*&f"Ar//ta€
Bij de 100-jarige herdenking van
prof. Hugo Verriest
FLITSEN
LANGS DE STRAAT.
FIETSLICHT
Giften
voor
Winterhulp Nederland.
DINSDAG 26 NOVEMBER 1940
HAARLEM'S DA
GBEAD
3
Het inkuilen der wortels van witlof, beter bekend als Brusselsch lof, waaraan
tegen het a.s. voorjaar een krop zal zijn gegroeid, welke de populaire groente
voor den consument vormt.
(Foto Pax Holland.)
Vurig strijder voor
de Vlaamsche zaak
Ook in Nederland had hij vele vereerders:
Den 25en November was het een eeuw geleden,
dat Hugo Verriest, de hoogbegaafde priester en
dichter, die 18 jaren geleden overleed, in het ne
derige dorpje Deeriijck, nabij Kortrijk, het levens
licht zag. Weinig hadden de eenvoudige ouders, die
het boerenbedrijf Uitoefenden, kunnen, vermoeden,
dat hun Hugo, één der 7 loten van den Verriest-
stam, eenmaal tot een vermaard geestelijke zou
uitgroeien, en niet alleen tot een dienaar der kerk,
maar tevens alom bewonderd zou worden om zijn
zoet-klinlkende lyrische gedichten, waarin hij zich
zoo'n aanhankelijk leerling van Guido Gezelle zou
toonen, s
Van 1842 dagleekent de eerste kennismaking der
familie Verriest met den toekomstige! i meester
Guido Gezelle, en de geheele familie zou zich later
wijden aan de verspreiding, de bekendmaking, de
waardeering van het werk van „dat schamel por
tierken", zooals André de Ridder in zijn biografi
sche studie over Hugo Verriest 1), zoo typisch zegt.
Gezelle bewaakte nl. de poort van het klein Se
minarie te Rouselaere, teneinde op 15- of 16-jari-
gen leeftijd,izijn kostgeld aldaar te kunnen verdie
nen.
Tot zijn 10e jaar kreeg Hugo Verriest les van
vader Renier, een der bekendste van de laatste
rederijkers. Hij bezat een bijzonder talent van ver
tellen, en Zondagsavonds mochten de scholieren
de school van vader Renier telde meer dan 100
kinderen, van wie er verschillenden bij hem in
woonden naar school komen, om den gezelligen
causeur te hooren vertellen. Dan leerde hij hun de
diepe beteekenis van „de Leeuw van Vlaanderen",
van „Jacob van Artevelde" en „zijn woord beefde,
wanneer hij sprak van de schoonheid en de groot
heid van Vlaanderland. Vol ingespannen aandacht
luisterde ook Hugo Verriest. Door de gloedvolle
wijze, waarop vader Renier, die eenvoudige dorps
schoolmeester. van Vlaanderen wist te vertellen,
werd in den jongen Verriest het eerste zaad ge
strooid, dat later zoo welig zou opschieten.
De kinderen van den ouden Verriest werden te
zelfdertijd in de muziek onderricht door Peter
Benoit. Tweemaal per week kwam de jonge Benoit,
met zijn viool onder den arm, van Harlebeke (dat
op eenige kilometers afstand lag) naar Deeriijck
loopen. In het prieeltje van de familie Verriest
heeft de later zoo beroemde componist Benoit zijn
eerste zangen gecomponeerd en Gabriëlle Verriest,
een nidhtje van hem, dien wij thanS" herdenken,
kwam in het bezit van verschillende onuitgegeven
muziekfragmenten van Benoit, dagteekenend uit
die jaren: Ook later zijn de vriendschappelijke be
trekkingen tusschen de familie Verriest en den
componist gehandhaafd.
