De Torenwachter
AB'S AVONTUREN
VRIJDAG 22 NOVEMBER 194Ö
HAARDE M'S D A" GBEA T5
4
EEN VERHAAL VAN DE ZEE.
bewerkt door
ADRIAAN J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
2)
Een haai, was het antwoord van den ander
d:e niet minder opgewonden was. Ik was er al bang
voor en ik heb hem nog gewaarschuwd. Maar hij
zal zich wel weten te redden.
Waarom heb je mij niet gewaarschuwd? bul
derde Jones.
Maar het was nu niet de tijd om uitleg te geven.
De beide mannen staarden naar het schouwspel,
dat zich door de krach tvan hun kijkers als vlak
voor hun oogen afspeelde.
Op dat oogenblik richtte de haai zich half uit het
water op en sloeg met geweld tegen de boot, zóó,
dat de beide mannen den slag hoorden.
De woorden bleven Jim haast in de keel steken
van louter opwinding.
Hij heeft hem geraakt, hoorde Jones hem hij
gen, hij is gelukkig zoo verstandig geweest om zijn
mes mee te nemen. Als er maar niet méér zijn!
Een enkel oogenblik zagen zij het donkere haar
en het witte gezicht van hun kameraad boven wa
ter. De haai draaide zich om en schoot naar voren
en Brand dook weer onder.
Jones was doodsbleek en het zweet liep hem met
stralen langs zijn voorhoofd.
Ik had er wat voor over gehad als ik dit had
kurnen voorkomen steunde hij.
En ik heb er wat voor over, dat ik het kan
zien. riep Jim enthousiast. Brand wint. Er is er
maar één en Brand weet, hoe hij met dat heer om
moet gaan.
Het hoofd van hun kameraad kwam weer boven
water en Jim verbrak de spanning door zoo hard
jhij kon te roepen:
r- Brand, zorg, dat je uit zijn vaarwater blijft
Het monster, dol van pijn door de verwondingen,
die Brand hém had toegebracht, lette niet meer op
zijn aanvaller ,maar zwom zinneloos in het rond.
Een tweede steeg had hem doodelijk gekwetst.
Brand, die blijkbaar wel eens gezien had hoe de
Maleische duiker met zijn vijand afrekende, zwom
met krachtige slagen naar de boot. De haai tolde
in zijn doodstrijd wild in het rond en de zee leek
een kokende massa. Brand klom kalm, maar buiten
adem, over het zeil aan boord.
De belde mannen lieten een zucht van verlich
ting hooren. Hun aandacht werd nu echter getrok
ken door de eigenaardige bewegingen van hun ka
meraad in de boot. Hij was een oogenblik blijven
staan alsof hij door iets gestoken werd. maar het
volgend oogenblik was hij reeds achter in de boot.
Met zijn linkerhand hield hij mond en neus ge
sloten en mei zijn rechterhand greep hij het li
chaam van een man bij zijn reddingsgordel en wierp
het overboord.
Brand had het zeil opgetild en wat hij daar zag.
scheen niet van veel beteekenise hij liet het ten
minste liggen.
Hij plaatste een paar riemen in de dollen en
stuurde de boot in de richting van den vuur
toren.
Het was duidelijk, dat hij den haai doodelijk ge
troffen had, want deze dreef nu op zijn rug en of
schoon enkele bewegingen bewezen, dat hij nog
niet dood was, had hij toch geen kracht genoeg om
zich tegen den aanval van een mede-roofvisch te
verzetten.
Brand stond rjog even op om den aanvaller van
den haai onschadelijk te maken en t<*en vervolgde
hij zijn weg naar de rots, waarop de vuurtoren
stond; echter niet dan nadat hij voor het eerst sinds
hij zijn mes uit de schede gehaald had, zijn mak
kers had toegewuifd.
Jim schoof zijn kijker met een klap in elkaar.
Hij heeft een doode overboord gegooid, merk
te hij op, dus zal er wel een leverde onder het
zeil liggen.
Hoe kom je daarbij? vroeg Jones, die door
het avontuur overstuur was.
Wel, je hebt toch gezien, wat hij deed, maar
laten wij eens gaan kijken, of wij hem ook kunnen
helpen.
Ze spoedden zich naar de ,deur boven het water.
Jones bracht een kleine kraan in gereedheid, die
misschien noodig zou zijn, terwijl de ander naar
beneden klom.
