iMmsdmw Ceza von Bolvary.] INCASSO BANK N.V. ALLE BANKZAKEN Litteraire Kantteekeningen. Ih Nieuwe Uitgaven. ZATERDAG 22 FEBRUARI 1941' HAARDE M'S D A GBCAD Wij vragen Uw aandacht voor Een merkwaardig regisseur Hongarije schonk de wereld en zeer speciaal de Duitsche film een veelzijdig en vooral beweeglijk regisseur: Geza von Bolvary. die in den loop der tijden in de studio's te Berlijn, Weenen, Praag. Rome. Boedapest en Parijs een graag geziene gast is geworden. Hij heeft zich zonder eenzijdigheid op geen enkel gebied laten „vastleggen", noch door de filmindustrie, noch door het publiek, maar er steeds naar gestreefd een goede film te maken, vaak met uitstekende regievondsten, maar zonder experimenten. Von Bolvary is daar wonderwel in geslaagd. Onder vakmenschen geldt hij niet alleen als een zeer productief en geestrijk regisseur, maar wellicht nog meer als iemand, die van alle regis seurs het grootste aantal successen op zijn naam heeft. En waarlijk niet alleen successen in com- mercieelen zin. Het merkwaardige van zijn car rière is, dat hij dit nu al meer dan tien jaar vol houdt. Films als „Das Lied ist aus", „Ein Lied, ein Kusz, ein Madel", „Liebeskommando" waren in de eerste periode van de geluidsfilm knappe werk stukken, die aan zijn naam een specialen klank gaven en die hem in de allereerste rijen van de Duitsche filmregisseurs plaatsten. Von Bolvary begon zijn loopbaan in Boedapest en maakte daar diverse Hongaarsche films, die wij nooit onder de oogen kregen, doch die vol gens zijn chroniqueurs reeds op een uitmuntend vakmanschap en een onmiskenbaar talent voor beeldcompositie en zin voor filmische verrassingen wezen. Daarna kwam hij al spoedig in Berlijn terecht, waar hij enkele fibns met een Hongaarsch thema in scène zette. De bekendste daarvan was „Zwischen Strom und Steppe", die alleen reeds om de zuiver Hongaarsche sfeer opmerkelijk ge noemd mag worden. Een latere film „Die un- ruhigen Madchen" was zoo rijk aan ongewone invallen, dat men Von Bolvary gaarne grooter werk opdroeg. Een groot aantal, mest muzikale, films bracht den vitalen Hongaar snel op het eerste plan, zeer in 't bijzonder door zijn opvattingen omtrent het begrip „film-operette". Von Bolvary keerde zich bewust af van de typische film- operette der Amerikanen en stelde daar tegenover een soort „muzikaal film-blijspel", waarbij het op tische en de handeling steeds hoofdzaak moesten blijven en de muziek, zoo niet op de tweede plaats, dan toch niet in een domineerende functie mocht optreden. Volgens dit „recept" heeft Geza von Bolvary een groot aantal charmante en filmisch zeker niet onbelangrijke films geschapen. Niet al deze films zijn in ons land vertoond, hetgeen niet zoozeer aan de kwaliteit dan wel aan de con stellatie van het filmbedrijf lag. „Madchenpension- nat" en „Die Entführung" behooren hiertoe. Later kwamen de hier wel vertoonde „Stradi varius" en „Winternachtstraum" doch de film, die weer bijzondere aandacht op Von Bolvary vestigde was de Chopinfilm „Abschiedswalzer" (met Sybille Schmitz en Wolfgang Liebene'mer), die voor dien tijd (1934) een waarlijk modernistische ensce- neering had. Aan Von Bolvary werd ook de regie opgedragen van de eerste Zarah Leanderfilm „Première" en in hetzelfde jaar maakte hij de grappige, aan regie-improvisaties rijke, film ..Lumpacï Vaga- bundus" met Rühmann en Hörbigcr, waarin hij zich, evenals in vorige films, een opvallend goed spelleider van zijn artisten toonde. Zijn eerste film met Paula Wessely „Julika" had weer een typisch Hongaarsche sfeer en van zijn laatste werken liggen „Maria Ilona" met Wessely en Birgel en „Operabal" nog vrij versch in 't ge heugen. De nieuwste film van den zeer vruchtbaren