Op Ontdekkingsreis
CENEUCTEN DES LEVENS.
FLITSEN
Reizen.
1940-1941.
FRANS HALS
SATERDAG 28 DECEMBER 1940
IT A A R T.'EM'S DXGBE'AÜ
'3
in de arbeidssfeer van
den sierkunstenaar
m
2 /d le'0sch
OMSTERDOMH jjm:
flRRDPPP.-GROENTE -VLEESCH
EEN REEKS VPN SCHOTELS. OVERTREFT
OLIES! GEEN FOOIEN. BEDIENING 10%
(Adv. Ingez. Med.)
NIEUWE SERIE No. 189
Verrassing
De schoonheid van
het eenvoudige.
Koekjesdoos en zout-
jesstel als kunstnij-
verhcidsproduct.
(foto Van Gelder).
ER is een tijd geweest en ihij ligt, histo
risch gesproken, niet eens zoo heel ver
achter ons dat de belangstelling voor
het schoone voorwerp leelijik in 'die ver
drukking was geraakt. Allerhand smakeloosheid
ad zich aan de menschheid opgedrongen en zich
en plaats veroverd in de huiskamer, waar het
ikwijls 'heel brutaal troonde op of naast fraaie
ieubelstukken en versieringen uit kunstzinniger
agen. Dit was de tijd van het leelijke fabrieks-
?erk, van de protserige beeldjes en vazen, waar 'de
fzichtelijtoheid duimen dik op lag. Maar de reactie
leef gelukkig ook in dit geval niet' achterwege,
ramt door dien stroom van wansmaak heen brak
enige tientallen jaren geleden de zin voor het
oede en het schoone zich een baan. Er was weer
ilaats gekomen voor het handwerk van den kunst
lij vere en den sierkunstenaar. Fabrieken namen
lunstenaars als ontwerpers in dienst, vereenigin-
en hielpen mede om het kunstzinnige voorwerp
n ruimer kring binnen te leiden en ook van de
ijde der overheid werd meer aandaoht dan vroeger
an den arbeid van den sierkunstenaar gewijd. En
- wat nog het belangrijkste is al spoedig bleek
at nieuwe geluid weerklank in de breede lagen
an het volk vond. De misbaksels en gedrochten
'erdwenen allengs uit de huiskamer om plaats te
naken voor degelijke, stijlvolle producten van
:um stén aarshand
Met voldoening mag geconstateerd worden dat de
in voor het sohoone sindsdien stan'd1 gehouden,
reeft en dat de sierkunstenaar de waardeering heeft
lehouden, waarop hij in zoo booge mate recht
leeft. Wie een blik werpt in de étalages van de
amstnij'verheid'swinkels merkt terstond op dat de
looze geest van den wansmaak weinig of geen ge-
egenheid meer krijgt om de goegemeente te be-
agen. Al zal er. te allen tijde ook onder dit koren
vel 'kaf blijven schuilen, het volle, verkwikkende
jraaai van de kunst zal zich voorloopig niet van
e markt laten verdringen.
Ergens in de binnenstad, op een étage waar het
ei-trouwde gelaat van de grijze Bavo naar binnen
taart, vertoef ik in de „keuken" van den sierkun-
tenaar. Dit is de man, die de schoonheid heeft
ezooht en gevonden in den eenvoud. Al de pro-
ucten die zijn vaardige hand schiepen leggen daar
en klare getuigenis van af. Die drang naar een
oud is trouwens typeerend voor de geheele mo-
ierae nijverheid en er is een logische gedachte in
le stelling dat 'dé vorm en het karakter der voor
verpen! hoofdzaak, de versiering bijzaak moet zijn.
)it laatste is het leidend motief geweest in den
fbeld van de groote kunstenaars en kumststroo-
itinigén van alle eeuwen en nimmer is de waarheid
ir van betwist. Kier, in de werkplaats van den
wintigsten eeuwschen artist, komt mij die stelling,
lat axioma, voor den geest nu de strakke concep-
ie 'der kunstvoorwerpen het eerste is dat mijn aan-
acht trekt. Vorm en karakter, zij domineeren in al
uitingen van dezen kunstenaar: zijn gebruiks-
oonyerpen, zijn wandversieringen, zijn speelgoed.
