4
FLITSEN
Eigenaardigheden
ae'nAkkertje jz
IN DE TRAM.
1
De Kerkklokken.
Over boeken
.Gevaarlijke Mist!
RIJD AG 28 FEBRUARI 194T
TT A A R T: E M'S D A G B L' A15
in Haarlem en omgeving
Over de St. Bavo loopen eenige legenden. Een
aarvan heeft betrekking op een grafsteen die
lak voor het koor ligt.
Vroeger was het algemeen dat in de kerk be-
raven werd, vooral in de steden waar geen hoven
de kerk gevonden werden. Te Haarlem is on-
eveer een eeuw geleden een einde gekomen aan
et begraven in de kerken.
Grafsteen in de St. Bavo te Haarlem.
(Foto De Haas)
Aan den grafsteen waarover de legende gaat is
iets bijzonders te zien, alleen een koperen plaat.
Iu liep indertijd het verhaal dat daar een jongen
egraven lag die zijn moeder geslagen had. Dat
•as natuurlijk erg ondeugend. Zijn straf was dat
e hand waarmee hij geslagen had bo^on zijn
raf groeide. Om daaraan een einde te maken zou
ien besloten zijn het gat in den granieten steen
raardoor de hand stak af te sluiten met een
irare koperen plaat.
Het is een feit dat die plaat op den grafsteen
evonden wordt, maar. er zijn meer grafsteenen
iet zulke platen. Die platen dienden om aan te
ondigen wie er begraven was.- doch in don loop
er eeuwen is die inscriptie verdwenen. Hoeveel
uizenden, milioenen voeten hebben over de zerken
i de platen geschuiveld?
De kerkvoogden zijn natuurlijk overtuigd dat de
■gende op puur verzinsel berust, want er is nog
een college geweest dat er toe is overgegaan die
laat te verwijderen om eens te kijken of er een gat
nder zit.
Maar de legende blijft te Haarlem voortleven,
ij is een argument in den mond van moeders die
ndeugende kinderen moeten vermanen.
REMATIE H. E. VAN SWINDEN KOOPMANS.
In grooten eenvoud heeft gistermiddag op
Vesterveld de crematie plaats gehad van het
loffelijk overschot van den gep. majoor-tit.. der
rtillerie H. E. van Swinden Koopmans, alhier
iverleden. Met de familieleden waren enkele
rienden meegekomen, waarbij de gep. majoor
J. Bruijn te Bloemendaal.
De zoon van den overledene heeft enkele
joorden gesproken en zijn vader dank gezegd
oor alles, dat hij voor de kinderen was geweest.
Daarna heeft ook de schoonzoon, de heer M. H,
diaringbould te Bilthoven woorden van dank
(sproken.
De organist speelde een Andante van Verhelst
n bij het dalen van de kist Andante van Men-
elssohn. De zoon dankte voor de belangstelling.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Inlichtingen aan het Bureau van Politie Smede-
traat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13
ur.
Armband, Rusman, Spaarnhovenstraat 9; Oor-
Bureau van Politie, Smedestraat,; Bril,
oosens, Brouwerstraat 21: Schooletui m.ï., v.
Punnik, Sterreboschstraat 78; Vergrootglas, Len-
eünk, Parklaan 76 rood: Handschoenen, Ligtvoet,
lollandslaan 14; Schildersjas, Saarloos, Oranje-
oomstraat 87; Mes Bakkei-, Acaciastraat 68; Por-
emonnaie m.i., v. d. Lugt, Groote Houstraat 4;
dem, idem, Verkerk, Nijlstraat 27; Ring, Zwier,
!anifatenstr. 6; Schaatsen, v. Leeuwen, Meeuwen-
Iraat 78; Vlaggetje, de Haan, Heerensingel 93;
iteunzool, Zwier, Gasthuislaan 46.
Koortsig föS
(Adv. Ingez Med.)
Dc opbouw werkzaamheden langs de groote
kieren worden met kracht voortgezet. Een
imateur-duikster beproeft het vreemde pak.
