iMmsdmw
Ceza von Bolvary.]
INCASSO BANK N.V.
ALLE BANKZAKEN
Litteraire Kantteekeningen.
Ih
Nieuwe Uitgaven.
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1941'
HAARDE M'S D A GBCAD
Wij vragen Uw aandacht voor
Een merkwaardig regisseur
Hongarije schonk de wereld en zeer speciaal de
Duitsche film een veelzijdig en vooral beweeglijk
regisseur: Geza von Bolvary. die in den loop der
tijden in de studio's te Berlijn, Weenen, Praag.
Rome. Boedapest en Parijs een graag geziene gast
is geworden. Hij heeft zich zonder eenzijdigheid
op geen enkel gebied laten „vastleggen", noch door
de filmindustrie, noch door het publiek, maar er
steeds naar gestreefd een goede film te maken,
vaak met uitstekende regievondsten, maar zonder
experimenten. Von Bolvary is daar wonderwel in
geslaagd. Onder vakmenschen geldt hij niet alleen
als een zeer productief en geestrijk regisseur, maar
wellicht nog meer als iemand, die van alle regis
seurs het grootste aantal successen op zijn naam
heeft. En waarlijk niet alleen successen in com-
mercieelen zin. Het merkwaardige van zijn car
rière is, dat hij dit nu al meer dan tien jaar vol
houdt. Films als „Das Lied ist aus", „Ein Lied, ein
Kusz, ein Madel", „Liebeskommando" waren in
de eerste periode van de geluidsfilm knappe werk
stukken, die aan zijn naam een specialen klank
gaven en die hem in de allereerste rijen van de
Duitsche filmregisseurs plaatsten.
Von Bolvary begon zijn loopbaan in Boedapest
en maakte daar diverse Hongaarsche films, die wij
nooit onder de oogen kregen, doch die vol
gens zijn chroniqueurs reeds op een uitmuntend
vakmanschap en een onmiskenbaar talent voor
beeldcompositie en zin voor filmische verrassingen
wezen. Daarna kwam hij al spoedig in Berlijn
terecht, waar hij enkele fibns met een Hongaarsch
thema in scène zette. De bekendste daarvan was
„Zwischen Strom und Steppe", die alleen reeds
om de zuiver Hongaarsche sfeer opmerkelijk ge
noemd mag worden. Een latere film „Die un-
ruhigen Madchen" was zoo rijk aan ongewone
invallen, dat men Von Bolvary gaarne grooter
werk opdroeg. Een groot aantal, mest muzikale,
films bracht den vitalen Hongaar snel op het eerste
plan, zeer in 't bijzonder door zijn opvattingen
omtrent het begrip „film-operette". Von Bolvary
keerde zich bewust af van de typische film-
operette der Amerikanen en stelde daar tegenover
een soort „muzikaal film-blijspel", waarbij het op
tische en de handeling steeds hoofdzaak moesten
blijven en de muziek, zoo niet op de tweede plaats,
dan toch niet in een domineerende functie mocht
optreden. Volgens dit „recept" heeft Geza von
Bolvary een groot aantal charmante en filmisch
zeker niet onbelangrijke films geschapen. Niet al
deze films zijn in ons land vertoond, hetgeen niet
zoozeer aan de kwaliteit dan wel aan de con
stellatie van het filmbedrijf lag. „Madchenpension-
nat" en „Die Entführung" behooren hiertoe.
Later kwamen de hier wel vertoonde „Stradi
varius" en „Winternachtstraum" doch de film, die
weer bijzondere aandacht op Von Bolvary vestigde
was de Chopinfilm „Abschiedswalzer" (met Sybille
Schmitz en Wolfgang Liebene'mer), die voor dien
tijd (1934) een waarlijk modernistische ensce-
neering had.
Aan Von Bolvary werd ook de regie opgedragen
van de eerste Zarah Leanderfilm „Première" en
in hetzelfde jaar maakte hij de grappige, aan
regie-improvisaties rijke, film ..Lumpacï Vaga-
bundus" met Rühmann en Hörbigcr, waarin hij
zich, evenals in vorige films, een opvallend goed
spelleider van zijn artisten toonde. Zijn eerste
film met Paula Wessely „Julika" had weer een
typisch Hongaarsche sfeer en van zijn laatste
werken liggen „Maria Ilona" met Wessely en
Birgel en „Operabal" nog vrij versch in 't ge
heugen.