Y is een andere opmerkelijke eigenschap in dit
erk: de idee. Deze kunstenaar is op een vöort-
lurende ontdekkingsreis naar het nieuwe en het
élukt hem altijd weer onbekende gebieden op te
poren en te ontginnen. Neem 'de ontdekking van
iet touw. Hij zag kans er wen deren mee te ver-
ichten. Hij gebruikte het als oor voor een melkkan
m er bleken drie dingen: het harmonieerde vollco-
nen met aardewek, het bleek een stevig handvat
in men brandde er die vingers niet aan. Hij draai-
le twee einden tot lussen, bevestigde ze aan den
van een houten haas, houten takshond en ge
oudt geen schoonere flapooren voor de rappe Lam-
>e kunnen bedenken.
Een andere ontdekking: voor een pul is een ver-
iering op de zijkanten noodig. De kunstenaar heeft
(ogenblikkelijk een nieuwe expeditie in het rijk der
Verbeelding* ondernomen. Zijn vondst is even ver-
lassend als eenvoudig. Ge zoudt het bij eersten
logopslag waarlijk niet gelooven dat het pittoreske
'j uurtje op het aardewerk uit 'den vorm voor een
peculaaskoek is gestapt! En wie had ooit van een
irullemand uit kurk vervaardigd durven droomen.
)e kunstenaar schiep er een, licht van gewicht,
Irak van lijn, een sieraad voor de huiskamer.
Het hout is een materiaal waaraan deze artist
ijn kunstzinnig hart verpand heeft. De aanblik
1 de verschillende voor de bewerking benoo-
jde instrumenten doet den bezoeker een oogen-
)lik denken aan een oudeTwctsche gruwelkamer
•f en men zoeke hier vooral geen onderling ver-
)and aan de praktijkkamer van eer tandarts,
ets meer dan den eersten aanblik heeft de werk-
ilaats echter niet met deze zaken gemeen, want de
van de Winterhulp Nederland
Winlerhuip Nederland, den Haag,
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Mr. Dr. W. G. A. van Sonsbeeclc:
„Er is geen doel, waarvoor men liever
alle hens aan dek roept, dan voor onder-
lingen bijstand, wanneer gevaren den
landgenoot bedreigen. Nauwelijks geeft iets
meer voldoening dan verlichting van an-
darcr zórgen."
behendige vingers, die hier aan de draaibank en
met de electrische boor, de lintzaag en de borstel-
machine bezig zijn, hebben mij al dadelijk in het
domein van den sierkunstenaar teruggezet. Hier
staat de wieg van vele houten gebruiksvoorwerpen
en versieringen, zooals schalen, borden, kandelaars,
dierfiguren, paneelen en van: allerhand speelgoed.
Mijn bezoek valt samen met 'de geboorte van een
muis. Een simpel brokje hout groeit uit in een punt
en de habitus van den kleinen knager is al gescha
pen. Vijf putjes worden in het rornpje aangebracht,
twee voor de kraaloogen, twee voor de parmantige
leeren oortjes en een voor oen lange sierlijke staart
van hetzelfde materiaal. Beschildering heeft het
diertje niet van noode; de nerven van het hotu ge
ven het al levendigheid genoeg. Hoeveel geest en
hoeveel humor straalt er niet af van dit karakte
ristieke product van de kunstenaarshand. En met
hoe weinig middelen werd dit resultaat bereikt. De
idee is ook hier weer de groote factor. Daar zit de
muis al vreedzaam te midden van ander houten ge
dierte, bestaande uit een ougewekte luidde paardjes
in draf, met grappig omhoogwuivende manen van
uitgeplozen touw.
Er zijn andere eenvoudige zaken, waarmede de
kunstenaar wonderbaarlijke resultaten bereikt: het
koperdraad dat tot een zingenden neger of een be-
drijvigen Chinees verbogen wordt, het kurken bord
waarop de kunstenaar ccn heele visschemwereld
weet te tooveren en dit zijn nog maar enkele voor
beelden uit zijn onuitputtelijke vindingrijkheid.
Uit den aard der zaak is deze sierkunstenaar ook
op de hoogte met de techniek van 't pottenbakken,
maar de laatste jaren heeft hij zich beperkt tot
het ontwerpen der modellen en het bakken en gla
zuren overgelaten aan de fabriek, die op deze wijze
een belangrijk aandeel heeft in de totstandkoming
«en verspreiding vam het schoone product.
