Juimschouw BONERA-GOUDA Prinses Dulcinea. CHOCOLADE ^^SUIKERWERKEN KWALITEIT munt uit door SMAKELIJKHEID Litteraire Kantteekeningen. POSTGIRO No's De Lente komt. Ficaria verna. ZATERDAG 22 M AART 1941' HAARLEM'S DAGBLAD ilSMflï Veil Harlan's „Zonsopgang"' Het is zeer merkwaardig om den ontwikkelings gang van het artistieke echtpaar Veit Harlan, Kristine Söderbaum te zien. De film ..Zonsop gang", met Kristine Söderbaum in de hoofdrol en Veifc Harlan als regisseur is een episode in dien ontwikkelingsgang. Het is jammer dat het groote publiek dezen gang niet chronologisch kan zien, want de Veit Harian-films zijn hier te lande tot nog toe wat rommelig door elkaar vertoond. Har lan's eerste film met Kristine Söderbaum samen „Jeugd", eertijds afgestuit op katho lieke bezwaren, kwam kortelings pas tot ver tooning in ons land. en de film „Zonsopgang", die hij daarna maakte, beleeft eerst thans, na zijn nieuwste film „Het onsterfelijke hart", haar première in Haarlem. De ontwikkelingsgang van HarlanSöder baum (de filmliefhebber -reconstrueere dezen met terugwerkende kracht) is daarom zoo merk waardig omdat de artistieke groei er zoo duide lijk uit spreekt. Hier zien we een 'kunstenaar en een kunstenaresse het beste wat zij in zich heb ben geven aan'den nieuwen kunstvorm, die film heet. Wij zien het artistieke echtpaar worstelen met de mogelijkheden enonmogelijkheden, die de film in zich bergt, we zien hen fa len en overwinnen. Zij hebben ook in de films „Het onsterfelijke hart" en „Jud Süss" hun artistieke hoogtepunt nog niet bereikt, want men voelt dat deze met de film- vormgeving worstelende menschen voorbestemd zijn. om een belangrijke bladzijde in het 'boek der filmgeschiedenis te schrijven. Opvallend is het uitermate persoonlijke stempel dat het echtpaar op zijn werk legt. Men merkt zelfs op dat het tweetal gefascineerd wordt door bepaalde beel den, die steeds in de films terugkeeren. Zoo zien we zoowel in „Jeugd" als in „Zonsopgang" en „Jud Süss" Kristine Söderbaum verdrinken. De over eenkomst tusschen de 'beelden van de booten en spookachtige flambouwen boven het water, die we in alle drie de films zien is frappant. Het loont in ieder geval de moeite zich eens op den totaal- arbeid van het echtpaar HarlanSöderbaum te bezinnen, want zijn filmarbeid is zelfs in zijn fouten uitermate belangrijk Ook de film „Zonsopgang", die de tragedie ver beeldt van een getrouwden schipper, die zijn vrouw uit den weg wil ruimen omdat hij van een ander schijnt te houden, toont de trekken van voorname regie en van voornaam acteeren. Het geheel is wat men noemt „tegen het melodrama tische aan", de gang van de tragedie is loodzwaar gelyfc het zwerk, dat de zee bedrukt, waarop zich zoo menige tragedie afspeelt. Wanneer ik Veit Harlan voor u zou moeten karakteriseeren dan zou ik dat niet beter kunnen doen dan door u op het laatste deel van deze film te wijzen. Beklemmend is de stille waanzin van den vis- scher weergegeven, die, met zijn vrouw alleen op het schip, de lust krijgt om haar te vermoorden. Beklemmend ook door het naargeestige gelui van de eenzame belboei. die gevaarlijk water aan geeft. De zelfoverwinning in het aangezicht van den afgrond, verlost den schipper, de vrouw en ook de bioscoopbezoeker uit de worgende greep van het noodlot, doch dan komt de storm. Nog maals worden levens bedreigt, nogmaals een be proeving. Met zijn vorstelijke fimtrant, zijn prachtige