar: dat was al wat anders, doch dat zijn tenslotte nog kleinigheden. Maar de stemming, de sfeer, de prach tige afgewogenheid van den uiterst gedifferentieer- den klank: dat alles stelde het werk in een nieuw licht. Zijn vertolking boeide weer, van begin tot eind. Zoo was 't ook Vrijdagavond. Reeds met de Adagio-inleiding van het eerste hoofddeel wist hij ons te pakken; daar waren van die subtiele, doch uiterst welgekozen en werkzame terughoudingen in, die er een merkwaardige distinctie aan verleen den. Ook het daarop volgend Allegro molto toonde geen spoor van routinewerk of sleur; daar pulseerde een leven met al zijn wisselvalligheden in, Dvorak's metronoom-aangifte was er slechts een richtlijn, doch geen strakke, onverbiddelijke wet geving. Maar het mooiste kwam in het Largo; dat werd een stemmingsstuk, een betooverend schoone natuurschildering. Andere hoogtepunten kwamen in de majeur-gedeelten van het Scherzo en in de coda der Finale, die zich boven een simpele, vaak als iets te gerekt aangevoelde recapitulatie verhief. Ons orkest toonde zich daarbij van zijn beste zijde; nu eens waren het de violen of de celll, dan weel een fluit, een clarinet, de althobo of een hoorn, die gespannen deden luisteren. Minder geslaagde mo menten waren zeer schaarsch en konden ternauwer nood afbreuk doen aan den indruk van het geheel, die zich in een langdurige ovatie uittè. Het tweede gedeelte van den avond begon met een noviteit: een Deelamatorium van Wouter Paap, op een tekst van Joost van den Vondel. Ik begrijp niet goed hoe die tekst, een gedicht over Drukkunst", een componist aanleiding heeft kunnen geven, om er orkestmuziek bij te schrijven, wordt Haarlem met zijn Hout, al wordt Laurens Koster er eervol in vermeld. Een eerste vereischte toch voor een deelamatorium lijkt me, dat er in den tekst dramatische kracht zit, die door de muziek verhoogd kan worden. Die kracht ontbreekt nu in dat aan den drukker Balthazar Moerentorf opge dragen gedicht van Vondel ten eenenmale. Behalve eenige, tertdeele nog al gezwollen lyrische ontboe zemingen bevat dat gedicht allerlei geestige opmer- mingen, die in onze drukkerij „Laurens Koster" zeker wel gewaardeerd kunnen worden, maar waarbij het toch ondoenlijk schijnt om passende muziek te schrijven, behalve misschien voor een componist als Rich. Strauss, maar die muziek zou dan toch waarschijnlijk anachronistisch uitgevallen zijn. De compositie van den leeraar aan de Utrecht- sche School voor Kerkmuziek Wouter Paap toont diens zin voor orkestrale kleuren, waarin de aan wending van het pizzicato der strijkinstrumenten wellicht iets te overdadig schijnt; zij vermijdt voorts opgeschroefde moderne allures, en is dus heel goed aanvaardbaar. Maar den inhoud van Vondel's ge dicht verduidelijken doet zij niet; integendeel, zij dekte de spreekstem toe, al hield Toon Verhey haar zoo zacht mogelijk, ook waar de componist f of ff voorgeschreven had. Dat lag niet aan de declama- trice Joanna Diepenbrock: al was deze naar ik ver nam, door verkoudheid niet geheel bij stem, toch klonk haar voordracht duidelijk door de zaal, zoodra de muziek eens voor een oogenblik verstilde. Doch grootendeels leek die muziek te zwaar georkestreerd. Aan blijken van vriendelijke waardeering heeft het overigens noch der declamatrice, noch den aanwezi gen componist ontbroken. Met een brillante, zeer beheerschte uitvoering van Dukas' „L'Apprenti-Sorcier", waarin de solo's dei- bastuba en der altviool zich eervol onderscheidden, werd dit goed bezochte ledenconcert besloten. K. DE JONG. PA. WILLEM P. VERVOÖMEN VERVEN, STOOMEN VAN DAMESHOEDEN W1LHELAMNASTR-16 TEL-I688A- HAARLEAt VANAF HEDEN GEOPEND 10 uur12.30 uur en 1.30—6 uur. ZATERDAGS TOT 4 UUR N.M. (Adv. Ingez. Med.) Dekking tekort IT. O. V. B. en W. willen hoogstens f 2000 beschikbaar stellen. Bij besluit van 28 Augustus j.l. heeft de Raad van Haarlem aan de Haarlemsche Orkestvereeniging over 1940 een extra subsidie toegekend van f 10000, ten einde het voortbestaan van het orkest mogelijk te maken. De H.O.V. ziet zich echter nog voor de taak gesteld, een in den loop van eenige jaren ontstaan niet-onaanzienlijk tekort te dekken. B. en W. van Haarlem achten het in het belang van de verdere exploitatie, dat de H.O.V. over de inkomsten waar op zij in de toekomst redelijkerwijze kan rekenen, voor die epxploitatie kan beschikken, zoodat het ge- wenscht is, dat het bestaande tekort wordt aange zuiverd. Zij stellen voor ter gedeeltelijke veref fening van dit tekort van gemeentewege een bedrag van ten hoogste f 2000 beschikbaar te stellen en wel uit het Fonds voor Kunsten en Wetenschappen. AFBRAAK VAN DE GEERTEKERK TE UTRECHT De kerkvoogdij der Nederlandsch Her vormde gemeente te Utrecht heeft het plan op gevat de reeds enkele jaren wegens bouwvallig heid gesloten Geertekerk voor afbraak te ver- koopen. Voor 2 December a-s. is een referen dum onder de lidmaten der Nederlandsch Her vormde gemeente uitgeschreven om alsdan te komen tot een officieele toestemming om over te gaan tot uitvoering