Bij eb was er op de rots niet veel plaats om aan
wal te komen,,maar nu was er slechts een ruimte
van hoogstens enkele vierkante decimeters, zoodat
het zelfs bij kalm weer een kunststuk was
om hier met een boot te landen.
De boot werd nog gevolgd door een troep krij-
schende vogels, die zoo nu en dan neerdaalden om
te probeeren of de haai, die daar ronddreef, reeds
geheel ongevaarlijk was.
Na eenigen tijd keek Brand over zijn schouder
om te zien hoe ver hij nog van de rt>ts af was.
Met het gemak van iemand, die dat dagelijks doet,
keerde hij de boot om ze met den voorsteven op
de landingsplaats te brengen.
Laat een mand zakken, riep hij gejaagd en
terwijl de beide anderen zich er over verbaasden,
dat hij zoo dringend sprak, werd hun oor door een
viermaal herhaalden roep van een stoomfluit ge
troffen. Ze hadden de Princess" heelemaal verge
ten. Het schip was nu dicht bij, veel dichter, dan
stoomschepen gewoonlijk kwamen.
Eerst keken ze verbaasd naar het schip en Brand
liet zijn boot zelfs even loopen. Maar toen begreep
Jim. dat een stoomschip een en denzelfden toon
moet gebruiken om aan al zijn gevoelens uiting te
geven en dat de scheepsofficieren het voorval had
den gadegeslagen en zoo van hun bewondering
blijk gaven.
Ga maar door. zei hij en knikte in de richting
van het schip. Jullie hebben nu tenminste wat om
over te babbelen. Nu, haal dat zeil er eens af,
Brand. Wat is het, een man of een vrouw?
HOOFDSTUK II.
Een doop.
Brand haastte zich niet met antwoorden Ten
eerste was hij uitgeput. De strijcf met den haai had
zijn krachten, die na twee dagen onafgebroken, in
gespannen arbeid toch al niet zoo heel groot meer
waren, volkomen verbruikt.
Maar er was nog een andere reden. Toen hij in
de boot geklommen was had het schouwspel, dat
zich daar aan. hem opdeed, hem geheel van Zijn
stuk gebracht.
Wat is het? herhaalde zijn kameraad nu na
drukkelijk; je bent toch niet gewond?
Het is een baby, zei Brand op afwezigen toon.
Een baby? herhaalde Jones, die bezig was met
de kraan, verbaasd.
Een wat? riep Jim. die tegen zóó'n verrassing
niet bestand was. Als Brand „een tijger" gezegd
had, had hij niet verbaasder kunnen zijn.
Ja, een babyhij leeft nog, ik hoorde hem
huilen, zei de man in de boot.
En op hetzelfde oogenblik klork werkelijk van
onder het zeil, dat nu vlak bij Jim was, een zwak
kindergeschreid. Maa.r iemand, die jaren lang ma
troos geweest is. weet op te treden en Jim voelde,
dat er gehandeld diende te worden.
Even later bevond hij zich naast Brand in de
boot.
Laat eens wat cognac zakken, riep hij naar
zijn chef. Er is hier geen druppel meer.
Hij had gezien, dat Brand in een toestand was,
dat een stevige hartversterking hem goed zou doer.
Terwijl Jones zich haastte om het verlangde te
gaan halen, bukte Jim zich en lichtte het zeil op.
Op den bodem van de boot lag een kind, gewik
keld in een deken, die door zijn gespartel als een
rol onder 2ijn armen zat. Door den toestand, waar
in het verkeerde, was het niet mogelijk te zeggen
hoe oud het was.
Door het schommelen van de boot sloeg het wa
ter om het kind heen .Als door natuurlijk instinct
gedreven had het de eenige houding, waarbij het
in leven kon blijven, gevonden.
Zoover de mannen op het eerste gezicht konden
oordeelen waren de kleeren van het kind van een
dure kwaliteit. Maar Jim schonk niet veel aandacht
hieraan; hij was vader' van drie gezonde kinderen
en op het gezicht van dit uitgeputte wezentje kwam
er een nevel voor zijn oogen. Hij bukte zich, maak
te de deken, die men aan de boot vastgebonden
had, los en bevrijdde het kind uit zijn onaangera-
me positie. Het was aandoenlijk te zien. hoe de
vermagerde handjes zijn polsen grepen, maar ze
waren te slap geworden om ze vast te houden en
na de eerste poging vielen de armen van het kindje
langs het lichaam.
