Jaarliiksche reprise.
Eigenaardigheden
Verkeersincident.
FLITSEN
i
4
ft
Amnestie voor verzuimde
belasting-aangiften
Het rooken wordt per
1 April duurder
POSTGIRO No's
Oude martelwerktuigen
HAAR IJ F, M'S DAGBDA'P
R I.r D A G 14 MAART 1941
ALS HET VOORJAAR WORDT IN HET PARK. De zwanen hebben de
zomersche woning in de vijvers weer betrokken.
(Foto Het Zuiden).
No. 255
Uitgaan
1. Deelt moeder
mede dat hij bui
ten gaat spelen.
2. Zegt: Ja. hij
heeft zijn pet op.
3. Zegt: Ja. zijn
trui ook en heusch,
een jas is niet noo-
dig.
4. Argumenteert
dat je niet lijn kunt
spelen met een jas
aan.
5. Denkt gewon
nen te hebben als
moeder zegt: hand
schoenen.
6. Zegt: ja. hij
heeft ze in zijn zak
en ja hij zal ze aan
trekken.
7. Wordt wanho
pig als moeder over
overschoenen be
gint.
8. Gaat naar bui
ten, bepeinzende
hoe ingewikkeld
moeders iets dood
eenvoudigs kunnen
maken.
in Haarlem en omgeving
let bovenhuis
mder benedenhuis
Wanneer men een der beide Heiliglanden af-
pt ontwaart men. ongeveer ter halverwege" aan
pinker- of rechterhand, al naar men het Klein-
het Groot Heiligland tot wandelplaats heeft ge
ien, een zijstraatje, dat de verbinding tusschen
de Heiliglanden vormt en Nieuw Heiligland heet.
vormen al deze straatnamen voor een vreem-
ipg misschien een eigenaardigheid, voor ons,
arlemmers zijn het al lang bekende klanken en
(Foto archief H. D.)
lachen niet eens meer om het klassieke mopje,
tons vertelt, dat je op de Gedempte Oude Gracht
Dood" voor oogen en het Heiligland in het ge-
ht hebt. Maar het eigenaardige, ook voor den
dgenoot zit in die bovenwoning op het Nieuw
iligland, diè een benedenwoning ontbeert. De
olaat het u zien. Het.Nieuw Heiligland heeft een
jerkte breedte, die een ondernemend bouwer
tijds in staat stelde, een huis zonder de gebrui-
ijke fundeering te maken. Hij verzekerde zich
irtoe van het recht van „inbalken" van twëe
enover elkander liggende woningen, verkreeg
irmee een hechte verbinding tusschen twee hui-
i en trok daar een derde woning op. Het is een
rkwaardig stukje oud-Haarlem daar gebleven,
i al omdat wij deze wijze van bouwen hier te
ide maar weinig zien toegepast. Alleen den laat-
n tijd zijn er bouwmeesters geweest, die hier en
ar in het stadsbeeld zulk een arcadenbouw heb-
1 toegepast, alleenop wat ruimer schaal dan
r het geval is. Men kan het in de Rosenhaghe-
aat en ook op het De Rüyterplein zien en mis-
an doet het zeker niet.
Intusschen leek het, al is er dan ook in dit op-
ht niets nieuws ouder, de zon wel aardig, eens
wijzen op deze eigenaardigheid in onze stad,
deze toepassing van practisch vernuft.
lereeniging van Rennisteu van de
Handelsavondschool.
Lezing over tennis van den heer
C. M. M. Constandse.
fa een inleiding van den voorzitter der Ver
liging, den heer T. Lui, hield de heer C. M. M.
nstandse gisteravond voor een goed bezette zaal
café-rest. „Het Bolwerk" een causerie over het
inisspel.
let gesprokene werd na de pauze toegelicht door
laarnplaatjes met beelden van bekende Neder-
dsche en buitenlandsche spelers en speelsters,
•aar het spel zich de laatste 20 jaar enorm ont-
tkeld heeft, moest spreker zich beperken tot de
irnaamste onderdeelen van de techniek en tak-
L Toch kregen wij ook nog een en ander te h<jo-
i over de spelregels. Zoo vernamen wij hoe het
gelijk is om een service-slag te winnen zonder
de bal in het servicevak is geweest.