„In mijn vak blijf je voortdurend op zoek naar
nieuwe gedachten", zegt de kunstenaar mij bij het
•heengaan. „Er zijn altijd mensohen, die bij je bin
nen komen loopen met de vraag: „Heb je nog wat
nieuws? Dit ken ik al'van je en dat ook...."
Zoo'n opmerking is een sein om met andere vond
sten voor den dag te komen. Totnogtoe is mij dat
altijd gelukt en ik geloof niet dat ik voorloopig ge
brek aa»*; ideeën zal hebben...."
Ik keek naar de Bavo en het was of zelfs dit be-
jaarde bouwwerk een öogenblik zijn waardigheid
vergat en nieuwsgierig door het venster neusde.
Titelprent van het Iteys-Boek Door de Vcrcenigde
Nederlanden en Derselver acn Grenscnde Lant-
schappen enKoninckryken', uitgegeven in 1700.
UILEZEL of vliegmachine, trekschuit
of mailboot, postkoets of Diesel? Wat
doet het er toe: het is immers al om het
even, want hij is zich zelve gelijk geble
ven, hij: de Reislust, het groot verlangen van alle
eeuwen en alle oorden.
Avonturenz-ucht, drang naar het onbekende,
waar een andere zon aan anderen hemel straalt
over andere mensohen in een ander landschap, ver
van het wei-vertrouwde, los van der gang van alle
dag, het is er mee zooals Just Havelaar in zijn
„Zwerftochten" aanteekende: „Reizen is een dwa
len, een proeven, een zwerven door eeuwen en
eeuwigheden
Een zwerver: want nög zoo welgeordend mag
zich het leven van den twintigste-eeuwer voltrek
ken iets van den vagebond, van den avonturier
van weleer steekt ook in hem, al was het alleen
maar, omdat, hij het heel heimelijk wel weet: dat
de weg tot zichzelf om de wereld leidt. Wijzen als
Pythagoras en Plato, ze zwierven bijkans een le
ven lang,, met lichaam en geest, maar al te goed
beseffend dat al wie denkend leeft steeds vertrekt
en nooit aankomt.
Zwerftochten: Ik denk aan Odysseus, „de zoo be
proefde man, die veler mensdhen steden en zeden
aanschouwde en op zee zooveel onzegbaar lijden
moest doorstaan". Twintig jaren scheidde het Lot
hem van de zijnen, tien er van behoefde hij, na
Troje's val, om naar huis en haard terug te keeren:
nu zijn het storm en ontij die hem uit den koers
naar vreemde landen drijven: dan is het Calypso
die hem gevangen houdt of de zoete spijs der
Lotopharen die hem zoozeer aan de genietingen
van het heden bindt dat hij aan vrouw noch 'toe
komst denkt: zoo reilt en zeilt hij ho**- en derwaarts
we weten nauwelijks waarheen, want de land
kaart loochent vaak het dichterlijk relaas van plaats
en land maar wat deert ons dat als het een lief
lijke gestalte is als Nausicaa in het land van Sche-
ria die daar te midden van een gelukkige mensch
heid zooveel aanbiddellijke vreugde om zich
spreidt dat we den braven zwerver om zulk eem
wederwaardigheid, waar dan ook beleefd, wel be
nijden moeten.
Zwerftochten: herinnert u zich de dolingen van
Sinte Brandaen, die als een Vliegende Hollander
gedoemd was op zee te dobberen, negen jaren lang,
omdat hij ongeloovigc Thomas aan de wonde
ren der Schepping durfde twijfelen en het eene ra
het andere voor zijn oogen moest zien gebeuren
alvorens het hem vergund was in het klooster den
vrede des harten te verwerven? Een pelgrimstocht
was dat, een pelgrimstocht der ziel, gelijk arderen
ondernamen op eigen wijs, maar met gelijk doelwit.
Zoo bouwde Henderik de Zeevaarder op de rots van
Sagres, niet ver van Kaap St. Vincent, een kasteel,
een haven gelijk, vanwaar jaarlijks twee schepen
uitvoeren om het lard van Priesterkoning Johan
nes te zoeken, dat wondere rijk waar eens drie
Koningen, drie Wijzen uit het Oosten regeerden.
