Twee benden gr aandienen
te Rotterdam geknipt
Eigenaardigheden
Afrikaansche Kunst
FLITSEN
Jiunsfr
WOENSDAG 12 FEBRUARI 1941
H A A R TI E M'S D A G B E A" D
Politie zocht één bende en vond de andere
Vele personen
gearresteerd
Op niet alledaagsehe manier is dezer dagen de
echerche van de Rotterdamsche politie er in ge
jaagd een bende graandieven te knippen, die wijd
vertakt was en kans heeft gezien duizenden kilo's
jraan uit de haven te stelen. Toen deze zaak „rond"
vas, bleek echter dat men de verleerde bende gepakt
ïad, want de bende welke men eigenlijk zocht ope-
eprde nog rustig voort. Ook deze bende stal graan op
(roote schaal en het eigepaardige is, dat beide ben-
len naast elkaar hebben gewerkt met hetzelfde ar
tikel, zonder iets van elkaar te merken en zonder
iok maar iets met elkaar uitstaande te hebben.
Het begon op een Zondag in het begin van Ja-
ïuari van dit jaar, toen een agent van politie in de
Irooswijkbuurt. surveilleerde. Toen hij langs de bak-
:erij van den bakker J. H. B. liep, hoorde hij tot zijn
verwondering, dat er gearbeid werd. Een collega, die
;r bij werd gehaald, vond de zaak al e.ven verwon-
ierlijk en beide politiemannen stelden een onder-
oek in dat het merkwaardige feit opleverde, dat
n een electrischen koffiemolen tarwe werd verma-
en. Overigens trof men een partij van 1700 kg.
arwe aan, die in beslag werd genomen. Toen B.
noest vertellen hoe hij aan deze tarwe kwam, wist
lij al heel weinig mede te deelen. Hij wist slechts,
lat het graan geleverd was door een zekeren graan-
ïandelaar S., die aan den Linker Maasoever woon-
ie. Bij het verder onderzoek werd een transport-
inderneming v. d. S. opgespoord, die aanvankelijk
intkende iets met graanvervoer uitstaande te heb-
len. maar later verklaarde samen met zijn buurman
C. H. en een zwager van dezen een partij gerst en
nais van de Maashaven te hebben vervoerd naar
ien pakhuis in een zijstraat van de Putschelaan.
koorts verklaarde hij van een onbekende een be-
ooning van 5.te hebben ontvangen voor het
luren van de vrachtauto. Daarna werd de buurman
I. gehoord, die mededeelde een vracht graan te
lebben vervoerd voor een onbekende die den vo-
igen avond bij hem was geweest. Hij had opdracht
s
van de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag,
No. 5553. Als bank dej Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Mr. J. Linthorst Homan:
„Bouwt aan onze saamhoorigheid door
winterhulp".
in Haarlem en omgeving
De grootste rotstuin
Rotstuinen, meestal rotstuintjes, zijn een lief-
ïebberij van den laatsten tijd, Wie een stukje
-rond bij zijn huis heeft, ai is het slechts enkele
rierkante meters groot, wil graag meedoen. Het
s ook zoo aardig die kleine rijk bloeiende plant-
es tusschen brokjes rots. Ook al zijn dit in som-
nige gevallen slechts Hoogoven-slakken. Vooral
n het voorjaar zijn die rotstuintjes kleine para
lijsjes van 'kleurenweelde.
Het geluk van een rotstuin-eigenaar is daarin
■n stapelmuurtje te kunnen maken. Met eenige
lozijnen oude steenen is soms veel te bereiken.
)e oude steentjes zijn immers zoo geschikt voor
iet overgroeien van sommige planten.
Wie eens de rotstuin in de Haarlemsche Stads-
cweekerij aan de Kleverlaan gezien heeft raakt
!oo bekoord dat hij eenige dagen noodig
leeft om weer vreugde te kunnen vinden in zijn
ligen bezit. Daar is partij getrokken van een
uïne van het Huis ter Cleeff, eenige steenklom-
>en die zich nog metershoog boven den grond
rerheffen. Het zijn resten van muren. Nog nie-
nand heeft precies kunnen vaststellen tot welk
redeelte van het kasteel die behoord hebben, al
leen is aan een der stukken nog het begin van een
Bverwelving te zien. Dit doet vermoeden dat we
met de resten van een kelder te doen hebben, die
oudtijds eenige meters boven den grond lag. De
muren hadden een dikte van1.20 Meter!
