BismaRêx Spaxt en SpeC „Buitenspel". BOUVY-*^< e*. fe&OHC(&i'f3?tc£.f>.ki£ópa4\ V R IJ D A G 7 MAART 1941 HAARLEM'S DAGBLAD Voetha! Een lezer schrijft ons: Het zij mij vergund een tweetal opmerkingen te maken betreffende het ongetwijfeld zeer be langwekkende artikel van „Criticus" in Haarl. Dagblad van Vrijdag 28 Februari 1.1. Wat betreft het geval-Höck kwam. zooals schrijver doet opmerken, deze pas in buitenspel positie nadat hij den keeper ten val bracht. Dus dit laatste feit heeft met het moment van buiten spel-positie niets te maken, zoodat waar Höck hier in niet hinderlijke buitenspel-positie lag, het doel punt wel degelijk geldig is, immers de keeper was, zooals reeds gezegd hiervóór ten val ge bracht; was toevalligerwijze Höck niet in buiten spel-positie geraakt, dan was de toestand precies hetzelfde gebleven. In het geschetste geval im mers beïnvloedde Höck 't spel niet. Anders wordt het, indien Höck een overtreding had begaan bij het aanvallen van den keeper: dan had het doel punt ongeldig verklaard dienen te worden wegens een strafbare handeling, maar zeer zeker niet wegens het te voren beïnvloeden door een nader hand opgetreden buitenspel-positie, zooals Criticus thans wil doen opmerken. Het geval bij H. V. V.Sparta lijkt mij vol komen onjuist beoordeeld door scheidsrechter Tromp en gelijk aangevoeld door Criticus, want iedere voetballer zal het met mij eens zijn (en vooral de keepers!), dat, indien men zich eens even in de plaats stelt van den Rotterdamschen doelman op dat bewuste moment, een op een paar meters vóór dien doelverdediger buitenspel liggende voorwaarts op een uiterst critiek mo ment den keeper zeker hindert. Al is het dan niet door een handelwijze, toch in ieder geval door het feit van een in zijn onmiddellijke nabijheid ver keerenden tegenstander tusschen hem en den schietenden voorwaarts of anderen speler. Deze loopt ongetwijfeld groote kans hierdoor minder zui ver en snel te kunnen reageeren waardoor de bui tenspelregel door den scheidsrechter moet worden toegepast. Deze mag er geen rekening mee houden „dat de keeper van dien op een paar meter voor hem liggenden tegenstander wel geen last zal heb ben". Dit lijkt mij zelfs een zeer duidelijk geval van buitenspel en het protest van het geheele team was dan ook ongetwijfeld volkomen gemotiveerd. Uit de opmerkingen van den geachten inzender blijkt, dat zooals ik aan het slot van de betreffende beschouwing schreef, dat het interessant is èn blijft om in voetbalkringen te debatteeren over de vraag, of bepaalde buitenspel-situaties al dan niet straf baar zijn; m.a.w. of de offside-positie van den „overtreder" ook maar in slechts geringe mate hin derlijk is voor de tegenpartij. Ik voerde daartoe twee voorbeelden uit de prac- tijk aan. die ingewikkeld genoeg waren om tot verschillende meeningen aanleiding te geven en aldus een debat mogelijk te maken, al was er natuurlijk het bezwaar, dat de lezer waarschijnlijk niét en ondergeteekepde daarentegen wél beide ge vallen met eigen oogen had aanschouwd, gezien de omstandigheid, dat de ontmoeting tusschen H. Nelly, die alles wisL Hoe Bob en Peter het eigenwijze meisje voor den gek hielden. „Jongens, lk weet wat leuks voor jullie" roept Moeder, als Bob en Peter uit school thuiskomen. „Wat, wèt?" „Raden!" „Oma heeft een pak gestuurd!" raadt Bob. „Een pak met gemberkoek eri,n" raadt Peter. „Helemaal mis!" „We hebben morgen ijsvrij!" roept Peter. „Malle, hoe kan Moeder dat weten!" zegt Bob. „O ja, dat is waar ook." De jongens geven 't op. Moeder zwijgt een ogenblik en tegt dan: ,.Er komt iemand logeren!" „O! Dat is leuk! Zegt u gauw wie." „Nelly" zegt Moeder en