beeldcomioosities, drukt Harlan dit alles uit, om dan plotseling van ons te vergen dat we gelooven dat een vrouw mijlenver achter een zwemmend paard dn'den storm!) meegesleept en levend aan wal wordt gebracht, en n.b. vlug weer opstaat ook om haar man weer te vinden, die haar reeds dood waant. Hier wil Harlan's grenzelooze scheppingsdrang niet wijken voor de simpele 'lo gica die ons vertelt, dat een vrouw op die manier niet levend aankomt, laat staan meteen weer aan den wandel gaat. Harlan heeft zich eenmaal in zijn hoofd gezet, dat dit paard het huwelijks geschenk het symbool is van den band tusschen man en vrouw, en dit beest moet de vrouw dus redden. Wat mij betreft, ik heb geen enkel be zwaar tegen zoö'n uitbeelding, die de logica ge weld aandoet, want in de film stel ik de symbo liek boven de realiteit. Maar er zullen anderen zijn. die hun hoofden schudden. Hetgeen Veit Harlan en zijn vrouw er niet van zal weerhouden hun .belangrijken weg in filmland verder te gaan, en wie weet op hun hoogtepunt het moeilijkst in de filmkunst, namelijk de harmonie tusschen rea liteit en symboliek, te bereiken. Ml. gaat het er in de filmkunst om de realiteit al -beeldend te sublimeeren tot symboliek. De beel den der realiteit vormen als het ware den stroom, die telkenmale uitmondt in de delta der symbo liek. In de films „Jeugd". „Zonsopgang". „Verdwe nen sporen". „Het onsterfelijke hart" zien we dat Harlan—Söderbaum de filmvormgeving in deze richting stuwen. Dat ze daarbij vallen en opstaan is logisch. Zij strijden op een nieuw onontdekt gebied. En hun strijd toont duidelijk de teekenen van den vooruitgang. Wellicht zullen zij eens de eerepalm der overwinning uit handen van de Miuze <ier film mogen ontvangen. v. H. Rembrandt Een film in Russische sfeer. Als de film begint zal Manja Raminska (Maria Andergast) voor het eerst naar een bal-masqué gaan. Ze moet echter voordien nog haar broer Kotja in de kazerne bezoeken, die kamer- Cinema arrest heeft en die vermomd in het Rus- sich costuum van zijn zuster een slippertje wil maken. Manja trekt zoo lang zijn uniform aan en zoo vindt luitenant Jaro von Oginsky haar als hij de ronde komt doen. Jaro en Manja krijgen elkaar lief maar een huwelijk tusschen hen is onmogelijk, omdat Oginski evenals Manja's vader een speler is en met spelen 20.000 roebel verliest. Manja trouwt dan met den veel ouderen graaf Alex ander Valewski (Pe ter Petersen), terwijl diens zuster, gravin Pola Valewski (Olga Tschechowa) ook verliefd op Oginsky is. Na vele jaren zien Manja en Jaro elkaar terug en dit geeft aanleiding tot een breuk tusschen Man ja en graaf Valewski. Als de graaf daarna vermoord wordt ge vonden, wordt Manja verdacht en tijdens de rechtszitting over tuigt haar dochtertje Sasja (Traudl Starki den rechter van haar moeder's onschuld. „Manja" is een boeiende rolprent met uitstekend spel van de hoofdpersonen. Maria Andergast speelt haar zware rol met veel verve en gevoel, terwij) Olga Tschechowa met haar vorstelijke houding en uitstekend ingetogen spel weer sterk imponeert Ook Peter Petersen geeft gaaf spel te zien. De film werd knap geregisseerd door Josef Ro- vensky, terwijl de muziek die zich zeer goed aan den ,^nhoud aanpast door Giuseppe Becce werd gemaakt. Olga Tschechowa. De roman van een dokter. Dr. Thomas Uden is een zeer gezocht dokter die met hart en ziel dokter is en daardoor zijn vrouw wel wat verwaarloost. - Deze jonge