De ruïne van het Huis ter Cleeff aan de
Kleverlaan te Haarlem.
(Foto De Haas)
De ruïne vormt het middelpunt van een mooi
ftangelegden rotstuin. Er zijn elders ook fraai aan
gelegde rotstuinen, die minstens evenveel bloemen
en rotsblokken hebben, maar toch kan er ver
moedelijk als geheel geen halen bij onzen Haarlem-
schen! Dat komt natuurlijk door die ruïne. Het
aardige is de rijke begroeiing der muren, die trou
wens het resultaat is van jaren.
Het Huis ter Cleeff heeft indertijd een rol ge
speeld in het beleg van Haarlem '15721573).
Don Frederik, de Spaansche bevelhebber, had er
zijn intrek genomen. Hij had er woning gekozen
nadat hij het door zijn krijgsvolk had laten be
zetten,. bij welke gelegenheid de bewoners ver-
aagd waren. In de omgeving van het kasteel liet
)on Frederik kanonnen opstellen om Haarlem te
beschieten. Vermoedelijk is het een van die ka
nonskogels geweest die men nu nog in een muur
van de G-roote Kerk vindt. Na de overgave der
stad werden in het kasteel de gevangenen ge
bracht die onder de overwonnen Haarlemmers
gemaakt werden. Zij werden in de kelders op
gesloten, misschien wel in den kelder waarvan de
muur-restanten nu nog den rotstuin sieren.
Voor Don Frederik den aftocht blies liet hij het
kasteel verwoesten. De ruïne is dus voor de Haar
lemmers een herinnering aan het vreeselijke be
leg dat de vooroudei-s moesten doorstaan.
gekregen een vrachtauto te bestellen en H. had toen
aan zijn buurman v. d. S. gedacht, die de auto had
besteld.
De recherche zette het onderzoek met kracht
voort en was zoo gelukkig terecht te komen bij een
pakhuis in de Transvaalstraat.
Na eenigen tijd arriveerde een vrachtauto, die
tot hun vreugde voor het pakhuis stopte. Eenige
mannen sprongen er af, klopten op de deur van het
bewuste huis en er werd onmiddellijk open gedaan.
Terwijl de mannen naar binnen stapten, slopen de
rechercheurs naderbij en sloten zich zonder iets te
zeggen bij de mannen van de vrachtauto aan. Zon
der slag of stoot kwamen zij zoo binnen en wie
ontmoetten zij daar? v. d. S. en buurman C. H. die
beiden onschuldig zeiden te zijn: bovendien lag in
het pakhuis een partij van 1250 kg. graan opgesla
gen. Toen bleek dat het graan afkomstig moest zijn
van een aardappelhandelaar, genaamd C. G.
De politie had toen voldoende aanwijzingen om
tot arrestatie over te gaan van C. H., v. d. S. en C.
G. Bij het verdere onderzoek viel H. door de mand.
Hij bekende samen met A. M. v. d. W. sedert het
begin van November 1940 's morgens tijdens de duis
ternis met een carrier telkenmale mais en gerst te
hebben vervoerd. Deze voorraden waren gestolen
door een schippersknecht van een in een Rotterdam
sche haven liggend graanschip. De gerst en de mais
werden vervoerd naar de carrierverhuurinrichting
van O., waar het opgeslagen werd. In dit pakhuis
dreef C. H. samen met A. M. v. d. W. een graan
handel en vandaar uit werd het verder onder de
klanten gedistribueerd. Soms was een zwager M. B.
van de partij, die voor'het vervoer zorg droeg.