Hongaarschen regisseur is „Rosen in Tirol", een Terra-Film der Ufa, gemaakt naar motieven van Karl Zeller's bekende operette „Der Vogelhaendler". Ernst Marischka (die ook de auteur van „Operabal" was) schreef een draaiboek voor deze film, waarin de romantische rollen gespeeld worden door Marte Harell en Johan Heesters en waarin het vroolijke element op zeer representatieve wijze verzorgd wordt door Hans Moser, Theo Lingen, Leo Slezak en Theodor Danegger Het is een zeer leutige en dwaze geschiedenis, waarin de populaire melodieën van Karl Zeiler, aangevuld met compo sities van Franz Grothe, op vakkundige wijze wer den verwerkt. Trouwens, de heele operette is in een vrijwel volkomen nieuw gewaad gestoken, dat beter bij de moderne geluidsfilm past dan de ro- mantisch-sentimenteele sfeer der oude operette. De Ufa zal binnenkort deze film in ons land uitbren gen. De strijd tegen een smokkelaars bende. Gustav Fröhlich speelt in deze film „Douane post no. Ill" de rol van wachtmeester van een politiecorps, dat tot taa-k heeft de dranksmokke- larij tegen te gaan. Het verhaal speelt namelijk ten tijde van het drooggelegde Amerika. Luxor KRUISWEG 59 HAARLEM „Het masker valt". Een film met Paul Wegener. Op een café-terras op de Kurfürstendam te Berlijn ziet Lena Kroning voor 't eerst den beken den bankdirecteur Wiegant, president van de Industriebank. Mr. Hugo Kroning, haar man wordt dan benoemd tot syndicus van de bank en zoodoende gelukt het Wiegant om met Lena in contact te komen, die hij op het eerste ge zicht heeft liefgokregen. Buiten zijn medeweten wordt Wiegant dan in een bankzwendel betrokken maar hij heeft een uitstekend alibi, omdat hij op dat uur met Lena samen was. Hij wil echter den naam van de vrouw in kwestie niet noemen en zijn secretaresse weet de situatie te redden. Wiegant komt weer vrij terwijl de ware daders worden gearresteerd. Gustav Fröhlich. (Foto archief H.D.) Een bende dranksmokkelaars onder aanvoering van den geheimzinnigen leider, die slechts onder „No. 1" bekend is, slaagt er in hoeveelheden drank het land binnen te smokkelen en ln „thee"huizen aan den man te brengen. De broer van wachtmeester Kolk (Gustav Fröh lich) wordt in dit thee- Cinema huis doodgeschoten. Hij had als politieman een geheime opdracht en was reeds den aanvoer der op het spoor. Kolk zweert een duren eed om zijn brcer te wreken. Hy zet daarvoor zijn positiè op het spel, en neemt dienst in het dranksmokke- laarsbedrijf. En na veel spannende avonturen weet hij in dit hol van den leeuw „No. I" te vin den. En deze ontdekking is zoowel voor hem als voor de bezoekers van de bioscoop een groote ver rassing. De film is zeer spannend en in onderhoudend tempo gemaakt. Aardig als intermezzi zijn de scènes met de kinderen van „Franke". Menig moederhart zal voor dit stel bengels sneller kloppen. In het voorprogramma zien we zeer goed ver zorgd Profilti-Tobïs en U.F.A.-nieuws. Een filmklucht. Frans Hals Het in deze film bedoelde „Meisje voor Al les" heeft een zeer romantischen inslag. Op een portret van een vliegenier, een neef van de fa milie, waar ze dient, heeft ze, hoewel ze hem nooit gezien heeft, een geheele liefdesge schiedenis gedicht. Niet op schrift, maar in haar hartje. Ze heeft al precies in elkaar gezet, hóe ze hem de deur zal openen, hóe ze hem zal aankijken, wat hij dan zal zeggen en dan zij weer. O, het is alles even mooi en idyllisch. Natuurlijk komt het geheel anders uit, dan ze zich had voorge steld. Hij ziet haar niet eens, de rozen, die ze voor zijn on vangst had neergezet, worden aan de zuster van mevrouw toegeschreven. Het dreigt een heel drama te worden en het kleine, temperamentvolle kamerkatje neemt haar toe vlucht tot anonieme