De Torenwachter AB'S AVONTUREN VRIJDAG 22 NOVEMBER 194Ö HAARDE M'S D A" GBEA T5 4 EEN VERHAAL VAN DE ZEE. bewerkt door ADRIAAN J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 2) Een haai, was het antwoord van den ander d:e niet minder opgewonden was. Ik was er al bang voor en ik heb hem nog gewaarschuwd. Maar hij zal zich wel weten te redden. Waarom heb je mij niet gewaarschuwd? bul derde Jones. Maar het was nu niet de tijd om uitleg te geven. De beide mannen staarden naar het schouwspel, dat zich door de krach tvan hun kijkers als vlak voor hun oogen afspeelde. Op dat oogenblik richtte de haai zich half uit het water op en sloeg met geweld tegen de boot, zóó, dat de beide mannen den slag hoorden. De woorden bleven Jim haast in de keel steken van louter opwinding. Hij heeft hem geraakt, hoorde Jones hem hij gen, hij is gelukkig zoo verstandig geweest om zijn mes mee te nemen. Als er maar niet méér zijn! Een enkel oogenblik zagen zij het donkere haar en het witte gezicht van hun kameraad boven wa ter. De haai draaide zich om en schoot naar voren en Brand dook weer onder. Jones was doodsbleek en het zweet liep hem met stralen langs zijn voorhoofd. Ik had er wat voor over gehad als ik dit had kurnen voorkomen steunde hij. En ik heb er wat voor over, dat ik het kan zien. riep Jim enthousiast. Brand wint. Er is er maar één en Brand weet, hoe hij met dat heer om moet gaan. Het hoofd van hun kameraad kwam weer boven water en Jim verbrak de spanning door zoo hard jhij kon te roepen: r- Brand, zorg, dat je uit zijn vaarwater blijft Het monster, dol van pijn door de verwondingen, die Brand hém had toegebracht, lette niet meer op zijn aanvaller ,maar zwom zinneloos in het rond. Een tweede steeg had hem doodelijk gekwetst. Brand, die blijkbaar wel eens gezien had hoe de Maleische duiker met zijn vijand afrekende, zwom met krachtige slagen naar de boot. De haai tolde in zijn doodstrijd wild in het rond en de zee leek een kokende massa. Brand klom kalm, maar buiten adem, over het zeil aan boord. De belde mannen lieten een zucht van verlich ting hooren. Hun aandacht werd nu echter getrok ken door de eigenaardige bewegingen van hun ka meraad in de boot. Hij was een oogenblik blijven staan alsof hij door iets gestoken werd. maar het volgend oogenblik was hij reeds achter in de boot. Met zijn linkerhand hield hij mond en neus ge sloten en mei zijn rechterhand greep hij het li chaam van een man bij zijn reddingsgordel en wierp het overboord. Brand had het zeil opgetild en wat hij daar zag. scheen niet van veel beteekenise hij liet het ten minste liggen. Hij plaatste een paar riemen in de dollen en stuurde de boot in de richting van den vuur toren. Het was duidelijk, dat hij den haai doodelijk ge troffen had, want deze dreef nu op zijn rug en of schoon enkele bewegingen bewezen, dat hij nog niet dood was, had hij toch geen kracht genoeg om zich tegen den aanval van een mede-roofvisch te verzetten. Brand stond rjog even op om den aanvaller van den haai onschadelijk te maken en t<*en vervolgde hij zijn weg naar de rots, waarop de vuurtoren stond; echter niet dan nadat hij voor het eerst sinds hij zijn mes uit de schede gehaald had, zijn mak kers had toegewuifd. Jim schoof zijn kijker met een klap in elkaar. Hij heeft een doode overboord gegooid, merk te hij op, dus zal er wel een leverde onder het zeil liggen. Hoe kom je daarbij? vroeg Jones, die door het avontuur overstuur was. Wel, je hebt toch gezien, wat hij deed, maar laten wij eens gaan kijken, of wij hem ook kunnen helpen. Ze spoedden zich naar de ,deur boven het water. Jones bracht een kleine kraan in gereedheid, die misschien noodig zou zijn, terwijl de ander naar beneden klom. Bij eb was er op de rots niet veel plaats om aan wal te komen,,maar nu was er