Moord op kasteel Entzberg
Nieuwe Uitgaven.
eo avonturen van
Dirck Volckertsz.
Coornhert
MAANDAG 13 JANUARI 1941'
HA ARE EM'S DAGBEAD
Het Technisch Gilde in Nederland.
Bijeenkomst in Den Haag.
In Pulchri Studio te 's-Gravenhage heeft het
onlangs opgerichte Technische Gilde in Nederland
in samenwerking met het eveneens pas opgerichte
Nederlandsche Architecten Gilde een druk be
zochte bijeenkomst gehouden.
Zij stond onder leiding van den secretaris-pen
ningmeester van het technische gilde, den heer J.
M. Figee. die de aanwezigen bij den aanvang dei-
vergadering verwelkomde, waarbij hij zich in het
bijzonder richtte tot dr. T. Goedewaagen, secre
taris-generaal van het departement van Volks
voorlichting en Kunsten, prof. dr. G. A. S. Snijder,
voorzitter van den Nederlandschen Cultuurkring
en tot eenige Duitsche autoriteiten, die als gasten
de bijeenkomst bijwoonden.
Dr. ing. W. A. Herweyer, leider van het Tech
nisch Gilde in Nederland, hield veiwolgens een rede
waarin hij allereerst betoogde, dat de technici ir
den nieuwen opbouw een groot aandeel zullen heb
ben. In het verleden waren voor een groot deel d«
rechtskundigen toonaangevend.
Tot voor kort zoo ging spr. verder was
men bevangen door theoi-etische vrijheids- en ge
lijkheidsbegrippen. welke ondanks hun verstande
lijk logischen opbouw in strijd waren met de in
werkelijkheid aanwezige, natuurlijke, o.a. biologi
sche feiten.
In plaats van de starre, levensvreemde rege
lingen 'van het voorbije tijdperk zal in de toekomst
vooral de technicus de voorkomende vraagstukker
practisch regelen.
De technicus is ook het meest doordrongen van
den omvang der nieuwe technische mogelijkheden
van dezen tijd, welke diepgaande veranderingen in
de sociale en politieke machtsverhoudingen ten
gevolge zullen hebben en welke onaantastbaar
schijnende machten tot in hun diepste grondvesten
beroeren.
Een werkgemeenschap van „techniek, volk en
cultuur" zal de techniek organisch in het volksleven
moeten voegen. In plaats van een afbrekende, ver
deeldheid zaaiende politiek, wil het Technisch
Gilde, door het welzijn van de technische beroeps
stand te bevorderen als organisch deel van de volks
gemeenschap, een politiek van „dienst aan het
volk" voeren. In Ned.-Indië en Zuid-Afrika, waar
Nederlandsche technici reeds zooveel presteerden,
ligt ook nu nog een groote toekomst voor onze
technische jeugd. Met Vlaanderen moge ook door
nauwere aanhaling der banden op technisch ge
bied onze lotsgemeenschap groeien.
Voor de architecten is in samenwerking met den
Nederlandschen cultuurkring het „Nedarlandsch
architecten gilde" opgericht. De organisator is
dr. ir. G. A. C. Blok, voorzitter van den selectie-
raad voor den architectentitel is dr. F. A. J. Ver
meulen.
Het Technische Gilde ziet met instemming de
jongste ontwikkeling bij het N.V.V., dat volgens
spreker de hoeksteen zal zijn bij den opbouw van
het groote Nederlandsche werkersfront. Met het
N.V.V. werd samenwerking op sociaal gebied over
eengekomen.
Er wordt gehoopt, dat het Kon. Instituut van
Ingenieurs en de andere groote technische organi
saties spoedig voldoende begrip zullen toonen en
hun medewerking zullen willen verleenen. Spreker
waarschuwde deze vereenigingen uitdrukkelijk
tegen het meedoen aan acties welke zijn opzet om
de nieuwe orde te saboteeren. Hierdoor Wordt het
voortbestaan dezer vereenigingen in gevaar ge
bracht.
Het Technische Gilde wil alle ingenieurs met en
zonder diploma, M.T.S.'s enz. samenbrengen. Een
afzonderlijke groep zal de meesters der bedrijven en
uit het ambacht omvatten. Zij allen zullen kame
raadschappelijk moeten samenwerken om zoo ons
bedrijfsleven tot bloei te brengen.