Toen kon de politie overgaan tof arrestatie van
den 25-jarigen A. M. v. d. W., smid van beroep, den
compagnon van C. II., den 23-jarigen schippers
knecht Th. D.t die het graan stal en bekende dit
vijftien maal te hebben gedaan, en na een voort
gezet onderzoek volgden nog de 20-jarige schippers
knecht J. S. en diens 38-jarige collega S. de G., die
D, bij het stelen eenige malen had geholpen. De 20-
jarige fietsjongen M. B., de zwager van C. H., de
20-jarige poelier M, H., de broer van C. H., die het
vervoer behartigde en de 28-jarige carrierverhuur
der J. IT. O., die het gestolene in zijn pakhuis deed
opslaan.
Voorts werd proces verbaal opgemaakt tegen den
20-jarigen aardappelhandelaar J. P.. wonende te
Barendrecht, die een partij van 1000 kg. had ge
kocht en den 35-jarigen molenaarsknecht L. V. te
Overschie, die circa twee ton graan kocht.
De hoeveelheid waarom het in totaal gaat, be
draagt bij deze diefstallen minstens 10 ton.
Het was echter gebleken dat v. d. S., dien men
gearresteerd had, met den bakker, waarvan in het
allereerste begin sprake was, niets had uit te staan.
Dus werd het onderzoek met onverminderde kracht
voortgezet. Toen kwam men bij een andere bende
terecht, die ook graan van een schip had gestolen.
Gearresteerd werden de 33-jarige zaadhandelaar
W. S., de 40-jarige tremmer C. van O., de 56-jarige
havenarbeider P.G., de 48-jarige matroos F. S. en
de 36-jarige graancontroleur H. de G.
Terzake van heling konden ten slotte in deze zaak
worden gearresteerd de 18-jarige fietsjongen J. E.,
knecht van W. S., die mede het graan vervoerde, en
de bakker. Deze laatste bende had in totaal circa
tien tot vijftien ton graan gestolen.
EXAMENS.
Geslaagd aan de Gem. universiteit te Amsterdam
voor het doet. ex. in de rechten de heer J. P. Por-
tielje. Geslaagd voor het candidaats-examen genees
kunde tweede deel de heer K. F. M. Robbers, te
Haarlem.
in het Koloniaal Instituut.
Veel auteurs, de negers beschrijvend, spreken
van een kinderijk ras. daarbij dan den nadruk leg
gende op het kinderachtige. Men zou, wanneer
men in deze dagen een bezoek brengt aan het
Koloniaal Instituut te Amsterdam, daarbij wat
meer dan gewone aandacht schenkt aan de thans
daar gearrangeerde tentoonstelling van Afrikaan
sche kunst (waarbij het beter ware te spreken van
West-Afrikaansche Kunst omdat het geëxposéerde
voornamelijk uit de omgeving van de Westkust af
komstig is) aan den eenen kant geneigd zijn deze
auteurs gelijk te geven, maar aan den anderen
kant ook weer niet. 't Is natuurlijk moeilijk debat-
teeren over zulk een algemeene kenschetsing en
zeker wanneer men dat naar aanleiding van kunst-
voorwerpen zou willen gaan doen. Doch ieder die
deze expositie rustig bekijkt zal op sommige
oogenblikke denken aan kinderlijk, maar nimmer
aan kinderachtig. Kunstenaars die blijk hebben ge
geven op zoo kenschetsende wijze ziel en gevoelen,
geest en gedachte in ijzer te kunnen smeden of
in hout te kunnen hakken, kunnen een kinderlijken
geest hebben gehad, een kinderlijke religiositeit
hebben bezeten, maar zeker niet een kinderachti-
gen geest en een kinderachtige religiositeit, welke
laatste op zichzelf eigenlijk al onbestaanbaar moet
worden geacht.
Maar niet alleen om dit zelf toetsen van de
hierboven neergeschreven bewering (rekening
houdend ook met de daarbij vermelde restrictie)
zou het interessant zijn kennis te gaan nemen van
wat het Koloniaal Instituut uit zijn rijke verzame
ling van Afrikaansche voorwerpen heeft opge
diept en met enkele waardevolle stukken, van den
kunsthandel en uit particuliere collecties in bruik
leen ontvangen, tentoongesteld. Ook wie mocht
meenen, dat de Afrikaansche kunst zich louter heeft
bepaald tot het in het leven roepen van een exoti
sche klankenmixtum voorgedragen in eenfrene-
tiek rhythme en' door sommigen bijna tot een cul
tus verheven, kan zich op deze expositie van die
dwaling genezen. Naar een jazz-orkest zal vergeefs
worden gezocht, maar er zal wat anders gevonden
worden: kunstvolle scheppingen in hout en ijzer.