slechts een ruimte van hoogstens enkele vierkante decimeters, zoodat het zelfs bij kalm weer een kunststuk was om hier met een boot te landen. De boot werd nog gevolgd door een troep krij- schende vogels, die zoo nu en dan neerdaalden om te probeeren of de haai, die daar ronddreef, reeds geheel ongevaarlijk was. Na eenigen tijd keek Brand over zijn schouder om te zien hoe ver hij nog van de rt>ts af was. Met het gemak van iemand, die dat dagelijks doet, keerde hij de boot om ze met den voorsteven op de landingsplaats te brengen. Laat een mand zakken, riep hij gejaagd en terwijl de beide anderen zich er over verbaasden, dat hij zoo dringend sprak, werd hun oor door een viermaal herhaalden roep van een stoomfluit ge troffen. Ze hadden de Princess" heelemaal verge ten. Het schip was nu dicht bij, veel dichter, dan stoomschepen gewoonlijk kwamen. Eerst keken ze verbaasd naar het schip en Brand liet zijn boot zelfs even loopen. Maar toen begreep Jim. dat een stoomschip een en denzelfden toon moet gebruiken om aan al zijn gevoelens uiting te geven en dat de scheepsofficieren het voorval had den gadegeslagen en zoo van hun bewondering blijk gaven. Ga maar door. zei hij en knikte in de richting van het schip. Jullie hebben nu tenminste wat om over te babbelen. Nu, haal dat zeil er eens af, Brand. Wat is het, een man of een vrouw? HOOFDSTUK II. Een doop. Brand haastte zich niet met antwoorden Ten eerste was hij uitgeput. De strijcf met den haai had zijn krachten, die na twee dagen onafgebroken, in gespannen arbeid toch al niet zoo heel groot meer waren, volkomen verbruikt. Maar er was nog een andere reden. Toen hij in de boot geklommen was had het schouwspel, dat zich daar aan. hem opdeed, hem geheel van Zijn stuk gebracht. Wat is het? herhaalde zijn kameraad nu na drukkelijk; je bent toch niet gewond? Het is een baby, zei Brand op afwezigen toon. Een baby? herhaalde Jones, die bezig was met de kraan, verbaasd. Een wat? riep Jim. die tegen zóó'n verrassing niet bestand was. Als Brand „een tijger" gezegd had, had hij niet verbaasder kunnen zijn. Ja, een babyhij leeft nog, ik hoorde hem huilen, zei de man in de boot. En op hetzelfde oogenblik klork werkelijk van onder het zeil, dat nu vlak bij Jim was, een zwak kindergeschreid. Maa.r iemand, die jaren lang ma troos geweest is. weet op te treden en Jim voelde, dat er gehandeld diende te worden. Even later bevond hij zich naast Brand in de boot. Laat eens wat cognac zakken, riep hij naar zijn chef. Er is hier geen druppel meer. Hij had gezien, dat Brand in een toestand was, dat een stevige hartversterking hem goed zou doer. Terwijl Jones zich haastte om het verlangde te gaan halen, bukte Jim zich en lichtte het zeil op. Op den bodem van de boot lag een kind, gewik keld in een deken, die door zijn gespartel als een rol onder 2ijn armen zat. Door den toestand, waar in het verkeerde, was het niet mogelijk te zeggen hoe oud het was. Door het schommelen van de boot sloeg het wa ter om het kind heen .Als door natuurlijk instinct gedreven had het de eenige houding, waarbij het in leven kon blijven, gevonden. Zoover de mannen op het eerste gezicht konden oordeelen waren de kleeren van het kind van een dure kwaliteit. Maar Jim schonk niet veel aandacht hieraan; hij was vader' van drie gezonde kinderen en op het gezicht van dit uitgeputte wezentje kwam er een nevel voor zijn oogen. Hij bukte zich, maak te de deken, die men aan de boot vastgebonden had, los en bevrijdde het kind uit zijn onaangera- me positie. Het was aandoenlijk te zien. hoe de vermagerde handjes zijn polsen grepen, maar ze waren te slap geworden om ze vast te houden en na de eerste poging vielen de armen van het kindje langs het lichaam. Jones, die ook vader was, kreeg een goeden in val toen hij in de