Perder gaf de heer Constandse een duidelijk
rzieht van de verschillende slagen als forehand-,
ihand-drive en service. Hierop kwamen de een-
udigste vormen van „taktiek" ter sprake als
eiding, kort. lang. hard en zacht enz.
ien hartelijk applaus beloonde den heer Con-
adse voor zijn interessant betoog. Alle aanwezï-
ca. 90 leden gaven zirh spontaan op als wer-
'd lid voor de tennisafdeeüs* iaaer
Het uit- drie lange tramwagens bestaande open
bare verkeersmiddel verliet juist het treinhuisje op
de vest, met bestemming Amsterdam, toen de dame
aan den overkant van het water, dus „op den sin
gel", blijkbaar besloot er alsnog mee te reizen. Ik
zeg alsnog, want zij was bepaaldelijk te laat. Niet
alleen bevond zij zioh ann den verkeerden oever
maar bovendien was zij daarop nog een paar hon
derd meter ten achter bij de tram, die al reed.
Maar dit ontmoedigde haar niet. Zij had blijk
baar, zooals meer vrouwen, een krachtig zelfbe
wustzijn omtrent de voorrechten der sexe. Voor
rechten die deze, schoon de feministen dat inder
tijd trachtten te verdoezelen, inderdaad altijd be
zeten heeft en nog bezit. Ook was deze dame
schoon en welgekleed, slank en welgebouwd, droeg
zij een schattig astrakan mutsje en een mantel van
het soort dat men „creatie" noemt, met ditzelfde
bont omzoomd en had zij een glimlach in reserve
alsmede een blos. Dien laatste begon zij meteen.te
voorschijn te roepen door te gaan rennen. En ver
der hief zij kreetjes aan en maakte zij wanhoops-
gebaartjes naar den overkant.
Het was stil op singel en vest, zoodat haar kreet
jes luid weerklonken. En de weinige voorbijgangers
waren uitsluitend mannen, die natuurlijk niet on
beroerd konden blijven door zulke hulpbehoevend
heid. Derhalve riepen en gebaarden zij mee in de
richting van de brug, die vest en singel aan hun
uiteinde verbindt en die' de tram al bijna bereikt
had. Zij sloten zich aaneen tot een seinstelsel. tot
een telegraaf zooals die in primitieven vorm be
staan heeft voor de electriciteit te hulp was ge
roepen.
Wagenvoerder en conducteurs moesten dit alles
wel opmerken. Dat deden zij dan ook. En aangezien
zij mannen waren gelijk die anderen en hun di
recteur een hoffelijk man is, wiens courtoisie men
natuurlijk bij zijn staf weerspiegeld vindt, stopte
de tram en wachtte. Hij bezette toen juist twee
bruggen, -in de bliksemstraal-forraalie die zoo'n
tramtrein aanneemt als hij in twee bochten terecht
komt. En zijn stilstand noopte verscheidene fietsers
en een paar autobestuurders eveneens tot halt hou
den. Maar zij deden het alleri graag, omdat het deze
jonge dame gold. Ik vergat nog te zeggen dat zij
ook jóng was.
Zij nam haar succes waar, kreet niet meer, ge
baarde niet meer en ging van rennen over in een
rustig, elegant wandelpasje. Alles wachtte op haar.