Jones, die ook vader was, kreeg een goeden in
val toen hij in de voorkamer kwam, zoodat. toen
de mand zakte, daar niet alleen een kruik cognac
inzat, maar ook eer flesch versche melk.
Jim. gaf de kruik aan zijn makker
Hier, oude jongen, zei hij opgewekt, neem
daar eens een paar slokken van. dat zal je opknap
pen. En hoe eerder je naar binnen gaat en die natte
plunje uittrekt, hoe beter! Gaat het? Het zal er
voor dat kind ook om spannen; als het al niet te
laat is.
De behulpzame Jim was wel zoo verstandig om
niet te probeeren zoo maar wat melk in den mond
zijn zak. waarvan hij een punt met melk vochtig
van het kind te gieten. Hij haalde een zakdoek uit
maakte en veegde hiermee de door het zou zwart
geworden lippen van de baby af.
Jim ging zoo op in zijn taak, dat hij niet er op
lette wat Brand deed. Jones, die zich een tien meter
boven hem bevond, voorzag hem rijkelijk van goe
den raad.
Pas op. dat je het je zakdoek niet laat opzui-
sen. riep hij. iet te veel. Jim. het is nog zoo jong.
De stumperd! Het is eer wonder, dat het nog leeft,
terwijl zijn verzorger allang dood was! Nu, Jim,
langzaam aan, dan breekt het lijntje niet. Wat denk
je er van, als je het eens in de mand zette? Droge
kleeren en een warm bad is na water-en-melk voor
zoo'n wurm het beste.
In orde, opgepast. Het zuigt anders prachtig.
Is het een hij of een zij?
Ik weet het niet. maar te oordeelen naar de
kleertjes, zou ik zeggen, dat het een meisje is.
Zie je nu wel. heb ik het je niet gezegd? riep
Jones boos. Jij denkt maar, dat alle kinderen net
zoo sterk zijn als die halve wilden van jou. Ik heb
het je wel gezegd, je overvoert het kind.
Watte? kwam het antwoord. Je weet niet te
gen wie je het hebt. Toen ik op de westkust zat,
heb ik apen van twee weken zoo opgefokt.
.(Wordt vervolgd).
Sxaiit-scfiaenenPafaiek in yefrwik
yeuamen.
WAAR EENS DE VADER PLOECDE EN
ZAAIDE
Vijfhonderd arbeiders vinden
werk in een modern bedrijf.
ping zullen, alvorens hun keus te bepalen hun
oog terdege over het schoenenlegioen, dat keurig
voor de aanstaande meesters aangetreden staat,
laten gaan.
In 1930 werd het bedrijf door den heer H. Otten
met een 10-tal arbeiders opgericht. In 1934 was het
aantal arbeiders gestegen tot 120. Aanvankelijk
legde men zich toe op het maken van heerenschoe
nen, doch na toetreding van den heer Biessels tot
de directie werd ook de vervaardiging van dames
schoenen ter hand genomen. En thans, 10 jaren
later, is het bedrijf uitgegroeid tot één van de
grootste schoenfabrieken van Nederland met 500
arbeiders en arbeidsters! Voorwaar een groei, die
buitengewoon groot genoemd mag worden. Uit een
bescheiden schoenmakerij werd een industrie, waar
op Nederland trotsch mag zijn. In het bijzonder Nij
megen. dat zoo buitengewoon gunstig aan groote
waterwegen gesitueerd is, is den ondernemers en
leiders van deze fabriek erkentelijk. Bij de officieele
opening waren dan ook de burgemeester de heer
J. H. A. Steinweg, de wethouder van sociale zaken,
de heer G. A. Kalwey, de voorzitter van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken de heer ir. Th. Ross-
kopf en vele anderen aanwezig.
Het was een merkwaardig oogenblik toen één der
directeuren, de heer F. H. Biessels in zijn toespraak
tot de aanwezigen memoreerde dat zijn vader den
zelfden zanderigen bodem, waarop thans de zoon
deze fabriek heeft kunnen vestigen, in het zweet
zijns aanschijns heeft beploegd en bezaaid. Dit is
een karakteristiek feit; uit den bodem is organisch
de industrie gegroeid.
De monumentale, nieuwe Swift-fabriek, welke dezer dagen te Nijmegen in gebruik
werd gesteld. 500 arbeiders vinden hier hun werk.
De Nederlandsche industrie is een schoe
nenfabriek rijker, die een productiecapaciteit
heeft van drie kwart millioen paar schoenen per
jaar!
