Jaarliiksche reprise. Eigenaardigheden Verkeersincident. FLITSEN i 4 ft Amnestie voor verzuimde belasting-aangiften Het rooken wordt per 1 April duurder POSTGIRO No's Oude martelwerktuigen HAAR IJ F, M'S DAGBDA'P R I.r D A G 14 MAART 1941 ALS HET VOORJAAR WORDT IN HET PARK. De zwanen hebben de zomersche woning in de vijvers weer betrokken. (Foto Het Zuiden). No. 255 Uitgaan 1. Deelt moeder mede dat hij bui ten gaat spelen. 2. Zegt: Ja. hij heeft zijn pet op. 3. Zegt: Ja. zijn trui ook en heusch, een jas is niet noo- dig. 4. Argumenteert dat je niet lijn kunt spelen met een jas aan. 5. Denkt gewon nen te hebben als moeder zegt: hand schoenen. 6. Zegt: ja. hij heeft ze in zijn zak en ja hij zal ze aan trekken. 7. Wordt wanho pig als moeder over overschoenen be gint. 8. Gaat naar bui ten, bepeinzende hoe ingewikkeld moeders iets dood eenvoudigs kunnen maken. in Haarlem en omgeving let bovenhuis mder benedenhuis Wanneer men een der beide Heiliglanden af- pt ontwaart men. ongeveer ter halverwege" aan pinker- of rechterhand, al naar men het Klein- het Groot Heiligland tot wandelplaats heeft ge ien, een zijstraatje, dat de verbinding tusschen de Heiliglanden vormt en Nieuw Heiligland heet. vormen al deze straatnamen voor een vreem- ipg misschien een eigenaardigheid, voor ons, arlemmers zijn het al lang bekende klanken en (Foto archief H. D.) lachen niet eens meer om het klassieke mopje, tons vertelt, dat je op de Gedempte Oude Gracht Dood" voor oogen en het Heiligland in het ge- ht hebt. Maar het eigenaardige, ook voor den dgenoot zit in die bovenwoning op het Nieuw iligland, diè een benedenwoning ontbeert. De olaat het u zien. Het.Nieuw Heiligland heeft een jerkte breedte, die een ondernemend bouwer tijds in staat stelde, een huis zonder de gebrui- ijke fundeering te maken. Hij verzekerde zich irtoe van het recht van „inbalken" van twëe enover elkander liggende woningen, verkreeg irmee een hechte verbinding tusschen twee hui- i en trok daar een derde woning op. Het is een rkwaardig stukje oud-Haarlem daar gebleven, i al omdat wij deze wijze van bouwen hier te ide maar weinig zien toegepast. Alleen den laat- n tijd zijn er bouwmeesters geweest, die hier en ar in het stadsbeeld zulk een arcadenbouw heb- 1 toegepast, alleenop wat ruimer schaal dan r het geval is. Men kan het in de Rosenhaghe- aat en ook op het De Rüyterplein zien en mis- an doet het zeker niet. Intusschen leek het, al is er dan ook in dit op- ht niets nieuws ouder, de zon wel aardig, eens wijzen op deze eigenaardigheid in onze stad, deze toepassing van practisch vernuft. lereeniging van Rennisteu van de Handelsavondschool. Lezing over tennis van den heer C. M. M. Constandse. fa een inleiding van den voorzitter der Ver liging, den heer T. Lui, hield de heer C. M. M. nstandse gisteravond voor een goed bezette zaal café-rest. „Het Bolwerk" een causerie over het inisspel. let gesprokene werd na de pauze toegelicht door laarnplaatjes met beelden van bekende Neder- dsche en buitenlandsche spelers en speelsters, •aar het spel zich de laatste 20 jaar enorm ont- tkeld heeft, moest spreker zich beperken tot de irnaamste onderdeelen van de techniek en tak- L Toch kregen wij ook nog een en ander te h<jo- i over de spelregels. Zoo vernamen wij hoe het gelijk is om een service-slag te winnen zonder de bal in het servicevak is geweest. Perder gaf de heer Constandse een duidelijk rzieht van de verschillende slagen als forehand-, ihand-drive en service. Hierop kwamen de een- udigste vormen van „taktiek" ter sprake als eiding, kort. lang. hard en zacht enz. ien hartelijk applaus beloonde den heer Con- adse voor zijn interessant betoog. Alle aanwezï- ca. 90 leden gaven zirh spontaan op als wer- 'd lid voor de tennisafdeeüs* iaaer Het uit- drie lange tramwagens bestaande open bare verkeersmiddel verliet