Dr. F. A. J. Vermeulen, de tweede spreker, gaf
hierna een overzicht van de totstandkoming en
het doel van het Nederlandsch architectengilde,
De derde en laatste spreker, ir. W. L. Z. van der
Vegte, gaf een belangwekkend, historisch over
zicht van de ontwikkeling der techniek. (A.N.P.)
Gedwongen afgifte van specerijen?
Met het doel tot herbevoorrading te komen.
In de Staatscourant van 24 December j.l. is op
genomen crisis-specerijenbesluit 1940. De tekst van
dit besluit stemt, behoudens het ingevoegde arti
kel 3, overeen met die van het in het Verordenin
genblad van 20 Juni j.l. afgekondigde eerste uit
voeringsbesluit van den secretaris-generaal van hel
departement van landbouw en visscherij
Ingevolge dit artikel 3 kan door gedwongen af
gifte een herbevoorrading van den hier te lande
aanwezigen voorraad specerijen geschieden, met
naar men het A.N.P. van bevoegde zijde mededeelt
het doel de specerijen tegen van overheidswege
vastgestelde prijzen ter beschikking van de con
sumenten te kunnen stellen. (ANP)
Politik und Seele
Hollands door dr. H. Krekel.
Onder dezen titel is een boekje verschenen met
opstellen van dr. H. Krekel over staatkundige en
cultureele onderwerpen uit de geschiedenis van ons
land. De artikelen verschenen in de periode zomer
1936—voorjaar 1939 in de „Deutsche Wochenzei-
tung für die Niederlande", die ook de uitgeefster
van het boekje is.
Kindermaaltijden te Amsterdam.
„Grüne Polizei" ontving 2500 kleine gasten.
Het A.N.P. meldt: Vijf en twintig honderd Am-
sterdamsche kinderen jongens en meisjes tus-
sohen 6 en 9 jaar uit alle deelen van de stad
zijn Zondag in opdracht van den Rijkscommissa
ris in het Koloniaal Instituut en in de Burger
school te Amsterdam de gasten geweest van de
Grüne Polizei".
Het waren kinderen, die op weekdagen van kin
dervoeding dagelijks op school een warmen
maaltijd krijgen. De Rijkscommissaris bood hun
dit nu ook op Zondag aan en had de mannen van
de „Grüne Polizei" bevel gegeven deze maaltijden
te verzorgen. Zoowel de kinderen als de soldaten
waren hiermede zeer blij. De kinderen omdat zij
een lekkeren warmen maaltijd zeker nooit afslaan,
vooral niet wanneer hun gastheeren er een feest
van maken, en de soldaten omdat zij gaarne het
jonge goed een feest bereiden.
Ondanks het feit dat er bijna driemaal zoo veel
gegadigden verschenen dan er zich hadden aan
gemeld men had op 1000 jeugdige gasten ge
rekend. doch het bleek dat vrijwel allen een zusje,
een broertje, een buurmeisje of -jongetje of een
vriendje hadden meegenomen was er volop
eten voor de 'kinderen, al moesten de soldaten
daarvoor een offer brengen, het offer van hun
warmen maaltijd. Want die peuzelden de kleine
bengels mee op. Met veel plezier werd dit offer
gebracht. „Wanneer wij gasten krijgen, zullen zij
het ook goed hebben en een dagje alleen brood
is dit feest ons wel waard. De linzen met aard
appelen en volop vleesch is de kleuters van harte
gegund", aldus verzekerde majoor Bensko, de
commandant der „Grüne Polizei".
Helder klonken de vroolijke opgewekte kinder
stemmen in de marmeren hal van het museum en
de ruime gymnastiekzaal van de school. Aanvan
kelijk was het heelemaal niet de bedoeling ge
weest, dat deze school ook gebruikt zou worden,
doch toen de animo zoo groot bleek, dat het Ko
loniaal Instituut te klein was om al die hongerige
bengels een plaatsje te geven, werd haastig het
jymnastieklokaal met vlaggen en bloemen ver
sierd en als eetzaal ingericht.
Het menu bestond uit macaronisoep. De lange
slierten versohaften den kleinen monden wel eens
moeilijkheden en de lepel alleen was soms niet
voldoende doch het smaakte voortreffelijk en als
het erg moeilijk werd. dan schoot een soldaat toe,
die zijn kleine vriend of vriendin de helpende
hand bood.