dan kijkt ze scherp naar Bob •n Peter's gezicht. „Oooo!" zeggen de jongens weer, maar nu Is 't een heel lange o-o-oo! en 't klinkt niets blij. „Vinden jullie't niet leuk?" vraagt Moeder. „Och. jawel hoor!" zegt Bob, maar Peter trekt een pruillip: „Nee helemaal niet! Die Nelly Is zo'n kat! Ze kan «lies, ze weet alles, ze heeft alles en ze eet alles op. Bah nee, niks leuk. Moes." Moeder moet er een beetje om lachen. „Kom" zegt ze „dat was 't vorige jaar zo. Nu is Nelly «lf en al haast een Jongedame. Ze zal nu heus wel een Jaartje wijzer zijn. En jullie zijn nu al zes en zeven, dus veel te groot om te kibbelen, hè?" Maar de beide jongens zijn het nog lang niet met Moe der eens. Als Moeder haar mantel aantrekt om 't nichtje van de trein te gaan halen, willen ze véél liever maar niet mee. Ze gaan intussen buiten spelen, met de vriendjes. „Mag dat, Moeder?" „Och ja, dat mag wel. Als jullie dan maar voorzichtig bent!" Nelly komt altijd nèt, als je haar helemaal niet kunt gebruiken. Dat was 't vorige jaar zo en nu weer. Bob en Peter zitten juist met hun vrienden. Piet en Gijs ln 't erkertje en willen de verjaarskoek van Piet gaan verdelen, als Nelly en Moeder binnenkomen. „Hoe moet dat nu?" fluistert Bob. „We hebben vier «tukken en met Nelly mee zijn we met z'n vijven." „O, ik zal wel eventjes delen" roept Nelly, met haar muts nog op. „Gaan jullie maar eens naast elkaar staan, twee aan twee. Zo!" En ze duwt de jongens tegen de muur. „Steek nu je handen uit. Ziezo. Jullie tweeën en één stuk koek is drie. Jullie tweeën en één stuk koek ls weer drie. En ik cn twee stukken koek is ook drie." De vier jongens kijken heel verbluft, maar Nelly heeft al een stuk koek in de mond en het tweede volgt heel gauw. Daarom zwijgen ze maar liever. Nelly ls nog altijd èrg wijs- Ze weet alles, ze kan alles en ze heeft alles. Nu begint ze weer: „Ik heb thuis een hele kast vol kleren!" „Waarvoor?" zegt Bob „je kunt ze toch niet allemaal tegelijk aantrekken?" „Je bent erg dom voor je leeftijd" zegt Nelly. Maar Bob Reeft Reen antwoord. „Ik kan plano spelen" zegt Nelly. „Ik ook" zegt Piet, „mijn Moeder geeft me les." Nelly haalt de schouders op en roept: V. V. en Sparta reeds in 1914 te Den Haag plaats had. Zoo eenvoudig als de geachte inzender het wil doen voorkomen is de oplossing echter niet. Hij dient zich allereerst rekenschap te geven van hei allerbelangrijkste feit, dat de scheidsrechter in één oogopslag het vóór en tegen van de situatie moet afwegen en onmiddellijk moet beslissen. Welnu; in het geval Höck was laatstgenoemde door zijn inloopen op den doelman de directe oor zaak van twee doorslaggevende factoren: ten eerste van het uit doel komen van den keeper die al dus uit positie, werd gespeeld en ten tweede van zijn eigen tuimeling tot op de doellijn. Alleen door Höck's inloopen kon de keeper den bal niet voldoende wegwerken en juist dientengevolge kreeg Drijver het leder zóó voor den voet, dat hij onmid dellijk kon inschieten. Höck wa#> dus zeker niet onschuldig aan dit doelpunt, noch aan de buiten - spelsituatie, zoodat de goal volgens mijn meening dan ook terecht werd afgekeurd. Over de juistheid der beslissing van scheidsrech ter Tromp in den wedstrijd H. V. V.Sparta ont hield ik mij ik moge den inzender daarop op merkzaam maken van een oordeel. Het geval werd ter sprake gebracht, omdat het in zooverre van het vorige verschilde, dat de betrokken voor waarts op geen enkele wijze debet was aan de inleiding tot en het maken van het omstreden doel punt. In het eerste geval beïnvloedde Höck het spel- verloop zoodanig, dat doelpunt en buitenspelpositie daarvan het gevolg waren; de roerloos op den grond liggende H.V.V.