Op Ontdekkingsreis |^25EUS!23 Over begeerigheid. LANGS DE STRAAT. 1941. FLITSEN Jladio ATERDAG 4 JANUARI 1941 H A ARLEM'S D A G B E'A' 15 3 in de arbeidssfeer van... ,.Dat men bereid is terwijl het tijd is". JAN LUIKEN. Als kleine jongen heb ik hier ook ge staan met het sleutelhorloge van mijn groot vader dat ik bij hooge uit zondering „naar school" mocht dragen en ondanks al le vermaning op mijn jeugdig-avontuurlij ken tocht ach, natuurlijk in zijn eerwaardigen gang I stoorde. En na 35 jaar onderga ik, in dit filiaal van den groo- ten Chronos, dezelfde tegen- strijdige sensatie: dat het nergens zóó plechtig-stil kan zijn als in j een ouden horlogemakerswinkel, bij al dat nijver geroezemoes van klokken die, elk op eigen wijs, A met eigen stem het rhythme van a den Tijd scandeeren: de kleine, met parmantig-kittige tikjes, lichtelijk gewichtig en zelf in- ïomen; de groote, bezonnen-bedaard, met de bc- htzaamheid van den oude$ dag en de voorname st van een welbesteed leven dat er nog niet aan ïkt, het Tijdelijke met het Eeuwige te verwisse- andere, die gejaagd de seconden en minuten slinden alsof hel hun moeite kost den Tijd bij ïouden; en daar ginds, in een duisteren hoek, een ardige pendule die aarzelend-bescheiden een zil- ig geluid laat hooren, verontschuldigend bijna ze storen moet in deze tijdbewogen stilte, waar uren en etmalen tot een eeuwigheid worden, loo voorbereid zit ik teger.over mijn gastheer, in ik al ken uit de jaren van mijn sleutelhorloge, de werkplaats met de peuterige bankschroefjes, jelgoed gelijk, waar al het minutieuze werk cdt gedaan. Want het is hier al zorgvuldigheid it de klok slaat: voorovergebogen, de loupe in t oog geklemd, spiedt de „kleinwerker" in het jnenste van een ontregeld uurwerk een patiënt b en stelt zijn diagnose: ik zie hem met een tiiatuur-schroevcndraaicr, vlak bij het kloppen- tijdshart, met onfeilbai-e zekerheid het noodige én: er wordt geopereerd, zooveel begrijp ik er 1 van het geval is niet zonder ernst: geen losse :er of een gebroken glas, we hebben met een inische storing te doen, die uitsluitend door 'uceeren en combineeren", door veel routine rendien, op het spoor is te komen. Wat een mo- pjkheden: hij loopt achter, de luiaard: „dat kan i in het wijzerwerk zitten, in de trekkracht van jveer, in de stelsohroefjes als het een ankeruur pk met balans is, in slijtage, in.peuterijver a den eigenaar die van zijn euvelen ondememers- fc natuurlijk gem mededeeling heeft gedaan, in I onvrijwillig bad, in [Ook in vuilheid?" vraag dk met de schuohter- p van een leek die niet graag dom doet. [Ook in vuilheid" beaamt de meester; het klinkt pa als een zucht en dies kijk ik hem vragend aan. .Gelooft u in het sprookje van het benzirespuit- jof in de mythe van die ééne blaas, waarmee al stof van jaren te verjagen is?" [Neen", zeg ik vastberaden en niet dom. jNeen", bevestigt de meester, voldaan nu hij in geen horlogemaker-belagenden en -wantrou wden Brutus heeft gevonden. (Schoonmaken", vervolgt hij, „dat is repareeren pwel repasseeren zooals wij dat noemen, repa- ren dus óók, als er niets aan „kapot" is; dat wil zooveel zeggen als demonteeren en onvermijde- je slijtage verhelpen, tappen polijsten, rader- rk nagaan, ondeugdelijke onderdeelen vervan- jEn als die nu eens niet te krijgen zijn?" pan maken we ze zelf, kijkt u maar hier Faaraehtig, een wonderding, een kleine draai- ik. hier met electrisehe aandrijving, daar met de beweging waarbij de werker dus maar één id voor het draaiwerk vrij heeft en toch zijn istige arbeid volbrengt, die uit staal of koper, [vaardig gehanteerde draaibeitels en onder toe- ivan een scherpen geoefenden blik. tappen It zoo dun als een hoofdhaar, at een ingenieus gereedschap, behalve nog die e spiraaltangen en de popperige s Ch roeven- n'ers: ik maak kennis met een arondeermachine rmee intandingen worden gemaakt, en met ra- nijmachines. kijk van het een. naar het ander de groeiende overtuiging dat deze man in meer een opzicht weet „hoe laat het is". 