De nieuwste film van den zeer vruchtbaren
Hongaarschen regisseur is „Rosen in Tirol", een
Terra-Film der Ufa, gemaakt naar motieven van
Karl Zeller's bekende operette „Der Vogelhaendler".
Ernst Marischka (die ook de auteur van „Operabal"
was) schreef een draaiboek voor deze film, waarin
de romantische rollen gespeeld worden door
Marte Harell en Johan Heesters en waarin het
vroolijke element op zeer representatieve wijze
verzorgd wordt door Hans Moser, Theo Lingen, Leo
Slezak en Theodor Danegger Het is een zeer
leutige en dwaze geschiedenis, waarin de populaire
melodieën van Karl Zeiler, aangevuld met compo
sities van Franz Grothe, op vakkundige wijze wer
den verwerkt. Trouwens, de heele operette is in
een vrijwel volkomen nieuw gewaad gestoken, dat
beter bij de moderne geluidsfilm past dan de ro-
mantisch-sentimenteele sfeer der oude operette. De
Ufa zal binnenkort deze film in ons land uitbren
gen.
De strijd tegen een smokkelaars
bende.
Gustav Fröhlich speelt in deze film „Douane
post no. Ill" de rol van wachtmeester van een
politiecorps, dat tot taa-k heeft de dranksmokke-
larij tegen te gaan. Het verhaal speelt namelijk
ten tijde van het drooggelegde Amerika.
Luxor
KRUISWEG 59
HAARLEM
„Het masker valt".
Een film met Paul Wegener.
Op een café-terras op de Kurfürstendam te
Berlijn ziet Lena Kroning voor 't eerst den beken
den bankdirecteur Wiegant, president van de
Industriebank. Mr. Hugo Kroning, haar man
wordt dan benoemd tot syndicus van de bank en
zoodoende gelukt het
Wiegant om met Lena
in contact te komen,
die hij op het eerste ge
zicht heeft liefgokregen.
Buiten zijn medeweten wordt Wiegant dan in
een bankzwendel betrokken maar hij heeft een
uitstekend alibi, omdat hij op dat uur met Lena
samen was. Hij wil echter den naam van de vrouw
in kwestie niet noemen en zijn secretaresse weet
de situatie te redden. Wiegant komt weer vrij
terwijl de ware daders worden gearresteerd.
Gustav Fröhlich.
(Foto archief H.D.)
Een bende dranksmokkelaars onder aanvoering
van den geheimzinnigen leider, die slechts onder
„No. 1" bekend is, slaagt er in hoeveelheden drank
het land binnen te smokkelen en ln „thee"huizen
aan den man te brengen.
De broer van wachtmeester Kolk (Gustav Fröh
lich) wordt in dit thee-
Cinema
huis doodgeschoten. Hij
had als politieman een
geheime opdracht en
was reeds den aanvoer
der op het spoor. Kolk zweert een duren eed om
zijn brcer te wreken. Hy zet daarvoor zijn positiè
op het spel, en neemt dienst in het dranksmokke-
laarsbedrijf. En na veel spannende avonturen
weet hij in dit hol van den leeuw „No. I" te vin
den. En deze ontdekking is zoowel voor hem als
voor de bezoekers van de bioscoop een groote ver
rassing.
De film is zeer spannend en in onderhoudend
tempo gemaakt.
Aardig als intermezzi zijn de scènes met de
kinderen van „Franke". Menig moederhart zal
voor dit stel bengels sneller kloppen.
In het voorprogramma zien we zeer goed ver
zorgd Profilti-Tobïs en U.F.A.-nieuws.
Een filmklucht.
Frans Hals
Het in deze film bedoelde „Meisje voor Al
les" heeft een zeer romantischen inslag. Op een
portret van een vliegenier, een neef van de fa
milie, waar ze dient, heeft ze, hoewel ze hem
nooit gezien heeft, een geheele liefdesge
schiedenis gedicht. Niet op schrift, maar in
haar hartje. Ze heeft al precies in elkaar gezet,
hóe ze hem de deur zal openen, hóe ze hem zal
aankijken, wat hij dan zal zeggen en dan zij
weer. O, het is alles
even mooi en idyllisch.