Na de school van vader Renier te hebben afge-
loópen, bezocht Hugo Verriest als student het klein
Seminarie van Rouselaere, waar, eerst onder leiding
van Gezelle, later onder die van Verriest en nog
later door Albrecht Rodenbach de strijd werd ge
streden voor Vlaanderen's rechten. Destijds werd
aan genoemd Seminarie slechts één uur per week
aan de Vlaamsche taal besteed. Hierover heeft Ver
riest zich als volgt uitgelaten:
„Ik was student en het Vlaamsch lag sedert
lang in den vergeethoek; of als er hier of daar
iemand was, die over het Vlaamsch sprak, en
handelde met eerbied en liefde, het was als
van eenen gestorvene, wiens lichaam men be-
zalfde of balsemde, om het in eene kas ter be
wondering uit. te stallen, maar die toch eeuwig
moeste doodblijven. Het Vlaamsch was dan in
't gedacht van velen, alzoo dood als de oude
koningen van Egypten".
Kort nadat Verriest het Seminarie te Rouselaere
had betreden, trad Gezelle op; in 1854 werd de
Meester tot „Professor van Commerce" benoemd,
waarmede de handelscursus werd aangeduid en
waarover Verriest het volgende schreef:
„Die second cours de commerce bestond in
ouder dagen, voor het algemeen, uit minbe
kwame leerlingen. Daarbij, van commerce en
cijferen wist Gezelle niets en hij zal wel nooit
tot tien centen hebben geteld, zonder cr, on-
derwege, vijf van verloren te hebben. En toch,
na korte maanden, stak die Gezellekop boven
het hoofd van alle professors uit. Zijne leer
lingen vertelden wonderen van zijn onderwijs,
zoo vernuftig en zoo schoon. We bezagen en
vervolgden hem, waar hij ging of stond".
In 1864 werd Hugo Verriest tot priester ge-
Wijd en weinige jaren later, in 1867, na eerst een
tijdje lang Professor van de Fransche klas te zijn
geweest, n.l. te Brugge, ontving hij zijn benoe
ming van Professor van „poësis" in de school,
waar hij voorheen zelf op de banken had gezeten
en met gespitste ooren had geluisterd naar de
lessen van Guido Gezelle, in het kleine Seminarie
van Rouselaere. Verriest was op en top de be
waarder der Gazelle-traditie welke hij wilde
verbreeden en verspreiden, om daardoor te zijn
de schepper van het Vlaamsche leven.
In 1873 werd de vurige strijder voor Vlaande
ren, Professor van „rhetorika" en vervolgens was
hij bestuurder van het klooster te Heule waarna
hij gedurende tien jaren Overste te Yperen was,
welke stad door André de Ridder betiteld werd
als „de verfranschte stad van Vlaanderen". Zijn
25-jarig professorsleven sloot met het pastor-zijn
k Wacken (dat hij, na korten tijd, wegens on-
eenigheid met den kasteelheer, moest verlaten)
en te Ingoychem. Daar heeft hij het geestelijke
leven van de eenvoudige boeren van het kleine
dorp beheerscht. Maar de groote Verriest deed
ook méér. Hij studeerde veel, schreef veel, schreef
boeken en brochures en bovenal lyrische gedich
ten.
Prof. Hugo .Verriest.
In 1875 stichtte hij het tijdschrift „De Vlaamsche
Vlagge" en daarin is ook zijn prachtig gedicht ver
schenen „Avondstilte", dat wel tot een zijner
schoonste pennevruchten behoort. Ook in „De
Nieuwe Tijd", destijds uitgegeven door Julius de
Meester, zijn vele studies en schetsen van Verriest
verschenen. Vooral verdient vermelding „Regen
boog", „Op Wandel" en „Vlaamsche Koppen".
Maar daartoe bepaalde de groote denker, dichter
en ....spreker zich niet. Hij wilde ook Noord-
Nederland bezoeken en zoo trad hij in November
1902 voor het eerst hier te lande op en wel in
de Amsterdamsche Vereeniging „Geloof en Weten
schap". Het werd een victorie; zelden was een
auditorium zoo machtig onder den indruk van het
gesproken woord. Na Amsterdam konden Haar
lem, Den Haag, Rotterdam, Zwolle, Maastricht en
andere gemeenten waar hij als spreker werd
uitgenoodigd, persoonlijk kennismaken met dezen
beminnelijlcen man, die als weinigen de gave
van het woord bezat. Overal wist hij geestdriftige
bewonderaars en vrienden te kweeken. Aan den
invloed van zijn melodieuze Vlaamsche taal, van
zijn frissche origineele iedeeën en beelden, van zijn
kleurige voordracht, kon niemand zich onttrek
ken en wie hem gehoord had, was vriend geworden
van Gezelle, van de Vlaamsche kunst en van de
Vlaamsche beweging.