voorkamer kwam, zoodat. toen de mand zakte, daar niet alleen een kruik cognac inzat, maar ook eer flesch versche melk. Jim. gaf de kruik aan zijn makker Hier, oude jongen, zei hij opgewekt, neem daar eens een paar slokken van. dat zal je opknap pen. En hoe eerder je naar binnen gaat en die natte plunje uittrekt, hoe beter! Gaat het? Het zal er voor dat kind ook om spannen; als het al niet te laat is. De behulpzame Jim was wel zoo verstandig om niet te probeeren zoo maar wat melk in den mond zijn zak. waarvan hij een punt met melk vochtig van het kind te gieten. Hij haalde een zakdoek uit maakte en veegde hiermee de door het zou zwart geworden lippen van de baby af. Jim ging zoo op in zijn taak, dat hij niet er op lette wat Brand deed. Jones, die zich een tien meter boven hem bevond, voorzag hem rijkelijk van goe den raad. Pas op. dat je het je zakdoek niet laat opzui- sen. riep hij. iet te veel. Jim. het is nog zoo jong. De stumperd! Het is eer wonder, dat het nog leeft, terwijl zijn verzorger allang dood was! Nu, Jim, langzaam aan, dan breekt het lijntje niet. Wat denk je er van, als je het eens in de mand zette? Droge kleeren en een warm bad is na water-en-melk voor zoo'n wurm het beste. In orde, opgepast. Het zuigt anders prachtig. Is het een hij of een zij? Ik weet het niet. maar te oordeelen naar de kleertjes, zou ik zeggen, dat het een meisje is. Zie je nu wel. heb ik het je niet gezegd? riep Jones boos. Jij denkt maar, dat alle kinderen net zoo sterk zijn als die halve wilden van jou. Ik heb het je wel gezegd, je overvoert het kind. Watte? kwam het antwoord. Je weet niet te gen wie je het hebt. Toen ik op de westkust zat, heb ik apen van twee weken zoo opgefokt. .(Wordt vervolgd). Sxaiit-scfiaenenPafaiek in yefrwik yeuamen. WAAR EENS DE VADER PLOECDE EN ZAAIDE Vijfhonderd arbeiders vinden werk in een modern bedrijf. ping zullen, alvorens hun keus te bepalen hun oog terdege over het schoenenlegioen, dat keurig voor de aanstaande meesters aangetreden staat, laten gaan. In 1930 werd het bedrijf door den heer H. Otten met een 10-tal arbeiders opgericht. In 1934 was het aantal arbeiders gestegen tot 120. Aanvankelijk legde men zich toe op het maken van heerenschoe nen, doch na toetreding van den heer Biessels tot de directie werd ook de vervaardiging van dames schoenen ter hand genomen. En thans, 10 jaren later, is het bedrijf uitgegroeid tot één van de grootste schoenfabrieken van Nederland met 500 arbeiders en arbeidsters! Voorwaar een groei, die buitengewoon groot genoemd mag worden. Uit een bescheiden schoenmakerij werd een industrie, waar op Nederland trotsch mag zijn. In het bijzonder Nij megen. dat zoo buitengewoon gunstig aan groote waterwegen gesitueerd is, is den ondernemers en leiders van deze fabriek erkentelijk. Bij de officieele opening waren dan ook de burgemeester de heer J. H. A. Steinweg, de wethouder van sociale zaken, de heer G. A. Kalwey, de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken de heer ir. Th. Ross- kopf en vele anderen aanwezig. Het was een merkwaardig oogenblik toen één der directeuren, de heer F. H. Biessels in zijn toespraak tot de aanwezigen memoreerde dat zijn vader den zelfden zanderigen bodem, waarop thans de zoon deze fabriek heeft kunnen vestigen, in het zweet zijns aanschijns heeft beploegd en bezaaid. Dit is een karakteristiek feit; uit den bodem is organisch de industrie gegroeid. De monumentale, nieuwe Swift-fabriek, welke dezer dagen te Nijmegen in gebruik werd gesteld. 