-voorwaarts deed dit niet. Laatst genoemde was in den waren zin des woords het lijdend voorwerp en het kwam dus op het „spel- gevoel" aan of men den Hagenaar als ook slechts eenigermate hinderlijk voor de tegenpartij wenschte te beschouwen. De geachte inzender beantwoordt deze vraag be vestigend en als arbiter zou ik het zekere voor voor het onzekere hebben genomen en de goal heb ben afgekeurd. Met dat al blijft de kwestie zoowel theoretisch xls practisch voor een andere uitlegging vatbaar; het gaat er hier immers om, hoe men de situatie ziet en beoordeelt. CRITICUS. Gymnastiek Bato's liegende lustrum. Deze maand i:? het 45 jaar geleden, dat Bato, één der vooraanstaande vereenigingen uit den Kennemer Turn kring, werd opgericht. De heeren H. Herman, Chr. Bartels en J. Jansen namen daartoe op 1 Maart 1896 het Initiatief en zij vonden in de gebr. Martin degenen, die de techni sche leiding op zich namen. In 1897 trad Baio reeds tot het N. G. V. toe. Zooals ln vele turnvereeniglr.gen van omstreeks 1900 werd ook in Bato het schermen beoefend en wel onder leiding van den heer E. v. d. Anker. Maar de belangstel ling voor deze sport daalde binnen enkele Jaren al zoo danig. dat de seherm-afdeeling moest worden opgeheven. Bato wendde zich toen het was in 1904 tot het in die dagen opkomende damesturnen en de jubilaresse was zelfs de eerste vereeniging in Kennemerland, waaraan een damesafdeeling werd verbonden Het was bovendien in het begin van deze eeuw. dat de stad Haarlem een groot aantal gymnastiekvereenigingen telde. Wij noemen uit dien tijd Bato, Concordia, Sparta, Bataaf, Wilhelminagarde, Mars. W. I. K.. Turnclub Haar lem. K. D. O. Bijna al deze waren clubs, waarvan behalve het feit. dat een zestal daarvan onder technische leiding van één persoon stond, als bijzonderheid mag worden genoemd, dat verschillende vereenigingen hei samen met één voorzitter of één secretaris deden! Uit een en ander kan veilig worden geconcludeerd, dal velschillende Haar- lemsche turnvereenigingen toen klein waren, ln elk geval te klein, om een langdurig of zelfstandig bestaan te leiden. Andere, grooter, vereenigingen. die bestuurlijk en technisch meer zelfstandigheid toonden, bleven bestaan, en daaronder behoort Bato Bato is vooral in vorige periodes een echte wedstrijd- vereenigir.g geweest. De grondslag daarvoor werd gelegd door den heer Jac. J. Meijerink. die in de eerste jaren van deze eeuw directeur was. Dat in die dagen Bato de sterkste Haarlemsche club was, bleek o.a. uit de in 1905 in het voormalige Brongebouw gehouden wedstrijden, waarbij de meeste prijzen naar Bato gingen. Eén van de allerbesten uit die wedstrijden bleek reeds te zijn het Bato-lid H. B. Dreijer. Deze werd al spoedig tot directeur benoemd en tot 1914 heeft hij deze functie ver vuld. Een groot aantal wedstrijd-successen- weid onder zijn leiding behaald. De heer Dreijer had in zijn werk bovendien een eigen stijl, welke met goed resultaat nu voortgezet wordt door zijn leerling, den heer C. Th. Smal. In 1921 getuigde Bato van zijn organisatie-talenten door opzet en uitvoering van nationale wedstrijden in het Brongebouw ter gelegenheid van het 25-iar!g bestaan. Daarna kwam evenwel een jarenlange inzinking, waaraan meeningsverschlllen niet vreemd waren. Maar die periode is Bato reeds lang te boven. Uit de eerste tijden van Bato's bestaan zijn nog te ver melden de heeren H. G. A. Jansen, C. A. Martip en C. Versteeg, en uit later tijden de heeren J. J, v. Doorn, C. Th. Smal, J. H. D. van d? Wall en A. M. Prent. Intusschen had zich In Bato ook de voetbalsport ont wikkeld. Deze werd later zelfstandig voortgezet in