BismaRêx
Spaxt en SpeC
„Buitenspel".
BOUVY-*^< e*. fe&OHC(&i'f3?tc£.f>.ki£ópa4\
V R IJ D A G 7 MAART 1941
HAARLEM'S DAGBLAD
Voetha!
Een lezer schrijft ons:
Het zij mij vergund een tweetal opmerkingen
te maken betreffende het ongetwijfeld zeer be
langwekkende artikel van „Criticus" in Haarl.
Dagblad van Vrijdag 28 Februari 1.1.
Wat betreft het geval-Höck kwam. zooals
schrijver doet opmerken, deze pas in buitenspel
positie nadat hij den keeper ten val bracht. Dus
dit laatste feit heeft met het moment van buiten
spel-positie niets te maken, zoodat waar Höck hier
in niet hinderlijke buitenspel-positie lag, het doel
punt wel degelijk geldig is, immers de keeper
was, zooals reeds gezegd hiervóór ten val ge
bracht; was toevalligerwijze Höck niet in buiten
spel-positie geraakt, dan was de toestand precies
hetzelfde gebleven. In het geschetste geval im
mers beïnvloedde Höck 't spel niet. Anders wordt
het, indien Höck een overtreding had begaan bij
het aanvallen van den keeper: dan had het doel
punt ongeldig verklaard dienen te worden wegens
een strafbare handeling, maar zeer zeker niet
wegens het te voren beïnvloeden door een nader
hand opgetreden buitenspel-positie, zooals Criticus
thans wil doen opmerken.
Het geval bij H. V. V.Sparta lijkt mij vol
komen onjuist beoordeeld door scheidsrechter
Tromp en gelijk aangevoeld door Criticus, want
iedere voetballer zal het met mij eens zijn (en
vooral de keepers!), dat, indien men zich eens
even in de plaats stelt van den Rotterdamschen
doelman op dat bewuste moment, een op een paar
meters vóór dien doelverdediger buitenspel
liggende voorwaarts op een uiterst critiek mo
ment den keeper zeker hindert. Al is het dan niet
door een handelwijze, toch in ieder geval door het
feit van een in zijn onmiddellijke nabijheid ver
keerenden tegenstander tusschen hem en den
schietenden voorwaarts of anderen speler. Deze
loopt ongetwijfeld groote kans hierdoor minder zui
ver en snel te kunnen reageeren waardoor de bui
tenspelregel door den scheidsrechter moet worden
toegepast. Deze mag er geen rekening mee houden
„dat de keeper van dien op een paar meter voor
hem liggenden tegenstander wel geen last zal heb
ben". Dit lijkt mij zelfs een zeer duidelijk geval van
buitenspel en het protest van het geheele team was
dan ook ongetwijfeld volkomen gemotiveerd.
Uit de opmerkingen van den geachten inzender
blijkt, dat zooals ik aan het slot van de betreffende
beschouwing schreef, dat het interessant is èn blijft
om in voetbalkringen te debatteeren over de vraag,
of bepaalde buitenspel-situaties al dan niet straf
baar zijn; m.a.w. of de offside-positie van den
„overtreder" ook maar in slechts geringe mate hin
derlijk is voor de tegenpartij.
Ik voerde daartoe twee voorbeelden uit de prac-
tijk aan. die ingewikkeld genoeg waren om tot
verschillende meeningen aanleiding te geven en
aldus een debat mogelijk te maken, al was er
natuurlijk het bezwaar, dat de lezer waarschijnlijk
niét en ondergeteekepde daarentegen wél beide ge
vallen met eigen oogen had aanschouwd, gezien
de omstandigheid, dat de ontmoeting tusschen H.
Nelly, die alles wisL
Hoe Bob en Peter het eigenwijze meisje
voor den gek hielden.
„Jongens, lk weet wat leuks voor jullie" roept Moeder,
als Bob en Peter uit school thuiskomen.
„Wat, wèt?"
„Raden!"
„Oma heeft een pak gestuurd!" raadt Bob.
„Een pak met gemberkoek eri,n" raadt Peter.
„Helemaal mis!"
„We hebben morgen ijsvrij!" roept Peter.
„Malle, hoe kan Moeder dat weten!" zegt Bob.
„O ja, dat is waar ook."
De jongens geven 't op. Moeder zwijgt een ogenblik en
tegt dan: ,.Er komt iemand logeren!"
„O! Dat is leuk! Zegt u gauw wie."
„Nelly" zegt Moeder en dan kijkt ze scherp naar Bob
•n Peter's gezicht.