(Foto Het Zuiden)
Het aardig wederzien.
Het is een dag zooals er zooveel zijn: met grauw,
guur weer en af en toe stroomende regenbuien.
Natuurlijk heb je in de stad den wind altijd tegen,
bij iederen hoek kletst het water in je gezicht.
Maar eindelijk zit ik in de tram, warm inge
pakt, want hij is vol. Tenminste bijna. Bij een
halte stapt een dame in met een jongen man, en
vindt schuin tegenover me met eenige moeite een
plaats.
De jonge man loopt fier de tram door en posteert
zich met zijn rug tegen het voorbalcon. Het is een
kwiek mijnheertje met lichte regenjas, zijden shawl
en beige doekhoed.
De tram dreunt verder; wij zitten slaperig uit
te kijken of verlammen tot loom nietsdoen.
Plotseling klinkt een scherpe stem: Mevrouw,
bent u 't werkelijk?
De laatst-ingestapte dame knikt en lacht vrien
delijk naar een oudere grijzende mevrouw, een
paar plaatsen van me af. De grijzende mevrouw is
opgetogen en begint een gesprek.
„Hoe maakt u het, goed?"
De aangesprokene knikt en zegt zacht: „Goed,
dank u".
„En uw man?"
„Hij is erg ziek geweest, maar nu veel beter".
„Wat zegt u? Ik versta u niet".
De mevrouw tegenover mij herhaalt het iets
harder.
„Zoo zoo. Ach, dat is heel wat jaren geleden,
dat ik u sprak. Mijn nichtje Fietje is net ge
trouwd, weet u dat?"
„Met een ingenieur, ik heb 't gehoord".
Heel luid klinkt 't nu: „Ja, met een dokter, van
heel goeie familie. Ze is erg gelukkig".
De volle tram kijkt even op naar de beide dames.
De dialoog wordt voortgezet.
„En hoe is 't met uw zoon?"
„Best. Hij is er ook." (Mevrouw lacht en maakt
haar oude kennis op den jongen veroveraar attent.
Ze is nog steeds vriendelijk.)
Het grijze hoofd buigt zich naar voren en knikt
hartelijk naar den jongen man: hij, zwierig en wel
levend, licht zijn hoed en groet terug.
„Och, wat is hij groot geworden! Wat een knappe
jongen!"
Er klinkt bewondering in haar woorden. De
tram richt nu aller oogen op den knappen jongen,
die quasi onverschillig zijn kraag opzet en in de
ruimte tuurt. Zijn moeder moet ineens iets hoog-
noodigs in haar taschje zoeken.
Dan klinkt weer keihard de stem: „Hij is al
heelemaal volwassen. Ik herinner me hem nog zoo
goed als kleine peuter, van een jaar of vijf. Het
was zoo'n lieve jongen om te zien".
De tram begint het een interessant gesprek te
vinden: de „lieve jongen" wordt kennelijk on
rustig. Zijn moeder antwoordt niet, zoekt in haar
tasch.
De stem gaat door: „Hij kwam dikwijls bij me.
dan wilde hij altijd een bepaald soort koekje heb
ben. Hij was toch zoo dol op die koekjes, ver
bazend".
De jongeman in de z%vïerige lichte jas wordt
vuurrood, nu zijn snoeplust zoo aan de groote
klok wordt gehangen. Hier en daar klinkt een
onderdrukt gelach uit de passagiers.
„En hij had altijd zulke snoezige truien aan. Die
maakt zijn kinderjuffrouw, nietwaar?"
De mevrouw tegenover me knikt geërgerd en
draait zich van haar af.
,,'t Was zoo'n aardig meisje, een blondje, 't Leek
De grootste besparing op Uw
stroomrantsoen verkrijgt U door het
gebruik van de beste en zuinigste
lampen ooit door Philips vervaardigd:
PHILIPS
(Adv. Ingez .Med.)
een beste. Uw zoon was ook echt op haar gesteld,
hij hield van'haar. Ze kwamen iederen dag langs
mijn huis, als ze hem naar school bracht. De kleu
terschool, weet u nog?"
