r
Op Ontdekkingsreis
3
o
FLITSEN
„QenecaCe"
in 't Circus.
LANGS DE STRAAT.
ONDERDAG 13 FEBRUARI 1941'
~H. i ii
3
in de arbeidsfeer van
den ijsfabrikant
INDIEN gij, waarde lezer, om een ouden aan
spreektitel weer eens van zolder te halen, u
een oogenblik wildet verbeelden, dat ge exa
minator zijt op een examen en ik het jonge
groekje, dat bibberend voor u zit en ge zoudt me
ragen: wat is de arbeidssfeer van den ijsfabri-
lant?, dan zou ik met blauwe lippen antwoorden:
je kou.
De kou. Ze komt u overal tegen, zoodra ge uw
leus binnen de muren van het heiligdom van den
sfabrikant steekt. Hoe maakt men ijs?, zoudt ge
ie verder kunnen vragen en het antwoord, dat
dere schooljongen u ook kan geven, luidt na-
lurlijk: door water te laten bevriezen. Ge knikt
oedkeurend met een eerbiedwaardig hoofd, ik
eem onvoorwaardelijk aan dat het inderdaad
irbiedwaardig is, en ge vervolgt: hoe laat men
it water bevriezen?
Aha, daar hebt ge me. Ik bloos, ik stamel, ik
eet het niet
De heer J. W. van Kampen, de leider van de ma-
ïineafdeeling van het Gemeentelijk Slachthuis
eet het wèl, want er wordt ijs gefabriceerd in
et Slachthuis en dat gebeurt onder zijn toezicht.
De directeur van het Slachthuis dr. F. P. Keyser
r een vriendelijk man en zijn toestemming laat
iet lang op zich wachten.
Zoo is dus de eerste stap op den weg, die het
jgin vormt van deze ontdekkingsreis, gezet.
De arbeidssfeer van den heer van Kampen heeft,
oe koud ook, toch iets aantrekkelijks, want de
tbricage van ijs, eenvoudig en toch ingenieus, ge
biedt volgens een interessant procédé, dat zeker
>n nadere beschouwing waard is.
De vraag was dus: hoe laat men het water be
lezen, welnu, waarde examinator, ziehier het
ntwoord.
Beginnen wij bij het begin van alle ijs: het
ater. Dit water wordt gegoten in ijzeren vormen
lellen is de technische term) door middel van
in stortbak, die bij het Slachthuis 10 of 16 vor-
len tegelijk kan bedienen. De cellen, die gevuld
orden met 25 Liter water komen dan in den
ïkel waar ze 16 a 18 uur in blijven staan. Het
•keiwater heeft een temperatuur van ongeveer
I graden C. onder nul en het wordt op die tem-
eratuur gebracht door twee compressors, die in
machinehal van het Slachthuis staan te blin-
?n. En in dien pekelbak ijsgenerator is het
iftige woord gebeurt het. Daar wordt water
s. Het pekelwater wordt in circulatie gebracht
:or eenige schroeven, die zorgen, dat de kou zich
ilijkmatig verdeelt. Teneinde de lucht uit het
op te halen maakt men gebruik van „sabels",
naam klinkt vinniger dan de instru-
enten zijn, die in de cellen worden gestooten
daar een beweging maken als de slinger van
ouderwetsche hangklok. Na verloop van eeni-
en. tijd moet de sabel echter weer uit het ijs
daarom komt er in het binnenste van de staaf
n donker gedeelte: de pit.
Goed, we hebben dan nu de vormen met den
staaf erin. Maar hoe krijgen we ze eruit? Ook
it gaat kinderlijk eenvoudig. De staven worden
lor een electrische hefbrug uit hun pekelbad
'"naald en gedoopt in een bak met gewoon wa-
r. dat dus hooger van temperatuur is.
Boven in de vormen komt nu een laagje wa-
r doch na eenigen tijd zakt het water doordat
ït ijs aan de kanten van den vorm los laat en
nzelf naar boven komt. Via een draaibrug
imen de staven ijs dan op een houten plankier
liggen en vandaar glijden ze het magazijn
nnen.
Glijden? Ja, inderdaad, ook de glijplank
imt bij de ijsfabricage te pas en ze is meteen
i laatste schakel voor de staven netjes op-
istapeld in het magazijn komen te liggen.