5n dan, als het reparatiewerk gedaan is?" vraag .komt de langdurige controle", vult mijn heer aan. Want ze hebben hun grillen, de pa- «1 kijk rond naar de wander, waar ze in rijen ten: de kittige, de eerwaardige, de haastig-on- irige.Zoo. zoo, denk ik, ze zijn dus nog niet emaal gezond, geven elk hun tijdmaat aan, met izinniger hartslag. En dat wordt hun niet ge- gd: ze moeten Den Tijd aanwijzen, den Groote, c, zooals hel Klokje van Gehoorzaamheid der y-igheid dien tikt ja, ja. )agen lang", vertelt de meester, dagen lang en ze trouw de gangen var Chronos en ineens t mis, vervallen ze weer in de nukken van hun il. Zelfs zijn er schalken bij die hun werk on- let oog van den meester onvolprezen volbreng en ze zijn nog niet thuis gekomen of het lieve begint opnieuw: ze sukkelen, imulanlen clus?" insinueer ik. leer sprake van: gevolg van temperatuursver- len. stand, trilling, beroep van den drager als n horloge is, kortom talloozc mogelijkheden, >as jarenlange ervaring leert onderkennen en op de vakschool in Schoonhoven alleen maar voorbereiden. Zelfs het vervoer naar huis kan t herstelde uit het lood brengen. Wilt u wel )ven inkelbel gaat, mijn gastheer laat mij een ïblilc alleen in de contradictoire stilte van zijn plaals. met al die kloppende harter die de ge en van hun kwaal niet aan de groote klok en maar, overtuigd van hun belangrijkheid, voorkeur aan geven o, vrouwelijke sphinxen iet dienend Rijk var Chronos zich te laten aadselen". Achter mij ik schrik er van er plotseling één vervaarlijk, als protest ze egen mijn snoode gedachten. Het is een staan- ok, eer Friesche geloof ik, met slag- en speel- met manen en planeten, een universum ge- Tik-tak. tik-tak t:k-tak wat deksel, ik ken ied, wat is dat ou tik-ts': En op het ne van haar klokketaal herinner ik het me Mijn grootvader's klok is een deftige klok. t nog err deftige klok", hoor ik naast me. mijn gasthee Hij heeft zoo juist achter de >snk een nieuwen patiënt aangenomen, in de erpakt of u:t de geheimzinnige diepte van >aci tasch opgevischt. eer achter- of voorlooper, simulant of staker ik weet het niet; mis- n is het wel een slachtoffer van peuterwerk, f door mijn gastheer vergoelijkend „eigen reparatie" gedoopt. „Ja, een deftige klok", herhaalt hij, om me te rug te brengen tot de werkelijkheid; „het mooiste werk van mijn vak: daar zit nog denkwerk aan* vast, om die te doorgronden: combinatievermogen, vakkennis heel wat anders dan die moderne uurwerken van den loopender. band. die allemaal één toetmem zijn schepsels zonder verrassing, eenvormige zielen zonder diepte: ze klinken het zelfde, ze loopen hetzelfde, ze zien er het zelfde uit... „Dan zult u de electrisehe klok. „Een dood elemct t, meneer, zonder klokkebloed in d'r aderen, die niets doet dan zwijgend wijzen omdat ze de taal van de Klok niet verstaat en hoe gek het ook mag klinken Den Geest van den. Tijd niet kent. Dat is geen slecht besluit var een onderhoud met een zoo bekwaam horlogemaker. En