Een belangrijk deel der geëxposeerde voorwerpen
is bestemd gewest om in de krijg dienst te doen
indien de vroegere neger-bezitters het althans niet
zonde hebben gevonden hun mooi besneden knots
of fraai versierd schild in het krijgsgewoel op het
spel te zetten. Frappeerend is dat zulk een krijgs
tuig der Kabylen (Noord-Afrika), die toch eerder
dan de Zuidelijker wonende stammen met de be
schaving der blanken in aanraking zijn gekomen er
veel venijniger en gevaarlijker uitziet dan wat elders
in Afrika werd gebruikt. Overigens doet het er
natuurlijk weinig toe voor dengene die een tik
met een knots krijgt, of deze knots fraai versierd
is. Hij kan alleen hopen, dat de kunstenaar wat
te veel hout heeft weggesneden, zoodat een. zwakke
plek is ontstaan, die het handvat doet afbreken
wanneer teveel kracht achter den slag wordt ge
zet.
Belangrijker echter in kunstzinnig opzicht zijn
de z.g. vooroudërbeelden, beelden aan de nage
dachtenis der overleden voorouders gewijd en op
een eereplaats bewaard. Wanneer een kunstwerk
schoon genoemd mag worden als de kunstenaar er
in slaagt de door hem bedoelde gedachte meester
lijk en diepgevoeld in zijn schepping te verwezen
lijken, dan zijn er onder de hier geëxposeerde voor-
ouderbeelden die op den naam kunstwerk aanspraak
kunnen maken. Daarin hebben de makers kunnen
vastleggen wat naar hun oordeel het meest ken
merkende is geweest van den afgebeelden voor
ouder.
Van geheel anderen aard zijn natuurlijk de mas
kers, waarvan er verscheidene aanwezig zijn. Hoe
zijn de makers er in geslaagd uit te beelden wat
zij wilden vastleggen: haat, bedreiging, verschrik
king, maar ook rustige blijdschap! Welk een in
druk moeten deze maskers maken op een primitief
volk als de geesten worden opgezweept door wilde
dansmuziek.
Begrijpelijk heeft deze Afrikaansche kunst van
de Westkust den invloed ondergaan van de Euro-
peesche volken die daar factorijen hebben geves
tigd, onder wie de Vlamingen als eersten moeten
No. 227
Gemakkelijk zitten
2. Laat haar
taschje vallen, man
raapt het op.
3. Doet haar man
tel af en drapeert
die over de stoelleu
ning.
4. Neemt hoed af.
5. Vermoedt dat
zij haar taschje
heeft laten vallen,
maar merkt dat zij
er op zit.
6. Vreest dat haar
mantel kreukt en
arrangeert hem
beter.
7. Laat haar hoed
vallen.
8. Brengt haar in
orde.
8. Neemt mantel
die toch kreukt lie
ver op haar schoot.
10. Laat taschje
en hoed vallen.
11. Zegt: ziezoo
en gaat er gemak
kelijk voor zitten.
12. Stelt man voor
over te gaan naar
net vrijgekomen
plaatsen bij het
middenpad.
worden genoemd, die reeds in 1475, hoewel de zee
toentertijd nog geheel door de Portugeezen werd
beheerscht, reeds aan de kust van Guinea handel
dreven. Zij werden spoedig gevolgd door de Noord-
Nederlanders. Het gevolg van dit contact met
West-Europa is voor de kunst en cultuur van den
neger geweest, dat hy imitatiewerk ging maken.