Natuurlijk komt het
geheel anders uit, dan
ze zich had voorge
steld. Hij ziet haar niet eens, de rozen, die ze
voor zijn on vangst had neergezet, worden aan
de zuster van mevrouw toegeschreven. Het
dreigt een heel drama te worden en het kleine,
temperamentvolle kamerkatje neemt haar toe
vlucht tot anonieme brieven, die hem vertel
len van „Isabella, die hem zoo bewondert en die
hem zoo lief heeft!" Wanneer we eenmaal zoo
ver gevorderd zijn, dat zij toestemt hem te ont
moeten, begrijpen we meteen dat dit het begin
van de zotste verwikkelingen moet worden. Die
blijven dan ook niet uit. De moeilijkheden wor
den nog ingewikkelder, wanneer Mr. King, een
Amerikaan en de chef van ..Isabella's" mijnheer
op Isabella verliefd wordt.
Het wordt zoo'n enorm warnet, dat het wel
lijkt of er niets meer van terecht kan komen,
maar het mooie van het geval is dat ieder den
man of de vrouw krijgt, die haar of hem toe
komt.
Er zijn tal van grappige momenten in deze
film. Het spel van R. A. Roberts is opvallend
goed.
,De baas in eigen huis"
Rembrandt
Paul Wegener.
(Foto archief H.D.)
Voor alles is het Paul Wegener die als bankier
Wiegant met zijn prachtig ingetogen spel het
witte doek beheerscht en Hilde Weissner als zijn
partnerin doet niet voor hem onder. Wiegant die
aanvankelijk er maar alleen op uit was om geld
te verdienen ziet tenslotte in dat geld niet alles
te en geluk meer beteekent in het leven.
Wie zich Hans Moser voorstelt zal zich moeilijk
kunnen indenken dat dit oubollige manneke ooit
de baas in huis zal kunnen worden, maar deze
rolprent bewijst dat wel anders. Hij zwaait zijn
scepter als pensionhouder en wie hem al de in
terne kwesties ziet bedisselen, moet toegeven dat
hij, ondanks zijn eigenaardigheden, niet alleen
le kwaliteiten van
.Tuisbaas, maar ook die
/an den baas in huis
<an tentoonspreiden.
Het is overigens wel
een interessante verzameling pensiongasten, die
Hans Moser, hier Bader genaamd, heeft gehuis
vest. Eenigen hunner behooren tot de tooneel-
wereld en zooals meer in die omgeving voorkomt
ontbreekt het hun wel eens aan de noodige con
tanten om den pensionprijs te betalen. Ook dat
bezorgt Bader heel wat hoofdbrekens. Er is een
ander heerschap, dat in het geheel niet betaalt
en er zich zelfs op toelegt anderen van hun duit
jes af te helpen. Die meneer geeft zich uit voor
astroloog en spiritist, maar is in werkelijkheid
niets anders dan een sluwe bedrieger. Hij is geen
gemakkelijke tegenstander voor Bader, maar ten
slotte moet ook hij voor de vindingrijkheid van
den huisbaas zwichten. Bader doet nog veel be
langrijker werk: mede door zijn medewei-king
komt een verbond-voor-het-leven tusschen twee
jonee menschen tot stand.
Het. behoeft geen betoog dat Hans Moser's op
treden voortdurend'de grootste vrooltjkheid ver
wekt. Een van zijn vreemdste creaties is zeker wel
zijn ongewenscht verschijnen als de geest van
Napoleon op een séance van den spiritist-op
lichter.
Behalve Hans Moser spelen in deze film o.a.
Maria Andergast. Leo Slezak. Paul Hörbieer en
Hans Junkermann mede.
Ir. het voorprogramma is een leerzaam filmpje
over het courantenbedrijï opgenomen.
SAFE-DEPOSIT
(Adv. Ingez Med
Johanna, de vrouw van Bismarck
De staatsman Bismarck, wiens genie voor de ko
mende generaties steeds weer het voorwerp der be
langstelling en bewondering zal zijn, %vas de man,
die door zijn politieke begaafdheden, van het ver
deelde Duitschland een eenheid wist te scheppen.
Historici en literators hebben in hun werken een
monument van hem opgericht, waarin zij Bismarck
beschreven als politicus en als „menseh".
De film behandelt de figuur van Bismarck in de
belangrijkste episoden uit zijn veelbewogen leven
en zal binnenkort door Tobis in Nederland worden
uitgebracht.
Als met maohtige penseelstreken geeft de auteur
de mét spanning én strijd geladen atmosfeer uit de
jaren 1862 weer.
Paul Hartmann vertolkt de rol van den IJzeren
kanselier" en Kathe Haack is in deze film de vrouw
van Bismarck. Deze vrouw is aan de mensehheid
bekend geworden door haar vele gepubliceerde
brieven.