levenslustige vrouw, wier belangstelling naar zoo heel andere dingen uitgaat dan naar zieken en ziekten, zoekt haar genoegens naar* haar smaak, en dat die ge noegens niet alle even onschuldig zijn, blijkt uit een briefje, dat een van haar vrienden haar schrijft. De gevolgen blijven niet uit, de eenige oplossing van het conflict lijkt haar den man te dooden. Dr. Uden, die z'n vrouw naar het huis van den vriend gevolgd is, komt als de daad al volbracht is. Uit de nobele overweging, dat hun nog jonge zoontje beter den vader dan de moeder kan missen, neemt hij de schuld op zich. Voor zeven jaar wordt hij opgesloten. Door zijn veroordeeling wordt hij niet langer waardig gekeurd de dokterpraktijk uit te oefenen na zijn vrijlating. Bij z'n besten vriend moet hij hooren dat z'n zoontje voor wien hij zich vrijwillig opgeofferd had, een jaar geleden aan longontsteking is over leden. De moeder vertoefde toen in het buiten land. Haar leven van uitgaan had ze nog steeds niet opgegeven, het kind was veel aan de zorg van anderen toevertrouwd geweest. Dat is de genadeslag voor Thomas. Zijn vrouw wil hij niet meer zien en hij gaat op reis om te trachten te vergeten. Op reis komt hij door een kleinen jongen, Peter, in aanraking met Peter's moeder, een jonge weduwe. Tus schen deze twee groeit iets heel moois en alles zou goed kunnen worden, als Thomas' vrouw in een scheiding toe zou willen stemmen, maar zij weigert. Dan wordt Thomas aan het ziekbed van den kleinen Peter geroepen, die ook longontsteking heeft. De behandelendé genees heer is niet te bereiken en de ziekte is in een stadium gekomen, dat er direct in gegrepen moet worden. Thomas wéét wat hij op het spel zet, maar de minu ten zijn kostbaar, hij be handelt den jongen en hij slaagt er in het jonge leven te behouden. Als het lijkt, dat alles nu heelemaal verloren voor hem is, komt het geluk weer in zijn leven terug. Albrecht Schönhals. Hij heeft weer toestemming dank zij de bemoeiing van zijn vriend en den dokter van Peter, om de praktijk weer uit te oefenen en hij kan een nieuw leven beginnen met de moeder van Peter. De hoofdrollen worden uitstekend gespeeld door Albr. Schönhals, Camilla Horn, Maria Ander gast en Th. Loos, ook de bijrollen zijn in goede handen, zoodat het een film is, die veler belang stelling verdient. HEINZ RÜHMANN Luxor vertoont een film van Heinz Rüh- mann in reprise „Vijf millioen zoeken een erfgenaam", Rüh- mann zal deze week ongetwijfeld weer vele lachers op zijn hand krijgen. Luxor DE HAARLEMSCHE INDUSTRIE. De Regeeringscommissaris voor Haarlem heeft, ingevolge de Hinderwet, aan A. Keulen te Haarlem vergunning verleend tot oprichting van een lak en verfspuiterij dm 'het perceel aan den Burgwal 66. ALLARD PIER SON NAAST EN TEGENOVER BUSKEN HU ET. lm de aula van de gemeente universiteit, te Am sterdam heeft vanmiddag prof. dir- C. G. N. de Vooys, hoogleeraar aan de universiteit te Utrecht voor de Allard Pierson-stichting een lezing gehou den over: „Allard Pierson maast en tegenover Busken Huet". Ook hier te Haarlem hebben de vertooningen van Prinses Dulcinea dooi- Het Nederlandsch Too- neel gisterenmiddag voor een uitverkochte zaal gegeven voor de Vereeniging voor Huisvrouwen en 's avonds als vrije voorstelling een diepen indruk gemaakt. In Aldonza, het door de liefde van Don Qui- chotte geadelde volksmeisje is iets van den ver heven geest van den dolenden ridder en ook San. cho Panoha