als ik hem ten afscheid 'de hand druk, denk ik: dat is een man die niet alleen de klok heeft 'hooren luiden hij weet deksels goed waar de klepel hangt. „HET SIMPELE LEVEN" door ERNST WIECHERT is een wonderlijk, mooi boek. Uw boekhandelaar kan U er veel van vertellen. Een der eerste lezers van het boek riep uit „Wat geeft dit boek mij ontzaglijk veel In dezen moeilijkan tijd." HET IS EEN CULTUURSERIE-UITGAVE IN DE ANTON PIECK-VERZORGING. Adv. Ingez. Med.) Er is een kwaad ding verbonden aan al die dis tributie en dat bonnen-gedoe: dat is de begeerig heid. Vertel een man wat hij niet hebben mag en hij verlangt er van dat oogènblik af naar. Vertel mij dat ik niet meer fietsen mag en ik zal het te voet gaan verafschuwen. Geef mij bonnen en ik za! honderd en twee gram begee- ren. waar er mij slechts honderd zijn toegedacht. Dat kwam i n mij op toen ik las. dat ik voortaan slechts honderd gram roggebrood krijg in plaats van honderd-vijf-en-twintig. Gedurende al den tijd, dat er broodbonnen zijn. heb ik geen rogge brood gegeten. En nauwelijks stond" daar dat kleine berichtje of ik stelde mij voor hoe heerlijk versch. warm. nat, zacht grof roggebrood is; met kaas, met vleesch, met jam, kortom: lékker! De spiegel mijner zotheid werd mij gelukkig vandaag nog voorgehouden. Mijn beste vriend liep mij tegen het lijf. Hij is corpulent, zéér cor pulent. Het goede der aarde heeft hij lief en dat niet sinds vandaag" of gisteren. En in vertrouwen zeide hij mij „Het ergste van dezen tijd is, dat je zooveel eet!" Mijn blik moet verbaasd geweest zijn, want hij lachte verlegen ,,A1 die dingen, waar je geen vinger naar uitge stoken zou hebben, eet je nu omdat de bon ervoor anders verloopt. Havermout kon ik niet zién. Al die vervelende pappen en andere plakmiddelen heb ik nooit aangekeken. Doch nu vertelt de krant mij dagelijks, dat. die of die bon verloopt, met an dere woorden dat ik mijn rantsoen zou misloopen. En dus eet ik!" Ziet u, dat is de begeerte. Sedert wij om midder nacht thuis moeten zijn blijven wij tót het laatste oogènblik plakken en draven in stikdonker naar huis, als de klok slaat Wij laten geen rantsoen passeeren; wij houden ons stipt aan wat er mag. En wij vergeten, van hoeveel thans veroorloofde dingen wij vroeger vrijwillig afstand deden om dat het niet hoefde. Dat is de begeerte. De man. die een distributie uitvindt die ex ons niet aan herinnert, dat er ook dingen zijn die we niet mogen en niet krijgen, ver dient een medaille! G. I. Betalingsmoeilijkheden De bedaagde juffrouw met bloemetjes op haar hoed had al bij de halte teekenen va: agitatie ge geven. Zij stond al met haar parapluie te zwaaien toen de ram op een afstand van twee haltes na derde. Maar nu stapte zij dan toch de tram binnen, moeizaam haar weg vindende omdat zij, behalve de parapluie. ook nog een zwart taschje en een bruin koffertjë torste. Eindelijk zeeg zij neer, gaf het koffertje een plaats op den grond, natuurlijk om er goed het oog op te kunnen houden en legde het taschje naast zioh op de bank. Juist toen zij met haar overbuurvrouw een ge sprek had aangeknoopt u weet wel, var „Hè, hè, 'k ben blij dat dat ik 'm heb: ik dacht eerst effe: is 't 'm of is 't 'm niet?" naderde de conducteur en zei met nadruk „Assssjeblief!" „O ja, conducteur": betalen hè?" vroeg de juf frouw vrij overbodig. „Gewoon?" informeerde de conducteur zakelijk. (De lezer begrijpt, dat ik het over de Amsterdam- sëhe tram heb). „Ja, ja, 'n gewone". En in eens werd de juffrouw