Toen indertijd de „onbezonnen" Bismarck, Jo
hanna von Puttkammer naar het altaar geleidde,
had geen van beiden er eenig vermoeden van hoe
gelukkig deze verbintenis zou worden. Het was
geen lichte taak dezen man tot echtgenoote en ka
meraad te zijn. Deze man, wiens wezen werd ge
kenmerkt door zijn groote veelzijdigheid, zijn fan
tastische denkbeelden en nooit aflatende energie,
was zeer moeilijk te begrijpen. Slechts een vrouw
als Johanna kon zich bij dezen mensch aanpassen
en ondergeschikt maken, om echter toch in stilte
zijn werk ten goede te kunnen beïnvloeden.
In Bismarck streden vele gevoelens om den voor
rang. Haat. hardheid en nuchtere cijferkunst gin
gen geDaard aan een warm geloof aan God. Het
was niet gemakkelijk voor haar zijn enthousiaste
Dlannen te volgen en hem als er moeilijkheden te
overwinnen waren, met warme teederheid terzijde
te staan.
Alleen het diepe geloof van de vrouw, die haaT
man boven alles lief heeft, was hiertoe in staat en
wiste vele moeilijke uren voor haar te verlichten
Van de groote liefde, die Bismarck zijn vrouw
toedroeg, geven vele brieven bliik, die hii bijna da
gelijks schreef, als hij van haar gescheiden was
..Mein geliebtes Herz" luidde bijna altiid de aan
hef van zijn brieven, waarin hij al zijn zorgen,
twijfel en moeilijkheden met haar besprak. Zij/ de
bescheiden ongekunstelde vrouw was voor dezen
man, die tegen een wereld van intrigues moest
strijcen en door zijn tegenstanders gevreesd en ge
haat werd, het kostbaarste kleinood dat hij bezat.
De eerste en laatste smart, welke zij hem bereid
de. was toen zij voor eeuwig de oogen sloot.
De griize vorst vereenzaamde na haar verschei
den. omdat het leven zonder Johanna „sein gelieb
tes Herz". geen waarde meer voor hem bezat
OflRDOPP.-CROENTE -VLEESCH
EEN REEKS VPN SCHOTELS. OVERTREFf
QllES' GEEN FOOIEN. BEDIENING 10%
(Adv. Ingez .Med.)
Lezing over Karei van de Woestijne.
Op veelvuldig verzoek hield de litterator C.
Schneider in besloten kring te Haarlem een voor
dracht over den grooten Vlaamschen dichter en
voortreffelijken essayist Karei van de Woestijne
bij de herdenking van zijn 12e sterfjaar.
Na door den heer Pieck te zijn ingeleid betoogde
de heer Schneider, dat de helaas te vroeg gestor
ven Vlaming voor velen nog te zeer „un auteur
difficile" moest worden genoemd. In de opvatting
van de tachtigers kent hij evenals dezen slechts
zinnelijke schoonheid, maar meestal ln de hoogste
spanning van zijn rijke verbeelding, in fijnge
voelige verzen geopenbaard. In ontroerende ge
dichten spreekt hij zijn diepe zielesmart uit van
den strijd tegen de zonde. Echter zéér ten onrechte
wordt zijn individualistische poëzie „moeilijk en
duister" genoemd. „Slechts bij hooge uitzonderin
gen", zoo vervolgde de heer Schneider, „is Van de
Woestijne duister en moeilijk te begrijpen en
alleen daar is hij niet op zijn best: dan is hij ge
wrongen op het rhetoricale af; zijn zinsbouw is
dan ietwat hortend, zijn gedachtengang wel
haast onnaspeurbaar. Maar dit zijn „les defauts de
ses qualités". Die kleine kant is de afschaduwing
van zijn héél grooten kant. die eenvoudig prach
tig en meesterlijk is!
Niemand in onze letterkunde, sedert Vader
Gezelle, heeft zulke door den geest gedrenkte
kunst voortgebracht.
En laat zijn werk maar verder voor hem spre
ken! Want door dat in ons op te nemen, met het
inzicht om deelachtig te worden aan dit sublieme
zieleleven. maken wij ons zelf schooner en rijker"
De heer Scheider gaf eenige biografische bij
zonderheden Van de Woestijne werd 10 Maart
1878 te Gent geboren, waar zijn vader, een ern
stig, ingekeerd mensch, een koperslagerij had
In zijn vrije uren hield hij zich bezig met.wis
kunde en mechanica. Daarom meende zijn be
gaafde zoon Karei zijn fantasie van moederszijde
geërfd te hebben en wel van haar vader, een van
de zeven broers, die steeds in verzen met elkaar
spraken. Op zijn tweede jaar kreeg Karei reed.1
onderwijs, een jaar later las hij al en op zeven
jarigen leeftijd had hij al stapels boeken gelezen
en op zijn 12e jaar een heele bibliotheek! Hij ver
slond rijp en groen: Homerus en.... Jules Verne.