„Oooo!" zeggen de jongens weer, maar nu Is 't een heel
lange o-o-oo! en 't klinkt niets blij.
„Vinden jullie't niet leuk?" vraagt Moeder.
„Och. jawel hoor!" zegt Bob, maar Peter trekt een
pruillip: „Nee helemaal niet! Die Nelly Is zo'n kat! Ze kan
«lies, ze weet alles, ze heeft alles en ze eet alles op. Bah
nee, niks leuk. Moes."
Moeder moet er een beetje om lachen.
„Kom" zegt ze „dat was 't vorige jaar zo. Nu is Nelly
«lf en al haast een Jongedame. Ze zal nu heus wel een
Jaartje wijzer zijn. En jullie zijn nu al zes en zeven, dus
veel te groot om te kibbelen, hè?"
Maar de beide jongens zijn het nog lang niet met Moe
der eens.
Als Moeder haar mantel aantrekt om 't nichtje van de
trein te gaan halen, willen ze véél liever maar niet mee.
Ze gaan intussen buiten spelen, met de vriendjes.
„Mag dat, Moeder?"
„Och ja, dat mag wel. Als jullie dan maar voorzichtig
bent!"
Nelly komt altijd nèt, als je haar helemaal niet kunt
gebruiken. Dat was 't vorige jaar zo en nu weer.
Bob en Peter zitten juist met hun vrienden. Piet en Gijs
ln 't erkertje en willen de verjaarskoek van Piet gaan
verdelen, als Nelly en Moeder binnenkomen.
„Hoe moet dat nu?" fluistert Bob. „We hebben vier
«tukken en met Nelly mee zijn we met z'n vijven."
„O, ik zal wel eventjes delen" roept Nelly, met haar
muts nog op. „Gaan jullie maar eens naast elkaar staan,
twee aan twee. Zo!" En ze duwt de jongens tegen de
muur. „Steek nu je handen uit. Ziezo. Jullie tweeën en
één stuk koek is drie. Jullie tweeën en één stuk koek ls
weer drie. En ik cn twee stukken koek is ook drie."
De vier jongens kijken heel verbluft, maar Nelly heeft
al een stuk koek in de mond en het tweede volgt heel
gauw. Daarom zwijgen ze maar liever.
Nelly ls nog altijd èrg wijs-
Ze weet alles, ze kan alles en ze heeft alles.
Nu begint ze weer: „Ik heb thuis een hele kast vol
kleren!"
„Waarvoor?" zegt Bob „je kunt ze toch niet allemaal
tegelijk aantrekken?"
„Je bent erg dom voor je leeftijd" zegt Nelly.
Maar Bob Reeft Reen antwoord.
„Ik kan plano spelen" zegt Nelly.
„Ik ook" zegt Piet, „mijn Moeder geeft me les."
Nelly haalt de schouders op en roept:
V. V. en Sparta reeds in 1914 te Den Haag plaats
had.
Zoo eenvoudig als de geachte inzender het wil
doen voorkomen is de oplossing echter niet. Hij
dient zich allereerst rekenschap te geven van hei
allerbelangrijkste feit, dat de scheidsrechter in één
oogopslag het vóór en tegen van de situatie moet
afwegen en onmiddellijk moet beslissen.
Welnu; in het geval Höck was laatstgenoemde
door zijn inloopen op den doelman de directe oor
zaak van twee doorslaggevende factoren: ten eerste
van het uit doel komen van den keeper die al
dus uit positie, werd gespeeld en ten tweede
van zijn eigen tuimeling tot op de doellijn. Alleen
door Höck's inloopen kon de keeper den bal niet
voldoende wegwerken en juist dientengevolge kreeg
Drijver het leder zóó voor den voet, dat hij onmid
dellijk kon inschieten. Höck wa#> dus zeker niet
onschuldig aan dit doelpunt, noch aan de buiten -
spelsituatie, zoodat de goal volgens mijn meening
dan ook terecht werd afgekeurd.
Over de juistheid der beslissing van scheidsrech
ter Tromp in den wedstrijd H. V. V.Sparta ont
hield ik mij ik moge den inzender daarop op
merkzaam maken van een oordeel. Het geval
werd ter sprake gebracht, omdat het in zooverre
van het vorige verschilde, dat de betrokken voor
waarts op geen enkele wijze debet was aan de
inleiding tot en het maken van het omstreden doel
punt.