Ontroerend is de hulde geweest, die Verriest's
vroegere leerlingen, die inmiddels tot mannen
In de%e tcfcfen van
PHMPS
IAMP£/V
De beste en zuinigste lampen
ooit door Philips vervaardigd
(Adv. Ingez. Med.)
waren gerijpt en andere vereerders, als H. Persijn,
D. van Haute, Stijn Streuvels, August Cuppens, Dr.
Lauwers, P. de Witte en anderen, den grooten
Meester gebracht hebben in 1904. Verriest had
toen n.l. uit zijn pastorie te Ingoychem geant
woord op een brief, welken oud-leerlingen hem
geschreven hadden naar aanleiding van de huldi
ging van zijn leerling, den dichter Rodenbach en
over de vereering van Van Hee, den „stand-
Vlaming", den teederen vriend, u onlangs ontval
len".
In het antwoord van Verriest was deze zin
snede voorgekomen: „Ik word een oude man, een
moede man". Deze uitlating was voldoende ge
weest, om tal van vereerders in 't geweer te bren
gen. Éen bundel gedichten en prozawerk van die
vereerders werd den geliefden Meester toegezon
den en H. Persijn schreef o.a. in zijn voorwoord
tot dien bundel:
„Het is onder den indruk van die tijding, dat
het gedacht bij ons ontstond, 't welk deze? blad
zijden bezielt: Aan onzen zoo beminden en vereer
den Meester, dien God op onze bede weer gezond
•deed worden een bewijs geven van al onze liefde
en onze dankbaarheid. Wij gingen kloppen aan
de deur van eenige vrienden en deden vrijmoedig
onze boodschap: overal, aan eiken heerd was 't
onthaal even hertelijk, de hand even gul en ge
dienstig. Al viel de tijd zoo kort voor velen, mid
den alledaagsche bezigheid en zorgen, toch staan
wij hier reeds voor u, met de vruchten van onzen
arbeid. Zijn zij ten aanzien van uw werk en uwe
verdiensten een al te zwak en ontoereikend loon
dit immers kan God u alleen vergelden
zij zijn toch „versaemt 't jongsten" en zullen, naar
wij hopen, den moeden man verfrisschen en den
ouden man verjeugdigen. Liefde en dank hebben
ons dit werk ingegeven".
Moeten wij nog zeggen, dat alle bijdragen tin
telden van Vlaamschen geest en deels ook van
pittigen humor?
Dit was in 1904. Rustig voor zooverre Hugo
Verriest rustig kón zijn lef ede hij temidden
van zijn parochianen in het stille Ingoychem, tot
dat de wereldoorlog uitbrak en deze heeft hem
sterk aangegrepen. Hij werd sukkelend en in 1922
overleed hij, maar bij duizenden leeft hij in dank
bare herinnering voort.
JOH. CHR. W.
1) Uitgave L. J. Veen, Amsterdam.
Betalingsverkeer met Bulgarije.
Het Nederlandsch clearinginstituut maakt
bekend:
De afwikkeling van het betalingsverkeer met
Bulgarije geschiedt voortaan binnen het kader
der Nederlandsch-Duitsche en Duitsch-Bulgaar-
sche clearing.
Onder de regeling vallen alle wederzijdsche ver
plichtingen. voortspruitende uit transacties, afge
floten na 14 October 1940, wegens:
1. Invoer van Nederlandsche goedex-en in Bul
garije, en van Bulgaarsche goederen in Neder
land.
2. Nevenkosten in hetgoederenverkeer.
3. Veredelings- en reparatiekosten.
4. Het verzekeringsverkeer inclusief het herver-
zekeringsverkeer, voorzoover de verplichtingen
uitgedrukt zijn in rijksmarken, lewa's of guldens.
Vooruitbetalingen voorzoover usantiel zijn toe
gestaan.
Voor storting in de clearing is een vergunning
van het deviezeninstituut te 's-Gravenhage ver-
eischt, aan te vragen per formulier b/i, met ver
melding bovenaan het formulier „Bulgarije".