Dat magazijn met zijn berijpte buizen, het
kt net of 't er gesneeuwd heeft en de heerlijke
iele temperatuur, tenminste zomers, in den
inter kan je beter in de machinehal blijven, is
in plekje dat de heer Van Kampen den bezoe-
ir met gerechtsvaardigde trots laat zien. De
aven ijs liggen daar onaandoenlijk, maar o,
ee, als die berijpte buizen eens gaan lekken
an beginnen de staven te druipen en klonten
o vast aan elkaar, dat ze met geen smidshamer
eer zijn los te slaan. Een keer. heb ik dat mee
maakt, vertelt de heer Van Kampen en dat
is meer dan genoeg. Tezamen staan we op het
mten plankier en kijken weer op den pekelbak.
it is hier koud. Beneden ons verandert water
ijs. Langzaam maar zeker. Buiten slaat de re-
n tegen de ramen. Daar verandert ijs in water,
ïeller, doch niet zoo zeker. Zouden we de ijs-
eer buiten nu voorgoed kwijt zijn? Binnen, in
t Slachthuis gaat de ijsproductie gestaag door.
116 a 18 uur worden er ruim 1250 staven gepro-
iceerd en als het van den zomer erg heet wordt
er wordt dag en nacht doorgedraaid dan
wordt de capaciteit tot 1500 staven per etmaal
opgevoerd. Vijftienhonderd staven, mooi, wit ijs.
„En het is eenvoudig werk, zooals u zelf ziet. Als
ik een arbeider krijg, die een paar goede oogen
in zijn hoofd heeft dan kan hij in veertien da
gen ijs maken", zegt de heer Van Kampen.
En prettig dat ze het werk vinden! Vooral in
den zomer. Komt u dan nog maar 'ns kijken,
vraagt mijn vriendelijke gids in ijsland. Graag,
zeg ik, want ik geloof, dat in dit ijsland nog vele
ontdekkingen zijn te doen.
Als ik ze u niet alle verteld hebt, geachte exa
minator-lezer, laat u me maar voor het examen
zakken.
U weet tóch hoe ijs gemaakt wordt. En dat de
sfeer koud is.
B. K.
Ontvanger C. van Dalen met
pensioen.
io s
can de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag.
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Mr. J. Linthorst Homan:
„Maakt de winterhulp sterk, opdat zij
andere Nederlanders sterk kan maken".
(Foto archief H. D.)
Bij besluit van den secretaris-generaal van het
departement van Financiën is aan den heer C. van
Dalen, ontvanger der directe belastingen, invoer
rechten en accijnzen ter inspectie der directe be
lastingen te Haarlem, met ingang van 1 April 1941
op zijn verzoek eervol ontslag uit 's Rijks dienst
verleend.
De heer Van Dalen werd 12 Maart 1876 in Den
Helder geboren. Hij werd als volontair werkzaam
gesteld aan het belastingkantoor aldaar op 29
October 1888. Hier bleef hij tot Januari 1895. Toen
is hij overgegaan naar de Inspectie aldaar, maar
niet meer als volontair. Op deze afdeeling werkte
hij tot September 1899, waarna hij als rijksklerk
en kassier weer naar eerstgenoemd kantoor ver
plaatst werd.
Op 1 November 1918 werd de heer Van Dalen
ontvanger te Hardenberg (Ov.) tot Augustus 1932.
In diezelfde functie ging hij toen over naar de
inspectie te 's Gravenhage maar op zijn verzoek
werd hij in October 1936 in deze functie naar
Haarlem verplaatst waar hij tot heden werkzaam
gebleven is.
pgeruimd staat netjes.
Ruim overbodige zaken van uw
zolder op en trek er profijt van
met een GROENTJE in HAAR
LEM'S DAGBLAD.
Het verzegelen van radiotoestellen.
P. T. T.-beambten moeten zich legitimeeren.
Bij de Utrechtsche recherche zijn klachten
binnengekomen, dat personen bij verscheidene in
woners kwamen aanbellen met de mededeeling, dat
zij door de P.T.T. waren gezonden om het radio
kastje van den stedelijken distributiedienst te ver
zegelen bij hen, die er geen prijs meer op stellen,
aangesloten te zijn bij de radiocentrale. Bij een in
woner van het Wilhelminapark heeft zulk een pseu-
do-P.T.T.-beambte inderdaad het kastje van de
radio verzegeld en daarna de daarvoor verschul
digde 75 cent geïncasseerd, zonder daartoe de be
voegdheid te hebben.