Pascal en Paul de Koek.
Op dien leeftijd versehenen ook zijn eerste pen-
nevruchten: gedichten, zij het dan in gebrekkip
Vlaamsch, want het Fransch zou hij eerst op he1
Alhenaeum gaan leeren. Hier is hij eerst met har'
en ziel Flamingant geworden.
De Gentsche luchtdruk deed hem weinig goed
reden waarom hij later naar St. Maertens Laethem.
het schoone dorpke aan de virgiliaansche Leie ver
huist. Spoedig vond hij geestverwanten bij de
„Van nu en straks'ers". In dit tijdschrift maakt hii
voor het eerst kennis met Prosper van Langen-
donck en ziin verzen, nadat hii reeds een jaar op de
„Nieuwe Gids" was geabonneerd geweest en hii
al de verzen van Willem Kloos eigenhandig had
overgeschreven.
Te Laethem woonden reeds eenige artisten o.a
Varelius de Saedeleer en George Minne, de
beeldhouwer, bij wien Gustaaf, de broeder van
Karei in de leer gaat.
Over het latere leven van Karei zijn de inlich
tingen vrij schaarsch. Zijn productiviteit evenwel is
groot: zoowel proza als poëzie. In 1920 wordt hij
hoogleeraar aan de boogeschool te Gent, in plaat'
van prof. P. Frédérïcq.
Vervolgens gaf de heer Schneider een korte doch
goede documentatie over het werk van den kun
stenaar en declameerde o.a. gedichten uit He'
Vaderhuis, de Gulden Schaduw. Interludiën, Df
mo'ddedren man en Het zatte hart.
Spreker eindigde zijn interessante lezing mei
de wöorden: „Wij bezitten in het werk van Kare
van de Woestijne een kostbaarheid, waar wij dar
aan dag de dankbare genieters van zullen zijn"
De heer Pieck dankte hem namens het aandach
tige auditorium en verzocht hem dit seizoen nog
een datum vast te stellen om te spreken over
den persoon en het werk van den Vlaming Stijn
Streuvels, uit de critisch-literaire beschouwingen
van den heer Schneider.
WEEK- A BONNEMENTEN
dienen uiterlijk Woensdags avond?
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE
De Haarlemsche schilder
H. J. Wesseling zestig jaar.
Woensdag 26 Februari wordt de schilder Wesse
ling zestig jaar. Hij ziet er niet naar uit en is een
treffend bewijs er voor, dat voor een levenskrach
tig kunstenaar die bereikte leeftijd misschien een
terugblik naar het voorbije wettigt, naar nimmer een
afsluiting eener levensbezigheid beduidt. En bij
Wesseling is dat zeer zeker niet het geval. Hij
staat, misschien juist nu, pas midden in zijn werk
en kan nog velerlei presteeren. waaraan de rijpe
vruchten van een ernstig, werkzaam leven zich
doen kennen.
Voor een terugblik eigent zich zulk een geboor
tedag echter wel, omdat de aanstaande jubilaris
het nu niet altijd bepaald gemakkelijk heeft gehad
en er veel water door het Spaarne is moeten vloeien
voor hij bereiken kon, wat hij thans bereikt heeft.
Zijn aanleg bezorgde hem weliswaar reeds vroeg
een plaats op de Haarlemsche Kunstnijverheids
school, waar hij vooral in het decoratieve werk
massa's technische kennis kon opsteken, doch aan
zijn hartewensch: door te gaan als kunstenaar en
de Academie te bezoeken, kon niet voldaan wor
den. Zooals dat meer gaat werd hij al spoedig door
zijn vader vriendelijk doch met aandrang uitge-
noodigd, bescheiden bij te dragen in de kosten van
de huishouding en eenig loonend werk te zoeken.
Die vader deed dat natuurlijk ook niet voor zijn
plezier, maar H. J. begreep het en vond, gewapend
met de op de Kunstnijverheidsschool opgedane
kundigheden, een plaats op de bekende ateliers
voor kerkelijke kunst van den heer Loots.