de bekende club Damiaten. De laatste jaren beoefent Bato ook de athletiek. De heer Smal, die reeds 26 Jaar, waarvan 12 jaar als leider, aan Bato is ver bonden, moet als de voor naamste persoon worden genoemd, aan wien de huidige bloei van de jubi laresse is te danken. Maar ook het bestuur weerde zich krachtig, den laatsten tijd onder leiding resp. van de heeren J. H. O. v. d. Wall en A. J. Fortgens, welke laatste op het oogen- blik in de eerste plaats 'ïvordt bijgestaan door mej. A. Corneiisse, penning- meesteresse en den heer H. Poorter, secretaris. Zelfs is Bato op het oogenblik van die kracht, dat het nog nooit zooveel leden, n.l. 270, heeft gehad ais nu. Ook technisch staat de vereeniging op hoog peil. Een overi gens gerechtvaardigde uitgebreide jubileumviering ligt evenwel niet in het voornemen, wat niet wegneemt, dat Bato in eigen kring zijn 9e lustrum neit onopgemerkt zal laten passeeren. - A. J. FORTGENS, de voorzitter van Bato. (Foto archief H.D.) Schaken OM HET KAMPIOENSCHAP VAN RUSLAND. Naar wij vernemen zullen de wedstrij den om het schaakkampioenschap van Rusland reeds 24 Maart a.s. aanvangen. Verschillende groote meesters zullen hieraan deelnemen, waaronder Bonderweski, Botwinnik, Keres. Lilienthal, Boleslawski en Smyslov. Keres verklaarde een dezer dagen in een in terview, dat het gedurende de laatste jaren steeds moeilijker wordt te voorspellen, wie van de deelnemers de beste kansen heeft om in het ProeHlacon 25 ct. n 3?C*4a£l> produel Groote Flacon fl. 1.25 (Adv. Ingez. Med.) bezit te komen van den kampioenstitel, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is van het feit, dat de deelnemers in kracht onderling slechts weinig verschillen. NAUWERE SAMENWERKING OP AUTOMOBIEL- EN MOTORSPORTGEBIED. Concentratie door oprichting van de N. A. M. U. Na verschillende besprekingen tusschen de betreffende besturen en den sportadviseur, den heer K. J. J. Lotsy, is thans definitief overeenstemming bereikt inzake de plannen, welke de K. N. A. C. en de K N. M. V. reeds geruimen tijd koesterden, om te komen tot een meer ge organiseerde samenwerking tusschen automobiel- en motorsport. De besturen van de K. N. A. C. en K. N. M. V. hebben de huidige periode van gedwongen rust op het gebied der gemotoriseerde sporten aangegrepen, om te komen tot de instelling eener centrale instantie, welke belast zal wor den met de behartiging der belangen van automobiel- en motorsport. Daar bovendien de Nederlandsehe automobilisten en motorrijders in het algemeen gediend zouden zijn met een nauw contact der beide organisaties op toeristisch-, verkeers-, technisch- en ander gebied, is gezocht naar een zoo breed mogelijken grondslag voor de bedoelde samenwerking. Opgericht is nu de „Nederlandsehe Automobiel en Motor Unie", welk lichaam kortweg „N. A. M. U." zal worden genoemd. De K. N. A. C. en de K. N. M. V. heb ben zich verbonden aan deze instantie haar rechten en verplichtingen over te dragen, welke zij tot nu toe als algemeen leidende lichamen op de gebieden van resp. de automobiel- en motorsport in Nederland hebben uitge oefend en gedragen. Als eerste stap zal de N. A. M. U. binnenkort een sport- commissie benoemen, welke in de plaats zal treden van de Jhans bestaande twee sportcommissies der K. N. A. C. en der K. N. M. V. Het ligt in de bedoeling om te zijner tijd eveneens centrale commissies te benoemen ter uitvoering van de taak der beide organisaties op de gebieden van toerisme, verkeer, techniek enz. Het voorzitterschap van het bestuur der N. A. M. U. zal voorloopig worden waargenomen door den heer J. Leonard Lang, te Amsterdam, oudste commissaris der K. N. A. C.; de functie