De Apenrots Jm Piet {XHige gmeti^ r Qaudvisschen Zaaien en Planten Vseirie ^Bekendmaking) DE BILT'S GARAGE R.A.B.O. Gebr. Veeninga voor vijver en aquarium Zaadhandel Jan Roozen Kleedingmagazijn Vulpen defect VEKO helpt direct Voor vakkundige Vulpenreparatie PEN SHOP TE KOOF GEVRAAGD ZATERDAG 22 MA"ART 1941' H A A R E E M'S D A G BEAD Jacobijnenstr. 1 Naturalisten 10, 12, 14, 16, 18 Telef. 13265 1ste Vtwtiaaxszendittg) geeft lang niet altijd het gewenschte resultaat, omdat men het voornaamste dikwijls vergeet. Zaai alleen het allerbeste zaad en plant alleen prima planten van een bekende en vertrouwde Firma. Loop bij den oudsten Zaadhandel van Nederland, bij FIRMA; V. SCHERTZER ZOONEN HOFLEVERANCIERS SPEKSTRAAT 5 HAARLEM. Opgericht Anno 1735. Telef. 13870 (2 lijnen) - Postgiro 41460 verkoopt nog uitsluitend de betere kwaliteiten kleeding. Om onze collectie in de winkel volledig te houden hebben wij voor- loopig geen kleeding geëtaleerd. XxCS. SteifliStl. 1 b.d. JCtoppet^UtgeCAeifk G V. Geopend van 10-6 uur. (Dinsdags en Donderdags gesloten) ZIJLSTRAAT 2e hnis vanaf 't Stadhuis. Voor Pers-, Mangel- of Natwasch (bontgoed gedroogd) Voor Chcm. Reiniging van Heer en- of Dameskleeding STOOMWASSCHERIJ „FE MINA" Regentesselaan 40. Haarlem Telef. 13466. Adveiteeif in DIT blad HAARLEM GASTHUISVEST 11 TELEF. 17266 VAKKUNDIGE REPARATIE van alle merken AUTO'S, ook Diesel en Gasgeneratoren. Speciaal adres voor algeheele revisie. ff GROOTE HOUTSTRAAT 150 TELEF. 18152 Haarlem's eerste en eenige VULPENSPECIALIST. oud goud, zilver en diamant. Hoogste prijs geeft C. FORTGENS, Groote Houtstraat 6, Haarlem. J Voorjaar op dc boerderij (Foto Pax-Holland) Nu het seizoen weer begint te naderen, wordt het weer tijd voor de lampongapen in Artis om hun zomerverblijf te betrekken. Verleden jaar was het een groot succes. Het is hun opperbest bevallen en voor de jeugd was het meer dan heerlijk. Nu strijkt de voorjaarswind weer langs de takken en voert, hier en daar al stuifmeel met zich mee van bloeiende katjes. De lucht kan alweer zoo prachtig diep blauw zijn en de zon schijnt al zoo heerlijk warm. Zeker, in Maart en April is er ook nog ruw weer te verwachten, maar het nadert toch met rassche schreden, het mooie lenteweer, het seizoen voor de apenrots. Er is geen heerlijker verblijf te bedenken. Een rotsgevaarte met de mooiste klim- en wandel wegen, hier en daar met zeer juist aangebrachte hindernissen, die zonder al te veel moeite genomen kunnen worden, maar den jongsten spruiten toch beletten om zonder hulp speciale regionen te bereiken. Op de toppen van de rots kan men genieten van het prachtigste uitzicht. En dan niet te vergeten de woonvertrekken, voor ieder gezin een afzon derlijke woning, alle op het Zuiden gelegen, de een al rianter uitgerust dan de ander, hetzij met een balkon, een loggia of een eigen oprit En alle vertrekken met centrale verwarming, wat in de kille dagen en 's nachts een genot is. Ook zijn er de meest romantische tunnels en zuilengalerijen. Inderdaad ze kwamen er de eerste weken, ja zelfs de eerste maanden niet uitge keken. Wanner ze zelf een begijn op dieef waren in hun eigen woning, _dan was het zaak om eens een kijkje te gaan nemen bij de buren. Ook was het interessant om toe te zien hoe' een ander de" hindernissen nam. En dan de speelplaats het heerlijke groote zand- terrein, met den klauterboom, waar twee schom mels in hangen, die zelfs voor een aap niet zoo gemakkelijk zijn te bereiken; vooral niet wan neer een ander, die er eerder was, zijn plaats liever niet wil afstaan. Om het speelterrein heen is een breede slot gracht, die alles omgeeft en waar buiten een muur is opgetrokken. Die muur is het eenige jam- mere. Want zonder dien muur zou de heele tuin zijn te inspecteeren. Maar er moet altijd iets te wenschen over blijven, fiet is werkelijk een prachtig grillig kasteel met allerlei onverwachte hoeken en spelonken en de kinderen hebben er- een heerlijk speelterrein en kunnen zich uren lang in den klauterboom vermaken. Ook is het goed, dat ze er zoo jong al aan wennen om te zwemmen. Leeren hoeven ze dat eigenlijk niet, maar het is goed, dat ze