Van half elf af reden de auto's der „Grüne
Polizei" af en aan van de verzamelplaatsen bij
het Muiderpoortstation voor kinderen uit de Dap-
perbuurt. de Indische buurt en de Oosterpark-
buurt, bij de Westermarkt voor kinderen uit de
Jordaan, bij het Sarphatipark voor kinderen uit
Zuid en bij het Mariniersplein voor kinderen van
de Eilanden en het Oostelijk deel der binnenstad.
Steeds weer kwamen er nieuwe en dus hongerige
kinderen binnen die plaatsnamen op de stoelen,
waar zoojuist een vriendje zijn honger had ge
stild.
Leden van het politiecorps droegen het stoffelijk overschot van den heer
Ploegmakers, den overleden burgemeester van Oss, grafwaarts.
(Foto Het Zuiden.)
Pas tegen half twee hield deze bedrijvige en luid
snaterende en zingende stroom kleuters op. Tot
spijt van de manschappen en hun officieren, die
in enkele uren talrijke vrienden hebben gemaakt.
Het koor van de „Grüne Polizei" en enkele har
monicaspelers luisterden den maaltijd op. Er
stonden bloemen op de tafels en allerwege waren
opgewekte gezichten.
Met verlangen zullen velen uitkijken naar een
herhaling, die ongetwijfeld zal komen.
De „Grüne Polizei" is een vriend der kinderen;
nooit werd dit overtuigender getoond dan Zondag.
TE ROTTERDAM.
In een school aan den Mathenesserdijk te Rot
terdam werden door de „Grüne Polizei" 500 kin
deren onthaald.
Het hoogtepunt van den middag voor deze Rot-
terdamsche kinderen was ongetwijfeld het bezoek,
dat de Rijkscommissaris en mevrouw Seyss-Inquart
alsmede de commissaris-generaal voor de bijzondere
aangelegenheden, Oberdienstleider Smidt de gevol
machtigde der Rijkscommissaris te R'dam, dr. Völ-
ckers en later ook nog de commandant van de Sicher
heitspolizei in Nederland, generaal Schumann, aan
de feestende kinderen brachten. Zij onthaalden
hen op groote reepen chocolade en dat dit extra
geschenk op prijs werd gesteld, behoeft nauwelijks
te worden vermeld.
De Rijkscommissaris en de leden van zijn gezel
schap hadden tevoren tezamen met de Rijksduit-
schers in Rotterdam in „Monopole" aangezeten
aan een éénschotelmaaltijd, welke de Rijksduit-
schers Zondag in geheel ons land hebben aange
richt
Toen de Rijkscommissaris de feestelijk ingerichte
„eetzaal" binnentrad, werd hem door een der
jongens namens ai de andere dischgenootjes een
tuil rozen overhandigd. Hartelijke woorden van
dank voor dezen maaltijd voegde hij er aan toe
en zij vertrolkten zeker ook de gevoelens van de
andere kinderen, voor wie deze dag zoo onnoemelijk
vee] heeft bcteekend.
In den Haag zijn in de groote zaal van den
Dierentuin 1200 kinderen gespijzigd. Na afloop
van dezen maaltijd werd den ouders der kinderen,
ongeveer 170, in de rotonde eenzelfde menu voor
gezet.
In Arnhem zijn 340 kinderen onthaald.
VOOR DE KINDEREN
Nanr I I A Couwrn.ur
.n „ronluw. ,.on Mijnh.cr PrlH.fc...
Tétlening uon Aar. uan Eu.i/l.
Plots wordt het helder in zijn geest:
„Wat ben ik altijd dom geweestl
Ben ik een boon
Ik vlucht gewoon!
Een brief voor Zuster laat ik achter,
Dat maakt het afscheid voor haar
zachter!
Dus laat ons Prikkie zich niet kennen
En gaat nu vlijtig aan het pennen.
En poes kijkt alles ernstig aan
En denkt: ik hoop maar, dat 't zal gaan
„Zus, ik ga heen, 'k wil wat beleven"
Dit en veel meer heeft Prik geschreven
Lezing van prof. dr. B. Becke
in Teylers Stichting.