weer zeruwachtig: „Waar heb ik nou m'n porte- monnaiie zoo gauw gelaten? O ja, in m'n tasch". Ze greep naar haar tasch en haalde er o.a.'uit: een zakdoek, eën kammetje, een spiegeltje, een le- gibimaitiekaart, een paar bonnetjes, een sleuteltje, een potloodje, maar.... geen portemonraie! Terug gingen dus kammetje en spiegeltje e tutti quanti. „Nou", zei de juffrouw, die al weer in een staat van opwinding geraakte. „Altijd heb ik m'n porte monnaie in m'n tasoh. Waar zou ik 'm nou toch gelater hebben?" „Zoekt u maar kalm", zoo trachtte de tramge leider. man van ervaring in dergelijke gevallen, haar op haar gemak te stellen Ik kom zóó wel bij u terug!" En hij ging zijn andore klanten helpen. „Zou ik 'm nou in m'n koffertje gestopt heb ben?" Er de juffrouw had het koffertje al op haar schoot. „Ja, maar waar is nou het sleuteltje: daar net had ik het nog.o. ja in de tasch. Hier is ■het.... nou 's effe kijke!" Eerst hield zij met de eene hand het deksel schuin en haalde hier en daar den inhoud van het valiesje wat in de hoogte. Maar deze onderzoe kingsmethode voldeed haar toch niet en zij sloeg nu het deksel geheel terug keek ever met schuin- schen blik om zich heen, haalde toen resoluut een stapeltje goed uit het koffertje en gaf het zoo lang een plaats op het deksel. Daar lagen ineens de meest intieme kleedingstukken ten toon voor de profane blikken var de trampassagiers in de buurt, die ook ouderen zijn nog wel „sans pitié" aan het meesmuilen sloegen. Maar hoe de nerveuse tramreizigster ook zocht, de portemonnaie was en bleef weg. Juist kwam daar de conducteur weer aan. De juffrouw was nu de wanhoop nabij. Beverig deed zij het koffer tje weer dicht en keek met zulke angstoogen om zich heen, dat een meneer, die dan toch wel tot medelijden V staat bleek, in zijn vestzak greep en zeide: ..Kan ik u misschien....?" Op dat oogènblik greep de juffrouw opnieuw naar haar taschje en keek er ten einde raad nog eens in. Niemand zal de vreugde kunnen beschrijven, die plotseling over haar gelaat lichtte en haar trekker deed ontspannen. Want daar, in een hoek van de tasch, was toch de portemonnaie. „Daar heb ik 'm, conducteur!" riep ze met over slaande stem. Zat-ie toch in m'n tassie!" „Dacht ik wel, juffrouw", zei de conducteur ijzdg-kalm. „Zoo gaat het altijd. „U wou 'n gewcr.e, geloof ik?" Nooit is een tramkaartje met zooveel voldoening uit de handen van een tramgeleider ontvangen als het kaartje, dat nu de conducteur afscheurde en aan de gansoh opgeluchte overhandigde. J. C. E. Binnen een smaakvolle verlichting, die de gezelligheid verhoogt en Uw interieur ver fraait. Een bezoek aan onze toonzalen zal zeker Uw moeite beloonen Hl IKQTRA SPAARNE 65, UIÜlVO I ï\n t.o. Ged. Oude Gracht. (Adv. Ingez. Med.) door P. v. d. HEM. Alle begin is moeilijk. NIEUWE SERIE No. 194 W— Een probleem De gastvrouw ontdekt de laatste drie gasten van het partijtje in de gangkast, bezig om op krachtdadige wijze uit te maken, wie al dan niet rechten kan doen gelden op de twee paar nog aanwezige overschoenen. Litteraire Kantteekenmgen. Johan van der Woude. ..rortelet". L. J. Veen's U. M. A'dam. K. Noi-el. Janmaats en Sinjeuren. A. W. Sijthoff's U. M. Leiden. De „historische roman" is een soortnaam waar onder zeer uiteenloopende prestaties gerangschikt kurren worden. Beide hierboven genoemde his torische jomans zijn goed, om niet te zeggen voor treffelijk in hun opzet en bedoeling; zij hebben evenwel even weinig van elkaar weg als een kat van een «muis. Zij hebben echter geinecr dat beide door den lezer verslonden zullen worden: wij zei den immers reeds dat beide goed zijn. Voorkeur van één van beide zal een persoonlijke aangelegen heid blijven. Een vroegere generatie vereerde als Hollandsche vertegenwoordigers van den historischen roman Van Lennep en Bosboom Toussaint. Men vereert dien opzet nog: ecu historische episode, een histo rische figuur wordt zorgvuldig bestudeerd, omge ven door andere, eveneens historische of anders verzonnen figuren en hun allen worden de woorden in den mond gelegd, die ze volgens de historie ge sproker hebben of naar het inzicht van den schrij ver gesproken zouden kunnen hebben. Een vrij wel onmisbaar element daarbij is een al dan niet historisch conflict of avontuur in de zaken der liefde, die immers met de zaken der du iter den gang der menschen leidt, en de puddingvorm kan gevuld worden. De pudding zelve, aangebrand of in een gezakt, zal steeds grage eters vinden, want over niets lezen wij liever dar over de dingen die ook ons zelf het innigst beroeren. Sinds Van Lennep en zijn tijdgenoolen is daar natuurlijk wel eenige variatie in aangebracht. Ook in den historischen roman heeft liet realisme zijn merk geslagen en heeft de psychologie, min of meer wetenschappelijk te berde gebracht, zich met het verhaal bemoeid. Dat zijn dan de „interessante" romans die in de leesbibliotheken steeds „uit" zijn als ge ze „thuis" wenscht. Ook zijn reeds voor tien tallen van jaren door een enkele pogingen aange wend eens buiten de schablone te blijven en een historischen roman te schrijven waarin niet iemand of iets, doch een sfeer, een dee. iets niet geheel de finieerbaars tenslotte, de kern van het verhaalde uitmaakte. Maar dat bleven litterair soms prachtig geschreven werken, van niet grooten omvang meest al, waar alleen de fijnproevers zich druk voor maakten, doch die geen tweeden druk beleefden en thans glad vergeten zijn. Of kent men thans nog een schrijver als Adriaan van Oordt en zijn Irmenlo, waaraa nik bij het lezen van Portelet heb moe ten terugdenken. Niet dat er tusschen Portelet en Irmenlo ook maar eenig verband zou bestaan. Maar zelden heb ik in later jaren een historischen roman gelezen waarin in zoo sterke mate de sfeer het onzichtbaar drijvende in een historische periode gesuggereerd werd als in dit werk van Johan van der Woude. Want de „personen" in dit boek zijn allen gefin geerd en waar zij met historische personen in con tact komen zijn ook die ontmoetingen pure fantai- sie. Aldus waarschuwt reeds in zijn voorwoord de schrijver. Intusschen: hoezeer levend en belang rijk is het beeld dat wij van een samenleving in ons voelen opdoemen, die, vele eeuwen achter ons liggend, niettemin onze volle belangstelling heeft. Via dien gefingeerd-en Portelet, een als met een betooverd rapier strijdend vechter, nu eens_ zwer ver, dan weer bode en afgezant van vorsten, éen die men altijd en overal meent te zien en die nergens te vinden is, die den roep heeft des duivels bond genoot te zijn, die voor niets en niemand terugdeinst maar zijn vrienden trouw blijft, via die prachtig uitgewerkte fantaisie van den schrijver leven wij in den tijd van den hertog van Gelder en zijn ad junct Maarten van Rossem, van bedelaars en vrij buiters, roovers en vechtjassen, sletten en zwende laars. Het is een licht volkje, waarmee wij in dit boek trekken, en reizen dolen en zwerven. Tusschen Portelet en zijn vriend den wapensmid uit Maas tricht, die hem zijn