In het eerste geval beïnvloedde Höck het spel-
verloop zoodanig, dat doelpunt en buitenspelpositie
daarvan het gevolg waren; de roerloos op den grond
liggende H.V.V.-voorwaarts deed dit niet. Laatst
genoemde was in den waren zin des woords het
lijdend voorwerp en het kwam dus op het „spel-
gevoel" aan of men den Hagenaar als ook slechts
eenigermate hinderlijk voor de tegenpartij
wenschte te beschouwen.
De geachte inzender beantwoordt deze vraag be
vestigend en als arbiter zou ik het zekere voor
voor het onzekere hebben genomen en de goal heb
ben afgekeurd.
Met dat al blijft de kwestie zoowel theoretisch
xls practisch voor een andere uitlegging vatbaar;
het gaat er hier immers om, hoe men de situatie
ziet en beoordeelt.
CRITICUS.
Gymnastiek
Bato's liegende lustrum.
Deze maand i:? het 45 jaar geleden, dat Bato, één der
vooraanstaande vereenigingen uit den Kennemer Turn
kring, werd opgericht. De heeren H. Herman, Chr. Bartels
en J. Jansen namen daartoe op 1 Maart 1896 het Initiatief
en zij vonden in de gebr. Martin degenen, die de techni
sche leiding op zich namen. In 1897 trad Baio reeds tot
het N. G. V. toe.
Zooals ln vele turnvereeniglr.gen van omstreeks 1900
werd ook in Bato het schermen beoefend en wel onder
leiding van den heer E. v. d. Anker. Maar de belangstel
ling voor deze sport daalde binnen enkele Jaren al zoo
danig. dat de seherm-afdeeling moest worden opgeheven.
Bato wendde zich toen het was in 1904 tot het in die
dagen opkomende damesturnen en de jubilaresse was
zelfs de eerste vereeniging in Kennemerland, waaraan een
damesafdeeling werd verbonden
Het was bovendien in het begin van deze eeuw. dat de
stad Haarlem een groot aantal gymnastiekvereenigingen
telde. Wij noemen uit dien tijd Bato, Concordia, Sparta,
Bataaf, Wilhelminagarde, Mars. W. I. K.. Turnclub Haar
lem. K. D. O. Bijna al deze waren clubs, waarvan behalve
het feit. dat een zestal daarvan onder technische leiding
van één persoon stond, als bijzonderheid mag worden
genoemd, dat verschillende vereenigingen hei samen met
één voorzitter of één secretaris deden! Uit een en ander
kan veilig worden geconcludeerd, dal velschillende Haar-
lemsche turnvereenigingen toen klein waren, ln elk geval
te klein, om een langdurig of zelfstandig bestaan te
leiden. Andere, grooter, vereenigingen. die bestuurlijk en
technisch meer zelfstandigheid toonden, bleven bestaan,
en daaronder behoort Bato
Bato is vooral in vorige periodes een echte wedstrijd-
vereenigir.g geweest. De grondslag daarvoor werd gelegd
door den heer Jac. J. Meijerink. die in de eerste jaren
van deze eeuw directeur was. Dat in die dagen Bato de
sterkste Haarlemsche club was, bleek o.a. uit de in 1905
in het voormalige Brongebouw gehouden wedstrijden,
waarbij de meeste prijzen naar Bato gingen.
Eén van de allerbesten uit die wedstrijden bleek reeds
te zijn het Bato-lid H. B. Dreijer. Deze werd al spoedig tot
directeur benoemd en tot 1914 heeft hij deze functie ver
vuld. Een groot aantal wedstrijd-successen- weid onder
zijn leiding behaald. De heer Dreijer had in zijn werk
bovendien een eigen stijl, welke met goed resultaat nu
voortgezet wordt door zijn leerling, den heer C. Th. Smal.
In 1921 getuigde Bato van zijn organisatie-talenten door
opzet en uitvoering van nationale wedstrijden in het
Brongebouw ter gelegenheid van het 25-iar!g bestaan.
Daarna kwam evenwel een jarenlange inzinking, waaraan
meeningsverschlllen niet vreemd waren. Maar die periode
is Bato reeds lang te boven.
Uit de eerste tijden van Bato's bestaan zijn nog te ver
melden de heeren H. G. A. Jansen, C. A. Martip en C.
Versteeg, en uit later tijden de heeren J. J, v. Doorn, C.
Th. Smal, J. H. D. van d? Wall en A. M. Prent.
Intusschen had zich In Bato ook de voetbalsport ont
wikkeld. Deze werd later zelfstandig voortgezet in de
bekende club Damiaten. De laatste jaren beoefent Bato
ook de athletiek.