Nederlandsche debiteuren zijn verplicht tot
storting op postrekening 2020 ten name v£n het
Nederlandsche clearinginstituut „Duitschland" of
of de rekening „Duitschland" van het Nederland
sche clearinginstituut bij de Nederlandsche Bank
N.V. te Amsterdam onder gelijktijdige inzending
aan het clearinginstituut, afd Bulgarije, van het
in de Duitsche clearing gebruikelijke stortings
formulier „a", waarop duidelijk in rood te ver
melden „Bulgarije".
Amsterdam's stads-
schoon wordt op het
doek vastgelegd. Een
zeer dankbaar onder
werp vormen twee his
torische geveltjes aan
het Kattegat.
(Foto Pax Holland).
NIEUWE SERIE No. 163
Gezelschap
1. Gaat kijken
naar vader die onder
de auto ligt te mor
relen.
2. Vraagt, wat va
der eigenlijk doet en
of hef leuk werk is
en of hij weet, dat
er een vieze vlek op
zijn gezicht zit.
3. Vader zegt
brommend, dat hij
in het licht staat,
informeert, of het
zoo beter is.
4. Kruipt rond, tel
kens vragend, of hij
nu nog,in het licht
zit, lot hij ziet dat
vader's veter losge
gaan is.
5. Biedt gedienstig
aan, hiermee té hel
pen en doet het tot
vader hem verzoekt
op te houden, het auto is.
kriebelt zoo aan zijn
6. Raapt iets van
den grond op, zich
halfluid afvragende
of dit ook van den
7. Vader komt
haastig te voorschijn
en ontdekt, dat het
alleen maar een ver-
8. Merkt op. dat
hij moeder nu maar
iveer gezelschap gaat
houden, want die is
roest stukje blik is. zoo alleen.
Mislukt bezoek van
Sinterklaas.
Een steeg in oud-Amsterdam. Een hoog oud
huis. Daarvoor een paar blauwe stoeptreden. Een
open deur naast het stoepje laat het begin zien
van een versleten, vervelooze trap, die zich naar
boven in het duister verliest. Op de stoep zitteix
drie kinderen, twee jongens en een meisje. Aan
den overkant van de steeg staat op het smalle
trottoir een iets ouder meisje. De kinderen op de
stoep zitten mooi rechtop, alle drie met gekruiste
armen en ze houden strak den blik gevestigd op
het meisje tegenover hen. Want ze spelen school
tje, die vier en het iets oudere meisje, een bijde
hand ding, is de onderwijzeres.
De „juffrouw" staat diep na te denken. Dan
heft ze ineens het hoofd, met de wilde blonde
haren, op en zegt; „Senk, kom 's hier!" Henk
vliegt overeind en staat in een oogwenk vóór de
juffrouw.
„Ga jij 's effe naar den boekenwinkel en haal
een schrift en twee potlooden!"
Als een pijl uit den boog vliegt Henk weg en
verdwijnt om den hoek van de steeg. Even later
komt hij tei-ug; „Juffrouw, ze hebbe ze niet!" rap
porteert hij, gaat weer naar zijn plaats en her
neemt zijn starre houding.
De juffrouw fronst de wenkbrauwen en verzinkt
weer in gepeins. Dan zegt ze: „Jan, kom jij 's
hier!
Jan toont zich niet minder gedienstig dan Henk.
„Ga jij 's", zoo draagt de onderwijzeres, die
blijkbaar weinig variatie in haar opdrachten weet
te brengen, hem op „naar dien anderen winkel en
haal één schrift en één potlood!"
Jan gaat de richting in. tegenovergesteld aan
die Henk insloeg en verschuilt zich even in een
portiek. Dan verschijnt hij weer en zegt: „Ze
hebbe ze daar ook niet, juffrouw!"
U begrijpt, hoop ik, dat dit alles maar spel of
liever fantasie is en dat er geen echte boeken
winkels in de buurt te bekennen zijn.
De onderwijzeres is nu diep teleurgesteld. Maar
dan verheldert zich plotseling haar gezicht. Ze
heeft iets moois bedacht.