er aan gewend raken. Meestal zijn er ook eenige gezinnen van Java- apen. Dat zijn heel gezellige kornuiten. Maar minder prettig zijn de Mangabey-apen. Niet dat ze veel last veroorzaken maar ze kunnen zoo uit de hoogte doen, zoo stijf. En dan, zoo'n stel apen, dat zelf geen kinderen heeft, kan van een ander mans kinderen niets verdragen. Dan moet er wel eens even worden opgetreden voor die arme kleine stakkers. Dat deze opvatting niet altijd geheel juist is, blijk echter uit de volgende, naar waarheid ver telde historie. Het is een snikheete zomerdag in 1940. Bijna alle apen hebben de schaduw opgezocht, aan den noordkant van de rots of achter de hier en daar opstaande walletjes. Slechts een halfwas jong van een Lampong- aap zoekt de door de zon geblakei-de zandvlakte af naar nootjes waar misschien nog wat in zit. Heel groot is de oogst niet en hij verveelt zich kennelijk. Er is ook niet één kornuitje om mee te spelen. Kijk, daarginds komt een Mangabey aan. Vervelende verwaande kwast. Hij heeft grooten lust om dien stijven dooien diender eens een poets te bakken. Snel kijken de slimme oogjes rond. De kust is veilig. Niemand te zien behalve de Mangabey en hijzelf. En daar begint me die kwajongen van een Lampongaap opeens te gillen of zijn leven er van afhangt. Met een babyachtige kopstem krijscht en gilt hij dat het een aard heeft. De Mangabey heft het wijze hoofd op, maar wanneer hij ziet. dat het Lampongaapje zich een voudig staat aan te stellen, gaat hij rustig door met het afzoeken van het zand naar lekker nijen. Maar hij heeft buiten den waard gerekend. De kleine Lampongaap heeft zijn scène goed in elkaar gezet. Van alle kanten komen moeder-apen op het hulpgeroep van de babystem aangerend. Aller eerst de moeder van het vermeede slachtoffer. Als een furie komt ze om den hoek gerend. En overal, over de welletjes, uit de woningen, van den noordkant, op alle denkbare hoogtes verschlj nen de apen-mama's, voornamelijk uit nieuws gierigheid, maar ook met de welgemeende pogin tot bijstand. Wanneer ze nu de situatie bekijken en het arm Lampongaapje, met een van angst verwilderd ge zicht, vol afschuw naar de Mangabey zien kijkei terwyl hij bovendien nog kormt en krijscht, also deze hem bont en blauw heeft geslagen en krabd, is het vonnis dadelijk geveld. Het is zoo duidelijk als glas, de Mangabey heel dien armen kleinen stakkerd mishandeld. Een schel gegil van de apenraama's kondigt de aanval aan. De Mangabey ziet dit alles met leed oogen aan. Hij begrijpt, dat hij op de vlucht moe slaan. Want, al is hij duizendmaal onschuldig in zijn recht, wat helpt hem dat recht wannee hij het niet kan bewijzen? Dus loopt hij met groote passen naar de rots e neemt deze met geweldige sprongen, twee hinder nissen tegelijk en is weldra uit het gezicht ver dwenen. De apenmama's, waarvan er vele hu baby's* teeder tegen zich aangedrukt meedragen kunpen het lang niet zoo vlug en de mama va den vermeenden patiënt heeft het zoo druk me schelden, dat ze ook al niet al te hard opschie Maar de ruimte is beperkt en de Mangabey moe toch eenige rondes van een drijfjacht doormaken voor dat de ergste opwinding is geluwd en he verschijnen van zijn soortgenooten, drie ander groote ernstige Mangabey's, de drijfjacht doe eindigen. Al dien tijd heeft de auteur en regisseur vai dit drama met het grootste genoegen de uitwen king van zijn duivels verzonnen intrige aan schouwd. Hij heeft zich zelden zoo kostelijk ver maakt. Wanneer alles weer vrijwel tot rust is gekomen komt het opperhoofd van de apenrots, een groote breede mannetjes Lampongaap, eens kijken wat e eigenlijk aan de hand is. Waar was hij al diei tijd? Deed hij een tukje? Of speelde hij voo Don Juan? Dat is n.l. een van zijn liefste rollen Hij kijkt eens rond en begrijpt niet veel van dat gescheld en gegil. Maar het luwt al wat ei tevreden overziet hij zijn domein. Het is gelukki niet noodig om handelend op te treden. Alles weer rustig. Mag hij zich al verwonderen over zooveel drukt op zoo'n warmen dag zeker zal hij den schuldige niet ontdekken in dat armzalige kleine schooiert] dat vlak naast hem met een doodonschuldig ge zicht