Een typeerend voorbeeld daarvan kan men op de
tentoonstelling bezichtigen, nl. een compleet hou
ten eetservies, met soepterrine, dekschalen, diepe
en platte borden, Iepels, vorken, messen enz. Kun
stig vervaardigd" en versierd, maar niet kunstvol,
llit een aantal beelden en maskers uit deze pe
riode blijkt, dat ook de plastiek dien invloed uit
West-Europa heeft ondergaan.
De samenstellers van de tentoonstelling hebben
ook kunnen beschikken over een aantal kunstvoor
werpen uit het rijk van Benin, waar een hooge be
schaving heeft geheerscht. In plasiiek en in ge-
bruiksvoorvverpon hebben de kunstenaars daar een
zuiveren stijl weten te bereiken, misschien onder
Portugeeschen invloed staande, maar toch nog met
zekere karakteristieke trekken van de negerkunst.
Deze kleine afdeeling is stellig niet de minste.
in Haarlem
0 en daarbuiten.
Laatste wandeling met de Romantici.
De korte wand aan de overzijde van den ingang
wordt door 'n groots childerij van B.C. Koekkoek be
heerscht: een winterlandschap, waarin de geest van
de Hollandsche romantiek al bijzonder duidelijke
taal spreekt. Het geheele palet, waaruit dit overi
gens zoo uiterst bekwaam geschilderde werk werd
opgebouwd, mag voor eenige generaties die latei-
kwamen een teveel aan beminnelijkheid om niet
te zeggen: zoetelijkheid gehad hebben en de naar
het blauwe opgedreven kleur ook nu nog de recla
meplaatjes in herinnering brengen, die veertig jaar
geleden bij de huishoudboek verpakt werden. Dat
alles neemt niet weg dat, in de lijst van haar tijd
gezien, zulk schilderij een prestatie blijft van een
eersterangs-schilder, die zijn vak in de vingers
heeft. Aan denzelfden wand passeeren wij 'n goed
gezicht op een stad bij winter door Leickert (met
slee en ducdalf op den voorgrond) waarmee die
schilder uitstekend vertegenwoordigd is. Deson
danks zal men er echter den afstand in kunnen zien
die er tusschen hem en zijn voorbeeld Andreas
Schelfhout in diens goede dingen althans
moest blijven bestaan. Na een „woelige zee" (79)
van den ouderen Schotel met respect bekeken te
hebben verlaten wij dezen wand en staan in het
hoekje voor de volgende voor een doek van P. F.
van Os, met Ploegende Paarden. Ook bij dit schil
derij kan zich een typisch symptoom van den tijd
van ontstaan aantoonen. De schilderijen ontston
den in de ateliers. Buiten werd wel geteekend en
wat het landschap betreft ook geschilderd, maar de
figuratie werd als regel in het atelier toegevoegd,
gebruik makend van teekeningen en schetsen van
buiten of studies naar model in de werkplaats van
den schilder. Deze heeft de voorstelling, die hij
geeft, niet in haar geheel langdurig „gezien" maar
hij componeert haar met zijn gegevens uit schets
boek en voorstudie. Daaruit is te verklaren dat zoo
als hier de figuratie: de ploegende boer met zijn
paarden, er als uitgeknipt in is komen te staan. Men
voelt haar niet als opgenomen in de atmosfeer.
Het is een uitvloeisel van den tijd, die vóór alles
détail en accuratesse eischte. Alleen de groote
meesters van toen en van vroeger eeuwen hebben
ntuitief dat hardlijnig-uitgeknipte omzeild. Maar
nan do»-1 anderen kant: hoe orarhtig doorwerkt is
ook bij dezen Van Os die voorgrond, van hoe groote
terreinkennis geeft zulk schilderen blijk.
Een tweede zeegezicht van Schotel Senior
(nr. 80) is van niet minder qualiteit dan de reeds
genoemde „Woelige zee". Ook deze schilder genoot
in zijn tijd een reputatie tot ver buiten onze gren
zen en werd daarbinnen met onze zeventiende
°euwsche zpos<-h;M#»rs op één lïin Zelf<= toen
dat soort eerbewijzen meer gebruikelijk was dan in
later tijden kon een gouden snuifdoos met briljan
ten omzet, die Schotel van de.i keizer van Rusland
ontving, nadat die monarch een tweetal werken 1
van den meester in zijn bezit gekresen had, als een
bijzonder hooge onderscheiding gelden.