Daar is hij jaren werkzaam
gebleven, is er van aankomelïng
tót eersten assistent opgeklom
men, is getrouwd en heeft een ge
zin gesticht totdat en dat moet
in 1914 geweest zijn zijn drang
naar vrijen arbeid hem te machtig
werd en hij het ateliers werk er
aan gegeven heeft. In zijn om-
stand igiheden was dat een daad
van durf en moed, daar de wis
selvalligheid eener artisten-car-
rière zelden door een man en
varier verkozen wordt boven wat
men een „vaste baan" pleegt te
noemen. En ik geloof niet dat
Wes: eling van zijn besluit spii'
heef< gehad, al zijn hem zwarte
jaren niet bespaard gebleven
Daarop zijn echter weer betere
tijden gevolgd, vooral toen hij
als portrettist naam begon te
maken. Aan die portretten stelt
hij. boven een briljante penseel
streek of vlammende kleur
eersl den eisch eener wel ver-
antv. -orde teekening en eene;
goede gelijkenis, waardoor ze
bijna zonder uitzondering aan
de opdrachtgevers voldoen, zonder als kunstwerk
den ernst der uitvoering te schaden. De portretten
der laatste drie Haarlemsche bisschoppen die Wes
seling werden opgedragen bewijzen het vertrou
wen, dat men in zijn kunde en werkopvatting stelt.
Doch tegelijkertijd heeft men op tentoonstellingen
van Kunst zij ons Doel kleinere werken en aan
zetten kunnen ontmoeten, zoo losjes-weg en voor
eigen plezier door den schilder op het atelier ge
maakt, waarin hij zich kon laten gaan en wel de
gelijk de kleur van hartstocht vol was en de streek
vol onbevangenheid. Dat het schilderen van figuur
iemand als Wesseling aantrekt spreekt wel van
zelf. De guïtaarspeler, die deze regelen vergezelt,
kan er van meepraten. Houding van het lichaam,
gelaatsexpressie, beweging der vingers, het is al
les serieus bekeken en in beeld gebracht en ook
hierin heeft de kleur haar qualiteiten.
Voor de lezers van dit blad heeft Wesseling jaren
lang typische oude stadsbrokkeh en gevels getee-
kend. Dat het topografische daarin op den voor
grond moest komen, heeft den schilder niet belet
bii wijlen het onontkoombaar droge door een sier
lijk bijkomstigheidje te verzachten en er dusdoen
de de artistieke blaadjes van te maken, waarvan
een keuze-tentoonstelling indertijd in de zaal van
de Hoofdwacht op de Groote Markt werd inge
richt.
Minder bekend zijn Wesseling's krijtstudies naar
model, voorstudies voor portretten en andere pic
turale notities in zwart-en-wit. Schrijver dezes ken
de daar tot vandaag ook niet veel van. Doch voor
zijn gevoel zitten in een groot aantal dier bladen
in portefeuille elementen eener artistieke gevoelig
heid die niet alleen verrassend zijn, maar tevens
de meening kunrnw steunen, dat deze zestigiarige
allicht nog bronnen aan gaat boren in onontgonnen
terrein. En waarom ook niet! De man van zestig is
in den modernen tijd pas veertig. En die van veer
tig heeft nog een gansche toekomst voor zich.
J. H. DE BOIS.
Julia de Beausobre. Een mensch
overwon. Vertaling van M. L
van RijnberkHoleman. Zeist
Uitgeverij Ploegsma.
Een Russische vrouw uit hoogere kringen vertelt Al
in dit uitstekende boek een stuk van haar leven 6enl€
dat in afzondering, gevangenschap en dwangarbei; de
werd doorgebracht. Daar zijn, vooral na de Rus <>nSe!
sisehe revolutie, meerdere boeken over geschreven Heloi
boeken die men in spanning en meestal met af e°m
grijzen gelezen heeft. Dit is anders. beid,
De schrijfster heeft die periode van haar levei ft'ees
wij mogen tenminste wel aannemen dat he cnSei
haar eigen leven geldt en het verhaal geen fictie i doen
in vier episodes gesplitst: die der eenzame op *Ün 1
sluiting, der celstraf tezamen met anderen, die vaiiwaa
het concentratiekamp en tenslotte die van het vrjj
gelaten zijn. doch dat in den zin van weerloos
vogelvrij zijn in een vijandige omgeving, waarui
zij met moeite en door hulp van buiten uiteindeüjj
ontsnapt.