De heer Smal, die reeds
26 Jaar, waarvan 12 jaar
als leider, aan Bato is ver
bonden, moet als de voor
naamste persoon worden
genoemd, aan wien de
huidige bloei van de jubi
laresse is te danken. Maar
ook het bestuur weerde
zich krachtig, den laatsten
tijd onder leiding resp.
van de heeren J. H. O. v.
d. Wall en A. J. Fortgens,
welke laatste op het oogen-
blik in de eerste plaats
'ïvordt bijgestaan door mej.
A. Corneiisse, penning-
meesteresse en den heer
H. Poorter, secretaris.
Zelfs is Bato op het oogenblik van die kracht, dat het
nog nooit zooveel leden, n.l. 270, heeft gehad ais nu. Ook
technisch staat de vereeniging op hoog peil. Een overi
gens gerechtvaardigde uitgebreide jubileumviering ligt
evenwel niet in het voornemen, wat niet wegneemt, dat
Bato in eigen kring zijn 9e lustrum neit onopgemerkt zal
laten passeeren. -
A. J. FORTGENS,
de voorzitter van Bato.
(Foto archief H.D.)
Schaken
OM HET KAMPIOENSCHAP VAN
RUSLAND.
Naar wij vernemen zullen de wedstrij
den om het schaakkampioenschap van Rusland
reeds 24 Maart a.s. aanvangen. Verschillende
groote meesters zullen hieraan deelnemen,
waaronder Bonderweski, Botwinnik, Keres.
Lilienthal, Boleslawski en Smyslov.
Keres verklaarde een dezer dagen in een in
terview, dat het gedurende de laatste jaren
steeds moeilijker wordt te voorspellen, wie van
de deelnemers de beste kansen heeft om in het
ProeHlacon
25 ct.
n 3?C*4a£l>
produel
Groote Flacon fl. 1.25
(Adv. Ingez. Med.)
bezit te komen van den kampioenstitel, hetgeen
hoofdzakelijk het gevolg is van het feit, dat de
deelnemers in kracht onderling slechts weinig
verschillen.
NAUWERE SAMENWERKING OP AUTOMOBIEL- EN
MOTORSPORTGEBIED.
Concentratie door oprichting van de N. A. M. U.
Na verschillende besprekingen tusschen de betreffende
besturen en den sportadviseur, den heer K. J. J. Lotsy,
is thans definitief overeenstemming bereikt inzake de
plannen, welke de K. N. A. C. en de K N. M. V. reeds
geruimen tijd koesterden, om te komen tot een meer ge
organiseerde samenwerking tusschen automobiel- en
motorsport.
De besturen van de K. N. A. C. en K. N. M. V. hebben
de huidige periode van gedwongen rust op het gebied der
gemotoriseerde sporten aangegrepen, om te komen tot de
instelling eener centrale instantie, welke belast zal wor
den met de behartiging der belangen van automobiel- en
motorsport.
Daar bovendien de Nederlandsehe automobilisten en
motorrijders in het algemeen gediend zouden zijn met
een nauw contact der beide organisaties op toeristisch-,
verkeers-, technisch- en ander gebied, is gezocht naar
een zoo breed mogelijken grondslag voor de bedoelde
samenwerking.
Opgericht is nu de „Nederlandsehe Automobiel en
Motor Unie", welk lichaam kortweg „N. A. M. U." zal
worden genoemd. De K. N. A. C. en de K. N. M. V. heb
ben zich verbonden aan deze instantie haar rechten en
verplichtingen over te dragen, welke zij tot nu toe als
algemeen leidende lichamen op de gebieden van resp. de
automobiel- en motorsport in Nederland hebben uitge
oefend en gedragen.
Als eerste stap zal de N. A. M. U. binnenkort een sport-
commissie benoemen, welke in de plaats zal treden van
de Jhans bestaande twee sportcommissies der K. N. A. C.
en der K. N. M. V.
Het ligt in de bedoeling om te zijner tijd eveneens
centrale commissies te benoemen ter uitvoering van de
taak der beide organisaties op de gebieden van toerisme,
verkeer, techniek enz.
Het voorzitterschap van het bestuur der N. A. M. U. zal
voorloopig worden waargenomen door den heer J. Leonard
Lang, te Amsterdam, oudste commissaris der K. N. A. C.;
de functie van vice-voorzitter zal worden vervuld door
den heer Mr J. G. A. van Geldorp Meddens, te Utrecht,
voorzitter der K. N. M. V. Als secretaris der N. A. M. U.
zal optreden de secretaris-penningmeester der K. N. A. C
de heer Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten.