wonderlijk rapier smeedde, tusschen hen beiden en de meid Lute bestaat een ziele verwantschap die slechts door den dood ein digt, en door liet geheele avonturenleven van Por telet als een roode draad loopt. Die doorloopt ook als zij, van elkaar gescheiden, afzonderlijk optre den: Portelet bij den hertog in Nijmegen. Jagkere de smid op reis om nieuws op te doen, Lute in een bordeel. Schilderend aan en rondom deze drie vol komen fictieve figuren heeft Van der Woude een kaleidoscopisch beeld eener periode in elkaar gezet, dat ons van dien tijd meer indringend begrip geeft dan een verhaal zou doen, dat angstvallig met overgeleverde bescheiden en documenten rekening hield. Die per slot van i-ekening toch altijd den buitenkant der dingen belichten. In Van der Woude is het ditmaal de artist in den historicus, die den- boventoon houdt en zijn Portelet vaart daar wel bij. Zijn plezier in de hanteering van oud wapentuig mag hem den Portelet hebben ingege ven. deze is door zijn schrijfkunst een zeer apart specimen van den tegen woord igen Hollandschen historischen roman geworden Van K. Norel hebben wij een vorig jaar al eens een soortgelijk boek als dit Janmaats en Sinjeuren ZWITSERSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LEVENSVERZEKERING EN LIJI RENTE Opgericht 1857. Zuiver onderling Nederlandsch Staatstoezicht. STUDIE-VERZEKERING VERZEKERING TEGEN KOSTPRIJS GUNSTIGE POLISVOORWAARDEN Inlichtingen worden gaarne verstrekt door onzen inspecteur: E. M. VAN SCHAAICK. Platanenlaan 21, Bloemen- daal, Telef. 22595 en de agenten. (Adv. Ingez. Med.) gelezen en geprezen. Deze schrijver kent zijn histo- die op z'n duimpje en volgt het procédé der boven besproken pudding'. Hij is minder artist dan Van der Woude en blijft met bèi z'n beencn op den grond staan. Hij legt dominé Plancius en den Am- sterdamschen kooplui Hgsselaer, Buide en anderen de woorden in den mond die ze misschien gespro ken of anders allicht gedacht kur.nen hebben en schetst op die wijze een gezellig en levendig' beeld van het Amsterdamsche handelsleven en streven in het laatste kwart der 16e eeuw, als de zeevaart voorbij Gibraltar, naar Zuid-Amerika en naar de Oost voor de Hollanders nog geopend moet worden. K. Norel vertelt al deze dingen en al wat er voor en ra aan vast zat op prettige, solide manier en in woorden, waarin ons nationaal zelfbewustzijn ze ker niet den domper wordt opgezet. Dat deden die heeren uit Plancius' tijd trouwens ook niet. Daarom is ook het lezen van Janmaats en Sinjeuren mij wederom een genoegen geweest. En K. Norel heeft ook voor de saus van de pudding, die hier de liefde is, op voortreffelijke wijze gezorgd. Tusschen alle besogne? van vrachtvaart en koophandel door gaat Anna Eltink haar garg naar Steven van der Ha gen en ze wordt een zeemansvrouw naar K. Norei's zin en een voorbeeld voor het Hollandsche vrouws- voik. Dat zou ze misschien ook geworden zijn als ze met koopman Grotenhuys getrouwd was. maar zoo is het toch beter. Norel heeft hart voor zijn menscher. en hij schrijft prettig, zeer leesbaar en instructief. Ik durf wedden dat er tegen den vol genden Sinterklaas weer een historische roman van hem ter tafel komt J. H. DE BOIS. PHILIPS EN ERRES OOK IN HUURKOOP HAGEMA1N Geil. Oude Gracht 52 (Adv. Ingez. Med.) Zou het nog zomer worden? AI wijst de thermo meter nauwkeurig het aantal vorstgraden. aan voorspellingen waagt dit instrument zich niet. (Foto Pax-Holiand).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5