brieven, die hem vertel len van „Isabella, die hem zoo bewondert en die hem zoo lief heeft!" Wanneer we eenmaal zoo ver gevorderd zijn, dat zij toestemt hem te ont moeten, begrijpen we meteen dat dit het begin van de zotste verwikkelingen moet worden. Die blijven dan ook niet uit. De moeilijkheden wor den nog ingewikkelder, wanneer Mr. King, een Amerikaan en de chef van ..Isabella's" mijnheer op Isabella verliefd wordt. Het wordt zoo'n enorm warnet, dat het wel lijkt of er niets meer van terecht kan komen, maar het mooie van het geval is dat ieder den man of de vrouw krijgt, die haar of hem toe komt. Er zijn tal van grappige momenten in deze film. Het spel van R. A. Roberts is opvallend goed. ,De baas in eigen huis" Rembrandt Paul Wegener. (Foto archief H.D.) Voor alles is het Paul Wegener die als bankier Wiegant met zijn prachtig ingetogen spel het witte doek beheerscht en Hilde Weissner als zijn partnerin doet niet voor hem onder. Wiegant die aanvankelijk er maar alleen op uit was om geld te verdienen ziet tenslotte in dat geld niet alles te en geluk meer beteekent in het leven. Wie zich Hans Moser voorstelt zal zich moeilijk kunnen indenken dat dit oubollige manneke ooit de baas in huis zal kunnen worden, maar deze rolprent bewijst dat wel anders. Hij zwaait zijn scepter als pensionhouder en wie hem al de in terne kwesties ziet bedisselen, moet toegeven dat hij, ondanks zijn eigenaardigheden, niet alleen le kwaliteiten van .Tuisbaas, maar ook die /an den baas in huis <an tentoonspreiden. Het is overigens wel een interessante verzameling pensiongasten, die Hans Moser, hier Bader genaamd, heeft gehuis vest. Eenigen hunner behooren tot de tooneel- wereld en zooals meer in die omgeving voorkomt ontbreekt het hun wel eens aan de noodige con tanten om den pensionprijs te betalen. Ook dat bezorgt Bader heel wat hoofdbrekens. Er is een ander heerschap, dat in het geheel niet betaalt en er zich zelfs op toelegt anderen van hun duit jes af te helpen. Die meneer geeft zich uit voor astroloog en spiritist, maar is in werkelijkheid niets anders dan een sluwe bedrieger. Hij is geen gemakkelijke tegenstander voor Bader, maar ten slotte moet ook hij voor de vindingrijkheid van den huisbaas zwichten. Bader doet nog veel be langrijker werk: mede door zijn medewei-king komt een verbond-voor-het-leven tusschen twee jonee menschen tot stand. Het. behoeft geen betoog dat Hans Moser's op treden voortdurend'de grootste vrooltjkheid ver wekt. Een van zijn vreemdste creaties is zeker wel zijn ongewenscht verschijnen als de geest van Napoleon op een séance van den spiritist-op lichter. Behalve Hans Moser spelen in deze film o.a. Maria Andergast. Leo Slezak. Paul Hörbieer en Hans Junkermann mede. Ir. het voorprogramma is een leerzaam filmpje over het courantenbedrijï opgenomen. SAFE-DEPOSIT (Adv. Ingez Med Johanna, de vrouw van Bismarck De staatsman Bismarck, wiens genie voor de ko mende generaties steeds weer het voorwerp der be langstelling en bewondering zal zijn, %vas de man, die door zijn politieke begaafdheden, van het ver deelde Duitschland een eenheid wist te scheppen. Historici en literators hebben in hun werken een monument van hem opgericht, waarin zij Bismarck beschreven als politicus en als „menseh". De film behandelt de figuur van Bismarck in de belangrijkste episoden uit zijn veelbewogen leven en zal binnenkort door Tobis in Nederland worden uitgebracht. Als met maohtige penseelstreken geeft de auteur de mét spanning én strijd geladen atmosfeer uit de jaren 1862 weer. Paul Hartmann vertolkt de rol van den IJzeren kanselier" en Kathe Haack is in deze film de vrouw van Bismarck. Deze vrouw is aan de mensehheid bekend geworden door haar vele