Het voorzitterschap van de sportcommlssie der N. A.
M. U. zal worden bekleed door den heer G. van Twist, te
Dordrecht, sportvoorzitter der K. N. M. V. Als vlce-voor-
zitter dezer commissie zal de heer L.' D Baron van der
Goes van Dirxland, te Huis ter Heide, optreden. Tot secre
taris der commissie ls aangewezen de secretaris der K. N.
M. V.. de heer P. J. Yperlaan.
Hiermede is voldaan aan de wenschen van velen, welke
reeds vroeger en den laatsten tijd sedert de heer Lotsy
zich met deze en soortgelijke vraagstukken in de sport-
beweging heeft beziggehouden tot uiting waren ge
komen
(Adv. IngezMed.)
VEREENIGING VAN HUISVROUWEN.
In het programma der afdeeling Haarlem en Omstrek
van de Nederlandsehe Vereeniging van Huisvrouwen z
eenige wijzigingen gekomen. De filmmiddag op 7 Ma
en de lezing van den heer Rens op 10 Maart kunnen e
doorgaan Wel is toestemming verkregen voor het orga
seeren van een kindermiddag op 8 Maart, den handwei
middag op 14 Maart en voor de tooneelvoorstelling op
Maart. Voor de lezingen op 24 en 28 Maart ls nog
beslissing verkregen.
D D D. doet de jeuk bedaren
en doodt de ilekteklemen,
zoodat de huid zich kan
herstellen. Flacons a 75 ct.
1. 1.50 en L 2.50.
GeneesmiödelIK IK IK
tegen HUIDAANDOENINGEN
(Adv. Ingez. Med.)
gooi den inhoud dezer rubriek stelt de Redact
zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet
plaatst, wordt de kopij den inzender niet teru
gegeven.
De „Snot-Dolf" blijkt een lekker
hapje!
Op het briefje van den vischhandelaar die, bli
kens de schets in uw blad van 4 dezer, een maai:
visch etaleert, zou staan dat deze visch niet
te eten. Dit is juist als men wil trachten dei
visch te bakken want dan vormt zich in de braat
pan een vormelooze substantie waaraan de naa
„Snot Dolf" niet vreemd is. Roostert u haar echte
of, beter nog, rookt u haar als paling dan leve
deze maanvisch een delicatesse, bijna aan palit
gelijk. Kort na de afsluiting der Zuiderzee, tot
de visschers van Wieringen zulke ongekende rijk
vangsten „Zuiderzee" (Waddenzee-)haring maakte
geviel het dat in 1933 vele van deze maanvissche
door de visschers ook „poerlomp" genoemd, in
fuiken tusschen de haring terechtkwamen. Son
per dag zooveel dat men een trailer kon volladc
welke rechtstreeks naar het buitenland (Oostenrijj
reed om aldaar goed geld op te brengen. In WeenE
wist men blijkbaar den „Snot Dolf" te appreciet
ren; laat men deze parasiet onder de visschen, ho
onooglijk zij er ook uit ziet, vooral in dezen tijd nit
als oneetbaar kwalificeeren want dat verdient
heusch niet! J. A. S.
„En ik kan schaatsenrijden."
„Ik ook!" roepen de jongens in koor.
„Ik kan paardrijden," zegt Nelly.
„En ik rijd zelfs op een wild paard zonder zadel!"
roept Gijs.
Nelly zucht ervan. Ze kan vandaag maar geen voet aan
de grond krijgen.
„Jullie zijn flauwe kinderen" zegt ze verachtelijk.
„Flauwe kleine bewaarschoolkinderen. Ik ga gauw m'n
mantel uitdoen en dan ga ik breien, bij Tante."
De jongens vinden 't niets jammer, dat Nelly weggaat.
„Gelukkig, die zijn we kwijt!" zucht Peter.
„Luister eens. Laten we haai eens heel erg voor. den
gek houden!" stelt Bob voor.
„Ja, ja. Leuk!"
„Kijk dan. Dé vier jongens zitten lang te fluisteren. Er
komt ook een papiertje aan te pas, waar ze van alles op
schrijven.
En als Nelly weer komt aanslenteren ze vindt op
scheppen toch misschien leuker dan breien! zegt Peter:
„Zeg, ken jij Frans?"