En dan richt ze zich rechtstreeks tot de uit de
kluiten gewassen kleuter en roept: „Weet je nog,
dat je een keer zoo gevallen bent en zoo vreeselijk
huilde? Toen heb ik...."
Maar op dat kritieke moment loopt het voor
werp van haar lieve herinneringen, bleek van er
gernis en woede, naar den uitgang, grijpt in 't
voorbijsnellen zijn moeder bij den arm en zegt
gebiedend: „We moeten er hier uit". Zijn fierheid
en zwier zijn verdwenen. Zijn mond trekt pijnlijk,
de hoed zakt diep over zijn oogen. In den gutsen
den regen verdwijnen moeder en zoon uit ons ge
zicht.
Dan barst de tram in een algemeenen schater
lach uit.
De grijze mevrouw zwijgt, verwonderd.
M. S.—v. G.
AGENDA
Heden:
VRIJDAG 28 FEBRUARI.
Gemeentelijke Concertzaal: Ledenconcert H.O.V..
6.45 uur.
Frans Hals Theater: „Huwelijk op afbetaling".
2.30 uur.
Luxor Theater: „Grenspatrouille", 2.30 tot 7.30
uur doorloopende voorstelling.
Rembrandt Theater: „Kora Terry", 2.30 tot 7.30
uur doorloopende voorstelling.
Palace: „Ave Maria", van 2 uur tot 7.30 uur
doorloopende voorstelling.
Frans Hals Museum: Tentoonstelling van schil
derijen en teekeningen, 115 uur.
ZATERDAG 1 MAART.
Stadsschouwburg, Wilsonsplein: Kindermatinee
door de leerlingen der school van Mevr. Ruth
Tobi. 2.30 uur.
Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en
des avonds.
Frans Hals Museum: Tentoonstelling van schil
derijen en teekeningen, 115 uur.
No. 241
De deken
1. Kijkt naar moeder
terwijl ze hem instopt en
de kamer uitgaat.
Z. Eerste taak is om die
dekens kwijt te raken.
3. Het gaat niet zoo ge
makkelijk als anders.
4. Hij zal er zijn handen
ook bij moeten gebruiken.
5. En nog wil het niet
lukken.
6. Dan moet zijn rug
maar in actie komen.
7. Aha, ze heeft ze vast
gespeld.
8. Nou goed, dan zal hij
er eenvoudig uitkruipen.
9. Zoo, nu kan hij ten
minste prettig gaan
slapen.
(Adv. Ingez .Med.)
Er zijn thans van overheidswege bepalingen ge
maakt over het luiden van kerkklokken. Tot
heden golden daarvoor geen regelen, wat tenge
volge had dat ongemerkt oude toestanden, die
:een reden van bestaan meer hadden, bestendigd
bleven.
Vooral bij de Ned. Herv. kerken op het platte
land werd, wat het luiden der klokken betreft,
nimmer één lijn gevolgd. Er zijn dorpen, waar de
klok der kerk een half uur vóór den aanvang
van de godsdienstoefeningen haar bronzen stem
liet hooren, om dan opnieuw te klinken 5 minuten
vóór de dienst begon. In andere kleine gemeen
ten werd ,,'t eerste gelui" gehoord één uur voor
de kerkdienst begon en er waren zelfs gemeen
ten, waar de koster anderhalf uur vóór den aan
vang van de godsdienstoefening het klokke touw
in de hand nam, om de galmende tonen tot ver
over de landen te laten klinken.
Dit laatste wordt vooral veel waargenomen in
Brabant, maar óók was het gebruikelijk in Weesp.