Zij (hadden de Ster gevolgd naar Bethlehem, waar
juist een Kindeke geboren was: en zoo vervuld
was hun hart van deze heiJige gebeurtenis dat zij
hun rij'k aan een Priesterkoning schonken die im
mer den naam Johannes zou dragen
Nu, ze voeren verder en verder, Henderik's zee
vaarders, vele gevaren, stormen en windstilten
trotseerend en zoo bNichten geloof cn volharding
■hen aan de kusten van Guinea.
Onbekende zeeën lagen voortaan open, bevaren
al gauw uit. wereldscher drijfveer, in avontuur
lijker drang: Bartholomeus Diaz, Vasco de Gama,
Columbus ze veroverden land na land op de
verborgen wereld'. Ontdekkingatijd was het, zwer
verstijd als nooit te voren, tijd van Holland's vlag
op vreemde reê, tijd waarin het is Potgieter die
het trots getuigt „de Hollandsche handel de
c r genade van aardrïjk's uithoeken braveerde om
een doortogt te vinden, door de natuur ontzegd";
om den Noord en den Zuid voeren ze, de Hout
mans en Heemskercken, de Barendszen en Kei
zers, reislust in het bloed en Holland in het hart.
Wie den pelgrimsstaf te zwaar was, hij kon als
het hem lustte bij het knappend haardvuur al zijn
zucht naar het bijzondere den vrijen teugel laten:
zwerverslotgevallen waren immers te beleven zon
der dat men het „Reysboeck door de Vereenigde
Nederlande cn derselver aengrensende landschap
pen en koninckrijcken" ter hand nam en er op uit
trok! Vagebonden-literatuur in overvloed wat
was er, behalve in den eeuwigen strijd van Don
Quiohotte tusschen droom en daad, tusschen fan
tasie en werkelijkheid, niet een avonturen te ge
nieten, bijvoorbeeld met dien verliefden konings
zoon Amadis die terwille van de aangebeden prin
ses Oriana de zonderlingste wederwaardigheden
beleefde. Goed, dat was nu maar een fantasie;
maar ook wie „werkelijkheid" begeerde kon zijn
•hart om maar één bron te noemen ophalen
aan de gedenkschriften van onzen Steven van der
Hagen, dien j ongen wien de reis- en a ven turen lust
zoozeer in. het bloed zat, dat hij steeds verder trok,
steeds verder moést: in Doornik leerde hij den la-
Het trof niet goed voor het succes van het
verjaarspartijfcje, dat de jonge gasten onderweg
hadden ontdekt, dat het prachtig weer was voor
een sneeuwbalgevecht.
kenhandel, in Yperen het commissionnairsbedrijf,
als jongmaat voer hij naar Spanje, in Rome diende
hij een Spaansch kanunnik, in Napels den onder
koning. Verre tochten waren dat voor een jonge
ling dier tijden niet ver genoeg naar den smaak
van onzen avonturier: enkele jaren na zijn Napo-
litaansoh verblijf vaart hij in dienst van een
IToornsoh schipper naar Italië, straks als vlootvoogd
naar de Oost en die clekselsche jcr.gen bi-engt
het daar nog tot Raad van Indië ook. Dat was an
dere koek dan de schelmenstreken waarop Hein-
sius met zijn „Vermakelijcke Avonturier" zijn le
zers onthaalde of van Sandras' dolle „mémoires"
van voorname mannen die alleen den naam met het
origineel gemeen hadden.
En toch had het zwerversinstinct de verbeelding
dusdanig aan het werk gezet, dat zelfs de huiselijk-
ste lezer zich naar believen kon wegdroomen in
't verst verleden, in een natuurstaat waar een een
zaam man, aangewezen dus enkel op eigen kracht
en levenswil, zegevierde over het primitieve, on
herbergzame: Defoe had „Robinson Crusoë'' ge
schreven, „een Odyssee van zedelijke grootheid",
Robinson die in het oorspronkelijke en in verta
ling zijn triomftocht door Europa deed en zelfs,
in Hollandsch gewaad vermomd, te land kwam in
het machtig koninkrijk Krinke Kesmes.
Bont mocht dit relaas van reiservaringen ge
noemd worden, alledaagsch was 't vergeleken, met
wat Swift's Gulliver al zoo ondervond: op Lilliput,
het eiland der Klein-Duimpjes raakte hij verzeild,
waar grappige (neen, zielige) wezentjes met
benepen belangetjes en klein-burgerlijke heb'oe-
lijkheidjes woonden, in miniatuur bedenkelijk vee!
gelijkend op de „groote" menschen die in hun
eigen oog toch zoo trotsch als pauwen door het
achttiende-eeuwsche Europa stapten. En om zijn
tijdgenooten het schaamrood tot achter de ooren
op de kaken te jagen deed Swift, eer sarcastisch
dan knus-verhalend, zijn Gulliver een bezoek
door P. v. d. HEM.