gepubliceerde brieven. Toen indertijd de „onbezonnen" Bismarck, Jo hanna von Puttkammer naar het altaar geleidde, had geen van beiden er eenig vermoeden van hoe gelukkig deze verbintenis zou worden. Het was geen lichte taak dezen man tot echtgenoote en ka meraad te zijn. Deze man, wiens wezen werd ge kenmerkt door zijn groote veelzijdigheid, zijn fan tastische denkbeelden en nooit aflatende energie, was zeer moeilijk te begrijpen. Slechts een vrouw als Johanna kon zich bij dezen mensch aanpassen en ondergeschikt maken, om echter toch in stilte zijn werk ten goede te kunnen beïnvloeden. In Bismarck streden vele gevoelens om den voor rang. Haat. hardheid en nuchtere cijferkunst gin gen geDaard aan een warm geloof aan God. Het was niet gemakkelijk voor haar zijn enthousiaste Dlannen te volgen en hem als er moeilijkheden te overwinnen waren, met warme teederheid terzijde te staan. Alleen het diepe geloof van de vrouw, die haaT man boven alles lief heeft, was hiertoe in staat en wiste vele moeilijke uren voor haar te verlichten Van de groote liefde, die Bismarck zijn vrouw toedroeg, geven vele brieven bliik, die hii bijna da gelijks schreef, als hij van haar gescheiden was ..Mein geliebtes Herz" luidde bijna altiid de aan hef van zijn brieven, waarin hij al zijn zorgen, twijfel en moeilijkheden met haar besprak. Zij/ de bescheiden ongekunstelde vrouw was voor dezen man, die tegen een wereld van intrigues moest strijcen en door zijn tegenstanders gevreesd en ge haat werd, het kostbaarste kleinood dat hij bezat. De eerste en laatste smart, welke zij hem bereid de. was toen zij voor eeuwig de oogen sloot. De griize vorst vereenzaamde na haar verschei den. omdat het leven zonder Johanna „sein gelieb tes Herz". geen waarde meer voor hem bezat OflRDOPP.-CROENTE -VLEESCH EEN REEKS VPN SCHOTELS. OVERTREFf QllES' GEEN FOOIEN. BEDIENING 10% (Adv. Ingez .Med.) Lezing over Karei van de Woestijne. Op veelvuldig verzoek hield de litterator C. Schneider in besloten kring te Haarlem een voor dracht over den grooten Vlaamschen dichter en voortreffelijken essayist Karei van de Woestijne bij de herdenking van zijn 12e sterfjaar. Na door den heer Pieck te zijn ingeleid betoogde de heer Schneider, dat de helaas te vroeg gestor ven Vlaming voor velen nog te zeer „un auteur difficile" moest worden genoemd. In de opvatting van de tachtigers kent hij evenals dezen slechts zinnelijke schoonheid, maar meestal ln de hoogste spanning van zijn rijke verbeelding, in fijnge voelige verzen geopenbaard. In ontroerende ge dichten spreekt hij zijn diepe zielesmart uit van den strijd tegen de zonde. Echter zéér ten onrechte wordt zijn individualistische poëzie „moeilijk en duister" genoemd. „Slechts bij hooge uitzonderin gen", zoo vervolgde de heer Schneider, „is Van de Woestijne duister en moeilijk te begrijpen en alleen daar is hij niet op zijn best: dan is hij ge wrongen op het rhetoricale af; zijn zinsbouw is dan ietwat hortend, zijn gedachtengang wel haast onnaspeurbaar. Maar dit zijn „les defauts de ses qualités". Die kleine kant is de afschaduwing van zijn héél grooten kant. die eenvoudig prach tig en meesterlijk is! Niemand in onze letterkunde, sedert Vader Gezelle, heeft zulke door den geest gedrenkte kunst voortgebracht. En laat zijn werk maar verder voor hem spre ken! Want door dat in ons op te nemen, met het inzicht om deelachtig te worden aan dit sublieme zieleleven. maken wij ons zelf schooner en rijker" De heer Scheider gaf eenige biografische bij zonderheden Van de Woestijne werd 10 Maart 1878 te Gent geboren, waar zijn vader, een ern stig, ingekeerd mensch, een koperslagerij had In zijn vrije uren hield hij zich bezig met.wis kunde en mechanica. Daarom