500 arbeiders vinden hier hun werk. De Nederlandsche industrie is een schoe nenfabriek rijker, die een productiecapaciteit heeft van drie kwart millioen paar schoenen per jaar! In Nijmegen is de nieuwe Swïft-fabriek in be drijf gesteld en 500 menschen zullen hier in een groote werkruimte, welke aan alle moderne eischen voldoet, schoeisel voor dames en heeren vervaar digen. Na de officieele opening van de fabriek maakten wij een rondgang en volgden het ontstaan van den schoen op den voet. De schoen wordt architectonisch ontworpen. Men heeft ons zelfs verteld dat een schoenontwerper een kunstenaar moet zijn gelijk een architect dat is! En bij dezen ontwerper begint de schoen zijn leven, om dit tenslotte aan de voe ten der dragers verder te slijten. De ontwerper heeft keuze uit een groote variatie van gekleurd leer, en wanneer hij een nieuwen vorm heeft vast gelegd en voorzien van een artistieke versiering gaatjes, figuurtjes, bandjes en wat dies meer zij steekt de schoen zijn nog papieren neus in de eigenlijke fabrieksruimte. Daar wordt het benoo- digde bovenleer uit groote lappen gesneden, be werkt, in den juisten vorm gebracht en op het in andere afdeelingen gefabriceerde onderstuk be vestigd. In den bezoeker eindeloos schijnende rijen (de fabrieksoppervlakte is ongeveer 7000 M2.) doen arbeiders en arbeidsters hun plicht en dragen ieder er toe bij dat „de schoen op papier" een schoen van leer wordt. Waar de machine nuttig werk kan verrichten gebeurd dat, doch voor 't over- grootc deel blijft de schoenfabricatie aan handwerk, met behulp van zeer moderne werktuigen. Ieder arbeider of arbeidster, hoe klein ook het aandeel is dat hij of zij in de samenstelling van den totalen schoen heeft, weet hoe de heele schoen er uit zal zien, en vormt dus een klein radertje, dat terecht past in het groote geheel. Het is wel wat overdreven te zeggen, dat elk dezer arbeiders zijn hoofd in den vorm van een schoen heeft en het wekt bovendien een nachtmerrie-achtig beeld op! maar in ieder geval is daarmee duidelijk dat een ieder bij zijn detailarbeid het doel: de schoen, voor oogen staat, en dat kan niet anders dan van zeer gunstigen invloed zijn op de kwaliteit van het product. Een merkwaardig beeld van ver antwoordelijken arbeid schenkt ons de man, die belast is met het snijden van de kleine stukken leer uit. een grooten loop. Hij moet op gevoel te weten komen waar eigenlijk „de%ek in het leer zit". En dan moet hij het leer zóó uitsnijden dat die rek tegengesteld wordt; immers wanneer u een schoen aan heeft, waarvan het leer met uw voeten meerekt, dan zit die schoen binnen korten tijd als een zak. Het leer moet niet meerekken, doch juist uitzakken tegenhouden. Dat resultaat verkrijgt men door den rek zoodanig in het leer te plaatsen dat de schoen streks wél méégeeft, maar niet toegeeft, in de wandeling noemen wij deze eigenschap van een schoen de soepelheid, en de winkelbediende spreekt, wanneer hij ons den schoen aanmeet, van souplesse! Het bovenleer van de schoenen wordt momenteel geheel uit het binnenland betrokken. Naar de di rectie ons verzekerde valt de kwaliteit van dit binnenlandsche leer, waarop men in dezen tijd is aangewezen, zeer mee. Het leer voor de zolen komt uit het buitenland. De Nederlandsche koeien staan te vaak op stal om goed hard zoolleer te kunnen leveren; daarvoor zou hun huid meer aan weer en wind moeten worden blootgesteld. De fabriek van Swift maakte op ons een groot- schen indruk. Het fabrieksgebouw werd in 1930 opgetrokken en was oorspronkelijk bedoeld als kunstzijde fabriek. Voor de schoenenfabricatie is het met eenige lokalen uitgebreid. Er zijn speciale apparaten voor luchtverversching en overal is dub belglas voor isolatie. Het licht kan allerwegen vrije lijk binnen treden. Een watergordijn installatie treedt bij het begin van een brand onmiddel lijk in werking. Wij namen ook het schaftlokaal in oogenschouw: dit is uiterst gerieflijk ingericht doch nergens schaadt de overdaad. De arbeiders hebben hier een prettige gelegenheid om uit te blazen en nieuwe