van vice-voorzitter zal worden vervuld door den heer Mr J. G. A. van Geldorp Meddens, te Utrecht, voorzitter der K. N. M. V. Als secretaris der N. A. M. U. zal optreden de secretaris-penningmeester der K. N. A. C de heer Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten. Het voorzitterschap van de sportcommlssie der N. A. M. U. zal worden bekleed door den heer G. van Twist, te Dordrecht, sportvoorzitter der K. N. M. V. Als vlce-voor- zitter dezer commissie zal de heer L.' D Baron van der Goes van Dirxland, te Huis ter Heide, optreden. Tot secre taris der commissie ls aangewezen de secretaris der K. N. M. V.. de heer P. J. Yperlaan. Hiermede is voldaan aan de wenschen van velen, welke reeds vroeger en den laatsten tijd sedert de heer Lotsy zich met deze en soortgelijke vraagstukken in de sport- beweging heeft beziggehouden tot uiting waren ge komen (Adv. IngezMed.) VEREENIGING VAN HUISVROUWEN. In het programma der afdeeling Haarlem en Omstrek van de Nederlandsehe Vereeniging van Huisvrouwen z eenige wijzigingen gekomen. De filmmiddag op 7 Ma en de lezing van den heer Rens op 10 Maart kunnen e doorgaan Wel is toestemming verkregen voor het orga seeren van een kindermiddag op 8 Maart, den handwei middag op 14 Maart en voor de tooneelvoorstelling op Maart. Voor de lezingen op 24 en 28 Maart ls nog beslissing verkregen. D D D. doet de jeuk bedaren en doodt de ilekteklemen, zoodat de huid zich kan herstellen. Flacons a 75 ct. 1. 1.50 en L 2.50. GeneesmiödelIK IK IK tegen HUIDAANDOENINGEN (Adv. Ingez. Med.) gooi den inhoud dezer rubriek stelt de Redact zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet plaatst, wordt de kopij den inzender niet teru gegeven. De „Snot-Dolf" blijkt een lekker hapje! Op het briefje van den vischhandelaar die, bli kens de schets in uw blad van 4 dezer, een maai: visch etaleert, zou staan dat deze visch niet te eten. Dit is juist als men wil trachten dei visch te bakken want dan vormt zich in de braat pan een vormelooze substantie waaraan de naa „Snot Dolf" niet vreemd is. Roostert u haar echte of, beter nog, rookt u haar als paling dan leve deze maanvisch een delicatesse, bijna aan palit gelijk. Kort na de afsluiting der Zuiderzee, tot de visschers van Wieringen zulke ongekende rijk vangsten „Zuiderzee" (Waddenzee-)haring maakte geviel het dat in 1933 vele van deze maanvissche door de visschers ook „poerlomp" genoemd, in fuiken tusschen de haring terechtkwamen. Son per dag zooveel dat men een trailer kon volladc welke rechtstreeks naar het buitenland (Oostenrijj reed om aldaar goed geld op te brengen. In WeenE wist men blijkbaar den „Snot Dolf" te appreciet ren; laat men deze parasiet onder de visschen, ho onooglijk zij er ook uit ziet, vooral in dezen tijd nit als oneetbaar kwalificeeren want dat verdient heusch niet! J. A. S. „En ik kan schaatsenrijden." „Ik ook!" roepen de jongens in koor. „Ik kan paardrijden," zegt Nelly. „En ik rijd zelfs op een wild paard zonder zadel!" roept Gijs. Nelly zucht ervan. Ze kan vandaag maar geen voet aan de grond krijgen. „Jullie zijn flauwe kinderen" zegt ze verachtelijk. „Flauwe kleine bewaarschoolkinderen. Ik ga gauw m'n mantel uitdoen en dan ga ik breien, bij Tante." De jongens vinden 't niets jammer, dat Nelly weggaat. „Gelukkig, die zijn we kwijt!" zucht Peter. „Luister eens. Laten we haai eens heel erg voor. den gek houden!" stelt Bob voor. „Ja, ja. Leuk!" „Kijk dan. Dé vier jongens zitten lang te fluisteren. Er komt ook een papiertje aan te pas, waar ze van alles op schrijven. En als Nelly weer komt aanslenteren ze vindt op scheppen toch misschien leuker dan breien! zegt Peter: „Zeg, ken jij