Haar misdrijf? Zij wordt ervan verdacht me
haar man in een contra-revolutionnaire beweginj
de hand te hebben gehad, althans in staat te ziji
daarover inlichtingen te verschaffen, die tot mee:
strafoefening leiden kunnen. Een en ander zoi
nu als verhaalstof niet zoo heel bijzonder zijn en i
dan ook inderdaad al op velerlei wijze in de litte.
ratuur binnengevoerd. Doch 't bijzondere in dit geva
is dat de lezer nergens op gruwelverhaal of politie
listigheid onthaald wordt doch dat voor Julia df
Beausobre onder alle omstandigheden de eenigi
vraag blijft: „Hoe behoud ik door al deze kwel
lingen heen mijn zuivere menschelijkheid, hoe be
hoed ik mij voor verzwakking mijner geestelijk!
vermogens, hoe blijf ik eerlijk tegenover mijzei
en de rest?"
Soms blijkt de strijd, dien zij te voeren heeft
boven haar krachten te gaan, maar dan herstelt zi
zich weer en vindt de kracht terug verder te duldei
en. af te wachten. Een religieuse levenshoudin
wordt bij deze vrouw door een scherp intuïtief ver a
stand ondersteund en dat maakt haar doen eif r
laten in de vreemde omstandigheden, waarin heieu®c
lot haar gebracht heeft, zoo afzonderlijk van he®ez1/
al meer vertelde, dat haar boek in plaats van een^00.
tonig te zijn voortdurend nieuw uitzicht op haawaar
wezen en haar strijd geeft. En tenslotte is zij he'iaar
die wint. „Een mensch overwon" zooals de Hol kelfn
landsche vertaling geheeten is. Er is niet ver£arei
meld uit welke taal de Hollandsche vertaling ge ,a"
nomen is. Ik vermoed uit het Fransch en vim Pr'
dan dien Hollandschen titel nog kerniger dan d
Fransch: La femme qui ne pouvait pas mouri f®1/?
(de vrouw die niet sterven kon). Want dit bijzon p
dere boek heeft al edities in het Fransch, Duitse!
en Engelsch beleefd en heeft die opmerkzaamheii 1
verdiend door de overwinning, die een zuiver ziele "es,'u
en gedachtenleven tenslotte behaalde. Julia den,
Beausobre schrijft bovendien soms prachtige inter
mezzo's. Wanneer zij bij wijlen door haar plager |^!az
met rust gelaten wordt, verdroomt zij haar herin
neringen aan de reizen met haar man, hun leveiDf
(Foto de Haas)
Se
aleer
in Samarkand of ze vertelt zichzelf een sprookji
zooals de fijne Perzische liefdesgeschiedenis
Leïlah en Mejnoun, die de lezer op blz. 6065 vinJ
den kan. Als mensch is Julia de Beausobre
zeldzaam fijne geest, als schrijfster een artiste.
P. H. Muller. Nederlandsche Histori nees;
dichten. Amsterdam. Bigot en Vaq jn
Rossum. ,ebb(
De geschiedenis van ons land en volk word&ou z
weerspiegeld in de poëzie. Het gelegenheidsgedich lenze
neemt in de vaderlandsche letteren een omvang jjens
rijke plaats in. Uit die veelheid een keuze te doei a di:
vereischt een eveneens omvangrijke kennis en eei Wa
gelukkige hand. Bij de samenstelling dezer bloem gntw
lezing waren beide aanwezig, al za! in zulk geva byna
de persoonlijke voorkeur van den samenstelle; telijk
steeds zijn stempel op het geheel drukken. In dezes \ertr
bundel is in ieder geval naar een breede onpaf
tijdigheid gestreefd en daarbij de litteraire waart Hme
van het vers als belangrijke factor beschouwd, b A/er
samensteller vond een uitgangspunt in den stvijk'oltrt
om de hervormingsideeën in de zestiende eeuw naar
(Weyntjen Claes, 1527) doorloopt den tachtigjari ,ijvei
gen oorlog, de zeventiende en achttiende eeuwen ei uren
neemt van de negentiende een aantal meer ge-Jpel
moedelijke, minder krijgshaftige tijdszangen oi jeere
waarna hij tenslotte tot onzen tijd geraakt :eer
waarin de opkomst van nieuw levensinzicht (socia iem
lisme) en herleefde begeerten (wereldvrede) dich pan
ters als Gorter en Muus Jacobse om slechts die t^eker
noemen welke hier vertegenwoordigd zijn inspiflen 1
reerden. De bundel, die naast een enkel overbekendbetoo
gedicht overwegend veel onbekends bevat sluit, menufti/
bet Nieuw Nederlandsch Lied van Anton vanjvloeic
Duinkerken, uit 1940. heder
Het keurig verzorgde deeltje slechts een flesve
enkele drukfout bleef onopgemerkt verscheel jiie ai
n de Kolibri-reeks van bovengenoemde uitgevende h
Nono. „Zeven". Amsterdam. Bigot e
Van Rossum.