krachten op te doen. In de exportruimte staan de schoenendoozen met het bekende merk van Swift de sierlijke haze windhond, voorbeeld van elegance en souplesse metershoog opgestapeld. De weg van hier naar de schoenwinkels alom in het land is niet lang meer, en in de met zorg samengestelde étalages lonken de coquette neusjes van de damesschoentjes, de schoentjes-met-bandjes, de schoentjes-met-gaatjes, de schoentjes rood en blauw, de schoentjes zus en zoo, in honderdlei variatie want alleen in kleu ren en soorte bovenleer kan men een keur doen uit een honderdtal en ook de heeren der schep- VOOR DE KINDEREN Toen steeg het vliegtuig weer on middellijk snel omhoog en vloog weer in een wijden kring om het schip. Plotseling zagen allen uit het schip een wit wolkje komen en toen een knal en tegelijk spoot een lange vuur straal hoog door de lucht. „Dat is het antwoord dus," schreeuwde Speurneus tegen zijn buurman. Daar was het signaal-licht weer van Ab. Hij seinde: „Kom... niet... telaag;het vuurIs.... opugericht. Ab." Komt er weer gauw schapenvleesch? Veel vraag en veel onzekerheid. Sinds 11 November bestaat er, zooals men weet, een verbod van het slachten van schapen. Alleen met toestemming van de Nederlandsche Vee houderij Centrale is het geoorloofd. Toen dit slachtverbod werd uitgevaardigd is opgemerkt, da,t dit nog niet beteekende, dat er nu ook geen schapenvleesch beschikbaar zou zijn. Immers men rekende er op. dat de centrale „slachtrijpe" exemplaren voor de slacht vrij zou geven. Blijkbaar is dit te optimistisch gedacht. Bij in formatie toch bleek ons, dat, met uitzondering van enkele gevallen, waarbij slachten wegens een opgeloopen ongeval geboden was na het ver bod geen enkele ontheffing te Haarlem is ver leend. Met andere woorden: de Centrale heeft tot dusver geen verlof tot schapen slachten gege ven. Geen schapenvleesch dus, hetgeen een groote teleurstelling beteekent voor de huismoeders, die gaarne het rund- en varkensvleeschrantsoen zou den aanvullen met een lamsbout of schapencote- lette. Teleurstellender is echter de onzekerheid, of en zoo ja wanneer het schapenvleesch weer ver krijgbaar zal worden gesteld. Een blijmoedige slagerscourant schreef dezer dagen: „Binnen kor ten tijd", maar een pessimistische slager, dien we over het geval interpelleerden, meende, dat het wel Januari kan worden. De tweede piloot nam een klein toestel uit een leeren koffertje, zette een koptelefoon op en begon snel op een paar knoppen te tikken. Daarna scheen hij te luisteren en vervolgens tikte hij weer met dezelfde regelmaat op de blinkende knoppèn. De tweede piloot had met dit toestelletje naar den marconist aan de kust geseind om meer hulp. De piraten wilden zich niet overgeven. In tijd van een half uur vlogen boven de D. III 14 groote politievliegtuigen. Het overweldigend geronk der motoren geleek op een hevig onweer. Ook was de groote Oceaanstoomer op de hulpaanvraag van den tweeden piloot naderbij ge komen. Een zij-aanzicht van de stroomsluis bij Kadoelen in het nieuwe kanaal van Blokzijl, dat een grootschen indruk geeft van dit machtig werk. (Foto Pax Holland.) Eisch tot pensioen afgewezen. AMSTERDAM, 21 November Een tachtigtal oud-geëmployeerden van de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij, in de meening verkeerende, dat zij recht op pensioen hebben en die twee jaar lang van de Droogdok Maatschappij ondersteuning hebben genoten, zagen deze ondersteuning vermin deren. Naar aanleiding hiervan maakten zij eenige jaren geleden een civiel proefproces aanhangig om hun rechten door de rechtbank te doen vast stellen. Geëischt werd een wekelijksche uitkeering van f 10 per persoon. De Amsterdamsche rechtbank was van oordeel dat de betrokkenen gedurende eenige jaren zonder protest de verminderde uitkeering