juist het treinhuisje op de vest, met bestemming Amsterdam, toen de dame aan den overkant van het water, dus „op den sin gel", blijkbaar besloot er alsnog mee te reizen. Ik zeg alsnog, want zij was bepaaldelijk te laat. Niet alleen bevond zij zioh ann den verkeerden oever maar bovendien was zij daarop nog een paar hon derd meter ten achter bij de tram, die al reed. Maar dit ontmoedigde haar niet. Zij had blijk baar, zooals meer vrouwen, een krachtig zelfbe wustzijn omtrent de voorrechten der sexe. Voor rechten die deze, schoon de feministen dat inder tijd trachtten te verdoezelen, inderdaad altijd be zeten heeft en nog bezit. Ook was deze dame schoon en welgekleed, slank en welgebouwd, droeg zij een schattig astrakan mutsje en een mantel van het soort dat men „creatie" noemt, met ditzelfde bont omzoomd en had zij een glimlach in reserve alsmede een blos. Dien laatste begon zij meteen.te voorschijn te roepen door te gaan rennen. En ver der hief zij kreetjes aan en maakte zij wanhoops- gebaartjes naar den overkant. Het was stil op singel en vest, zoodat haar kreet jes luid weerklonken. En de weinige voorbijgangers waren uitsluitend mannen, die natuurlijk niet on beroerd konden blijven door zulke hulpbehoevend heid. Derhalve riepen en gebaarden zij mee in de richting van de brug, die vest en singel aan hun uiteinde verbindt en die' de tram al bijna bereikt had. Zij sloten zich aaneen tot een seinstelsel. tot een telegraaf zooals die in primitieven vorm be staan heeft voor de electriciteit te hulp was ge roepen. Wagenvoerder en conducteurs moesten dit alles wel opmerken. Dat deden zij dan ook. En aangezien zij mannen waren gelijk die anderen en hun di recteur een hoffelijk man is, wiens courtoisie men natuurlijk bij zijn staf weerspiegeld vindt, stopte de tram en wachtte. Hij bezette toen juist twee bruggen, -in de bliksemstraal-forraalie die zoo'n tramtrein aanneemt als hij in twee bochten terecht komt. En zijn stilstand noopte verscheidene fietsers en een paar autobestuurders eveneens tot halt hou den. Maar zij deden het alleri graag, omdat het deze jonge dame gold. Ik vergat nog te zeggen dat zij ook jóng was. Zij nam haar succes waar, kreet niet meer, ge baarde niet meer en ging van rennen over in een rustig, elegant wandelpasje. Alles wachtte op haar. Zij trippelde. De conducteur, uit zijn portier boven zijn opstap hangend, was het nu die seinde. Hij spoorde discretelijk, overigens al bij voorbaat breed glimlachend, tot spoed aan. Zij zag het niet. Zij trip pelde blozend, behagelijk, zonder haast. Maar ten slotte bereikte zij dan toch de logge bliksemflits op de bruggen. Toen Ja, toen' Ik was te ver af om te verstaan wat zij vroeg. Misschien was het: „Gaat deze tram naar Zandvoort?" Het kan ook geweest zijn: „Hoe laat gaat de volgende?'' of „Hoe lang rijdt u er over?" In elk geval bevredigde het antwoord van den conducteur haar niet. Want zij trok heur voetje, dat al op den opstap stond, terug en zette haar char manter! weg trippelend voort, zonder verder ook f,. i. s i: I I fi.i.i •j± i:. Een Haarlemsche galg. (Foto archief H. D.) Eenigen tijd geleden vertelden wij in de rubriek Eigenaardigheden in Haarlem en omgeving bij zonderheden over de gevangeniskelders onder het Haarlemsche stadhuis. Het was in den tijd toen men voor het bestraffen van misdadigers slechts de keus had tusschen doodstraf, marteling of ver bannen. De gevangenissen die betrekkelijk klein waren dienden alleen voor Ihet opbergen van de verdachten tijdens het onderzoek en de be rechting van hun zaak. In den Haag kan men in de Gevangenpoort nog de kamers zien waarin de misdadigers gemarteld werden. De martelkamer te Haarlem werd gevon den in het Stadhuis op de plaats waar nu de nieuwe ingang is, dus in de Pandpoort. Voor de verbouwing was dit kamertje als keuken bekend, maar