In Nijmegen is de nieuwe Swïft-fabriek in be
drijf gesteld en 500 menschen zullen hier in een
groote werkruimte, welke aan alle moderne eischen
voldoet, schoeisel voor dames en heeren vervaar
digen.
Na de officieele opening van de fabriek maakten
wij een rondgang en volgden het ontstaan van den
schoen op den voet. De schoen wordt architectonisch
ontworpen. Men heeft ons zelfs verteld dat een
schoenontwerper een kunstenaar moet zijn gelijk
een architect dat is! En bij dezen ontwerper begint
de schoen zijn leven, om dit tenslotte aan de voe
ten der dragers verder te slijten. De ontwerper
heeft keuze uit een groote variatie van gekleurd
leer, en wanneer hij een nieuwen vorm heeft vast
gelegd en voorzien van een artistieke versiering
gaatjes, figuurtjes, bandjes en wat dies meer zij
steekt de schoen zijn nog papieren neus in de
eigenlijke fabrieksruimte. Daar wordt het benoo-
digde bovenleer uit groote lappen gesneden, be
werkt, in den juisten vorm gebracht en op het in
andere afdeelingen gefabriceerde onderstuk be
vestigd. In den bezoeker eindeloos schijnende
rijen (de fabrieksoppervlakte is ongeveer 7000
M2.) doen arbeiders en arbeidsters hun plicht en
dragen ieder er toe bij dat „de schoen op papier"
een schoen van leer wordt. Waar de machine nuttig
werk kan verrichten gebeurd dat, doch voor 't over-
grootc deel blijft de schoenfabricatie aan handwerk,
met behulp van zeer moderne werktuigen.
Ieder arbeider of arbeidster, hoe klein ook het
aandeel is dat hij of zij in de samenstelling van
den totalen schoen heeft, weet hoe de heele schoen
er uit zal zien, en vormt dus een klein radertje,
dat terecht past in het groote geheel. Het is wel
wat overdreven te zeggen, dat elk dezer arbeiders
zijn hoofd in den vorm van een schoen heeft en
het wekt bovendien een nachtmerrie-achtig beeld
op! maar in ieder geval is daarmee duidelijk
dat een ieder bij zijn detailarbeid het doel: de
schoen, voor oogen staat, en dat kan niet anders
dan van zeer gunstigen invloed zijn op de kwaliteit
van het product. Een merkwaardig beeld van ver
antwoordelijken arbeid schenkt ons de man, die
belast is met het snijden van de kleine stukken
leer uit. een grooten loop. Hij moet op gevoel te
weten komen waar eigenlijk „de%ek in het leer
zit". En dan moet hij het leer zóó uitsnijden dat
die rek tegengesteld wordt; immers wanneer u een
schoen aan heeft, waarvan het leer met uw voeten
meerekt, dan zit die schoen binnen korten tijd als
een zak. Het leer moet niet meerekken, doch juist
uitzakken tegenhouden. Dat resultaat verkrijgt men
door den rek zoodanig in het leer te plaatsen dat de
schoen streks wél méégeeft, maar niet toegeeft,
in de wandeling noemen wij deze eigenschap van
een schoen de soepelheid, en de winkelbediende
spreekt, wanneer hij ons den schoen aanmeet, van
souplesse!
Het bovenleer van de schoenen wordt momenteel
geheel uit het binnenland betrokken. Naar de di
rectie ons verzekerde valt de kwaliteit van dit
binnenlandsche leer, waarop men in dezen tijd is
aangewezen, zeer mee. Het leer voor de zolen komt
uit het buitenland. De Nederlandsche koeien staan
te vaak op stal om goed hard zoolleer te kunnen
leveren; daarvoor zou hun huid meer aan weer en
wind moeten worden blootgesteld.
De fabriek van Swift maakte op ons een groot-
schen indruk. Het fabrieksgebouw werd in 1930
opgetrokken en was oorspronkelijk bedoeld als
kunstzijde fabriek. Voor de schoenenfabricatie is
het met eenige lokalen uitgebreid. Er zijn speciale
apparaten voor luchtverversching en overal is dub
belglas voor isolatie. Het licht kan allerwegen vrije
lijk binnen treden. Een watergordijn installatie
treedt bij het begin van een brand onmiddel
lijk in werking. Wij namen ook het schaftlokaal
in oogenschouw: dit is uiterst gerieflijk ingericht
doch nergens schaadt de overdaad. De arbeiders
hebben hier een prettige gelegenheid om uit te
blazen en nieuwe krachten op te doen.