De oorzaak hiervan moest gezocht worden in den
verren afstand, welke dorpelingen moesten af
leggen, alvorens zij de kerk bereikt hadden. Het
klokgelui deed dienst als waarschuwing, dat men
zich gereed moest maken, om den langen weg
naar de kerk af te leggen. In Weesp dateerde het
gebruik van het klokluiden anderhalf uur vóór
kerktijd uit vroegere eeuwen, toen er nog geen
gemeente Weesperkarspel bestond, maar de ver
spreid liggende woningen ressorteeerden onder
,,'t Kerspel", dat kerkelijk ook onder Weesp be
hoorde.
Blijkbaar was het horloge bij onze voorouders
nog niet algemeen in gebruik en vond men het
daarom wel gewenscht, door de klok van den
toren er aan herinnerd te worden, dat men zich
reisvaardig moest maken, om ter kerke te gaan.
In den tegenwoordigen tijd kon het klokluiden
geruimen tijd vóór de godsdienstoefening een
aanvang neemt, gemist worden en daarom is dan
In een vorig nummer hadden wij het over boe
ken en boekhandelaren in de Oudheid. Thans
iets over boeken in de middeleeuwen. Het is
wel merkwaardig, maar het boek in den vorm.
dien we bij de antieken kennen, een lange rol
dus, is-verdwenen. Ei- zijn nog heel wat van die
rollen, die papyrii, dateerende uit de vierde en
vijfde eeuw aanwezig, doch dan schijnt er plot
seling een verlichte geest te zijn geweest, die
op het idee kwam, het boek met pagina's, zooals
wij dat dus gebruiken, in elkaar te flansen en
als in West-Europa de beschaving zoover ge
vorderd is. dat er vraag naar boeken komt, zijn
dat gebonden boeken. Hoe artistiek men ze reeds
heel vroeg wist te maken is bekend.
Karei de Groote is de vorst geweest, die door
zijn verlichte ideeën den stoot gaf tot het ont
staan van een boekhandel in deze landen. Hij
immers moedigde de stichting van wetenschap
pelijke inrichtingen aan en de behoefte aan leer
middelen deed zich gevoelen. Het gevolg daarvan
was, dat er weer een begin van een boekhan
del ontstond. Toch bleef die handel vrij on-
beteekenend. Immers, veel lust tot lezen bestond
er in die tijden nog niet, onder de hoogere stan
den zoomin als bij het volk. Wat den adel be
treft, er mochten op een kasteel al eenige boe
ken zijn, het was de kapelaan, die er uit voor
las. Iemand anders verstond zich daar niet op
en de geringe ontwikkeling van het volk maakte
het bezit van boeken overbodig. Boeken wer
den dus weinig gekocht, dat niet wil zeggen, dat
ze niet gevraagd waren. Maar nog eeuwen lang
zouden de kloosters de plaatsen blijven, waar
de boeken werden vervaardigd, d.w.z. overge
schreven van het origineel of van een andere
copie en een klooster, dat een of ander werk
wilde hebben, ging dus niet naar den boekhan
delaar. maar zocht direct contact met hetklooster,
dat het gevraagde werk in bezit had.
De boekhandel is als afzonderlijk bedrijf waar
schijnlijk het eerst in Parijs en Bologna uitge
oefend. Daar immers ging de behoefte aan boe
ken niet uit van de kloosters alleen, maar vooral
van de er gevestigde, beroemde, hoogeecholen.
Allengs werd de boekhandelaar- een onmisken
bare factor in de wereld der wetenschap en in
de dertiende eeuw werden de boekverkoopers
aangemerkt als tot de universiteit behoorende.
waardoor hun bedrijf dan ook wettelijk geregeld
werd. Men maakte onderscheid tusschen de „sta-
tionarii", de eigenlijke boekhandelaren, die
boeken voor eigen rekening kochten of lieten af
schrijven en weder verkochten of uitleenden en
de „librarii". die er er zich toe bepaalden, boe
ken te koopen en deze, natuurlijk met soms
niet geringe winst, weer van de hand te doen.
Beide beroepen stonden onder streng toezicht,
ook wat de prijzen betreft, maar toch schijnen
ze goede zaken gedaan te hebben. Ook Engeland
kreeg al spoedig een boekverkoopersstand, on
dergebracht in een gilde, dat zijn eerst hall had
in Milk-street, niet ver van St.-Paul's.