„Natuurlijk" zegt Nelly „ik ken vier talen. Frans,
Duits
En dan schreeuwt Peter opeens met luider stem: „Yw
nelaw nezew nouw ettiw netnaw nessaw, metslw ijw
raaw raraw retaw saw!"
Hij heeft er een kleur van. Het kleine papiertje, waar
dit griezelige gekrabbel opstaat, stopt hij vlug ln zijn
„Wèt?" roept Nelly. „Wat spreek je daar voor taal?"
„Arabisch" zegt Peter met een ernstig gezicht.
„Hoe kom je daaraan?"
„Mijn Paps is in Afrika geweest."
„Dat wil ik ook leren" zegt Nelly.
Peter knikt „Dat kun je wel" zegt hij „omdraaien!"
En dan doet de eigenwijze Nelly voor 't eerst, wat zo'n
klein flauw kind zegt. Ze draait zich om, met haar gezicht
naar de muur.
Peter kijkt naar Nelly's rug en dan barst hij opeens in
een daverend gelach uit.
„Ik meen jou niet!" schreeuwt hij „ik meen het Ara
bisch. Als je 't omkeert, dan ls het: Wij walen wezen
wouen witte wanten wassen, wisten wij waar warm wa
ter was."
En de vier jongens kunnen haast niet tot bedaren ko
men als ze Nelly's woedend gezicht zien.
Nelly loopt boos de kamer uit
Maar- de volgende dagen is ze heel wat aardiger en
schept tenminste niet zó erg meer op. De „bewaarschool
kinderen" hebben haar een aardig lesje gegeven.
Wonderlijke gevoeligheidjes.
In de geschiedenis komen tal van wonderlijke eigen
aardigheden bij mensen voor, die men zeker niet zou
geloven, als ze niet historisch vastgelegd waren.
Zo is van den Romeinsen keizer Domitianus bekend, dat
hij door een dodelijke angst bevangen werd, zodra hij in
zijn nabijheid een vlieg hoorde zoemen. Als zijn slaven
de lastpost niet vlug genoeg vingen, kreeg hij zelfs koorts.
En men vertelt van den hertog d' Epernon, dat hij bij 't
gezicht van een haas in onmacht viel.
Maarschalk d' Albert, die met Hendrik IV van Frankrijk
verwant was en zich anders door een buitengewone moed
onderscheidde, liep luid gillend weg als hij een varken
zag en de Italiaanse schrijver en dichter Garacciolli kon
het gezicht van'een onnozel muisje niet verdragen
En dit zijn nog altijd levende wezens, die zulke schrik-
toestanden veroorzaken. Maar soms gaat de vreemde ge
voeligheid nog verder en kan het horen van een bepaald
woord een mens reeds zijn zelfbeheersing doen ver
liezen.
Een bekend voorbeeld is de ridder van Alcantra, een
bekend persoon ln Spanje, die ziek werd, als htj het woord
„wol" hoorde. De wol zelf daarentegen deed hem niets.
Van den wijsgeer Bacon wordt verteld, dat hij flauw
viel, als hij de nieuwe maan zag en de Italiaanse arts dr.
Scaliger werd koortsig op 't gezicht van een bloemkrans.
Uit het wonderboek der natuur.
Hoe de planten zich tegen de kou be
schermen, knopjes in „bontmantels".
Hoe beschut de natuur zich tegen de koude? Wij men
sen trekken dikke kleren aan, gooien veel dekens op ons
bed en misschien, als 't erg koud Is, nemen we nog een
kruik mee. Sommige dieren hebben in de winter een
extra dikke pels, andere houden een winterslaap, waarbij
ze diep in de beschuttende aarde wegkruipen.
Maar wat doen bomen en planten in de winterkou? We
weten, dat ze geen uiterlijke bescherming dragen. En toch
kunnen de meeste planten de winter zonder schade
doorkomen.
Laat ons eens nagaan, hoe dat komt.
De meest opvallende verandering, die bomen en strui
ken in de herfst ondergaan, bestaat hierin, dat ze hun
blad afwerpen. Waarom gebeurt dat? Wel, dit is een
wijze voorzorgsmaatregel van de natuur. In de winter is
n.l. zoals je weet het water in de grond bevroren en kan
dus niet door de planten worden opgezogen. Zaten er nu
bladeren aan de bomen, waardoor er veel water ver
dampte want hoe groter bladoppervlak, hoe meer
„Vele huisjes omgeven dit fijne kunstwerkje".
vochtigheid in de lucht verdwijnt! dan zou de boom
geheel uitdrogen. Maar door de kale takken kan de boom
geen vocht verliezen, wat ook maar heel goed is, want er
komt geen nieuw vocht uit de grond bij.