In de exportruimte staan de schoenendoozen met
het bekende merk van Swift de sierlijke haze
windhond, voorbeeld van elegance en souplesse
metershoog opgestapeld. De weg van hier naar de
schoenwinkels alom in het land is niet lang meer,
en in de met zorg samengestelde étalages lonken de
coquette neusjes van de damesschoentjes, de
schoentjes-met-bandjes, de schoentjes-met-gaatjes,
de schoentjes rood en blauw, de schoentjes zus en
zoo, in honderdlei variatie want alleen in kleu
ren en soorte bovenleer kan men een keur doen
uit een honderdtal en ook de heeren der schep-
VOOR DE KINDEREN
Toen steeg het vliegtuig weer on
middellijk snel omhoog en vloog weer
in een wijden kring om het schip.
Plotseling zagen allen uit het schip
een wit wolkje komen en toen een
knal en tegelijk spoot een lange vuur
straal hoog door de lucht.
„Dat is het antwoord dus,"
schreeuwde Speurneus tegen zijn
buurman.
Daar was het signaal-licht weer
van Ab. Hij seinde: „Kom... niet...
telaag;het vuurIs....
opugericht. Ab."
Komt er weer gauw schapenvleesch?
Veel vraag en veel onzekerheid.
Sinds 11 November bestaat er, zooals men weet,
een verbod van het slachten van schapen. Alleen
met toestemming van de Nederlandsche Vee
houderij Centrale is het geoorloofd.
Toen dit slachtverbod werd uitgevaardigd is
opgemerkt, da,t dit nog niet beteekende, dat er nu
ook geen schapenvleesch beschikbaar zou zijn.
Immers men rekende er op. dat de centrale
„slachtrijpe" exemplaren voor de slacht vrij zou
geven.
Blijkbaar is dit te optimistisch gedacht. Bij in
formatie toch bleek ons, dat, met uitzondering
van enkele gevallen, waarbij slachten wegens een
opgeloopen ongeval geboden was na het ver
bod geen enkele ontheffing te Haarlem is ver
leend. Met andere woorden: de Centrale heeft tot
dusver geen verlof tot schapen slachten gege
ven.
Geen schapenvleesch dus, hetgeen een groote
teleurstelling beteekent voor de huismoeders, die
gaarne het rund- en varkensvleeschrantsoen zou
den aanvullen met een lamsbout of schapencote-
lette. Teleurstellender is echter de onzekerheid, of
en zoo ja wanneer het schapenvleesch weer ver
krijgbaar zal worden gesteld. Een blijmoedige
slagerscourant schreef dezer dagen: „Binnen kor
ten tijd", maar een pessimistische slager, dien we
over het geval interpelleerden, meende, dat het
wel Januari kan worden.
De tweede piloot nam een klein
toestel uit een leeren koffertje, zette
een koptelefoon op en begon snel op
een paar knoppen te tikken. Daarna
scheen hij te luisteren en vervolgens
tikte hij weer met dezelfde regelmaat
op de blinkende knoppèn. De tweede
piloot had met dit toestelletje naar
den marconist aan de kust geseind
om meer hulp. De piraten wilden zich
niet overgeven. In tijd van een half
uur vlogen boven de D. III 14 groote
politievliegtuigen. Het overweldigend
geronk der motoren geleek op een
hevig onweer. Ook was de groote
Oceaanstoomer op de hulpaanvraag
van den tweeden piloot naderbij ge
komen.
Een zij-aanzicht van de stroomsluis bij Kadoelen in het nieuwe kanaal van
Blokzijl, dat een grootschen indruk geeft van dit machtig werk.
(Foto Pax Holland.)
Eisch tot pensioen afgewezen.
AMSTERDAM, 21 November Een tachtigtal
oud-geëmployeerden van de Amsterdamsche
Droogdok Maatschappij, in de meening verkeerende,
dat zij recht op pensioen hebben en die twee jaar
lang van de Droogdok Maatschappij ondersteuning
hebben genoten, zagen deze ondersteuning vermin
deren. Naar aanleiding hiervan maakten zij eenige
jaren geleden een civiel proefproces aanhangig
om hun rechten door de rechtbank te doen vast
stellen.
Geëischt werd een wekelijksche uitkeering van
f 10 per persoon.