Weer roept ze Henk tot zich, want de kleinste
van het drietal op de stoep is nog wat jong en doet
alleen voor spek en boonen mee. Even een kort
geheimzinnig fluistergesprek, dat eindigt met een
heftig ja-knikken van Henk en dan verdwijnen
ze door de deur rechts, de .trap op.
Het duurt vrij lang eer ze terugkeeren; de scho
lieren worden bijna ongeduldig.
Maar dan eindelijk: gestommel op de trap en
daar heb je de juffrouw weer, met verhoogde
kleur op de wangen. Ze gaat vlak vóór haar leer
lingen staan en kondigt, wat stooterig en heesch
van nauw bedwongen ontroering, aan„Sinnie
Sinnieklaas komt!"
De rij van scholieren houdt den adem in. „Sin
nieklaas komt!" herhalen ze, zenuwachtig fluis
terend. Ze gaan extra mooi zitten en hebben geen
oog van de trapdeur af.
Uit die deuropening treedt nu Henk. Maar hij
is onherkenbaar. Hij heeft een mijter op, van een
krant gevouwen. Een oud vitragegordijn, aan den
voorkant boven aan zijn „bloes" met een paar vei
ligheidsspelden bevestigd, bedekt zijn bovenarmen,
schouders en rug en sleept hem sierlijk-noncha-
land over de straat na. Onder zijn kin bungelt,
vastgebonden met een paar touwtjes, een oud
bontje van konijnevel; zijn baard. Hij steunt met
groote waardigheid op een stuk lat dat hij als een
staf in de rechter hand houdt en dat veel grooter
is dan hij zelf.
Hij speelt zijn rol niet zonder talent. Statig
schrijdt hij naar de ondei-wijzex-es: „Zijn de kin
deren zoet geweest, juffrouw?" vraagt hij en zijn
hooge stem is in wonderlijke tegenstelling met de
grijsheid van zijn baard.
„Héél zoet. Sint", antwoordt de juffrouw wat
beverig. Al is ze dan in het complot, ze is toch
onder den indruk gekomen van dit zoo gewichtig
gebeuren.
„En", vraagt de hooge stem verder, „neemt Jan
nooit meer een appel weg, die van Henk hoort?"
Deze vraag heeft een funeste uitwerking.
..Dat liegt iel" klinkt het fel van de blauwe
stoep. En daar vliegt Jan op Sinterklaas af en
dient hem een gevoeligen stomp toe. In een mi
nimum van tijd is een verwoed gevecht ontstaan.
De jongens rollen over elkaar en over de straat,
de mijter ligt daar vertrapt, de baard ook en de
tabberd is aan flarden.
Als Sinterklaas behoorlijk afgetuigd is, staat Jan
hijgend op en schreeuwt: „En zeg nou nog 's dat
ik appelen steel!"
„Sinnieklaa^" heeft er niet van terug.
Zoo eindigt ontijdig dit bezoek van den goeden
Sint aan een school'
J. C. E.
LET OP HET MERK ROTODYN
Verkrijgbaar bii den Erkenden
Rijwielhandel.
W
(Adv. Ingez. Med.)
Voor de Winterhulp Nederland kwamen tot
op heden de volgende giften binnen:
J. C. D„ Scheveningen f 100.L. B„ Den Haag
f 100.P. P. Katwijk a. Zee f 100.Sp. en B.
Utrecht f 100.W. van R. Amsterdam f 500.
D. T. van H. Rijswijk (Z.-H.) f 100.—; J. C. T. Den
Haag f 200.Ned. Unie Den Haag f 5000.S.
B. Tilburg f 100.—; A. B. Wassenaar f 100.—; Z.
W. en Co. Den Haag f 100.H. L. Groenlo f 100.-
dr. K. Utrecht f 100.—; F. W. H. Rotterdam f 1000;
mevr. A. Gr. Amsterdam f 100; C. F. J. Den Haag
f 100; mej. A. G. M. Den Haag f 100; N.N. Den
Haag f 100; P. D. W. Den Haag f 100; Sp. Fr. Den
Haag f 250; A'damsche Droogdok Mij. Amsterdam
f 10.000, v. d. L. Geldrop f 1000; Cr. Den Haag
f 100; S. van H. en Zn. Rotterdam f 100; N.V. Rott.