Frans?" „Natuurlijk" zegt Nelly „ik ken vier talen. Frans, Duits En dan schreeuwt Peter opeens met luider stem: „Yw nelaw nezew nouw ettiw netnaw nessaw, metslw ijw raaw raraw retaw saw!" Hij heeft er een kleur van. Het kleine papiertje, waar dit griezelige gekrabbel opstaat, stopt hij vlug ln zijn „Wèt?" roept Nelly. „Wat spreek je daar voor taal?" „Arabisch" zegt Peter met een ernstig gezicht. „Hoe kom je daaraan?" „Mijn Paps is in Afrika geweest." „Dat wil ik ook leren" zegt Nelly. Peter knikt „Dat kun je wel" zegt hij „omdraaien!" En dan doet de eigenwijze Nelly voor 't eerst, wat zo'n klein flauw kind zegt. Ze draait zich om, met haar gezicht naar de muur. Peter kijkt naar Nelly's rug en dan barst hij opeens in een daverend gelach uit. „Ik meen jou niet!" schreeuwt hij „ik meen het Ara bisch. Als je 't omkeert, dan ls het: Wij walen wezen wouen witte wanten wassen, wisten wij waar warm wa ter was." En de vier jongens kunnen haast niet tot bedaren ko men als ze Nelly's woedend gezicht zien. Nelly loopt boos de kamer uit Maar- de volgende dagen is ze heel wat aardiger en schept tenminste niet zó erg meer op. De „bewaarschool kinderen" hebben haar een aardig lesje gegeven. Wonderlijke gevoeligheidjes. In de geschiedenis komen tal van wonderlijke eigen aardigheden bij mensen voor, die men zeker niet zou geloven, als ze niet historisch vastgelegd waren. Zo is van den Romeinsen keizer Domitianus bekend, dat hij door een dodelijke angst bevangen werd, zodra hij in zijn nabijheid een vlieg hoorde zoemen. Als zijn slaven de lastpost niet vlug genoeg vingen, kreeg hij zelfs koorts. En men vertelt van den hertog d' Epernon, dat hij bij 't gezicht van een haas in onmacht viel. Maarschalk d' Albert, die met Hendrik IV van Frankrijk verwant was en zich anders door een buitengewone moed onderscheidde, liep luid gillend weg als hij een varken zag en de Italiaanse schrijver en dichter Garacciolli kon het gezicht van'een onnozel muisje niet verdragen En dit zijn nog altijd levende wezens, die zulke schrik- toestanden veroorzaken. Maar soms gaat de vreemde ge voeligheid nog verder en kan het horen van een bepaald woord een mens reeds zijn zelfbeheersing doen ver liezen. Een bekend voorbeeld is de ridder van Alcantra, een bekend persoon ln Spanje, die ziek werd, als htj het woord „wol" hoorde. De wol zelf daarentegen deed hem niets. Van den wijsgeer Bacon wordt verteld, dat hij flauw viel, als hij de nieuwe maan zag en de Italiaanse arts dr. Scaliger werd koortsig op 't gezicht van een bloemkrans. Uit het wonderboek der natuur. Hoe de planten zich tegen de kou be schermen, knopjes in „bontmantels". Hoe beschut de natuur zich tegen de koude? Wij men sen trekken dikke kleren aan, gooien veel dekens op ons bed en misschien, als 't erg koud Is, nemen we nog een kruik mee. Sommige dieren hebben in de winter een extra dikke pels, andere houden een winterslaap, waarbij ze diep in de beschuttende aarde wegkruipen. Maar wat doen bomen en planten in de winterkou? We weten, dat ze geen uiterlijke bescherming dragen. En toch kunnen de meeste planten de winter zonder schade doorkomen. Laat ons eens nagaan, hoe dat komt. De meest opvallende verandering, die bomen en strui ken in de herfst ondergaan, bestaat hierin, dat ze hun blad afwerpen. Waarom gebeurt dat? Wel, dit is een wijze voorzorgsmaatregel van de natuur. In de winter is n.l. zoals je weet het water in de grond bevroren en kan dus niet door de planten worden opgezogen. Zaten er nu bladeren aan de bomen, waardoor er veel water ver dampte want hoe groter bladoppervlak, hoe meer „Vele huisjes omgeven dit fijne kunstwerkje". vochtigheid in de lucht