het werd alleen als pakruimte gebruikt: In het Frans Halsmuseum zijn de martelwerk tuigen verzameld die in vroeger eeuwen te Haar lem gebruikt werden. Nu het museum, in verband met den oorlog, gesloten is. zijn ze tijdelijk aan het oog onttrokken, maar later worden zij natuur lijk weer ter bezichtiging gesteld. Het is een gruwelijke verzameling die een kijk geeft op de wreede rechtspleging in vroeger ©«uwen. Ieder jaar zoo tegen da lente begint het. In de oogen van de vrouwelijke huisgenooten komt 'n koortsachtige glans en aan tafel constateert men menigmaal opgewonden blosjes. De dagelijksche gesprekken over de bonnen de koffie en het vleesch worden schaarsch. Er trilt iets van verwachting in de lucht die nog koel is en toch met een belofte van de lente erin. Er worden arglistige vragen gesteld. Zoo van: „zeg. die papieren die boven op je bureau liggen, die kunnen zeker niet weg?" Als je haastig antwoordt, dat dat inderdaad niet kan, volgt er een diepe zucht en daarna een somber stilzwijgen. Het gestokte gesprek wordt den volgenden dag voortgezet. Dat had ik je allang eens willen vragen, waar is die serie boeken van jou toch gebleven waar je indertijd op ingeteekend hebt?" Je bent eenigszins verbaasd ove» de ongewone belangstelling en antwoordt argeloos: O, op zolder geloof ik! Maar zou het niet veel handiger zijn als die netjes in je boekenkast stonden daar hooren ze toch. De ondervinding maakt den man wijs en je ketst dus af: Och, ik zal ze er zelf wel indoen, als ik tijd heb; laat daat nu maar aan mij over. Ai, daar hebt je wat gezegd. Reeds 300 jaar vóór onze jaartelling verzuchtte de Griek Menan- der: Geef een vrouw niet ongevraagd een voor- treffelijken raad; want zij houdt ervan, op eigen gezag te doen wat verkeerd is. Hij was een zeer wijs man, deze Griek! Een stortvloed van argumenten stormt over een onschuldig hoofd heen en als -ge ten langen leste nog de kans krijgt iets te berde te brengen dan is het niets anders dan: Nu als je vindt dat net noodig is, dan breng jij de boeken maar op hun plaats! Daar hebt ge wéér wat gezegd. Want het blijft niet bij de boeken. De papieren op net bureau moeten en zullen ook hun beurt krijgen. En ze krijgen hun beurt! En de laden worden uitge schoven en grondig gereinigd. De schilderijen gaan van den muur; 't kleed wordt opgerold de meubels naar buiten gesjouwd (ten koste van eenige schram men op het dure eikenhout) en de haard leegge haald. Niet alleen worden er boeken in gezet maar worden ook boeken uit de boekenkast gehaald. Boeken met slordige banden van uw lievelings-auteur, die ge zooveel gelezen hebt. Ze verdwijnen naar de zol derkast en o wee, als ge er later nog eens naar gaat zoeken. Protesten worden zonder onderzoek terzijde ge legd De das. die zoo goed bij uw blauwe pak past blijkt plotseling een ouderwetsch dessin te hebben en bovendien zitten er vlekken op. Weg er mee, dus! Nadat het eenige dagen volslagen onmogelijk is geweest een eigen kamer binnen te komen, wordt ge zekeren avond ontvangen met eön geheimzinnig gezicht, dat straalt van ingehouden verwachting. Nog aleer ge iets hebt kunnen zeggen wordt ge plechtig verzocht: eens naar boven te gaan! Ge gaat Met kloppend hart en een bang voorgevoel. Een geur van was wijst u den weg, de deur van uw kamer staat trouwens wijd open. Nauwelijks zïjt ge binnen of ge glijdt uit over het zeil, dat glad is gelijk het ijs van de Apollohal in de hoofdstad. Half versuft kijkt ge om u heen. Alles, letterlijk alles is van zijn plaats. Op uw bureau is geen pa piertje meer te bekennen. Werk dat nog afgemaakt moest worden, zorgvuldig uitgezocht studiemate riaal, het is evrdwenen als stof in den wind. Ver bijstering heeft u bevangen. Van beneden af klinkt een stem: Nou, zeg je niets! Gestamel van verwarde klanken. „Ja, ik wist wel dat je het fijn zoudt