Nieuwsblad Rotterdam f 1000; J. C. Sp. Amster
dam f 100; M. J. v. d. B. Amsterdam f 250; ir. J.
W. M., Chili f 500; J. C. R. Breda f 1000; Ned. Ver.
Wegenbouwers Den Haag f 1000; N.V. Traosicol
Rotterdam f 250; Centr. Bond P.T.T. Den Haag
f 500; Curagaosche Handel Mij. Amsterdam f 500;
U. F. A. Amsterdam f 176.83; mej. M. G. C. van
B. Den Haag f 100; N.V. Esveha Den Haag f 971.74;
J. H. H. Rotterdam f 100; O. S. K. Rotterdam f 500;
H. G. Den Haag f 300; A. R. van G. Rotterdam
f 100; A. V. f 500; Z. Den Haag f 100; M. C. v. d.
H. Nunspeet f 500; J. J. M. Amersfoort f 100; J. L.
A. M. S. Utrecht f 100; mr. dr. D. Amsterdaifi f 250;
P. M. Amsterdam f 100: Neko Geldrop f 100; fa.
H. J. S. f 100; G. S. S. Den Haag f 100; M. M. Rot
terdam f 100; N.V.V. Amsterdam f 10.000; W. H. P.
Amsterdam f 100; J. S. Hillegersbei'g f 5000.
Aan pei'soonlijke giften kwam dus een totaal bin
nen van f 43.748.57, terwijl aan diverse giften een
bedrag binnen kwam van f 8.917.43.
Bovendien zijn toegezegd de volgende giften: C.
A. Brenninkmeyer f 50.000; Philips Eindhoven
f 50.000; en de Rotterdamsche Bankvereemglng
f 25.000.
HET AGRARISCH FRONT.
In een te Leeuwarden gehouden ledenvergadering
van den Frieschen Agrarischen Bond heeft dr. F.
E. Posthuma het woord gevoerd. Blijkens het Tel.-
verslag zeide spr. o.m. dat de bloei van Agrarisch
Nederland ten nauwste samenhangt met de Duitsche
welvaart. Er moet dus positief gewerkt worden.
Spr. heeft Landbouw en Maatschappij en Boeren-
front samengebracht.
De naam der nieuwe organisatie is Het Neder
landsch Agx-arisch Front. De deelnemers hebben
gelijke rechten, ongeacht of zij politiek wel of niet
georganiseerd zijn in de N.S.E. Van de nieuwe agra
rische jeugdorganisatie zullen de zevenduizend
leden van de bestaande agrarische jeugdclubs de
kern vormen. Zij zullen onder leiding staan van de
tegenwoordige leiders der agrarische jeugdbeweging
van Landbouw en Maatschappij.
De N.V. Agrarische Pers blijft in haar tegenwoor-
digen vorm bestaan. Het Agrarisch Nieuwsblad
houdt zijn tegenwoordige hoofdredactie. Hiernaast
komt een nieuw weekblad: Het Agrarisch Front,
waarin de bladen Boerenfront en Landbouw en
Maatschappij zullen worden opgenomen.
De beambten van Landbouw en Maatschappij
zullen, indien zij dit wenschen, naar de nieuwe or
ganisatie kunnen overgaan.
Spreker zelf, die noch bij het Boerenfront. noch
bij de N.S.B., noch bij Landbouw en Maatschappij
is aangesloten, is met het algemeen toezich belast
en zal, zoodra er iets scheef dreigt te gaan, dit
recht trekken.
Als leider zal optreden de heer Roskam (Boeren
front), als plaatsvervangende leiders de heeren
Ruiter (Landbouw en Maatschappij) en ir. Rispens
(Boerenfront). Voorts zijn er drie afdeelingon, drie
zuilen wil spreker het noemen, n.l. een corporatieve,
onder leiding van den heer Ruiter (Landbouw en
Maatschappij), een organisatorische, onder leiding
van den heer Slob (Boerenfront en Landbouw en
Maatschappij), en een cultureele, onder leiding
van den heer Weyer (Landbouw en Maatschappij).