J. H. Speenhoff. Drie jonge schilder
liefd
en v<
Wat
in een Vrachtauto. De Uilenreeks beide
zelfde uitgevers. en H
Om voor vandaag met een paar vroolijke schrijvers t(f>nlm
besluiten mogen Nono en Speenhoff de staart de:mr"'
aankondigingen vormen. In dit geval gaat het dtu
alvast niet op, dat in de staart het venijn schuil ^eer
(in cauda venenum), want beide auteurs staarontvc
juist in den roep, veel zwaarwichtigs in de littera Van
tuur onzer dagen met het tegengif hunner opgefen-,
wektheid te neutraliseeren. Den een gelukt di
meer dan den ander en zeker hebben beiden hunm
verdiensten op het eigen terrein. Speenhoff heef
op amusante wijze een verhaal uit de Holla ndschi100"-
bohème bij elkaar gerijmd, waarin veel vrnolijk
heid bij eten en drinken en zalig zijn wordt ten
Wa
vertr
Ve:
op te
het h
tijdschriftverhalen zullen voldoen dan gebundeld
Voor het laatste zijn* 20 naar den geest te weinij
gevarieerd. Misschien komt het ook daardor.r dal
ik het eerste verhaal, dat van den tuinierende
pensionneerde, het geslaagdst vond.
Den volgenden Zaterdag begint in ons land
de boekenweek 1941, waarvoor de Vereeniging
van den Boekhandel weer het gebruikelijk gewor
den geschenk heeft doen samenstellen. Tk zal
daarop in mijn volgend kroniekje nader terug
komen.
J. H. DE BOIS.
vadei
dat
toon gespreid in wat hijzelf een soortZondag neiT^
sche taal noemt. Ook daarin blijft onze dichter Wel'l
zanger zichzelf gelijk: dat hij als geen ander Hol «gel"
landsch schrijver van kernachtige uitdrukkingen1100'6
een gebruik weet te maken, waardoor zoo'n
heejtody-
relaas weer de Speenhoffsche kleur krijgt, waarl
men ook uit den zin der woorden hier en daar weei
typische-Speenhoffsche wijsheid puurt.
Nono vertelt zijn grapjes in zeven prozaverhaal
tjes die zich. maar dan niet achter elkaar, wel all
korte ontspanning laten lezen, maar toch meer al: b
wijsb
derer
To,
prille
tal i
oom
een
Verlo
de ge
alles
baar!
groot
Abel;
Were:
al di
kleed
Were!
als b
liefde
op
de zi
onstu
brenj
lot is
's na,
kame
He
Abel;
de r
La:
verdi
kloos
ondei
aan
alles.
bii r
gebet
Hs tc
Mag een Katholiek lid zijn van de N.S.B.? Ja.
Dit is de titel van een brochure uitgegeven door hel
Hoofdkwartier der N.S.B. Er wordt in betoogd, dat
de zeggenschap der bisschoppen volgens kerkge
leerden van autoriteit beperkt moet blijven tol
kerkelijke en geestelijke zaken en dat een bisschop
slechts kan waarschuwen voor gevaren op gods
dienstig gebied. De kerk moet het oordeel eerbie
digen van hen, die de N. S. B. zien als de eenige
goede nationale beweging. Het bestrijden er van
kan niet geschieden om katholieke redenen of
godsdienstige- of zedelijkheidsbeginselen.
Aan den katholiek is het, zich te stellen voor zijn
verplichtingen van nationalen en socialen en parti
culieren aard en in eer en geweten zijn houding te
bepalen zoo wordt in deze brochure betoogd-
Ten slotte wordt gewezen op de tegenstelling,
dat in Nederland vertoevende Duitschers, die lid
zijn van een Nationaal Socialistische Partij (de N.
S. D. A. P.) wel, doch hun Nederlandsche geloofs-
genooten, lid van de N.S.B., niet tot de genade
middelen der RK. kerk worden toegelaten.