vinden", hoort ge weer. „We zijn maar met jouw kamer begonnen, zie je, het is groote schoonmaak". Aan uw geprangde borst ontsnapt een zucht. Ge buigt het hoofd en verlaat de kamer, die valschelijk glanst en glimt. B. K. maar de geringste aandacht aan haar omgeving te schenken. De conducteur redde zijn houding door haastig te bellen en de wagen voerder de zij ne door met zorg in te schakelen. De groote tramtrein, gewogen en te licht bevonden, versmaad, jette zich weer in be weging. Binnen waren natuurlijk de mannelijke pas sagiers teleurgesteld. Want elk had al gehoopt dat zij naast hem zou komen zitten. En op de singels keken die andere mannen de ontknooping eenigs zins schaapachtig aan. Maar alleen maar wat schaapachtig, heelemaal niet boos. Want toen zij verder liepen moesten zij toch allemaal glimlachen. R. P. AERDENHOUT'S KINDERTOONEEL Zaterdagmiddag 22 Maart geeft Aerdenhout's Kindertonoeel in den Stadsschouwburg te Haarlem de tweede voorstelling in dit seizoen. Ditmaal is de keus gevallen op de kinderoperette „De stukgedans- te Balschoentjes" door Hans Schouwman. Mede werking verleenen Mevr. Tilly Sylon en de heer Jan Hoeben, zoodat ook' zang en dans in deze ope rette in orde zijn. Mevr. J. van Kampen-v. d. Brink heeft de algemeene leiding. Hierboven geven wij een afbeelding van een galg die te Haarlem gemaakt is in 1634. In het midden ziet men den zoogenaamden beulsladder. Aan den linkerstijl van de galg zijn de lijf- en voetbeugels bevestigd die dienden om een ver oordeelde vast te binden als hij „onder de galg werd gegeeseld". Deze galg heeft vijf pinnen, dat wil zeggen dat er tegelijk vijf menschen ter dood gebracht kon den worden. Blijkbaar was het toen in andere steden de gewoonte een galg met zeven pennen te maken, want een oud spreekwoord zegt dat „zeven een galg vol is". Voor de 17de eeuw ikende men de galg in ons land niet, toen werden de veroordeelden niet ge hangen maar onthoofd of gewurgd De doodvon nissen werden in den vroegsten tijd alle op de Groote Markt (waar het schavot was opgericht) voltrokken, maar in de 16e eeuw werden de mis dadigers bulten de stad gevoerd, namelijk naar Opgave moet vóór 15 April a.s. geschieden Naar men aan het A.N.P. mededeelt, is er een verordening op komst, waarin amnestie wordt verleend voor bepaalde verzuimen ten opzichte van den fiscus. In de laatste maanden zijn meermalen van over heidswege oproepingen gedaan tót aanmelding of aangifte van bepaalde vermogcnsbestanddeelen, hetzij op grond van deviezenpolitiek of op grond van belastingpolitiek (deviezenverordening 1940), de verordeningen nrs. 155/40, 203:40. 35/41, derde uitvoeringsbesluitSperrmarkenbelasting). Door deze oproepingen werden personen, die deze vermogens- bestanddeelen bij een vroegere gelegenheid bijv. om belasting te ontgaan, niet hadden aangegeven, in moeilijkheden gebracht. Zij moesten immers vreezen, door de huidige aanmelding kans te loopen voor het vroegere verzuim te worden ge straft. Daardoor werd hun de vervulling van hun plicht in sommige gevallen aanzienlijk bemoei lijkt. Evenals in het Rijk is ook hier het grootste belang gelegen in het bereiken van een zoo groot mogelijke eerlijkheid in belasting- en deviezenzaken en, van fiscaal standpunt uit, vooral met het oog op ten deele reeds uitgevoerde, ten deele nog voor de deur staande belastinghervormingen. Deze hervormin gen moeten aan den staat de middelen verschaffen welke hij tot bestrijding van de vooral door den oorlog aanzienlijk gestegen uitgaven dringend be hoeft. Te dien einde is het niet alleen noodig, dat de belastingtarieven ten deele worden verhoogd, maar ook, dat de inning der belasting vollediger wordt bereikt. Vermeld kunnen worden de noodzakelijke uitbouw van de belastingcontrole en de beoogde invoering van de consultatie in belastingzaken in de betrek