Van de zijde der P.T.T. wijst men er op dat allen, die
aangesloten zijn bij den radiodistributiedienst en te
kennen hebben gegeven geen radio meer te willen
bezitten, eenige dagen voordat de P.T.T.-beambte
het kastje komt verzegelen, daarvan schriftelijk in
kennis worden gesteld. Bovendien kan tedere P.
T. T.-beambte, die met het verzegelen is belast, zich
op behoorlijke wijze legitimeeren, zoodat een ieder
thans is gewaarschuwd en geen personen in huis
behoeft te laten, die niets met het P.T.T.-bedrijf
hebben te maken.
VERGADERING VAN DE BURGER
RUITERSPORTVEREENTGING.
De jaarlijksche algemeene vergadering van de
Burger Ruitersportvereeniging zal op 27 Februari
,s. in hotel Central te 's Gravenhage plaats vin
den.
Uitspraken Haarlemsche Rechtbank
Een los werkman uit Haarlem, die 25 veroordee
lingen achter den rug had, en onder invloed van
alcohol te Halfweg een damesrijwiel ontvreemdde,
werd hedenmorgen bij uitspraak van de Arr.
Rechtbank veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden ge
vangenisstraf met aftrek van prev.
De 23-jarige koopman te Haarlem, die in No
vember aan iemand dien hij door de duisternis
naar een adres bracht, een portemonnaie met geld
ontrukte, werd veroordeeld tot 2 jaar gevangenis
met aftr. van prev.
De rechtbank heeft de stukken in de zaak tegen
den Haarlemschen expediteur, die op 16 Mei op
dracht had een inboedel naar de verbrandingsoven
te brengen, en daarin een pak aandeelen vond en
onder eigen beheer hield, in handen gesteld van
den rechtercommissaris voor het inwinnen van een
voorlichtingsrapport.
No. 228
Gezin afhalen
1. Vader komt een
half uur te vroeg
op het station om
zijn gezin te halen
dat een paar dagen
naar familie is ge
weest.
2. Dwaalt wat
rond, kijkend naar
kiosk en wou dat hij
wat later was ge
komen.
3. Heeft geïnfor
meerd op welk per
ron trein zal aan
komen.
4. Leest brief waar
in terugkomst wordt
gemeld voor den
tienden keer.
5. Vergelijkt hor
loge met perron-
klok. Klopt. Trein te
laat.
6. Wordt knorrig
op gezin, omdat de
trein te laat is.
7. Gaat kijken of
er misschien vertra
ging is aangekon
digd.
8. Trein is intus-
schen gearriveerd
en gezin is ontstemd
omdat vader te
laat is.
Grieperig
AKKERTJE
(Adv. IngezMed.)
RIJKSMUSEUM KRÖLLER—MULLER.
Bij beschikking van den secretaris-generaal van
departement van Opvoeding, Wetenschap en Cul
tuurbescherming is ingesteld een commissie van
bijstand voor het Rijksmuseum KröllerMiiller.
In die commissie zijn benoemd tot lid en voorzitter
ir. G. C. Bremer, rijksbouwmeester te Wassenaar,
tot lid en secretaris dr. D. Hannema, directeur van
het Museum Boymans te Rotterdam; tot lid de
heer H. P. Bremmer, kunstcriticus, te 's-Graven-
hage.
Van
menschen
en
dingen
in
Amsterdam
EXAMENS.
Academische opleiding.
Bevorderd aan de Gem. Universiteit te Am-
erdam tot arts: mej. A. Blankevoort, Monni-
ïndam, en de heeren T. S, J. A. Bonga, Am-
erdam, en H. v. d. Doel, Groningen. Ge-
aagd voor het artsexamen le ged.: mevrouw
LubsenLugt, Amsterdam en de heeren E.
onijn. Lokop (Atjeh), en A. J. Bonne. Ter-
ihelling.