Zij trippelde. De conducteur, uit zijn portier boven
zijn opstap hangend, was het nu die seinde. Hij
spoorde discretelijk, overigens al bij voorbaat breed
glimlachend, tot spoed aan. Zij zag het niet. Zij trip
pelde blozend, behagelijk, zonder haast. Maar ten
slotte bereikte zij dan toch de logge bliksemflits op
de bruggen. Toen
Ja, toen' Ik was te ver af om te verstaan wat
zij vroeg. Misschien was het: „Gaat deze tram naar
Zandvoort?" Het kan ook geweest zijn: „Hoe laat
gaat de volgende?'' of „Hoe lang rijdt u er over?"
In elk geval bevredigde het antwoord van den
conducteur haar niet. Want zij trok heur voetje, dat
al op den opstap stond, terug en zette haar char
manter! weg trippelend voort, zonder verder ook
f,. i. s
i: I
I fi.i.i
•j±
i:.
Een Haarlemsche galg.
(Foto archief H. D.)
Eenigen tijd geleden vertelden wij in de rubriek
Eigenaardigheden in Haarlem en omgeving bij
zonderheden over de gevangeniskelders onder het
Haarlemsche stadhuis. Het was in den tijd toen
men voor het bestraffen van misdadigers slechts
de keus had tusschen doodstraf, marteling of ver
bannen. De gevangenissen die betrekkelijk klein
waren dienden alleen voor Ihet opbergen van
de verdachten tijdens het onderzoek en de be
rechting van hun zaak.
In den Haag kan men in de Gevangenpoort nog
de kamers zien waarin de misdadigers gemarteld
werden. De martelkamer te Haarlem werd gevon
den in het Stadhuis op de plaats waar nu de
nieuwe ingang is, dus in de Pandpoort. Voor de
verbouwing was dit kamertje als keuken bekend,
maar het werd alleen als pakruimte gebruikt:
In het Frans Halsmuseum zijn de martelwerk
tuigen verzameld die in vroeger eeuwen te Haar
lem gebruikt werden. Nu het museum, in verband
met den oorlog, gesloten is. zijn ze tijdelijk aan
het oog onttrokken, maar later worden zij natuur
lijk weer ter bezichtiging gesteld.
Het is een gruwelijke verzameling die een kijk
geeft op de wreede rechtspleging in vroeger
©«uwen.
Ieder jaar zoo tegen da lente begint het. In de
oogen van de vrouwelijke huisgenooten komt
'n koortsachtige glans en aan tafel constateert
men menigmaal opgewonden blosjes. De
dagelijksche gesprekken over de bonnen de koffie
en het vleesch worden schaarsch. Er trilt iets van
verwachting in de lucht die nog koel is en toch
met een belofte van de lente erin. Er worden
arglistige vragen gesteld. Zoo van: „zeg. die papieren
die boven op je bureau liggen, die kunnen zeker
niet weg?"
Als je haastig antwoordt, dat dat inderdaad niet
kan, volgt er een diepe zucht en daarna een
somber stilzwijgen. Het gestokte gesprek wordt
den volgenden dag voortgezet.
Dat had ik je allang eens willen vragen,
waar is die serie boeken van jou toch gebleven
waar je indertijd op ingeteekend hebt?"
Je bent eenigszins verbaasd ove» de ongewone
belangstelling en antwoordt argeloos: O, op zolder
geloof ik!
Maar zou het niet veel handiger zijn als die
netjes in je boekenkast stonden daar hooren ze
toch.
De ondervinding maakt den man wijs en je ketst
dus af: Och, ik zal ze er zelf wel indoen, als ik
tijd heb; laat daat nu maar aan mij over.
Ai, daar hebt je wat gezegd. Reeds 300 jaar
vóór onze jaartelling verzuchtte de Griek Menan-
der: Geef een vrouw niet ongevraagd een voor-
treffelijken raad; want zij houdt ervan, op eigen
gezag te doen wat verkeerd is.
Hij was een zeer wijs man, deze Griek!