In de Nederlanden vooral bloeide in de 14e
en 15e eeuw het boekbedrijf. De Fransche adel,
die in die eeuwen hier te lande zoo sterk ver
tegenwoordigd was, liet vele boeken op bestel
ling komen, bij welken copieer-arbeid vooral
ae bekende broeders van de Broederschap des
Gemeenen Levens als kundige boekenschrijvers
bekend stonden. Want reeds lang legde men er
zich op toe. van een boek een kunstwerk te ma
ken. Daar waren niet alleen de copiïsten, die
den tekst verzorgden, maar ook de illuminatoren,
die de pagina's sierlijk bewerkten en met de
copiïsten het librariërseilde vormden, een gilde,
dat het nog wel eens met het schildersgilde aan
den stok had, dat dan het recht, om het pen
seel te voeren, voor zich opeischte.
In Duitschland daarentegen had de boek
handel het niet gemakkelijk. Wel waren ook
hier de „stationarii", maai- het schijnt, dat de
studenten daar te lande zelf meestal hun boe
ken afschreven, terwijl de staag uitbreidende
klooster- en universiteitsbibliotheken bovendien
lectuur in overvloed bezaten ten behoeve van
onderzoekende geesten. Zoo was er in Duitsch
land niet een boekhandel met een vlucht als elders,
al werden op de Frankforter- en Nördlinger
missen nog genoeg handschriften verhandeld.
We zeiden reeds, dat er in de middeleeuwen
weinig behoefte om te lezen bestond, en eerst
langzamerhand ontstond er een welvarende
burgerklasse, die zich de leeskunst eigen had
gemaakt als deel van de schoolsche kennis, die
zij op den duur niet ontberen kon. Eerst na de
uitvinding van de boekdrukkunst, ongeveer 1425,
toen de boeken veel goedkooper werden, werd
het boek een meer algemeen bezit, hetgeen na
tuurlijk de zücht, te kunnen lezen, in de hand
werkte.
Over die veranderde techniek, die met een
slag het vervaardigen van boeken van het kloos
ter naar de typografische inrichting overbracht,
moge hier worden gezwegen. Ieder Haarlemmer
weet den lof van het drukken met losse letters
naar den elsch te zingen. Maar op iets anders
mag hier wel gewezen worden. In ons vorig
artikeltje wezen wij op de blokboeken, boeken
dus, waarvan ieder pagina een houtsnede was,
waarin de letters waren uitgespaard en de rest
weggespit. Langen tijd heeft men nu gemeend,
dat het blokboek den overgang vormde van de
geschreven boeken naar de met losse letters
vervaardigde. Dat is intusschen den laatsten
tijd een soort strijdvraag geworden. Nog zeer
lang na Coster's uitvinding (we laten nu maar
in het midden of het Coster of Guthenburg was)
heeft men de blokdruk gebezigd, vermoedelijk,
omdat men duurzamer van het blok drukte dan
van de metalen letters, waarvan het materiaal
veel minder hard was dan tegenwoordig, zcodat
het slechts mogelijk was, een beperkt aantal af
drukken te maken.
Intusschen geraken we stilaan uit de middel
eeuwen en het boek begint zijn onbestreden
zegetocht over de aarde. In Europa wordt nog
voor 1500 vrijwel overal gedrukt. Holland had
te Utrecht reeds in 1473 een behoorlijke druk
kerij en omstreeks dat jaar verrijzen er overal in
Europa dergelijke inrichtingen. Denemarken
als hekkcsluiter kreeg er een in Kopenhagen in
1493, dus nog voor het einde der 15e eeuw.
Een halve eeuw later, in 1550 opent een Lom
bardische drukker in Mexico zijn bedrijf en de
Jezuieten volgen in Lima, in China, Japan,
op de kust van Malabar en vermoedelijk ook
op de Philippijnen. Maar laten we liever wat
dichter bij huis blijven en zien, wat er in die
dagen alzoo gedrukt werd.