meende zijn be gaafde zoon Karei zijn fantasie van moederszijde geërfd te hebben en wel van haar vader, een van de zeven broers, die steeds in verzen met elkaar spraken. Op zijn tweede jaar kreeg Karei reed.1 onderwijs, een jaar later las hij al en op zeven jarigen leeftijd had hij al stapels boeken gelezen en op zijn 12e jaar een heele bibliotheek! Hij ver slond rijp en groen: Homerus en.... Jules Verne. Pascal en Paul de Koek. Op dien leeftijd versehenen ook zijn eerste pen- nevruchten: gedichten, zij het dan in gebrekkip Vlaamsch, want het Fransch zou hij eerst op he1 Alhenaeum gaan leeren. Hier is hij eerst met har' en ziel Flamingant geworden. De Gentsche luchtdruk deed hem weinig goed reden waarom hij later naar St. Maertens Laethem. het schoone dorpke aan de virgiliaansche Leie ver huist. Spoedig vond hij geestverwanten bij de „Van nu en straks'ers". In dit tijdschrift maakt hii voor het eerst kennis met Prosper van Langen- donck en ziin verzen, nadat hii reeds een jaar op de „Nieuwe Gids" was geabonneerd geweest en hii al de verzen van Willem Kloos eigenhandig had overgeschreven. Te Laethem woonden reeds eenige artisten o.a Varelius de Saedeleer en George Minne, de beeldhouwer, bij wien Gustaaf, de broeder van Karei in de leer gaat. Over het latere leven van Karei zijn de inlich tingen vrij schaarsch. Zijn productiviteit evenwel is groot: zoowel proza als poëzie. In 1920 wordt hij hoogleeraar aan de boogeschool te Gent, in plaat' van prof. P. Frédérïcq. Vervolgens gaf de heer Schneider een korte doch goede documentatie over het werk van den kun stenaar en declameerde o.a. gedichten uit He' Vaderhuis, de Gulden Schaduw. Interludiën, Df mo'ddedren man en Het zatte hart. Spreker eindigde zijn interessante lezing mei de wöorden: „Wij bezitten in het werk van Kare van de Woestijne een kostbaarheid, waar wij dar aan dag de dankbare genieters van zullen zijn" De heer Pieck dankte hem namens het aandach tige auditorium en verzocht hem dit seizoen nog een datum vast te stellen om te spreken over den persoon en het werk van den Vlaming Stijn Streuvels, uit de critisch-literaire beschouwingen van den heer Schneider. WEEK- A BONNEMENTEN dienen uiterlijk Woensdags avond? betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE De Haarlemsche schilder H. J. Wesseling zestig jaar. Woensdag 26 Februari wordt de schilder Wesse ling zestig jaar. Hij ziet er niet naar uit en is een treffend bewijs er voor, dat voor een levenskrach tig kunstenaar die bereikte leeftijd misschien een terugblik naar het voorbije wettigt, naar nimmer een afsluiting eener levensbezigheid beduidt. En bij Wesseling is dat zeer zeker niet het geval. Hij staat, misschien juist nu, pas midden in zijn werk en kan nog velerlei presteeren. waaraan de rijpe vruchten van een ernstig, werkzaam leven zich doen kennen. Voor een terugblik eigent zich zulk een geboor tedag echter wel, omdat de aanstaande jubilaris het nu niet altijd bepaald gemakkelijk heeft gehad en er veel water door het Spaarne is moeten vloeien voor hij bereiken kon, wat hij thans bereikt heeft. Zijn aanleg bezorgde hem weliswaar reeds vroeg een plaats op de Haarlemsche Kunstnijverheids school, waar hij vooral in het decoratieve werk massa's technische kennis kon opsteken, doch aan zijn hartewensch: door te gaan als kunstenaar en de Academie te bezoeken, kon niet voldaan wor den. Zooals dat meer gaat werd hij al spoedig door zijn vader vriendelijk doch met aandrang uitge- noodigd, bescheiden bij te dragen in de kosten van de huishouding en eenig loonend werk te zoeken. Die vader deed dat natuurlijk ook niet voor zijn plezier, maar H. J. begreep het en vond, gewapend met de op de Kunstnijverheidsschool