Later in de negentiende eeuw zouden zulke vorste
lijke bewijzen van waardeering allengs meer in
den vorm van ridderorden worden omgezet, het
geen minder huiselijk-intiem en minder kostbaar
was. Men snoof trouwens ook allengs minder. De
twee bijzonder fraaie Kaspar Karsen's en Schelf-
hout's Strandgezicht (nr. 71) die wij nu langs gaan,
werden reeds in ons eerste stukje geroemd. Hoewel
voor ons gevoel Rosierse als kaars- en lamp licht-
schilder niet op de hoogte van Van Schendel staat,
is zijn Markt bij maanlicht (nr. 63) toch een te aar
dig schilderij -om het niet eens naar de ziekenver
pleging te brengen. Vernis en verf zitten vol bar
sten en barstjes en een bekwaam restaurateur kan
dat verhelpen en verder doorzieken voor jaren te
gen houden. En zoo kom ik dan langs het kortste
wandje bij den ingang met het interessante stel
letje kleine Jan Weissenbruch's (reeds besproken)
weer op mijn uitgangspunt terug.
In de oude eetzaal van wat thans ons museum
is zal men nog het een en ander vinden waaraan ik,
kortheidshalve, nog slechts enkele regels kan wij
den. In de vitripes liggen daar aantrekkelijke
aquarellen en vooral kleine aquarelletjes en
teekeningen, waarin die oudere generatie sterk was
en waarvan zij plezier beleefde. Zoo van Nuyen,
(Bezoek aan grootmoeder), van Rochussen (een
parkgezicht) van Hilverdink en B. J. van Hove, van
den weinig bekenden Madlener, een schilder die
weinig geproduceerd heeft doordat hij vrij spoedig
een andere loopbaan gekozen heeft dan de artis-
tencarrière. Wat zeker jammer voor de kunst ge
weest is, want in de Kunstkroniek der vijftiger
jaren komt een litho naar een schilderij van hem
voor, waaruit afgeleid kan worden, dat hij ook als
schilder bijzondere qualiteiten bezat. Door teeke
ningen zijn ook kunstenaars als Cornells Springer,
Bakker Korff, De Famars Testas vertegenwoor
digd. De laatste, voor een goed deel thans vergeten,
blijft nog voortleven in de herinnering als éen van
het drietal fameuse illustratoren van de groote uit
gaaf in blauwe banden der romans van Ven Lennep.
De directeur van het museum heeft een nieuwe
volledig gecorrigeerde uitgaaf van den catalogus
het licht doen zien, die nu geheel van drukfouten
gezuiverd is en ook wat de historische gegevens
betreft, voor zoover dat bereikbaar was, is bijge
werkt. De griep, die haar slachtoffers ook onder
staf en medewerkers van den heer Gratama ge
zocht had, was mede oorzaak dat wat ik slordig
heden genoemd heb bij de eerste uitgaaf ongemerkt
kon passeeren. Voor den herdruk kan men erken
telijk zijn, want het boekje verdient nu zeker be
waard te worden. Bovendien zager» wij er uit dat
de verzameling inmiddels nog met een „Gezicht op
Haarlem" door Schelfhout en een vroeg werk van
Henriëtte Ronner-Knip, een „Landschap met
koeien" verrijkt is.
Tot en met Zondag 23 dezer blijft de expositie
geopend. Wie ze nog niet gezien heeft mogen wij
aanraden een bezoek niet achterwege te laten. Alles
wijst er op dat, al mag de tijd van de gouden
snuifdoos met briljanten voorbij zijn, voor de kunst
beoefening van die dagen opmerkelijke belang
stelling herleeft. De gelegenheid, zich alvast eenigs-
zins in die richting te oriënteeren, wordt den be
zoeker op aangename wijze geboden.
J. H. DE BOIS.
Voorts verdienen de aandacht een aantal kunst
voorwerpen van de boschnegers van Suriname, die
daar na het herwinnen van hun zelfstandigheid een
eigen cultuur hebben kunnen vormen, welke ech
ter, begrijpelijkerwijze, verband toont met die van
hun verwanten in Afrika.