Zaterdagmiddag heeft prof. dr. B. Becker
Amsterdam in Teylers-Stichting te Haarlem
voordracht gehouden over Dirck Volckertsz. Co<
hert (1522—1590).
Twee maanden geleden, aldus spr., heeft i
alom in den lande in woord en schrift de 35
verjaring herdacht van den sterfdag van D
Volckertsz. Coornhert. Calvijn, die Coornhert
een van zijn geschriften fel heeft bestreden, h(
te dal de herinnering aan zijn tegenstander
zou blijven voortleven: „Aangezier God dergei
menschen uit het boek des levens dreigt uit te
gen. is het zaak dat de herinnering aan hen
op aarde wordt uiteewischt". Die hoop is nie
vervulling gegaan. Wel heeft Coornhert gede<
lijk gelijk gehad, toer hij voorspelde, dat hij „U
ghenoegh, buyten oft in de kiste, verghete sal
ghen uyt 's vólcx memoriën". Dat geldt niet
de eerste helft der 17e eeuw, toen vele va/n zijn
schriften herdrukt werden of 'voor het eers
druk verschenen, toen de Amsterdamsche b
handelaar J. A. Colom een folio-uitgave in
deelen van Coornbert's werken aandurfde. P
reeds een dertigtal jaren later vroeg de Leid
hoogleeraar Hoornbeek zich af, wie Coornth
geschriften zóó op prijs zou stellen dat hij ze
willen koopen of lezen: hij zou toch slechts
tijd. vlijt en geld verspillen. Het heeft inden
200 jaar geduurd eer Jan ten Brink's boek de
dacht der Neerlandici en theologen op den sc!
ver der „Wellevenskunste" vestigde. Sinds
hebben Nederlandsohe en bivitenlandsche gelee
hem bestudeerd.
Coombert was een veelzijdig en begaafd i
een moedig, volhardend, waarheidlievend stri
die om de idee van vrijheid' en verdraagzaam
te verdedigen op zijn 50ste jaar in het strijd
trad en nog op zijn sterfbed een laatste p'lei
schreef tegen de kettervervolging. Spreker sch
zijn veelbewogen leven en zette vervolgens Co
hert's denkbeelden omtrent de gewetenswij;
verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid uiteer
Coornbert's strijd voor godsdienstvrijheid
eigenlijk nog meer geweest dan wat wij tegenv
dig hieronder verstaan. Voor hem was de vrij
van het geloof onafscheidelijk verbonden met
vrijheid van woord en pers.
Met het probleem van die onderlinge verdi
zaamlheid heeft Coornhert zich veel minder 1
gehouden-. Men heeft hem soms verweten dat
zelf, de kampioen der verdraagzaamheid, or
draagzaam was: Zoodra iemand, zij het Gert
meerde, of Doopsgezinde, of Davidjoris of 1
drikniclaiet, of Spiritualist, of Libertijn iets ze
schreef waarmee Coornhert het niet eens
greep hij raar de pen en schreef een brief,
brochure of een boek.
Allerbelangrijkst is ook in Coornbert's strijd
optreden het verschil dat hij maakt tussohen
soon" en „opinie". Aan de Delftsche prediks
schreef hij: „Niet uw persoon, maar uw voorn<
van 't ketterdooden was bij mij wederschrifi
en land verderf elij k genoemd; de bloedige o
tast ik aan, niet de autores er van".
Bij de bestrijding van iemands "Vrkbeelden I
Coornhert steeds rekening met de mensche
waardigheid van zijn tegenstanders.
In het tweede gedeelte van zijn lezing trai
prof. Becker tot de kern van Coonnhert's ged
tenwereld door te dringen door zijn verhouding
een te zetten tot het katholicisme, orthodoxe
testantisme, spiritualisme, humanisme en
mystiek.