kingen tot het Duitsche Rijk en mogelijk ook tot an dere staten. Door deze voorgenomen maatregelen, welke in de eerste plaats de fiscale rechtvaardigheid dienen, zullen naar valt aan te nemen, alle gevallen van oneerlijkheid opgespoord worden. Het kan echter niet het oogmerk van de over heid zijn, zooveel mógelijk burgers wegens over tredingen te straffen, overtredingen, welke wellicht voor een groot deel door de.verhoudingen in een vroegeren en anderen tijd mogelijk zijn gemaakt. Veeleer moet het taak der overheid zijn, deze de Baan. De lijken werden later overgebracht naar het galgenveld aan het Zuider Buiten Spaarne, waar zij werden opgehangen als aas voor de vogelen des hemels. Dit was niet naar den zin van den Heer van Heemstede, die uit zijn kasteel te Heemstede (de ruïne daarvan vindt men nog aan de Slotlaan bij de Javalaan) het uitzicht op dit- wreede schouwspel had. Het geheele terrein was in dien tijd dus onbebouwd. Aan de protes ten van den Heer van Heemstede is evenwel geen gehoor gegeven. Voor moord of doodslag werd vroeger vrij alge meen de doodstraf gegeven. Maar soms ook voor minder-ernstige vergrijpen. In 1514 werden drie straatroovers ook ter dood gebracht. 8 jaar later werd te Haarlem zelfs de doodstraf opgelegd aan een jongeman uit Gro ningen die hier wat was komen stelen. Hij kreeg evenwel gratie, hij kwam er af met geeseiing en verbanning uit de stad. In datzelfde jaar werden twee mannen die geld gestolen hadden veroordeeld om „met het zwaard te worden gestraft". Aan hen werd het vonnis ook voltrokken. In het boekje „Dc meester van den scherpen zwaarde" dat in 1917 dooi" de vereeniging „Haer- lem" werd uitgegeven, vertelt de heer C. J. Gon- net nog dat een bedelaar die gezond van lijf en leden was gestraft werd door hem met zijn oor aan de kaak te .spijkeren. Aan mein-eedigen werden de twee voorste vin gers van de rechterhand af gehakt. Lasteraars wer den met hun valsche beschuldigingen te kijk ge steld en aan de openbare bespotting overgegeven. Onder de.Haarlemsche verzameling is een huik of ton waarin zedelooze vrouwen tentoongesteld werden. Soms werden de veroordeelden dan door de stad „rondgevoerd". Verder vindt men in het museum behalve pijn banken, beulszwaarden, ijzers waarmee gebrand merkt werd en radbraken. De beul van Haarlem had een vast tarief. Hij kreeg voor een onthoofding, ophanging of wur ging 6 gulden en voor pijniging 4 gulden. De lichamelijke tuchtiging werd in 1854 afge schaft. De doodstraf die toen nog in beperkte mate bleef bestaan, werd in 1874 uit de wet ge schrapt. VAN T. zondaars nog voor hun betrapping op een voor hen zoo zacht mogelijke wijze tot eerlijkheid te bren gen en daardoor weder in de sociale gemeenschap terug te voeren of hun althans op zijn minst de mogelijkheid daartoe' te geven, en op deze wijze tegelipkertijd hun prestatievermogen voor de toekomst aan het* algemeen belang dienstbaar te maken. Deze oogmerken dient de op komst zijnde verordening, zoodat zij 'n algemeene en uniforme belasting- en deviezen-amnestie behelst. Artikel 1 schept een aangifteplicht voor alle tot nu toe verheimelijkte vermogcnsbestanddeelen en aan belasting onderhavige feiten. Daardoor wordt niet slechts een recht op amnestie, maar ook een plicht daartoe ingevoerd. Artikel 2 omschrijft den kring van de meldings- plichtige personen. Artikel 3 bepaalt de instanties, waaraan de aan giften moeten worden gericht. De meldingsplichti- gen kunnen zelf niet uitmaken, voor welke overige instanties de verschillende aan te geven vermogcns bestanddeelen en feiten nog van belang zijn. De aan gewezen instanties zullen cventueele verdere in stanties mededeeling doen. Artikl 4 bepaalt den termijn voor aangifte, welke loopt tot 15 April 1941. Mogelijkheid tot verlenging is in afzonderlijke gevallen mogelijk gemaakt. Artikel 5 