opgedane kundigheden, een plaats op de bekende ateliers voor kerkelijke kunst van den heer Loots. Daar is hij jaren werkzaam gebleven, is er van aankomelïng tót eersten assistent opgeklom men, is getrouwd en heeft een ge zin gesticht totdat en dat moet in 1914 geweest zijn zijn drang naar vrijen arbeid hem te machtig werd en hij het ateliers werk er aan gegeven heeft. In zijn om- stand igiheden was dat een daad van durf en moed, daar de wis selvalligheid eener artisten-car- rière zelden door een man en varier verkozen wordt boven wat men een „vaste baan" pleegt te noemen. En ik geloof niet dat Wes: eling van zijn besluit spii' heef< gehad, al zijn hem zwarte jaren niet bespaard gebleven Daarop zijn echter weer betere tijden gevolgd, vooral toen hij als portrettist naam begon te maken. Aan die portretten stelt hij. boven een briljante penseel streek of vlammende kleur eersl den eisch eener wel ver- antv. -orde teekening en eene; goede gelijkenis, waardoor ze bijna zonder uitzondering aan de opdrachtgevers voldoen, zonder als kunstwerk den ernst der uitvoering te schaden. De portretten der laatste drie Haarlemsche bisschoppen die Wes seling werden opgedragen bewijzen het vertrou wen, dat men in zijn kunde en werkopvatting stelt. Doch tegelijkertijd heeft men op tentoonstellingen van Kunst zij ons Doel kleinere werken en aan zetten kunnen ontmoeten, zoo losjes-weg en voor eigen plezier door den schilder op het atelier ge maakt, waarin hij zich kon laten gaan en wel de gelijk de kleur van hartstocht vol was en de streek vol onbevangenheid. Dat het schilderen van figuur iemand als Wesseling aantrekt spreekt wel van zelf. De guïtaarspeler, die deze regelen vergezelt, kan er van meepraten. Houding van het lichaam, gelaatsexpressie, beweging der vingers, het is al les serieus bekeken en in beeld gebracht en ook hierin heeft de kleur haar qualiteiten. Voor de lezers van dit blad heeft Wesseling jaren lang typische oude stadsbrokkeh en gevels getee- kend. Dat het topografische daarin op den voor grond moest komen, heeft den schilder niet belet bii wijlen het onontkoombaar droge door een sier lijk bijkomstigheidje te verzachten en er dusdoen de de artistieke blaadjes van te maken, waarvan een keuze-tentoonstelling indertijd in de zaal van de Hoofdwacht op de Groote Markt werd inge richt. Minder bekend zijn Wesseling's krijtstudies naar model, voorstudies voor portretten en andere pic turale notities in zwart-en-wit. Schrijver dezes ken de daar tot vandaag ook niet veel van. Doch voor zijn gevoel zitten in een groot aantal dier bladen in portefeuille elementen eener artistieke gevoelig heid die niet alleen verrassend zijn, maar tevens de meening kunrnw steunen, dat deze zestigiarige allicht nog bronnen aan gaat boren in onontgonnen terrein. En waarom ook niet! De man van zestig is in den modernen tijd pas veertig. En die van veer tig heeft nog een gansche toekomst voor zich. J. H. DE BOIS. Julia de Beausobre. Een mensch overwon. Vertaling van M. L van RijnberkHoleman. Zeist Uitgeverij Ploegsma. Een Russische vrouw uit hoogere kringen vertelt Al in dit uitstekende boek een stuk van haar leven 6enl€ dat in afzondering, gevangenschap en dwangarbei; de werd doorgebracht. Daar zijn, vooral na de Rus <>nSe! sisehe revolutie, meerdere boeken over geschreven Heloi boeken die men in spanning en meestal met af e°m grijzen gelezen heeft. Dit is anders. beid, De schrijfster heeft die periode van haar levei ft'ees wij mogen tenminste wel aannemen dat he cnSei haar eigen leven geldt en het verhaal geen fictie i doen in vier episodes gesplitst: die der eenzame op *Ün 1 sluiting, der celstraf tezamen met anderen, die vaiiwaa het concentratiekamp en tenslotte