verdwijnt! dan zou de boom geheel uitdrogen. Maar door de kale takken kan de boom geen vocht verliezen, wat ook maar heel goed is, want er komt geen nieuw vocht uit de grond bij. De takken en twijgen zijn kaal, alleen zie je kleine, keiharde knopjes zitten. Ze wachten op de koesterende voorjaarszon om open te springen. Sommige van die knopjes zijn omgeven door een hard houtachtig omhulsel, andere hebben echte .bontmanteltjes" aan: een hele vracht fijne wolhaartjes bekleden de Jonge spruitjes, die er binnen in zitten. Als je eens een keer zo'n winterknopje met een scherp mes overlangs doorsnijdt, kun je daarin een echt woiv derwerk der natuur bekijken. Diep verborgen in de knop ligt al het nieuwe blaadje, dat je reeds in al zijn fijne bizonderheden kunt onderscheiden, gereed. Daaromheen bevindt zich een open ruimte, die met wollige haartjes is gevuld. En dan omgeven nog vele huisjes dit fijne kunstwerkje tot eindelijk de harde bultenknop het'om sluit. Je zou zo'n knop eigenlijk het best met een handschoen kunnen vergelijken. Een paar wéken geleden, toen 't zo erg koud was, heb je gemerkt, dat een nauwsluitende leren handschoen niet voldoende warmte gaf, maar dat een ruime handschoen, die bovendien nog met iets wol ligs was gevoerd, reusachtig warm zat. Nu zo gaal het ook met de knoppen: de ritmle tussen het buitenste om hulsel en het blaadje werkt als slechte warmtegeleider, d. w. 7. het Jonge blaadje mag al zijn warmte behouden en hoeft deze niet aan de Ijzige buitenwereld af te staan. Maar er is nog veel meer interessants te vertellen. De plant neemt nog andere maatregelen om zich tegen de kou te beschermen. De watervoorraad in de bladcellen is veel geringer dan in de zomer. Reeds ln de herfst be ginnen die bomen en struiken, die hun bladeren behouden, het water uit hun bladcellen te laten weglopen, waardoor veel minder kans op bevriezen bestaat. Het je weieens gelet op een rhododendronstruik in de winter? De meeste bladeren hebben nu nog hun donker groene kleur maar zijn geheel opgerold, zodat Je op 't eerste gezicht denkt, dat ze stijf bevroren zijn. Dit is echter niet het geval. De cellen trekken zich samen wel het eerst aan de onderkant van elk blad. Hierdoor rollen de bladeren zich op, maar breng Je zo'n blad of tak tn een warme kamer, dan duurt het niet lang of ze rollen zich weer uit en 't blad ziet er weer precies zo uit als in de zomer. Dit oprollen, of liever het samentrekken der cellen ls een voorzorgsmaatregel van het blad, w; door het voor bevriezen wordt gevrijwaard. Behalve in de bladeren, voltrekken zich ook in de v tels, de stam en de knoppen veranderingen, waardoor ze beter tegen de kou bestand zijn. In wortels en stam heeft bijna geen circulatie van sappen plaats. Bijna alle w. is eruit verdwenen en ook daar zijn de cellen zodanig samengetrokken, dat ze niet kunnen bevriezen. In de lente, zodra het water in de bodem weer begint op te borrelen, is de plant alweer gereed om volop vocht op te nemen De wortels beginnen direct uit alle macht te zuigen en de nieuwe levensstroom stijgt door de stam naar ieder takje en twijgje. Hoe sterk die waterzuigmg wel is, kun je in 't voorjaar zien, als je eens een ahorntakje afsnijdt. Je ziet het wa ter er gewoon uitdruppelen. En ijoe gaat het nu met al die kleine plantjes ln de wei? Onder het sneeuwkleed hebben ze gedurende de koude tijd fijn warm gezeten. Maar sommige zijn toch nog stijf bevroren. Er is echter een groot verschil tussen bevriezen en dood- vriezen. De meeste van die plantjes leven nog en zodra de lente komt,_ zuigen ze weer water op en gaan er fris en groen uitzien. Die madeliefjes- en paardebloemplantjes