behelst de uitwerking van de amnestie. De amnestie biedt zegr vérstrekkende voordeelen om daardoor een ieder terugkeer tot eerlijkheid zoo gemakkelijk mogelijk te maken en wel 1. Vrijheid van straf (ook van tuchtstraffen); 2. Vérstrekkende bevrijding van bijbetalingsplieht; 3. Verbod van onderzoek naar van nu af aan fis caal niet meer belangrijke gebeurtenissen, ten einde daardoor zooveel mogelijk met het schaamtegevoel rekening te houden. Artikel 6 sluit de gevolgen der amnestie algeheel uit, wanneer de aangifte niet volledig is. Gedeeltelij ke amnestie doet zich in dit geval niet voor. Verder is bepaald dat de amnestie in zooverre .niet in wer king treedt, als de aangifteplichtige of de meldings- plichtige reeds mededeeling heeft gedaan, dat be voegde instanties van hun verzuimen kennis dragen. Artikel 7 bepaalt bij overtreding van den aangif teplicht een verdubbeling van de op z'chzelve reeds toepasselijke straf en in het geval van bedreiging met vrijheidsstraf subsidiair boete een vrijheidsstraf in elk geval. Hierin komt het beginsel tot uitdruk king. dat het staatsgezag in de toekomst zonder par don tegen die fraudeurs zal optreden, die ook deze gelegenheid en plicht tot algeheele schoonmaak niet gebruiken en zich daardoor ook thans nog buiten de sociale gemeenschap houden. Artikelen 8 en 9 bevatten bepalingen over de uit vaardiging van uitvoerings- en aanvullingsbepa- lingen. alsmede over het in werking treden van de verordening, n 1. op den dag van haar afkondiging, (^at is dus Donderdag - Red.). In het Verordeningenblad is opgenomen een besluit van den secretaris-generaal van het depar tement van Financiën betreffende verhooging van den tabaksaccijns. Deze verhooging treedt in werking met ingang van 1 April 1941. Hierbij wordt de bij besluit van genoemden secretaris-generaal met ingang van 15 September 1940 ingevoerde verhooging van den accijns ten aanzien van sigaren rook- en pruimtabak en snuif overgenomen in art. 5 van de Tabakswet. De toen eveneens ingevoerde verhooging van tabaksaccijns op sigaretten met 10 opcenten vervalt, zoodat de accijns op sigaretten wederom op 50 pet. van den kleinhandelsprijs wordt gebracht, zooals ook reeds in de Tabakswet is bepaald. De thans ingevoerde verhooging betreft de hef fing van 100 opcenten op den tabaksaccijns voor alle genoemde artikelen. Wat deze verhooging bcteckent kan uit eenige voorbeelden blijken. Voor een sigaar, welke voor 10 cent wordt ver kocht, bedraagt de accijns thans 20 ten honderd of 2 cent, welke accijns in den prijs van 10 cent is inbegrepen. Met ingang van 1 April zullen op de accijns van 2 cent 100 opcenten worden gehoven of wel een bedrag van eveneens 2 cent, zoodat de verkoopsprijs van deze sigaar dan zal bedragen 12 cent. In den prijs van een sigaret van 1 cent is een accijns van Vb cent begrepen. Op deze Vb cent komen 100 opcenten of eveneens 1/2 cent, zoodat een sigaret van 1 cent voortaan lVk cent zal kosten. Een doosje van 20 sigaretten, waarop staat ver meld 20 cent 1 cent zal derhalve 30 cent gaan kosten enz. Voor rook- en pruimtabak bedraagt de accijns 30 pet. van den kleinhandelsprijs. Kost een pak tabak thans 20 cent, dan is dus de accijns 6 cent Daarop komen 100 opcenten ai eveneens 6 cent, zoodat de prijs van dit pak tabak op 26 cent zal komen, enz. aan de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag. No. 5553. Als bank der Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasver- eeniging N.V. Amsterdam No. 877. Stort op 5553 of 877 Mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck: „Er is geen doel, waarvoor men lieve» alle hens aan dek roept, dan voor ouder lingen bijstand wanneer gevaren den landgenoot bedreigen. Nauwelijks geeft iets meer voldoening dan verlichting van anderer zorgen."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5