Spr. liet ook enkele lichtbeelden zien: porto
van Coornhert, zijn notarismerk en handteeke
en ook het grafschrift in de St. Janskerk te G
met Spiegel's bekende verzen. Spr. wees er oj
de verkeerde sterfdatum (9 Oct. i. pl. v. 29 Oct
de spelling bewijzen, dat het inschrift van jon|
datum is. Reeds in het begin der 18e eeuw \i
in een beschrijving der stad Gouda vermeld,
Spiegels grafschrift „weleer op de zark van
Folkersz. Coornhert" te lezen was. Volgens
mededeel ing van den heer Lunenburg, koster
de St. Janskerk in de eerste helft der 19e eeuw
het inschrift hersteld zijn na een bezoek, dat j
Paulowna, toen nog Kroonprinses der Nederla!
aan de St. Janskerk bracht (dus nog vóór 1
Na de kerk en de glazen bezichtigd te hebber
zij tegen de notabelen en kerkvoogden gezegd
ben: „Wijst mij nu ook nog het graf van Coon
eens aar". Allen stonden verbaasd en vert
omdat niemand iets daarvan wist. Na het ve
van de Kroonprinses ging men aan het zoeken,
de uitgesleten grafsteen en liet de inscriptie
stellen.
Spr. was verheugd dat een lardgenoote van
reeds meer dan 100 jaar geleden belang in O
hert stelde, waaruit men echter niet af moes'
den dat de schrijver der „Wellevenskunste" bi
der populair in Rusland was. Indien eens bl
mocht, dat Anna Paulowna de Nederlandsche
en letterkunde bij orof. M. Siegenbeek geleerd
dan zou een plausibele verklaring voor haar
langstelling in Coornhert gevonden zijn^Sieger
toch is degene geweest, die voor het eerst in d
eeuw een uitvoerig opstel aan Coornhert wi
„Over de verdiensten van D. V. Coornhert als
schrijver". (Museum, 1812).
9)
PETER PAUL BERTRAM.
„Is er een foto gemaakt en zijn de vingerafdruk
ken van den doode genomen?", vroeg Buschroitner
aan den anderen man.
„Jawel, commissaris".
„Laat het dan maar weghalen. Bel me even
op als je met de sectie klaar bent".
Dr. Geier knikte den commissaris toe en ging
heen.
„En u, hebt u iets gevonden?"
De beambte knikte. „Vingerafdukken van den
doode, en andere, min of meer uitgeveegde. Het
handvat van het wapen vertoont geen sporen".
„En dat noemt u iets?" Geen voetsporen op het
kleed? Niets anders?"
De beambte schudde het hoofd.
„Enfin, dan kunnen we er ook niets aan doen.
Blijft u nog, misschien vinden we nog iets".
„Jawel, commissaris".
Een inspecteur kwam binnen.
„Hier is de inventaris van de bezittingen van den
doode, commissaris". Hij overhandigde een lijst.
„En hier zijn de voorwerpen van waarde, porte
feuille en portemonnaie. Twee honderd zeven en
zestig schilling en drie en tachtig groschen". Hij
legde een envelop op tafel.
Buschroitner haalde een paar handschoenen uit
zijn zak, trok die aan en nam de portefeuille uit
de envelop. In een vakje bevond zich een notitie
boekje met rekeningen. Hij bladerde het door en
begon op een stukje papier te rekenen.
„Als de rekeningen van den man kloppen, dan
moeten er drie honderd schilling meer zijn", wendde
hij zich tot den griffier. „Maak daar een aanteeke-
ning van, Zeilmoser!" En toen de agent binnenkwam
droeg hij hem op den deskundige voor vingerafdruk
ken te roepen. De beambte was er spoedig.
„Raak dit ding niet zonder handschoenen aan",
zei Buschroitner „en onderzoek de portefeuille en
ieder stukje papier er in op vingerafdrukken. Er
ontbreken waarschijnlijk drie honderd schilling. Als
iemand die .gestolen heeft, moet hij de portefeuille
in de hand gehad hebben. Misschien vindt u iets.
En zeg dan tegen Zeilmoser, dat hij mevrouw Fech-
ner brengt". De beambte nam de envelop in ont
vangst en ging heen.
Mathilde Fechner zonk in een stoel tegenover
den commissaris, alsof ze in een stoel van een tand
arts ging zitten. Dat zij de rol van demonische vrouw
zou spelen om wie moorden gepleegd werden, had
haar verrast. Daarom had zij ook onmiddellijk een
streng Engelsch costuum aan getrokken met een
heerenblouse. Ze had ook de 'rouge van haar wan
gen geveegd en er met okerkleurige poeder een in
teressant tintje aan gegeven. Dat kwam overeen
met haar voorstelling van een vampier.