De takken en twijgen zijn kaal, alleen zie je kleine,
keiharde knopjes zitten. Ze wachten op de koesterende
voorjaarszon om open te springen. Sommige van die
knopjes zijn omgeven door een hard houtachtig omhulsel,
andere hebben echte .bontmanteltjes" aan: een hele
vracht fijne wolhaartjes bekleden de Jonge spruitjes, die
er binnen in zitten.
Als je eens een keer zo'n winterknopje met een scherp
mes overlangs doorsnijdt, kun je daarin een echt woiv
derwerk der natuur bekijken. Diep verborgen in de knop
ligt al het nieuwe blaadje, dat je reeds in al zijn fijne
bizonderheden kunt onderscheiden, gereed. Daaromheen
bevindt zich een open ruimte, die met wollige haartjes
is gevuld. En dan omgeven nog vele huisjes dit fijne
kunstwerkje tot eindelijk de harde bultenknop het'om
sluit.
Je zou zo'n knop eigenlijk het best met een handschoen
kunnen vergelijken. Een paar wéken geleden, toen 't zo
erg koud was, heb je gemerkt, dat een nauwsluitende
leren handschoen niet voldoende warmte gaf, maar dat
een ruime handschoen, die bovendien nog met iets wol
ligs was gevoerd, reusachtig warm zat. Nu zo gaal het
ook met de knoppen: de ritmle tussen het buitenste om
hulsel en het blaadje werkt als slechte warmtegeleider,
d. w. 7. het Jonge blaadje mag al zijn warmte behouden
en hoeft deze niet aan de Ijzige buitenwereld af te staan.
Maar er is nog veel meer interessants te vertellen.
De plant neemt nog andere maatregelen om zich tegen
de kou te beschermen. De watervoorraad in de bladcellen
is veel geringer dan in de zomer. Reeds ln de herfst be
ginnen die bomen en struiken, die hun bladeren behouden,
het water uit hun bladcellen te laten weglopen, waardoor
veel minder kans op bevriezen bestaat.
Het je weieens gelet op een rhododendronstruik in de
winter? De meeste bladeren hebben nu nog hun donker
groene kleur maar zijn geheel opgerold, zodat Je op 't
eerste gezicht denkt, dat ze stijf bevroren zijn. Dit is
echter niet het geval. De cellen trekken zich samen
wel het eerst aan de onderkant van elk blad. Hierdoor
rollen de bladeren zich op, maar breng Je zo'n blad of
tak tn een warme kamer, dan duurt het niet lang of ze
rollen zich weer uit en 't blad ziet er weer precies zo uit
als in de zomer. Dit oprollen, of liever het samentrekken
der cellen ls een voorzorgsmaatregel van het blad, w;
door het voor bevriezen wordt gevrijwaard.
Behalve in de bladeren, voltrekken zich ook in de v
tels, de stam en de knoppen veranderingen, waardoor ze
beter tegen de kou bestand zijn. In wortels en stam heeft
bijna geen circulatie van sappen plaats. Bijna alle w.
is eruit verdwenen en ook daar zijn de cellen zodanig
samengetrokken, dat ze niet kunnen bevriezen.
In de lente, zodra het water in de bodem weer begint
op te borrelen, is de plant alweer gereed om volop vocht
op te nemen De wortels beginnen direct uit alle macht te
zuigen en de nieuwe levensstroom stijgt door de stam
naar ieder takje en twijgje.
Hoe sterk die waterzuigmg wel is, kun je in 't voorjaar
zien, als je eens een ahorntakje afsnijdt. Je ziet het wa
ter er gewoon uitdruppelen.
En ijoe gaat het nu met al die kleine plantjes ln de wei?
Onder het sneeuwkleed hebben ze gedurende de koude
tijd fijn warm gezeten. Maar sommige zijn toch nog stijf
bevroren.
Er is echter een groot verschil tussen bevriezen en dood-
vriezen. De meeste van die plantjes leven nog en zodra
de lente komt,_ zuigen ze weer water op en gaan er fris
en groen uitzien.
Die madeliefjes- en paardebloemplantjes schijnen al
heel ongevoelig voor de kou te zijn. Hoe dat komt? Ja,
dat is ook een natuurwonder, dat we nog niet helemaal
kunnen verklaren!
Slavernij onder de mieren.
Een van de grappigste en Interessantste verschijnselen
in het natuurleven is wel de slavernij onder de mieren.