Een stortvloed van argumenten stormt over een
onschuldig hoofd heen en als -ge ten langen leste
nog de kans krijgt iets te berde te brengen dan is
het niets anders dan: Nu als je vindt dat net
noodig is, dan breng jij de boeken maar op hun
plaats! Daar hebt ge wéér wat gezegd. Want het
blijft niet bij de boeken. De papieren op net
bureau moeten en zullen ook hun beurt krijgen. En
ze krijgen hun beurt! En de laden worden uitge
schoven en grondig gereinigd. De schilderijen gaan
van den muur; 't kleed wordt opgerold de meubels
naar buiten gesjouwd (ten koste van eenige schram
men op het dure eikenhout) en de haard leegge
haald.
Niet alleen worden er boeken in gezet maar worden
ook boeken uit de boekenkast gehaald. Boeken met
slordige banden van uw lievelings-auteur, die ge
zooveel gelezen hebt. Ze verdwijnen naar de zol
derkast en o wee, als ge er later nog eens naar
gaat zoeken.
Protesten worden zonder onderzoek terzijde ge
legd De das. die zoo goed bij uw blauwe pak past
blijkt plotseling een ouderwetsch dessin te hebben
en bovendien zitten er vlekken op. Weg er mee,
dus!
Nadat het eenige dagen volslagen onmogelijk is
geweest een eigen kamer binnen te komen, wordt
ge zekeren avond ontvangen met eön geheimzinnig
gezicht, dat straalt van ingehouden verwachting.
Nog aleer ge iets hebt kunnen zeggen wordt ge
plechtig verzocht: eens naar boven te gaan! Ge gaat
Met kloppend hart en een bang voorgevoel.
Een geur van was wijst u den weg, de deur van
uw kamer staat trouwens wijd open.
Nauwelijks zïjt ge binnen of ge glijdt uit over
het zeil, dat glad is gelijk het ijs van de Apollohal
in de hoofdstad.
Half versuft kijkt ge om u heen. Alles, letterlijk
alles is van zijn plaats. Op uw bureau is geen pa
piertje meer te bekennen. Werk dat nog afgemaakt
moest worden, zorgvuldig uitgezocht studiemate
riaal, het is evrdwenen als stof in den wind. Ver
bijstering heeft u bevangen.
Van beneden af klinkt een stem: Nou, zeg je
niets!
Gestamel van verwarde klanken.
„Ja, ik wist wel dat je het fijn zoudt vinden",
hoort ge weer. „We zijn maar met jouw kamer
begonnen, zie je, het is groote schoonmaak".
Aan uw geprangde borst ontsnapt een zucht.
Ge buigt het hoofd en verlaat de kamer, die
valschelijk glanst en glimt.
B. K.
maar de geringste aandacht aan haar omgeving te
schenken.
De conducteur redde zijn houding door haastig
te bellen en de wagen voerder de zij ne door met zorg
in te schakelen. De groote tramtrein, gewogen en te
licht bevonden, versmaad, jette zich weer in be
weging. Binnen waren natuurlijk de mannelijke pas
sagiers teleurgesteld. Want elk had al gehoopt dat
zij naast hem zou komen zitten. En op de singels
keken die andere mannen de ontknooping eenigs
zins schaapachtig aan. Maar alleen maar wat
schaapachtig, heelemaal niet boos. Want toen zij
verder liepen moesten zij toch allemaal glimlachen.
R. P.
AERDENHOUT'S KINDERTOONEEL
Zaterdagmiddag 22 Maart geeft Aerdenhout's
Kindertonoeel in den Stadsschouwburg te Haarlem
de tweede voorstelling in dit seizoen. Ditmaal is de
keus gevallen op de kinderoperette „De stukgedans-
te Balschoentjes" door Hans Schouwman. Mede
werking verleenen Mevr. Tilly Sylon en de heer
Jan Hoeben, zoodat ook' zang en dans in deze ope
rette in orde zijn. Mevr. J. van Kampen-v. d. Brink
heeft de algemeene leiding.
Hierboven geven wij een afbeelding van een
galg die te Haarlem gemaakt is in 1634. In het
midden ziet men den zoogenaamden beulsladder.