De vragen omtrent haar persoonlijke omstandig
heden beantwoordde ze achteloos en verveeld. Eerst
toen Buschroitner over Von Ghetaldi begon te spre
ken toonde ze belangstelling.
„Ik heb Felix pas bij het begin van deze reis
leeren kennen", zei ze. „Hij was een volmaakt ca
valier, waarlijk een heer. Het zou nooit bij hem op
gekomen zijn een dame in een compromitteerende
situatie te brengen'.
„Men zegt, mevrouw", zei Buschroitner, „dat de
vermoorde den heer Duschinsky aanleiding tot ja
loezie gegeven zou hebben".
„Och, Duschinsky was jaloersch op Felix, maar
had hij er het recht niet toe. Ik heb hem nooit,
aanleiding gegeven om te vermoeden, dat ik meer
dandat hij meer dan een goede vriend van
mij wasik bedoel.... hij had geen recht
begrijpt u me commissaris?"
Buschroitner glimlachte. „Ik begrijp het vol
komen. In onze ambtelijke taal zou het heeten.
dat u met den heer Duschinsky niet verloofd was.
En hoe was uw verhouding tot den vermoorde?"
Mathilde Fechner verkreukelde een klein zak
doekje, Wat gebruikten die politiemenschen toch
een onaangename woorden.
„De arme Felix!", zuchtte ze. Toen we in Weenen
instapten voelde ik direct dat ik hem aantrok. Een
vrouw merkt dat instinctief. Maar hij was een vol
maakte heer, zeer terughoudend. En zoo attent!"
Ze keek smartelijk voor zich heen. „Het is zoo
moeilijk te zeggen. Felix was verliefd op me, of
schoon ik hem waarlijk niet aangemoedigd heb»
dat kunt u van me aannemen, commissaris. Ik
kende hem tenslotte nauwelijks en een dame moet
voorzichtig zijn. En toen hij merkte dat de heer
Duschinsky jaloersch werd, heeft hij zich terug
getrokken. Felix zou nooit een dame gecompromit
teerd hebben!"
„Hm", meende Buschroitner, die verveeld toe
geluisterd had, „waarom heeft de heer Duschinksy
dan een scène gemaakt in Lienz?"
„Ik weet dat niet", antwoordde mevrouw Fech
ner verontwaardigd. „Felix kwam op mijn kamer
om me te helpen bij het sluiten van een koffer. Hij
was nauwelijks .vijf minuten in mijn kamer vlak
voor de afreis. En toen stormde Duschinsky binnen
en gedroeg zich onmogelijk. Zoo gedraagt zich geen
heer!"
„En wat heeft mijnheer Duschinsky toen ge
zegd?" Buschroitner klopte met het vouwbeen op
zijn tafel.
Mevrouw Fechner herhaalde zoo goed als zij het
zich kon herinneren, de woorden.
..Juist, en daarvoor? Hebben de heeren toen ook
woorden gehad?"
Mathilde Fechner dacht na. „Eigenlijk niet. Maar
het was duidelijk te zien, dat mijnheer Dusohinsky
Felix niet mocht. Er was trouwens al in het begin
telkens wrijving. Mijnheer Duschinsky wilde voort
durend, dat de touringcar bleef staan, opdat hij
kon fotografeeren en Felix zeide, dat dat niet kon.
omdat hij anders moeilijkheden met het reisplan
kreeg. Maar dat was beslist maar een voorwend
sel".
„En wanneer, mevrouw, heeft u mijnheer Von
Ghetaldi het laatst gezien?"
„Gisteravond, na het diner".
Buschroitner zweeg een oogenblik. „Dat is ge
loof ik alles. Ik dank u zeer, mevrouw".
Mathilde Fechner stond op. „En wie heeft volgens
u den armen Felix vermoord,, commissaris?"
Buschroitner haalde de schouders op. „Dat weet
ik nog niet".
Ietwat teleurgesteld verliet mevrouw Fechner
de bibliotheek.
Busch^.ï'tner wendde zich tot den inspecteur.
„Maak aanteekening. dat we uitzoeken wat dc
vermoorde gedaan heeft tusschen het diner en het
tijdstip van zijn dood, Zeilmoser!"
i,Ja mijnheer".