Wist je dat wel, dat sommige mierensoorten een ander
soort aan zich onderwerpen en als echte slaven be
handelen?
Eigenaardig is het, dat de slaven meestal zwart, de
„slavenhouders" bruin of rood van kleur zijn.
Ik zal je vertellen, hoe de bruine mieren t.e werk gaan
om hun slaven te veroveren, In de tijd, dat: de poppen
hun voile wasdom hebben bereikt, gaan de mieren op roof
uit. En zodra de bende bruine mieren dan een zwarte
kolonie heeft ontdekt, worden er spionnen uitgezonden
om de stellingen nauwkeurig te verkennen.
Wanneer dit is gebeurd, trekt de bruine bende op de
vangst uit met een voorhoede van 10 tot 12 stuks, die
elkaar telkens aflossen.
In wijde kringen omsingelen de aanvallers nu de zwarte
kolonie, goed oplettende, dat ze niet door de „zwarten"
opgemerkt worden, vóór ze er dicht genoeg bij zijn om
de aanval te'kunnen beginnen.
De voorhoede doet nu de eerste uitval en wordt dikwijls
door de wachten der zwarten gedood. Onmiddellijk wordt
nu in de zwarte kolonie alarm gemaakt, de zwarten ko
men bij duizenden aanrukken en worden hevig door de
bruinen bevochten. Meestal eindigt de strijd met een over
haaste vlucht van de zwarten, waarna de bruinen de wo
ning van hun tegenstanders in beslag nemen en om
woelen.
Het doel ls nu bereikt. De bruinen stelen de popnen
POSTZECELRUBRIEK
1938 hi.
Vliegtent.
1 4 0.50
1.50 IT)
2+1D
34-1.50
1937-38 Vliegp.
2
0.50
1. -
2.50
20
5
10
30
1938
Weid.
1
2
3
1 50
1938 Rode Kruis
JOEGO-SLAVIë. Aanvulling vn.
Bij de internationale vlieg-tentoonstelling In 1938
Belgrado verscheen een serie zegels met afbeelding va
een brug, met op de achtergrond de lichtbundels w
zoeklichten. De waarden zijn 1 0.50 D. (d. groen) 1.50'
l D. (rood) 2 -f- 1 D. (d. lila) 3 1.50 D. (d. blau*
Grootte 35 x 45 m.m.
Een serie vliegzegels verscheen in de jaren 1937 en 1
met afbeeldingen van vliegtuigen boven landschappen
landsnamen in twee talen. Deze waarden zijn 0.50 -
(d. bruin) 1 D. (d. groen) 2 D. (blauwzwart) 2.50 D. (ka:
mijn) 5 D. (d. violet) 10. D. (lilakarm.) 20 D. (d. groet
30 D. (blauw). Grootte 32 x 40 m.m.
Ten behoeve van de oprichting van een sanatorium voo
zieke spoorwegarbeiders verscheen een serie weldadlj
heidszegels ln 1938 met afbeeldingen van de omgevlr
van het sanatorium, het gebouw, een fakkelloper en wijlt
Koning Alexander. De waarden zijn 1 1 D. (d. groei
1.50 1.50 D. (rood op geel) 2 2 D (lilakarm.) 1 J.3'
td. blauw). Grootte 35 x 45 m.m.
Een toeslagzegel ten gunste van het Rode Kruis v
scheen in 1938 met afbeelding van een meisje, dat een to!
daat op het slagveld helpt. De waarde is 0.50 D. (zwart
bruinrood) Grootte 45 x 35 m.m
Zie het schetsje.
Rustenburgerlaan
Nieuwe leden:
118 G. J. v. Wunnik, Plataanstraat 63.
120 Dirk de Vries, Dr. Schaepmanstraat 115.
122 Floor Visser. Byzanth.straat 93.
123 Hans Drenth, Vosmaerstraat 73.
Piet Jacobson stuurde zegels voor de rubriek, waarvoS
mijn dank.
der zwarten en dragen ze bij hun terugtocht naar hus
eigen huis tn de bek mee.
In het nest aangekomen worden de poppen precies
hun eigen nakomelingen behandeld en zodra ze hel o»
hulsel hebben afgeworpen en dus volwassen mieren zija
laten ze zich voor alle diensten gebruiken Ze verbetera
de gangen, maken uit- en Ingangen, halen voedsel, voere
de poppen en dragen ze in de zon. Kortom ze gertjagö
zich als gehoorzame slaves.