BROERTJE EN ZUSJE VERDRONKEN.
- Tusschen Dirkshorn en Groenveld in de
abijheid van Schagen zijn twee kinderen uit
gezind Linstra, een jongen en een mesje, door
at ijs gezakt en verdronken.
Om gauw thuis te zijn hadden de kinderen ::it
hooi komende, het landpad genomen; het
age tie waagde zich op het ijs en zakte er door.
ijn zusje trachtte hem te redden, doch ver
veen ook in de diepte. Andere kinderen haai
en hulp. doch deze was eerst een half uur later
!r plaatse. Een dokter heeft nog ongeveer drie
ar kunstmatige ademhaling zonder resultaat
Jegepast.
Een ijskoude wind staat er, die de sneeuwvlok
ken voortjaagt, en de straten heeft leeggeblazen.
De zon is nog maar nauwelijks op, en onzicht
baar achter de egaal-grijze wolken, waar zij den
heelen dag achter verscholen zal blijven. Want
er zit „een pak sneeuw" in de lucht en het zit
er niet alleen in; het komt er ook uit!
De stad is grauw en ijskoud, en Carré, dat an
ders zoo vroolijk helder wit kan zijn, daar aan
den Amstel-kant, is nu vuil-grijs tegen de helder
heid der daken rondom.
Het is half tien. En half tien zal de „General-
robe" beginnen. Carré is nog nauwelijks ontwaakt.
Een werkster schrobt gehaast de stoepen met water,
dat onder de bezem bevriest. Menschen loopen in
en uit, gehaast om warm te worden. Achter het
groote circusgebouw heerscht de drukte van het
dagelijksch bedrijf der stallen. In wolken slaat de
warme beesten-damp naar buiten, als een deur
even geopend wordt. Wie in de deuropening
treuzelt, wordt ontvangen door een verontwaardigd
gebrul van stalknechts en opzichters. Want de
dieren kunnen geen koude verdragen.
Het is half tien. En op de minuut begint de
„generale".
HOE SLECHTER,
HOE BETER!
Het is een vaste artisten-overtuiging, dat een
goed, vlotverloopende generale repetitie 'n slechte
voorstelling voorspelt. En een generale vol misluk
kingen schijnt een belofte in te houden voor de
première.
En als er iets wonderlijk is in dit vreemde cir-
cus-gedoe, dan is het wel, dat het bij een repetitie,
de laatste nog wel, zoo'n janboel zijn kan, en
dat de voorstelling daarop zoo glad en vlot ver
loopt.
Niets schijnt er te willen gelukken. Negen olifan
ten stommelen binnen. Het is een woud van zes
en dertig reuzenpooten, waar schreeuwende stal
knechts, een schreeuwende dresseur en nog ette-
draven. Stalknechts grijpen de geweldige dieren ge
lijke andere schreeuwende menschen tusschendoor
moedelijk bij den kop, één hand aan de slurf en
de andere hand ergens ter hoogte van den mond
hoek, en dan gaat het op een drafje de piste
door.
De zweep knalt vervaarlijk, en de beesten doen
dingen die ze niet behoeven te doen, en zij ver
geten wat ze doen moesten. Een schijnwerper flitst
aan, en nog een, en nog een. Een lichtbundel scheert
speelsch over de dieren en meteen keert de domp
teur zich om, en brult omhoog, dat men het licht
rustig moet houden. De dieren zijn al genoeg in
den war zonder dat.
Een fotograaf klimt over de banken, gewapend
met apparaat en blitz-lamp. Maar een stalknecht
krijgt hem in het oog, en bezweert hem, geen
bliksemlicht te gebruiken!
Alles schijnt mis te gaan. En alles gaat goed!
Een dame haalt de griezelige kunst uit, zich onder
een olifant te plaatsen, die bovenop haar schijnt
te gaan liggen en er juist ver genoeg boven blijft
om haar niet te verpletteren. Vier logge pooten
sloffen vlak om haar heen in het zaagsel en als
een dier pooten te dicht bij komt, slaat ze er naar
met de bloote hand en schreeuwt wat, en het beest
met de centimeters dikke huid schijnt het toch te
merken en gehoorzaamt, en zet voorzichtig de voe
ten neer.