„Roep dien Duschinsky en zeg Untermoser, dat
hij terwijl ik met hem praat eens op zijn kamer
gaat zoeken".
„Jawel mijnheer". De agent verdween.
„En schrijf het heele vei-hoor op", vei-volgde de
commissaris tot den inspecteur.
Duschinsky trad binnen. Hij was zichtbaar ner
veus, maar probeerde zijn ongerustheid te vei-ber-
gen.
„Mijnheer Duschinsky, eei'st de gegevens over u
zelf. Uw naam?"
„Otto Duschinsky met een y".
„Adres?"
„Woning: Rüdengasse 4, Weenen III, Fabi-iek:
Erbei-gerlande 72".
„Beroep?"
„Fabrikant van schoonheidsmiddelen".
„Oudei-dom?"
„Twee en veertig jaar".
„Al eens gestraft?"
„Nee".
„Nou ja". Buschroitner glimlachte vriendelijk en
ging achterover in zijn stoel zitten, „dat moet ik
nu eenmaal vragen".
„Ik begrijp het", antwoordde Duschinsky,
„En wat die beschuldigingen tegen u betreft", hii
maakte een nonchalant gebaar, „daar hoeft u zich
geen zorgen om te maken behalve als u den
heer Von Ghetaldii werkelijk vermoord hebt".
„Neen, ik heb hem niet gedood. Ik weet dat de
schiin tegen me is, maar...."
„Weet u", zei Buschroitner, „het is het beste dat
u alles in volgorde vertelt o.m. wat u gisteravond
gedaan hebt".
„Met genoegen". Duschinsky haalde diep adem
„Na het eten ben ik naar de hall gegaan, met de
andere gasten en daar heb ik koffie gedronken met
likeur. En toen heb ik een partij biljart gespeeld"
„Met wien?"
„Met miinheer Maxwell".
„Goed. Hoe lang heeft dat geduurd?"
Duschinsky dacht na.. „Ik heb niet op de klok
gekeken, maar het zal zoo tegen tien uur geweest
zijn".
„En toen?"
„Toen ben ik naar mijn kamer gegaan".
„U is dus omstreeks tien uur in uw kamer ge
weest?"
„Ja. Ik ben daar een poosje gebleven en
viel me in, dat ik eigenlijk nog wel de film:
ontwikkelen. Ik wist, dat er in het kastee!
donkere kamer was mijn daglichtdoos wa
barsten en toen heb ik de films genomen ei
mijn kamer uitgegaan".
„U was op de eerste verdieping ondergeb:
Uw kamer was in de buurt van het appartf
van den heer Von Ghetaldi, niet waar?"
„Ja, schuin er tegenover".
„Hoe laat was het toen u uw kamer uitg
„Precies kan ik het niet zeggen; tusschen 1
over tien en half elf'.
„Juist. Vertelt u verdei-".
Ik ging naar de trap om te zien of er nog ie
in de hall was, want ik wist niet waar de do
kamer was. De hall was evenwel leeg. Ik wildf
weer naar mijn kamer teruggegaan, toen er ee
diende met een warme kruik langs kwam. H
dat hij me naar de donkere kamer zou bre
Eerst ging hij de kamer van mijnheer Feld
binnen. Ik heb enkele minuten op de gang
wachten. En toen heeft hij me naar de do
kamer gebracht'.
„Heeft hii op u gewacht?"
„Neen. Ik heb in de donkere kamer gewer
ben toen naar mijn eigen kamer teruggegaat
me uitgekleed en ben gaan slapen".
„Hoe lang was u in de donkere kamer'
„Ongeveer een half uur, misschien iets
ger".
„Is u op den terugweg iemand tegengekol
„Neen. ik heb zacht geloopen om niema'
storen".
Hm. Hoe voel films heeft u ontwikkeld?"
„Eén maar".
„Waarom maar een?"
„Toen- ik na het ontwikkelen van de
film de strook gespoeld had, maakte de 5
zoo'n leven, dat ik bang was dat ik iemand zou
ker maken. Toen ben ik opgehouden".
„Wanneer heeft den heer Von Ghetalc
laatst gezien?"
„In de hall. na het diner".
„Ja. hij verteldp me dat er een donkere kar
het kasteel was en dat de graaf er niets teger
dat ik er gebruik van maakte".
(Wordt vervolj