schijnen al heel ongevoelig voor de kou te zijn. Hoe dat komt? Ja, dat is ook een natuurwonder, dat we nog niet helemaal kunnen verklaren! Slavernij onder de mieren. Een van de grappigste en Interessantste verschijnselen in het natuurleven is wel de slavernij onder de mieren. Wist je dat wel, dat sommige mierensoorten een ander soort aan zich onderwerpen en als echte slaven be handelen? Eigenaardig is het, dat de slaven meestal zwart, de „slavenhouders" bruin of rood van kleur zijn. Ik zal je vertellen, hoe de bruine mieren t.e werk gaan om hun slaven te veroveren, In de tijd, dat: de poppen hun voile wasdom hebben bereikt, gaan de mieren op roof uit. En zodra de bende bruine mieren dan een zwarte kolonie heeft ontdekt, worden er spionnen uitgezonden om de stellingen nauwkeurig te verkennen. Wanneer dit is gebeurd, trekt de bruine bende op de vangst uit met een voorhoede van 10 tot 12 stuks, die elkaar telkens aflossen. In wijde kringen omsingelen de aanvallers nu de zwarte kolonie, goed oplettende, dat ze niet door de „zwarten" opgemerkt worden, vóór ze er dicht genoeg bij zijn om de aanval te'kunnen beginnen. De voorhoede doet nu de eerste uitval en wordt dikwijls door de wachten der zwarten gedood. Onmiddellijk wordt nu in de zwarte kolonie alarm gemaakt, de zwarten ko men bij duizenden aanrukken en worden hevig door de bruinen bevochten. Meestal eindigt de strijd met een over haaste vlucht van de zwarten, waarna de bruinen de wo ning van hun tegenstanders in beslag nemen en om woelen. Het doel ls nu bereikt. De bruinen stelen de popnen POSTZECELRUBRIEK 1938 hi. Vliegtent. 1 4 0.50 1.50 IT) 2+1D 34-1.50 1937-38 Vliegp. 2 0.50 1. - 2.50 20 5 10 30 1938 Weid. 1 2 3 1 50 1938 Rode Kruis JOEGO-SLAVIë. Aanvulling vn. Bij de internationale vlieg-tentoonstelling In 1938 Belgrado verscheen een serie zegels met afbeelding va een brug, met op de achtergrond de lichtbundels w zoeklichten. De waarden zijn 1 0.50 D. (d. groen) 1.50' l D. (rood) 2 -f- 1 D. (d. lila) 3 1.50 D. (d. blau* Grootte 35 x 45 m.m. Een serie vliegzegels verscheen in de jaren 1937 en 1 met afbeeldingen van vliegtuigen boven landschappen landsnamen in twee talen. Deze waarden zijn 0.50 - (d. bruin) 1 D. (d. groen) 2 D. (blauwzwart) 2.50 D. (ka: mijn) 5 D. (d. violet) 10. D. (lilakarm.) 20 D. (d. groet 30 D. (blauw). Grootte 32 x 40 m.m. Ten behoeve van de oprichting van een sanatorium voo zieke spoorwegarbeiders verscheen een serie weldadlj heidszegels ln 1938 met afbeeldingen van de omgevlr van het sanatorium, het gebouw, een fakkelloper en wijlt Koning Alexander. De waarden zijn 1 1 D. (d. groei 1.50 1.50 D. (rood op geel) 2 2 D (lilakarm.) 1 J.3' td. blauw). Grootte 35 x 45 m.m. Een toeslagzegel ten gunste van het Rode Kruis v scheen in 1938 met afbeelding van een meisje, dat een to! daat op het slagveld helpt. De waarde is 0.50 D. (zwart bruinrood) Grootte 45 x 35 m.m Zie het schetsje. Rustenburgerlaan Nieuwe leden: 118 G. J. v. Wunnik, Plataanstraat 63. 120 Dirk de Vries, Dr. Schaepmanstraat 115. 122 Floor Visser. Byzanth.straat 93. 123 Hans Drenth, Vosmaerstraat 73. Piet Jacobson stuurde zegels voor de rubriek, waarvoS mijn dank. der zwarten en dragen ze bij hun terugtocht naar hus eigen huis tn de bek mee. In het nest aangekomen worden de poppen precies hun eigen nakomelingen behandeld en zodra ze hel o» hulsel hebben afgeworpen en dus volwassen mieren zija laten ze zich voor alle diensten gebruiken Ze verbetera de gangen, maken uit- en Ingangen, halen voedsel, voere de poppen en dragen ze in de zon. Kortom ze gertjagö zich als gehoorzame slaves.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 12