die van het vrjj gelaten zijn. doch dat in den zin van weerloos vogelvrij zijn in een vijandige omgeving, waarui zij met moeite en door hulp van buiten uiteindeüjj ontsnapt. Haar misdrijf? Zij wordt ervan verdacht me haar man in een contra-revolutionnaire beweginj de hand te hebben gehad, althans in staat te ziji daarover inlichtingen te verschaffen, die tot mee: strafoefening leiden kunnen. Een en ander zoi nu als verhaalstof niet zoo heel bijzonder zijn en i dan ook inderdaad al op velerlei wijze in de litte. ratuur binnengevoerd. Doch 't bijzondere in dit geva is dat de lezer nergens op gruwelverhaal of politie listigheid onthaald wordt doch dat voor Julia df Beausobre onder alle omstandigheden de eenigi vraag blijft: „Hoe behoud ik door al deze kwel lingen heen mijn zuivere menschelijkheid, hoe be hoed ik mij voor verzwakking mijner geestelijk! vermogens, hoe blijf ik eerlijk tegenover mijzei en de rest?" Soms blijkt de strijd, dien zij te voeren heeft boven haar krachten te gaan, maar dan herstelt zi zich weer en vindt de kracht terug verder te duldei en. af te wachten. Een religieuse levenshoudin wordt bij deze vrouw door een scherp intuïtief ver a stand ondersteund en dat maakt haar doen eif r laten in de vreemde omstandigheden, waarin heieu®c lot haar gebracht heeft, zoo afzonderlijk van he®ez1/ al meer vertelde, dat haar boek in plaats van een^00. tonig te zijn voortdurend nieuw uitzicht op haawaar wezen en haar strijd geeft. En tenslotte is zij he'iaar die wint. „Een mensch overwon" zooals de Hol kelfn landsche vertaling geheeten is. Er is niet ver£arei meld uit welke taal de Hollandsche vertaling ge ,a" nomen is. Ik vermoed uit het Fransch en vim Pr' dan dien Hollandschen titel nog kerniger dan d Fransch: La femme qui ne pouvait pas mouri f®1/? (de vrouw die niet sterven kon). Want dit bijzon p dere boek heeft al edities in het Fransch, Duitse! en Engelsch beleefd en heeft die opmerkzaamheii 1 verdiend door de overwinning, die een zuiver ziele "es,'u en gedachtenleven tenslotte behaalde. Julia den, Beausobre schrijft bovendien soms prachtige inter mezzo's. Wanneer zij bij wijlen door haar plager |^!az met rust gelaten wordt, verdroomt zij haar herin neringen aan de reizen met haar man, hun leveiDf (Foto de Haas) Se aleer in Samarkand of ze vertelt zichzelf een sprookji zooals de fijne Perzische liefdesgeschiedenis Leïlah en Mejnoun, die de lezer op blz. 6065 vinJ den kan. Als mensch is Julia de Beausobre zeldzaam fijne geest, als schrijfster een artiste. P. H. Muller. Nederlandsche Histori nees; dichten. Amsterdam. Bigot en Vaq jn Rossum. ,ebb( De geschiedenis van ons land en volk word&ou z weerspiegeld in de poëzie. Het gelegenheidsgedich lenze neemt in de vaderlandsche letteren een omvang jjens rijke plaats in. Uit die veelheid een keuze te doei a di: vereischt een eveneens omvangrijke kennis en eei Wa gelukkige hand. Bij de samenstelling dezer bloem gntw lezing waren beide aanwezig, al za! in zulk geva byna de persoonlijke voorkeur van den samenstelle; telijk steeds zijn stempel op het geheel drukken. In dezes \ertr bundel is in ieder geval naar een breede onpaf tijdigheid gestreefd en daarbij de litteraire waart Hme van het vers als belangrijke factor beschouwd, b A/er samensteller vond een uitgangspunt in den stvijk'oltrt om de hervormingsideeën in de zestiende eeuw naar (Weyntjen Claes, 1527) doorloopt den tachtigjari ,ijvei gen oorlog, de zeventiende en achttiende eeuwen ei uren neemt van de negentiende een aantal meer ge-Jpel moedelijke, minder krijgshaftige tijdszangen oi jeere waarna hij tenslotte tot onzen tijd geraakt :eer waarin de opkomst van nieuw levensinzicht (socia iem lisme) en herleefde begeerten (wereldvrede) dich pan ters als Gorter en Muus Jacobse om slechts die t^eker noemen welke hier vertegenwoordigd zijn inspiflen 1 reerden. De bundel, die naast een enkel overbekendbetoo gedicht overwegend veel onbekends bevat sluit, menufti/ bet Nieuw Nederlandsch Lied van Anton vanjvloeic Duinkerken, uit 1940. heder Het keurig verzorgde deeltje slechts een flesve enkele drukfout bleef onopgemerkt verscheel jiie ai n de Kolibri-reeks van bovengenoemde uitgevende h Nono. „Zeven". Amsterdam. Bigot e Van Rossum. J. H. Speenhoff. Drie jonge schilder liefd en v< Wat in een Vrachtauto. De Uilenreeks beide zelfde uitgevers. en H Om voor vandaag met een paar vroolijke schrijvers t(f>nlm besluiten mogen Nono en Speenhoff de staart de:mr"' aankondigingen vormen. In dit geval gaat het dtu alvast niet op, dat in de staart het venijn schuil ^eer (in cauda venenum), want beide auteurs staarontvc juist in den roep, veel zwaarwichtigs in de littera Van tuur onzer dagen met het tegengif hunner opgefen-, wektheid te neutraliseeren. Den een gelukt di meer dan den ander en zeker hebben beiden hunm verdiensten op het eigen terrein. Speenhoff heef op amusante wijze een verhaal uit de Holla ndschi100"- bohème bij elkaar gerijmd, waarin veel vrnolijk heid bij eten en drinken en zalig zijn wordt ten Wa vertr Ve: op te het h tijdschriftverhalen zullen voldoen dan gebundeld Voor het laatste zijn* 20 naar den geest te weinij gevarieerd. Misschien komt het ook daardor.r dal ik het eerste verhaal, dat van den tuinierende pensionneerde, het geslaagdst vond. Den volgenden Zaterdag begint in ons land de boekenweek 1941, waarvoor de Vereeniging van den Boekhandel weer het gebruikelijk gewor den geschenk heeft doen samenstellen. Tk zal daarop in mijn volgend kroniekje nader terug komen. J. H. DE BOIS. vadei dat toon gespreid in wat hijzelf een soortZondag neiT^ sche taal noemt. Ook daarin blijft onze dichter Wel'l zanger zichzelf gelijk: dat hij als geen ander Hol «gel" landsch schrijver van kernachtige uitdrukkingen1100'6 een gebruik weet te maken, waardoor zoo'n heejtody- relaas weer de Speenhoffsche kleur krijgt, waarl men ook uit den zin der woorden hier en daar weei typische-Speenhoffsche wijsheid puurt. Nono vertelt zijn grapjes in zeven prozaverhaal tjes die zich. maar dan niet achter elkaar, wel all korte ontspanning laten lezen, maar toch meer al: b wijsb derer To, prille tal i oom een Verlo de ge alles baar! groot Abel; Were: al di kleed Were! als b liefde op de zi onstu brenj lot is 's na, kame He Abel; de r La: verdi kloos ondei aan alles. bii r gebet Hs tc Mag een Katholiek lid zijn van de N.S.B.? Ja. Dit is de titel van een brochure uitgegeven door hel Hoofdkwartier der N.S.B. Er wordt in betoogd, dat de zeggenschap der bisschoppen volgens kerkge leerden van autoriteit beperkt moet blijven tol kerkelijke en geestelijke zaken en dat een bisschop slechts kan waarschuwen voor gevaren op gods dienstig gebied. De kerk moet het oordeel eerbie digen van hen, die de N. S. B. zien als de eenige goede nationale beweging. Het bestrijden er van kan niet geschieden om katholieke redenen of godsdienstige- of zedelijkheidsbeginselen. Aan den katholiek is het, zich te stellen voor zijn verplichtingen van nationalen en socialen en parti culieren aard en in eer en geweten zijn houding te bepalen zoo wordt in deze brochure betoogd- Ten slotte wordt gewezen op de tegenstelling, dat in Nederland vertoevende Duitschers, die lid zijn van een Nationaal Socialistische Partij (de N. S. D. A. P.) wel, doch hun Nederlandsche geloofs- genooten, lid van de N.S.B., niet tot de genade middelen der RK. kerk worden toegelaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 10