Tenslotte verdienen de spijkerfetischen een
korte vermelding, zij het niet zoozeer om hun
kunstwaarde. Deze afgodsbeelden heeft de neger
bezield door een geest *of demon gedacht, welke
zijn eigenaar ten dienste staat. De bereidwilligheid
of activiteit van den geest tracht men te verhoo-
gen door bij het uitspreken van een wensch een
spijker in het beeld te slaan. Deze spijker moet
hem pijn doen totdat hij zijn opdracht heeft ver
vuld.
Het aantal van dit soor afgodsbeelden is zeer groot,
omdat voor elke soort van handeling, al is deze
nog zoo eenvoudig, een afzonderlijk beeld bestaat.
Zooals hierboven is opgemerkt bezitten de in het
Koloniaal Instituut geëxposeerde fetïschen over
het algemeen weinig kunstwaarde, maar in het
geheel van deze tentoonstelling mochten zij voor
het verkrijgen van een goeden indruk van Afri
kaansche kunst en daardoor ook van een beetje
beteren kijk op het gedachten, en gevoelsleven van
den neger niet ontbreken.
-C^aat
op uw zolder niet nutteloos
verstoffen, wat u niet meer noo
dig hebt en een ander nog kan
gebruiken.
Plaats een GROENTJE in HAAR
LEM'S DAGBLAD.
DE JEUGD EN HET VERKEER. De leerlingen der Amsterdamsche scholen, die
de door de stichting „Winterhulp Nederland" in de hoofdstad georganiseerde
verkeerstentoonstelling bezoeken, ontvangen er onder deskundige leiding van
de politie practisch onderricht in de regels van den weg.
(Foto Pax Holland)
Jongens maakten drieduizend
gulden buit.
Anderhalf jaar gevangenisstraf geëischt.
Dinsdag stonden vaor de meervoudige kamer
der Utrechtsche rechtbank terecht de 18-jarige M.
A. de B. en de 19-jarige W. F. O., beiden beton
werkers aldaar, die zich te verantwoorden hadden
terzake van diefstal in vereeniging van drie duizend
gulden ten nadeele van hun vroegeren werkgever
P. J. van der B., die een handelskantoor heeft
aan de Croeselaan te Utrecht. In den nacht van
15 op 16 Januari hadden zij zich door middel van
verbreking van een kelderraampje toegang ver
schaft tot het kantoor van hun vroegeren baas,
van wien zij wisten, althans konden vermoeden,
dat in zijn brandkast geld aanwezig was. Nadat zij
urenlang bezig waren geweest dc brandkast te
forceeren en daartoe zelfs gereedschap van den
baas, dat zij in den kelder vonden, gebruikten,
gelukte het hun de brandkast te openen en daaruit
een bedrag van drie duizend gelden weg te nemen.
Dien nacht gingen zij naar vriendinnen van
hen, die ergens in de rivierenwijk wonen en gaven
als dank, dat zij zich daar mochten schuilhouden de
vrouwen respectievelijk 25 en 30 gulden.
De beide thans gedetineerde verdachten be
kenden volmondig heï hun ten laste gelegde feit.
De officier van justitie eischte tegen ieder een
gevangenisstraf voor den tijd van een jaar en
zes maanden met aftrek van de preventieve hech
tenis.
Nadat deze zaak was behandeld kwamen de
gedetineerde vrouwen voor, die geld van de dieven
hadden aangenomen, wetende, dat het afkomstig
was van diefstal.
De officier van justitie eischte vier maanden ge
vangenisstraf tegen elk van beiden.
HAARLEMSCHE AMATEUR-FOTOGRAFEN
VEREENIGING.
Donderdagavond 13 Februari zal de heer Geldof
uit Haarlem voor bovengenoemde vereeniging een
demonstratie geven in het versterken van negatie
ven.
Aangezien het versterken, zooals de heer Geldof
zal laten zien, naar het bestuur verzekert, nog
nooit in Haarlem is gedemonstreerd, belooft d«
avond zeer interessant te worden.