Met eenige overdrijving zou men kunnen zeg
gen: van alles. Had de boekenmakerij terzake
van de plaats, waar zij het meest beoefend werd,
tot dusver steeds een sterk religieuzen inslag
gehad, men zou thans, natuurlijk binnen be
paalde grenzen drukken wat men wilde: de re
naissance. die de beoefening van kunsten en we
tenschappen zoozeer beoogde, deed de Leuven-
sclie drukker Jan van Westphalen besluiten tot
het uitgeven van Cicero, Juvenalis en Vir-
gilius en Martens, de vriend van Erasmus be
zorgde de Ilias en vele andere groote Griek-
sche werken. Ovidius Metamorphosen komen in
1484 te Brugge van de pers en zoo volgt een goed
deel der Antieken. Daar blijft het natuurlijk
niet bijvoor de „Kamers van rhetorica", de
plaatselijke dichtlievende genootschappen
worden de tooneelspelen, die zij opvoeren, in
druk verkrijgbaar gesteld. Voor de scholen ko
men er leerboeken, voor de huisvrouw lectuur, die
op het gezinsleven betrekking heeft, in 1477
verschijnt hier te lande de eerste Nederlandsche
bijbel (voor 1500 kende men reeds 125 Latijn-
sche uitgaven!) en onder den invloed der Her
vorming vloeit straks een gansche stroom van
godsdienstig-zedekundige lectuur over de lage
landen.
Toch duurt 't nog betrekkeling lang voordat er van
een eigenlijken boekhandel sprake is: Meestal ga
ven de drukkers en uitgevers hun boeken mede
aan marskramers, colporteurs en reizende koop
lieden, die behalve tal van andere zaken ook de
boeken medenamen om die aan den man te
brengen, hetzij in universiteitsplaatsen, hetzij
op jaarmissen of andere plaatsen, waar veel volk
samenkwam. Van vaste prijzen was geen sprake.
De verkoopers kregen wat zij konden bedingen,
doch daar zij allengs een wijden kring van rela
ties verwierven maakten zij goede zaken.
Met dat al slopen er al spoedig diverse mis
bruiken den boekhandel binnen: we noemden
reeds de ongeordende prijszetting. Daarbij
kwam het euvel van het nadrukken en andere
misstanden, die in de eerste plaats de uitgevers
bezwaarden, tot dat deze hun debiet niet langer
aan Jan en alleman toevertrouwden, doch zich
als vakgenooten vereenigden en den boekhan
del reorganiseerden volgens beginselen, die tot
dezen tijd hun deugdelijkheid bewezen hebben.
Waarover tot slot neg iets in het volgend
stukje.
D.
Bescherm Uw keel mdii venijnige
weer door geregeld gebruik van
de medicinale IrScJ
(Adv. Ingez Med.)
ook een algemeen geldende bepaling afgekondigd
en ter kennis van de kerkbesturen gebracht.
Van de oudste tijden af heeft men aan het lui
den der kerkklokken een gewijde beteekenis ge
hecht. H. C. A. Crolman schreef in „Nederlandsche
Volksgebruiken en Kalenderfeesten" (W. J.
Thieme en Cie, Zutphen)
,3ij vele volkeren wordt de maansverduistering
voorgesteld als een strijd tusschen de maan en
een monster, dat de maan tracht te verslinden.
Evenzoo heeft, volgens die opvatting, de zon te
strijden tegen duistere machten. In het lied van
Grimnir in de oude Edda komen twee wolven
voor, Sköll en Hati. De eerste vervolgt de zon, in
de hoop haar te grijpen. Om hem te ontkomen,
loopt de zon zoo snel langs den hemel; de andere
woLf is haar vooruit en tracht de maan machtig
te worden. Als deze monsters de hemellichamen
bereiken, is het einde der dingen gekomen en
zal de wereld vergaan."