Aan den linkerstijl van de galg zijn de lijf- en
voetbeugels bevestigd die dienden om een ver
oordeelde vast te binden als hij „onder de galg
werd gegeeseld".
Deze galg heeft vijf pinnen, dat wil zeggen dat
er tegelijk vijf menschen ter dood gebracht kon
den worden. Blijkbaar was het toen in andere
steden de gewoonte een galg met zeven pennen
te maken, want een oud spreekwoord zegt dat
„zeven een galg vol is".
Voor de 17de eeuw ikende men de galg in ons
land niet, toen werden de veroordeelden niet ge
hangen maar onthoofd of gewurgd De doodvon
nissen werden in den vroegsten tijd alle op de
Groote Markt (waar het schavot was opgericht)
voltrokken, maar in de 16e eeuw werden de mis
dadigers bulten de stad gevoerd, namelijk naar
Opgave moet vóór 15 April
a.s. geschieden
Naar men aan het A.N.P. mededeelt, is er een
verordening op komst, waarin amnestie wordt
verleend voor bepaalde verzuimen ten opzichte van
den fiscus.
In de laatste maanden zijn meermalen van over
heidswege oproepingen gedaan tót aanmelding of
aangifte van bepaalde vermogcnsbestanddeelen,
hetzij op grond van deviezenpolitiek of op grond
van belastingpolitiek (deviezenverordening 1940),
de verordeningen nrs. 155/40, 203:40. 35/41, derde
uitvoeringsbesluitSperrmarkenbelasting). Door deze
oproepingen werden personen, die deze vermogens-
bestanddeelen bij een vroegere gelegenheid bijv.
om belasting te ontgaan, niet hadden aangegeven, in
moeilijkheden gebracht. Zij moesten immers
vreezen, door de huidige aanmelding kans te
loopen voor het vroegere verzuim te worden ge
straft. Daardoor werd hun de vervulling van hun
plicht in sommige gevallen aanzienlijk bemoei
lijkt.
Evenals in het Rijk is ook hier het grootste belang
gelegen in het bereiken van een zoo groot mogelijke
eerlijkheid in belasting- en deviezenzaken en, van
fiscaal standpunt uit, vooral met het oog op ten
deele reeds uitgevoerde, ten deele nog voor de deur
staande belastinghervormingen. Deze hervormin
gen moeten aan den staat de middelen verschaffen
welke hij tot bestrijding van de vooral door den
oorlog aanzienlijk gestegen uitgaven dringend be
hoeft. Te dien einde is het niet alleen noodig, dat
de belastingtarieven ten deele worden verhoogd,
maar ook, dat de inning der belasting vollediger
wordt bereikt.
Vermeld kunnen worden de noodzakelijke uitbouw
van de belastingcontrole en de beoogde invoering
van de consultatie in belastingzaken in de betrek
kingen tot het Duitsche Rijk en mogelijk ook tot an
dere staten.
Door deze voorgenomen maatregelen, welke in de
eerste plaats de fiscale rechtvaardigheid dienen,
zullen naar valt aan te nemen, alle gevallen van
oneerlijkheid opgespoord worden.
Het kan echter niet het oogmerk van de over
heid zijn, zooveel mógelijk burgers wegens over
tredingen te straffen, overtredingen, welke wellicht
voor een groot deel door de.verhoudingen in een
vroegeren en anderen tijd mogelijk zijn gemaakt.
Veeleer moet het taak der overheid zijn, deze
de Baan. De lijken werden later overgebracht
naar het galgenveld aan het Zuider Buiten
Spaarne, waar zij werden opgehangen als aas
voor de vogelen des hemels. Dit was niet naar den
zin van den Heer van Heemstede, die uit zijn
kasteel te Heemstede (de ruïne daarvan vindt men
nog aan de Slotlaan bij de Javalaan) het uitzicht
op dit- wreede schouwspel had. Het geheele terrein
was in dien tijd dus onbebouwd. Aan de protes
ten van den Heer van Heemstede is evenwel geen
gehoor gegeven.