van het plan. 99 99 Een bewoner van de Boerenstraat te 's-Graven'hage vertoefde des avonds, om streeks half negen even in een Café aan de Van der Neerstraat en hij had zijn fiets op slot voor de deur gezet. Toen hij weer buiten kwam, zag (hij dank zij de lichte maan dat twee mannen zijn rijwiel weg droegen. Het gelukte hem het tweetal te achterhalen, waarop een van beiden het hazenpad koos, terwijl de ander zich tracht te te verontschuldigen met de opmerking, dat men een grapje had willen uithalen. De politie werd in den arm genomen en de grappenmaker, een 20-jarige los-werkman uit de Bergmannstraat, werd in arrest ge steld. Ook de tweede grapjas werd in den loop van den dag bij zijn kraag gepakt en voorloopig opgeborgen. Uit het leven van Harald Kreutzberg. Bij zijn a.s. optreden in Haarlem. Harald Kreutzberg, ide beroemde danser, zal bin nenkort weer in ons land en ook in Haarlem, op treden. Naar aanleiding hiervan publiceeren wij hier een merkwaardige episode uit het leven van dezen artist, door hem zelf beschreven. Toen ik voor het eerst in Los Angeles danste, had ik den indruk alsof het publiek zich meer voor de Stars in het Theater interesseerde dan voor dat, wat zich op het tooneel afspeelde. De naieve Euro peaan, die de meening is toegedaan dat de men- schen daar toch eindelijk wel aan den aanblik van hun filmheden gewend zijn, heeft het mis. Zij zijn (Foto archief Ernst Krausi) het niet in het geringste! De interesse voor die of die privé, is nog altijd enorm groot en daar op dien avond Marléne Dietrich, Navarro, Douglas Fairbanks, Joan Crawford en tenslotte ook Garb® (in haar zeer bescheiden costuum en hoed nau welijks als de goddelijke te herkennen) in het theater verschenen waren, was er genoeg te zien en fluisterend te bewonderen. Overigens heb ook ik mij in California eens als „star" gevoeld. Dat was op een avond, die ik in Pasadena gaf en die zoo lang geworden was, dat het hoogst onzeker was, of ik den trein naar New- York nog halen zou. Maar ik moest hem halen en toen gebeurde er iets echt Amerikaansch: men bestelde een politie-escorte, vier man op motor fietsen, met schril fluitende sirenen, waarvoor ieder ander voertuig stoppen moest en zoo ging het in een wilde galop naar het station, waar ik nog op het laatste oogenblik in een trein sprong. Ik voelde mij* alsof ik de Koning van Siam was! Een van de mooiste reisherinneringen is voor Kreutzberg zijn Japansche tournée. Hij schrijft: „Tn dit lieflijk landschap met bloeienide kerseboomen en idyllische theetuinen vergeet men geheel, dat men vele duizenden kilometers van huis verwijderd is. Alles is hier natuurlijk, veel reëeler menschen en dingen, en de geheele atmosfeer van het land. Zel den heb ik mij in een vreemd land zoo snel thuis gevoeld als juist in Japan, waarvoor ik altijd een beetje angst had, omdat ik meende dat de Euro peaan hier misschien een bewonderenswaardige, maar toch een voor hem heel vreemde en ontoegan kelijke wereld zou vinden. En dat men hier iets van den Europeeschen dans zou weten, ja zelfs mijn naam zou kennen, dat alleen te veronderstellen, kwam mij al vermetel voor. Ik had mij mijn aan komst in Japan in alle stilte en onopgemerkt voor gesteld, maar toen het schip de haven van Yoko hama binnenvoer, wachtte mij een groote verras sing, want een groote menigte dans-geestdriftige Japanners wachtte mij op, en, mocht het in het begin eenigszins met de taal haperen zij spraken allen maar weinig Engelsch en nog minder Duitsch en men daarom bij de eerste begroeting eenigs zins verlegen tegenover elkaar stond, toch vervloog het gevoel van vreemd-zijn, waarvoor ik zoo ge vreesd had, onmiddellijk. Japan is een zeer gast vrij land, men komt den vreemdeling daar met zooveel vriendelijkheid en glimlachend geduld tege moet, dat deze het gevoel heeft, al honderd maal daar geweest te zijn en dat hij om zoo te zeggen bij oude vrienden is. Maar niettemin gaf ik mijn eersten dansavond in Tokio toch met hartkloppin gen! Ik lijd anders niet aan plankenkoorts.... maar dezen avond was het mij toch eenigszins vreemd te moede. Eerst kwam het mij voor, alsof ik in een leege zaal danste. De toeschouwers waren ongelooflijk stil. Geen teeken van bijval, niets. Maar de meest gespannen opmerkzaamheid en dan eerst langzaam aan elkaar naderbij komen. Het was even vreemd als heerlijk, dit steeds sterker wordend contact te voelèn. Ik heb nadat de eerste terughouding overwonnen was, zelden met grootere vreugde gedanst als op dezen avond en de vele volgende in Tokio. Wonderbaarlijk was de belang stelling waarmee het publiek alle dtéails volgde. Ik kon mij in mijn garderobe nauwelijks verklee- den, zoo groot was de aandrang van de vele be zoekers, die mijn costuums heel nauwkeurig kwa men bekijken. En de weetgierigheid, of het nu de muziek was van een dans, of wel 'n bepaalde dans beweging, die hun karakteristiek voorkwam, was niet te verzadigen. De weken in Japan behoore» tot mijn schoonste herinneringen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 11