Als het lang genoeg geduurd heeft; als de bees
ten vaak genoeg hun kunsten verkeerd gedaan
hebben, en vaak genoeg terechtgewezen zijn, gaat
het op een drafje terug naar dc stallen. Maar niet
voordat ze in hun gemoedelijke verwarring van
dezen kouden morgen nog even verkeerd geloopen
zijn en de gang verstopt hebben, zoodat er geen
verwikken aan is, en alles vol zit met dikke
olifanten en schreeuwende menschen. En zóó mis
kan het niet gaan, of het gaat tenslotte goed!
Een net wordt gespannen, de trapeze geprobeerd.
En ondertusschen gaat het achterdoek uiteen,
loopen timmerlieden af en aan, stelt een licht-
meester de lampen af en roept meneer Busch om
meneer Moeriloff, en meneer Strassburger om
meneer Busch, en de Buehnenmeister om meneer
Strassburger, en een journalist om den Buehne-
meister, en roepen heel veel menschen om den
journalist die natuurlijk altijd ergens staat, waar
hij niet staan mag, en waar hij kans loopt een
balk, een staalkabel of een koorddanser op zijn
hoofd te krijgen.
De danseresjes van het waterballet draven heen
en weer, rillend van de koude in hun luchtige acht-
tiende-eeuwsche pakjes, waar ze in wonderlijk
anachronisme moderne mantels overheen hebben
aangetrokken. Alle lichten dooven, men kan geen
hand voor oogen zien en Herr Busch van het
Waterballet zit breeduit ergens op het amphitheater
en brult dat ginds nog een licht gedoofd moet wor
den, en dat de gordijnen daar een kier toonen en
dat dit moet gebeuren, en dat moet ophouden.
De kapelmeester tikt af, en de muziek zet in. Men
roept, dat dit te langzaam is en een oogenblik
later, dat dat te vlug gaat. Hier blijkt een sier-
lantaarn in het licht van den schijnwerper te
staan; ginds schort iets aan het gordijn. Hier weigert
een lamp van de feeërieke lichtfantasie, en daar
gebeurt iets anders. En alles bij elkaar loopen al
deze menschen even verward en onwennig dooreen
als de olifanten van straks. De balletgroep daalt
langs de trap omlaag, en een fluitje snerpt, want
de trompetten hebben het signaal te lang aan
gehouden, of te kort, of men speelt te langzaam,
of er is iets anders; maar er is altijd wel
wat.
KALM BLIJVEN.
Als de heer Strassburger even rust heeft, vragen
wij "hem:
„Gaat het erg slecht?'
En vol tevredenheid antwoordt hij, dat het precies
gaat, zooals hij verwacht! En als het ballet weg-
huppelt en het licht aanflitst, en men weer gaat
draven en afbreken en opbouwen voor iets anders,
verlaten wij Carré. De sneeuw jaagt nog en het
gebouw ligt er zoo rustig en gesloten, dat niets
verraadt welk koortsachtig bedrijf zich binnen af
speelt.
Zoo is het goed. Want vanavond zal alles toch
immers vlot gaan; zullen de beesten opeens wèl
weten, wat er van ze verlangd wordt; zal men niet
onverwacht het net losmaken, terwijl de acro
baten er nog op rondloopen; zal iedereen zijn plaats
weten. Daarvoor is dit een circus!
G. I.
PASTORALE.
De vroege morgen van een grauwen Februari
dag zag het juffertje naar buiten trippelen. Het
was een hupsch deerntje, dat haar levenswegje
afstapte met met air van iemand, die het met zijn
wereldsche zorgen nog zoo zwaar niet neemt.
Ze sloot de winkeldeur .en keek naar links de
Groote Houtstraat in, monsterde de ruiten en
bracht haar batterij in stelling; een emmer wa
ter, een spons, een ramenzeemer, een zeemlap
en een droge doek. In den vroegen morgen wor
den in de Groote Houtstraat vele ruiten ge-
kuischt. Vroeger deed men dat werkje op klom
penvoeten. Tegenwoordig trekt men er een paar
hooge gummilaarzen bij aan.
De juffrouw aan den anderen kant van het
ruit, die geen hooge kaplaarzen droeg maar blau
we lappensloffen had aangeschoten om de éta
lage te sparen verschikte een paar wollen das
sen en veugelde wat aan een velourschiffonne-
tje en zette een kleine pantomime met de kap
laarzen op stapel.