Voor moord of doodslag werd vroeger vrij alge
meen de doodstraf gegeven. Maar soms ook voor
minder-ernstige vergrijpen.
In 1514 werden drie straatroovers ook ter dood
gebracht. 8 jaar later werd te Haarlem zelfs de
doodstraf opgelegd aan een jongeman uit Gro
ningen die hier wat was komen stelen. Hij kreeg
evenwel gratie, hij kwam er af met geeseiing en
verbanning uit de stad.
In datzelfde jaar werden twee mannen die geld
gestolen hadden veroordeeld om „met het zwaard
te worden gestraft". Aan hen werd het vonnis ook
voltrokken.
In het boekje „Dc meester van den scherpen
zwaarde" dat in 1917 dooi" de vereeniging „Haer-
lem" werd uitgegeven, vertelt de heer C. J. Gon-
net nog dat een bedelaar die gezond van lijf en
leden was gestraft werd door hem met zijn oor
aan de kaak te .spijkeren.
Aan mein-eedigen werden de twee voorste vin
gers van de rechterhand af gehakt. Lasteraars wer
den met hun valsche beschuldigingen te kijk ge
steld en aan de openbare bespotting overgegeven.
Onder de.Haarlemsche verzameling is een huik
of ton waarin zedelooze vrouwen tentoongesteld
werden. Soms werden de veroordeelden dan door
de stad „rondgevoerd".
Verder vindt men in het museum behalve pijn
banken, beulszwaarden, ijzers waarmee gebrand
merkt werd en radbraken.
De beul van Haarlem had een vast tarief. Hij
kreeg voor een onthoofding, ophanging of wur
ging 6 gulden en voor pijniging 4 gulden.
De lichamelijke tuchtiging werd in 1854 afge
schaft. De doodstraf die toen nog in beperkte
mate bleef bestaan, werd in 1874 uit de wet ge
schrapt.
VAN T.
zondaars nog voor hun betrapping op een voor hen
zoo zacht mogelijke wijze tot eerlijkheid te bren
gen en daardoor weder in de sociale gemeenschap
terug te voeren of hun althans op zijn minst de
mogelijkheid daartoe' te geven, en op deze wijze
tegelipkertijd hun prestatievermogen voor de
toekomst aan het* algemeen belang dienstbaar te
maken. Deze oogmerken dient de op komst zijnde
verordening, zoodat zij 'n algemeene en uniforme
belasting- en deviezen-amnestie behelst.
Artikel 1 schept een aangifteplicht voor alle tot
nu toe verheimelijkte vermogcnsbestanddeelen en
aan belasting onderhavige feiten. Daardoor wordt
niet slechts een recht op amnestie, maar ook een
plicht daartoe ingevoerd.
Artikel 2 omschrijft den kring van de meldings-
plichtige personen.
Artikel 3 bepaalt de instanties, waaraan de aan
giften moeten worden gericht. De meldingsplichti-
gen kunnen zelf niet uitmaken, voor welke overige
instanties de verschillende aan te geven vermogcns
bestanddeelen en feiten nog van belang zijn. De aan
gewezen instanties zullen cventueele verdere in
stanties mededeeling doen.
Artikl 4 bepaalt den termijn voor aangifte, welke
loopt tot 15 April 1941. Mogelijkheid tot verlenging
is in afzonderlijke gevallen mogelijk gemaakt.
Artikel 5 behelst de uitwerking van de amnestie.
De amnestie biedt zegr vérstrekkende voordeelen
om daardoor een ieder terugkeer tot eerlijkheid zoo
gemakkelijk mogelijk te maken en wel
1. Vrijheid van straf (ook van tuchtstraffen);
2. Vérstrekkende bevrijding van bijbetalingsplieht;
3. Verbod van onderzoek naar van nu af aan fis
caal niet meer belangrijke gebeurtenissen, ten einde
daardoor zooveel mogelijk met het schaamtegevoel
rekening te houden.