hadden aan vaard en daardoor het recht hadden verloren om later aanvulling tot f 10 per week te eischen. In hooger beroep was het Hof het met deze ziens wijze niet eens, doch in zijn arrest van heden bleek'het van oordeel, dat aan de oud-gedienden van de Droogdok Maatschappij geen vaste uit keering was toegezegd, doch slechts een onder steuning, die de maatschappij naar verkeizing kon verminderen. Op dezen grond wees het Hof de vor dering af. Engelsche bommen richten weinig schade aan. In den nacht van Woensdag op Donderdag hebben Engelsche vliegers getracht ons lan<f op verschillende plaatsen met bommen te bestoken. Van de uitgeworpen bommen kwamen de meeste echter in het vrije veld terecht, zoodat zij weinig resultaat opleverden. Slechts kreeg een twaaltal woonhuizen dak- schade,door- brandbommen of granaatscherven,! terwijl voorts een schuur uitbrandde en twee an- j dere schuren werden beschadigd. Persoonlijke ongelukken zijn gelukkig niet ta betreuren. (A.N.P.) Motoraverij van het m.s. „Eland". Motoren waren in onvoldoenden staat. De raad voor de scheepvaart heeft het onder zoek inzake de motoraverij van het motorschip „Eland" gedurende de reis op 4 en 5 November 1939 gesloten. De raad is van oordeel, dat uit het gehouden onderzoek, hoewel de beide motoristen niet kon den worden gehoord, met voldoende zekerheid is komen vast te staan, dat de „Eland" de reis van Amsterdam naar Pontrieux heeft ondernomen, terwijl de motoren in geheel onvoldoenden staat van onderhoud verkeerden. Zoowel kapitein als motoristen waren kort vóóf vertrek aan boord gekomen. Het schip was in Noorwegen beladen, had geruimen tijd de kapi tein vermoedt ongeveer twee maanden stilge legen en de kapitein meende, dat de moeilijk heden, welke zich reeds op de reis naar IJmuiden voordeden, hieraan waren toe te schrijven, dat de motordrijvers vreemd waren op dit schip en de motoren nog niet voldoende kenden. De kapitein 'deed als invaller dienst en had dit vroeger opk wel eens gedaan. Overigens had hij echter nimmer als kapitein gevaren. Ongetwijfeld zou, wat hier gebeurd is, een ervaren kapitein niet zijn overkomen. Hij ging nu af op de mede- deeling van den eersten motordrijver, dat deze het wel aandurfde de reis te ondernemen. Met zulle een vage mededeeling had hij echter geen genoegen mogen nemen. Een deugdelijk onderzoek zoek van den motor heeft hier niet plaats ge had. De kapitein had zulks echter moeten vorderen alvorens naar zee te gaan (A.N.P.) Siki en zijn broer "Klikko stonden te midden van een rumoerige bende. Overal klonken schorre uitroepen. Bij tusschenpoozen schoot een blauwe vlam uit een der kanonloopen en spoot dan een lange witte straal om hoog. Plotseling wees Klikko omhoog naar de mast. „Daar, kijk eens!" riep hij. Zijn broer Siki wees omhoog en ook hij ontdekte nu een knioperlicht. Met groote sprongen was Siki op de brug bij Simpa, die zelf achter het stuur stond. „Daar, kijk!" riep Siki, terwijl hij omhoog wees. „Wat is dat?" Lijk van Franschen officier beroofd. De rechtbank te 's-Hertogenbosch be handelde de strafzaak tegen den 28-jarigen, thans gedetineerden dansleeraar J. W. van R. woonachtig te Tilburg, die terecht stond omdat hij op 14 Mei onder de gemeente Oirschot van een gesneuvelden Franschen officier een gouden ring had gestolen. Tegen van R.. die volledig bekende, eischte de officier van Justitie twee jaar gevangenis straf, met aftrek van het voorarrest en tevens vroeg hij aan de rechtbank teruggave van den ring te gelasten aan de weduwe van den gesneu velden officier. De verdediging in deze zaak werd gevoerd door mr. E. van Zinnicq-Bergmann uit Vught, die clementie bepleitte. De.rechtbank zal over veertien dagen uitspraak doen in deze zaak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6