Maar reeds golfde een watergordijn langs het
glas en toen de cascade ieder stofje dat op het
raam mocht kleven had meegevoerd voerde vrou
welijke energie den rultenzeemer en tooverde
een glans van frischheid op het glas.
Toen kwamen de twee. Het uur van negenen
leent zich uitstekend tot het maken van een
morgenkuiertje als men niets beters te doen
heeft en de ontwaakte stad levert stof tot leer
zame bespiegeling. Vooral wanneer je met z'n
beiden bent en verkeert in de jaren der rijpende
volwassenheid.
Genaderd tot het tafereel der Hollandsche
zindelijkheid markeerde het tweetal den pas.
„Mooie laarsies" zei de een, die wat uit zijn
kracht gegroeid was. ..Ik heb ze ook zoo, voor als
ik snoeken ga. Houdt u ook van visschen, juf
frouw?"
De juffrouw nam den drogen doek ter hand.
„Mooi werk", zei de ander, die van meer normale
proporties was. „Glazen lappen. Mag ik
graag zien doen. Komt u hier eiken morgen?"
De juffrouw veegde, alsof ze haar ergernis
wilde wegboenen.
Het tweetal kreeg de blauwvoet in het oog.
„Kijk, kousen. Heb ik ook noodig. Kan dat
voor een keertje niet zonder bon. juffrouw?"
Het glas was schoon. Het emmertje werd voor
een volgend ruit gezet.
,.'t Is je maat niet!" zeide korte ernstig.
Een lang been strekte zich in de richting van
't emmertje.
„Wil u eens passen, juffrouw" 'n Beetje op den
groei asjeblieft".
,-Kan jij dat niet eens doen. lange? Dat meis-
sie staat zich hier maar af te beulen-..."
De jonge dame sponsde op een wijze, die geen
bewijs van medelijden veroorloofde. Dus doende
bemerkte ze niet, dat haar ruitenzeemer ver
dween.
..Zoo is 't wel goed, juffrouw" zei de lange va
derlijk.
't Meiske tastte naar den zeemer en greep in
de lucht, zocht onder water, achter den emmer
en in het portiek en bemerkte toen pas, dat de
lange met ochtendlijke energie stond te boenen.
„Geef op!"
„Hier, Marietje. Je moet er den slag van heb
ben. merk ik. Zeker al jong mee begonnen?"
Hoe ze er den slag van had demonstreerde ze
het volgend oogenblik.
„Mag ik eens wrijven, juffrouw? Daar heb ik
altijd liefhebberij in gehad."
De juffrouw zuchtte en keek om zich heen,
maar in den vroegen morgen is het ridderlijk
element in de Groote Houtstraat ver te zoeken.
„Help maer uself".zegt het oude lied. Even
nam ze de situatie op. Vlak bij elkaar stonden
de lange beenen en de korte beenen. Vlakbij
stond ook het emmertje met den wrijfdoek er
naast. En met het bedriegelijk manuaal, dat
den doek scheen te betrekken in het schoon
maak proces, kiepte de veel geplaagde op ta
lentvolle wijze den emmer om over vier niets
vermoedende voeten
De twee zelden
Maar de gewroken onnoozelheid was al ach
ter de winkeldeur verdwenen.
D.
Zonder hoogen hoed, zonder rok de gebroeders Strassburger tijdens
de generale.
(Foto R. v. d. Randen)
Een oogenblik pauze het waterballet rust uit bij een kopje koffie.
(Foto R. v. d. Randen)
JUBILEUMCONCERT TE KOOG AAN DE
ZAAN.
Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van
Zaanland's Mannenkoor, dirigent de heer Jan
Booda, zal heden in de „Waakzaamheid" te Koog
aan de Zaan een concert gegeven worden, waar
voor een belangrijk programma is samengesteld. Er
worden werken van Roeske, Nieuwenhoven en Zol-
tan Korialy uitgevoerd. Als solisten treden op me
vrouw Hekkert—Van Eysden en Louis van Tulder.
Voor deze herdenking is een eere-comité ge
vormd onder voorzitterschap van den burgemeester
van de Koog.