Artikel 6 sluit de gevolgen der amnestie algeheel
uit, wanneer de aangifte niet volledig is. Gedeeltelij
ke amnestie doet zich in dit geval niet voor. Verder
is bepaald dat de amnestie in zooverre .niet in wer
king treedt, als de aangifteplichtige of de meldings-
plichtige reeds mededeeling heeft gedaan, dat be
voegde instanties van hun verzuimen kennis dragen.
Artikel 7 bepaalt bij overtreding van den aangif
teplicht een verdubbeling van de op z'chzelve reeds
toepasselijke straf en in het geval van bedreiging
met vrijheidsstraf subsidiair boete een vrijheidsstraf
in elk geval. Hierin komt het beginsel tot uitdruk
king. dat het staatsgezag in de toekomst zonder par
don tegen die fraudeurs zal optreden, die ook deze
gelegenheid en plicht tot algeheele schoonmaak niet
gebruiken en zich daardoor ook thans nog buiten de
sociale gemeenschap houden.
Artikelen 8 en 9 bevatten bepalingen over de uit
vaardiging van uitvoerings- en aanvullingsbepa-
lingen. alsmede over het in werking treden van de
verordening, n 1. op den dag van haar afkondiging,
(^at is dus Donderdag - Red.).
In het Verordeningenblad is opgenomen een
besluit van den secretaris-generaal van het depar
tement van Financiën betreffende verhooging van
den tabaksaccijns.
Deze verhooging treedt in werking met ingang
van 1 April 1941.
Hierbij wordt de bij besluit van genoemden
secretaris-generaal met ingang van 15 September
1940 ingevoerde verhooging van den accijns ten
aanzien van sigaren rook- en pruimtabak en snuif
overgenomen in art. 5 van de Tabakswet. De toen
eveneens ingevoerde verhooging van tabaksaccijns
op sigaretten met 10 opcenten vervalt, zoodat de
accijns op sigaretten wederom op 50 pet. van den
kleinhandelsprijs wordt gebracht, zooals ook reeds
in de Tabakswet is bepaald.
De thans ingevoerde verhooging betreft de hef
fing van 100 opcenten op den tabaksaccijns voor alle
genoemde artikelen.
Wat deze verhooging bcteckent kan uit eenige
voorbeelden blijken.
Voor een sigaar, welke voor 10 cent wordt ver
kocht, bedraagt de accijns thans 20 ten honderd of
2 cent, welke accijns in den prijs van 10 cent is
inbegrepen. Met ingang van 1 April zullen op de
accijns van 2 cent 100 opcenten worden gehoven
of wel een bedrag van eveneens 2 cent, zoodat de
verkoopsprijs van deze sigaar dan zal bedragen 12
cent.
In den prijs van een sigaret van 1 cent is een
accijns van Vb cent begrepen. Op deze Vb cent komen
100 opcenten of eveneens 1/2 cent, zoodat een sigaret
van 1 cent voortaan lVk cent zal kosten.
Een doosje van 20 sigaretten, waarop staat ver
meld 20 cent 1 cent zal derhalve 30 cent gaan
kosten enz.
Voor rook- en pruimtabak bedraagt de accijns
30 pet. van den kleinhandelsprijs.
Kost een pak tabak thans 20 cent, dan is dus de
accijns 6 cent Daarop komen 100 opcenten ai
eveneens 6 cent, zoodat de prijs van dit pak tabak
op 26 cent zal komen, enz.
aan de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag.
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck:
„Er is geen doel, waarvoor men lieve»
alle hens aan dek roept, dan voor ouder
lingen bijstand wanneer gevaren den
landgenoot bedreigen. Nauwelijks geeft
iets meer voldoening dan verlichting van
anderer zorgen."