Het luiden van de kerkklokken werd als de
eenige macht aangemerkt, om die booze geesten
te verjagen en daardoor de zon te helpen. Trou
wens, het verdrijven van booze geesten door het
voortbrengen van geluiden, is door alle eeuwen
heen bij de verschillende volken gebruikelijk ge
weest. Herinnerd mag in dit verband worden aan
de Romeinen, die bronzen schalen bezigden, welke
geleken op de Javaansche gongs en die de voor-
loopers zijn geweest van de kerkklokken.
In Friesland is het geruimen tijd gewoonte ge
weest. van St. Thomas (21 December) af tot aan
Nieuwjaar, de klokken te luiden. In vele streken
van Twente, den Gelderschen Achterhoek en
Drente was het gebruikelijk, op Oudejaarsavond
de klok te luiden van half 12 tot 12 uur. In
Schildwolde (Groningen) vond men dat blijk
baar niet lang genoeg en men begon op Oude
jaarsavond. zoodra de avonddienst geëindigd was,
de klok te luiden en dit duurde dan tot. den vol
genden ochtend. De mannen, die dit werkje moes
ten verrichten. waren er niet weinig mee in hun
schik, want tevoren werd „klokkesmeer" opge
haald. hetgeen beteekende. dat er overal geld ge
geven werd. om de klok te kunnen laten galmen.
In den toren werd dan lekker gegeten en gedron
ken van „het klokkesmeer".
In den ouden tijd werd het klokluiden op
Kerst- en Oudejaarsavond vaak tot midden In
den nacht voortgezet, waardoor velen den slaap
niet konden vatten waarom het tenslotte dan ook
verboden werd. Maar In de gemeente Oudehorn
bij Gorredijk werd. ongeveer 12 jaar geleden het
St. Thomasluiden weer door den raad der ge
meente Schoterland toegestaan, omdat een be
langrijk deel van de bevolking het oude gebruik
gaarne in eere zag hersteld.
Van geheel anderen aard was het klokluiden
in het Sanganserland. waar de jonge mannen in
den Meinacht het recht hadden, den Meitijd in
te luiden. Zoodra het, in den avond van den 30en
April 8 uur had geslagen, begonnen ze de klokken
te luiden, om aan te kondigen, dat de Meitijd
was aangebroken. „In Nederland aldus vertélt
H. C. A. Crolman heb ik nooit van dit Mei-
luiden gehoord, of zouden de Meiklokjes van den
Domtoren, die eiken Mei-avond hun lieflijke tonen
over het Oude Sticht laten klinken, aan dit oude
gebruik herinneren?"
Ook nog om een andere reden werden de klok
ken In den Meinacht geluid. In de Middeleeuwen
hoorde men n.l. niet zoozeer meer van booze gees
ten spreken, welke door het klokgelui verjaagd
moesten worden, maar toen traden de kwaad
aardige heksen op en deze waren het, die in den
Meinacht kwamen spoken. In dezen nacht
welke later Walpiirgisnaoht genoemd werd
reden, aldus het volksgeloof, de heksen op bezem
stelen door de lucht. Om dit bijgeloof te verdrlf-
:hee;ft Ohr. kerk den eersten Mei aan
Walpurgis gewijd, die omstreeks 745 van Engeland
naar Duitschland kwam en daar bekend werd om
haar bekeeringswerk. Aan haar schreef men vele
wonderen toe, vooral het weren van tooverij.
Di vele landen werden de klokken In den ouden
tijd beschouwd als bezielde wezens. Vooral de °-e-
doopte klokken beschouwden velen als een soort
levende wezens, die zelfstandig konden optreden
Bij gewichtige gebeurtenissen zouden ze van zelf
zijn beginnen te luiden en in het gebeier van die
-rlokkpn zouden stemmen waarneembaar geweest
znn. Het aantal legenden, dat over snrekende en
reizende klokken in omloop is (op Witte Donder
dag zouden de klokken naar Rome reizen, om op
Paaschavond weer thuis te komen) is legio.
W. J