De Amsterdamsche rechtbank was van oordeel
dat de betrokkenen gedurende eenige jaren zonder
protest de verminderde uitkeering hadden aan
vaard en daardoor het recht hadden verloren om
later aanvulling tot f 10 per week te eischen.
In hooger beroep was het Hof het met deze ziens
wijze niet eens, doch in zijn arrest van heden
bleek'het van oordeel, dat aan de oud-gedienden
van de Droogdok Maatschappij geen vaste uit
keering was toegezegd, doch slechts een onder
steuning, die de maatschappij naar verkeizing kon
verminderen. Op dezen grond wees het Hof de vor
dering af.
Engelsche bommen richten weinig
schade aan.
In den nacht van Woensdag op Donderdag
hebben Engelsche vliegers getracht ons lan<f op
verschillende plaatsen met bommen te bestoken.
Van de uitgeworpen bommen kwamen de meeste
echter in het vrije veld terecht, zoodat zij weinig
resultaat opleverden.
Slechts kreeg een twaaltal woonhuizen dak-
schade,door- brandbommen of granaatscherven,!
terwijl voorts een schuur uitbrandde en twee an- j
dere schuren werden beschadigd.
Persoonlijke ongelukken zijn gelukkig niet ta
betreuren. (A.N.P.)
Motoraverij van het m.s. „Eland".
Motoren waren in onvoldoenden staat.
De raad voor de scheepvaart heeft het onder
zoek inzake de motoraverij van het motorschip
„Eland" gedurende de reis op 4 en 5 November
1939 gesloten.
De raad is van oordeel, dat uit het gehouden
onderzoek, hoewel de beide motoristen niet kon
den worden gehoord, met voldoende zekerheid
is komen vast te staan, dat de „Eland" de reis
van Amsterdam naar Pontrieux heeft ondernomen,
terwijl de motoren in geheel onvoldoenden staat
van onderhoud verkeerden.
Zoowel kapitein als motoristen waren kort vóóf
vertrek aan boord gekomen. Het schip was in
Noorwegen beladen, had geruimen tijd de kapi
tein vermoedt ongeveer twee maanden stilge
legen en de kapitein meende, dat de moeilijk
heden, welke zich reeds op de reis naar IJmuiden
voordeden, hieraan waren toe te schrijven, dat de
motordrijvers vreemd waren op dit schip en de
motoren nog niet voldoende kenden.
De kapitein 'deed als invaller dienst en had dit
vroeger opk wel eens gedaan. Overigens had hij
echter nimmer als kapitein gevaren. Ongetwijfeld
zou, wat hier gebeurd is, een ervaren kapitein
niet zijn overkomen. Hij ging nu af op de mede-
deeling van den eersten motordrijver, dat deze
het wel aandurfde de reis te ondernemen. Met
zulle een vage mededeeling had hij echter geen
genoegen mogen nemen. Een deugdelijk onderzoek
zoek van den motor heeft hier niet plaats ge
had. De kapitein had zulks echter moeten vorderen
alvorens naar zee te gaan (A.N.P.)
Siki en zijn broer "Klikko stonden
te midden van een rumoerige bende.
Overal klonken schorre uitroepen. Bij
tusschenpoozen schoot een blauwe
vlam uit een der kanonloopen en
spoot dan een lange witte straal om
hoog. Plotseling wees Klikko omhoog
naar de mast.
„Daar, kijk eens!" riep hij.
Zijn broer Siki wees omhoog en ook
hij ontdekte nu een knioperlicht.
Met groote sprongen was Siki op de
brug bij Simpa, die zelf achter het
stuur stond.
„Daar, kijk!" riep Siki, terwijl hij
omhoog wees. „Wat is dat?"
Lijk van Franschen officier beroofd.
De rechtbank te 's-Hertogenbosch be
handelde de strafzaak tegen den 28-jarigen,
thans gedetineerden dansleeraar J. W. van R.
woonachtig te Tilburg, die terecht stond omdat
hij op 14 Mei onder de gemeente Oirschot van
een gesneuvelden Franschen officier een gouden
ring had gestolen.
Tegen van R.. die volledig bekende, eischte
de officier van Justitie twee jaar gevangenis
straf, met aftrek van het voorarrest en tevens
vroeg hij aan de rechtbank teruggave van den
ring te gelasten aan de weduwe van den gesneu
velden officier.
De verdediging in deze zaak werd gevoerd
door mr. E. van Zinnicq-Bergmann uit
Vught, die clementie bepleitte. De.rechtbank zal
over veertien dagen uitspraak doen in deze
zaak.