11 DEEL VAN
deZeVesi
Uondwen
Van
(Adv. Ingcz. Mcd.)
Jaar heeft haast zijn loop volbracht,
't Afscheid klinkt ons tegen.
Ziet, een nieuwe tijdkring wacht...
brengen aan het voorbeeldige rijk der paar
den, Honyhnhnms genaamd, waar de Rechtscha
penheid kind in huis was.
Op wonderlijke, maar ook op zinvolle wegen
dreef de reislust der eeuwen de fantasie: ze zweef
de naar oorden waar al wat aan deugden het
menschdom siert zijn vorm gevonden had in
schooner menschenstaat, in waardiger samen
leven: utopiëen in Nergensland waren het, waar
het goed droomen isDaar verrees in een
verre, nog onbekende landstreek als we met
Campanella het reisverhaal van een Gcnuecsch
zeekapitein mogen gelooven een indrukwek
kende stad op een bÉMghelling, waar onder leiding
van den priester Metaphysicus het bewind werd
uitgeoefend door Pon (de Kracht), Sin (de Wijs
heid) en Mor (de Liefde); wat deze zeevaarder
daar aanschouwde aan harmonie en schoonheid
was al bijna even aantrekkelijk en verheffend
als het Rijk der Severambiërs, schepping in ge
lijken geest van den Franschen utopist Vairasse
d'Alais. Zonnestaten, aardsche Paradijzen, liefe
lijke Arcadia's, kinderen van hunkerende ge
dachten en booze gewetens, geboren uit liefde
voor de menschheid en brandend verlangen naar
wat de droom lokkend aan den horizon des levens
spiegelt, als Fata Morgana
Welbekend was dat geluid, romantisch van
klank, vervuld van het weemoedig „deine Liebe
ist in der Ferne". Ach, ze wisten het zoo goed, die
Romantici, hoe symbolisch, ja zelfs hoe verdacht
het is, dat reisbegeeren. „Veelvuldig zijn de uren,
zoo mijmert één hunner, de romanticus Tieck,
waarin ik hier vandaan zou willen reizen om een
zeldzame natuur met al haar wonderen te zoe
ken..." En zijn Stembald, al even vol van ver
langen naar het Nirwana des Geestes als de mees
ter Tieck zelf, ziet aan den nachtelijken hemel de
maan bevolkt met de geliefdste gestalten van zijn
meditaties. In extase over zooveel gelukzaligheid
komt het hem over de lippen: dat „daar, daar mis
schien de bakermat staat van alle melancholie".
Straks, vroeger, ginds zoo heet het altijd voor
de kinderen der Romantiek, maar nooit is het:
Nu en Hier. Vele, vele tochten schijnen noodig
voor het rijpend inzicht van een Novalis:
„En hier op deze aard' wordt nooit
d' onleschbare dorst gestild".
En toch: „gelukkig hij die als Ulysses verre
reizen deed, maar het was du Bellay die het
zoo dichtte desondanks het innigst is. verblijd
als hij tenslotte het lief tehuis weervindt. Klein en
schamel mag het zijn, schooner is het „que les
palais romains; plus que le marbre dm- me plaist
l'ardoise fine" (schooner dan de Romeinsche pa
leizen; dierbaarder dan het harde marmer is mij
het fijne leisteen).
Of hoort ge het liever, minder poëtisch mis
schien, maar klaar verstaanbaar voor ons Hol
landsch hart, uit den mond van onzen proza
schrijver Jacob Geel, dan besluit ik met de slot
zinnen van zijn opstel over Reizen: „Ik heb ge
prezen en ik heb benijd; en ik was gereed mijn
zegel te zetten op de spreuk: waar men het wel
heeft, daar heeft men een vaderland. Maar ik
ben teruggekomen van mijne reis, en van een
koud en onhartelijk wereldburgerschap; en liever
dan ooit is mij het minder schoone vaderland, met
al zijn gebreken, en worstelingen, en rampen".
C. J. E. D1NAUX.