leege nootjes om en om keert, om te ziei of er nog wat te bikken valt. Zoo'n comediant! Zoo'n aap van een Lampong jong toch! A. J. D. BIJKSSTRMTWE6 12 - TEEfOON 16658 HUBlBMIOORfl (Adv. Ingez. Med.) foto J, Kaas. Jonge lente en jonge liefde hebben veel wat ze bij elkaar doet behooren. Onuitgesproken verwach ting, door even stille hoop gevoed, blij-angstig vóórvoelen van mogelijk geluk, door onzekerheid geremd, zijn even zoovele symptomen van het ont waken der natuur, als van dat der nobele senti menten, die de seksen tot elkaar voeren. De her leefde natuur mag op sommige dagen teleurstellen, de sentimenten later bedriegelijk blijken, het mo ment waarop het eerste ontluiken wordt waarge nomen, blijft er even gelukkig en onvergetelijk om. Een menschenkenner als de kunstenaar Jan Toorop heeft zulk moment eens op de hem eigene, speelsdhe en toch zoo raak ly pee,rende wijze in een kleine aquarel vastgelegd. Ts met dat stel jonge menschen, die daar zoo onbeholpen tegen een paar wilgeboompjes aangeleund, staan te overleggen, een mensehenpaar uit zijn eigen omgeving bedoeld? Het is mogelijk, Toorop hield wel van zoo'n grapje en ik heb daaromtrent wel eenig vermoeden, doch geen zekerheid. Maar dat verhindert niet, dat hij zulk een moment, als waarop boven gedoeld werd, prachtig in beeld bracht. In de teere kleuren van een lentelandschap staan daar die twee jonge menschen, misschien na eem lange wandeling en op het punt afscheid te nemen. Maar het beslissende woord is nog niet gezegd al hangt het duidelijk hoorbaar in de lucht. Prachtig van teekening is die lange, ietwat slungelige jon gen: de stand van zijn lichaam, zelfs de rug spre ken boekdeelen: zal hij zeggen, wat hij zeggen wilde of zal hij het nog tot morgen uitstellen? In den stand van het meisje is veel meer gedecideerdheid, zij weet natuurlijk al lang wat er komen gaat en in haar houding heeft Toorop iets gelegd van „Toe, jongen, zeur nou niet zoo lang". Maar de beschou wer kan er zeker van zijn dat het tusschen die twee wel in orde gekomen is en dat zij zich die wandeling' en dat onbestemde praten en zwijgen bij de wilgeboomen, hun leven lang zullen herinneren. In zulk moment ontluikt het voorjaar van ieder menschenleven, gelukkig zij die het zich steeds in het latere leven met blijdschap mogen herinneren er niet, als anderen, met wrok en spijt aan terug denken. Toorop maakte die aquarel in 1891. het eerst« jaar van zijn verblijf in Katwijk, waarheen hij uit Brussel gekomen was. In den achtergrond teekende hij nog allerhand herinneringen aan de Belgische hoofdstad torens en transen, huizen en kerken. Van de eerste kan men die van de Sainte Gudule on derscheiden. Het is zelfs waarschijnlijk dat hij dit bekorende werkje reeds in Brussel had opgezet en het later in Katwijk pas signeerde ep van het jaar tal 1891 voorzag. Maar dat kan alleen van belang zijn voor zoover het de voorgestelde personen be treftwaarover nog geen zekerheid bestaat en tenslotte een bijkomstigheid is. Van meer belang geldt dat ook uit dit werk van den jongen Toorop zijn prachtig ontwikkeld teekentalent valt af te le zen, evenals de lichte en zoo transparante aquarel- leerteohniek die hem in die jaren eigen was. Het ijle, omsluierde van de gevoelig geplaatste kleur in zulk werk uit de eerste der jaren negentig van de vorige eeuw, typeert dien tijd volkomen, waarin een Maurice Maeterlinck in de litteratuur zijn op gang beleefde. En vijftig jaar later staan wij weer en zien reik halzend uit naar het voorjaar, dat op komst is. En steeds zal dat voorjaar dezelfde verlichting, herle ving onzer levensmoed en -lust kunnen brengen, zoo we gezond zijn. Want, wat ook de menschen aan hun samenleving mogen prutsen en frunniken om die al maar beter te maken, de natuur trekt zich daar niets van aan: herleeft op haar tijd. bloeit op haar tijd, neemt weer rust op haar tijd. Zoo willen wij het voorjaar zien als de beloften dragen de boodschap van haar. die onze eeuwig dezelfde, altijd goede gezellin is, op onze doling over de we reld. Ook als deze vol zorgen en kommer schijnt. J. H. DE BOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 16