is door dien geest aangeraakt. Dit drama van Gaston Baty is dichterlijk en tegelijk boeiend tooneel. Hoe zelden komt het voor. dat deze twee waarden dichterlijkheid en boeiend tooneel samengaan en er is dubbele reden tot verheugenis, als deze eigenschappen zoo gaaf en glanzend als hier in de voorstelling van Het Ne derlandsch Tooneel tot uitdrukking komen. Het was een waagstuk om een dramatisch ver volg want als zopdanig mogen wij Prinses Dul cinea 'beschouwen op een zoo grootsche schep- pings als Don Quitehotte te schrijven. Men mag van den auteur verlangen, dat hij* niet te ver be neden «het oorspronkelijke blijft en bij een klas siek werk als Don Quichotte is deze eisch zeker niet gering. Wélrau, Gaston Baty's fantasie staat in Prinses Dulcinea op eenzelfde 'hoogte als die van Cervantes in Don Quichotte. Het drama wordt gedragen door eenzelfde verheven gedachte, men zou het zelfs 'kunnen «beschouwen als een afslui ting -van Cervantes meesterwerk, een epiloog, om dat in Aldonza en ook in Sancho Panc'ha Don Quichotte voortleeft als het Ideaal van goedheid, ridderlijkheid en menschlievendheid en zijn werk dus in hen vrucht draagt. Het drama van Baty is een lofrede op het idealisme, even nobel als ridderlijk. Na mijn uitvoerige kritiek over de voorstelling te Amsterdam in ons blad van 28 Januari kan ik thans kort zijn, ook over de vertooning. Zjj zal mij ibij blijiven als een der mooiste opvoeringen der laatste jaren. Van der Lugt Melsert heeft zich als regisseur blijkbaar vol liefde aan dit stuk gegeven en het dichterlijke vooral er in belicht. Door zelfs de kleine rollen sterk te laten bezet ten heeft hij een voortreffelijk geheel gekregen. Zoo zagen wij Cor Hennus eerst als een zeer suggestieven, blinden bedelaar en later in het tafereel in de Jodenwijk van Toledo r— overigens niet het beste deel van «liet stuk was hij niet minder goed als de „man met de zweer". Henri Eerens gaf mooi relief aan de figuur van den no taris in de sterfscène van Don Quitehotte, welk tafereel ook door het spel der anderen i nd-ruk maakte. Een klein rolletje als van Sancho Pan- cha's vrouw werd door niemand minder dan me vrouw Duymaer v. Twist gespeeld'. En in de reoht- scène aan het slot, die een aangrijpende climax was van dit prachtige tooneelwerk trof ons de strakke maar milde rechter van Erlnga hij deed aan een figuur van El Greco's schilderijen den ken en werd de scène van den door het won der van Dulcinea's daad bekeerden monnik door het. spel van Jan van Ees tot werkelijk groot too neel. Maar dit zijn allen bijrollen. Het drama wordt beheerscht door Aldonza en Sancho. beiden su bliem gespeeld door mevrouw Van der Lugt Mel sertvan' Ees en Elsensohn. Bovenaan staat wel Elsensohn. die van den trouwhartigen Sancho een werkelijk roerend mooie figuur maakt. Het is niet minder dan een creatie. Wie zou gister avond gezegd hebben, dat Elsensohn zoo ziek was, dat er om 5 uur nog sprake van is geweest de voorstelling niet te laten doorgaan? Hii speelt de rol met een innigen eenvoud hoe prachtig was soms zijn stille spel, zooals in de scène, wanneer hij die sublieme leugen bedenkt van Don Quichótte's laatste woorden over Dulcinea en diepe menschelijkheid. De rol van Aldonza, het eenvoudige meisje, dat bijna een heilige wordt door de dn haar gewekte liefde voor Don Quichotte, is veel moei lijker, omdat zij niet zooals Sancho zuiver realistisch gespeeld kan worden. De figuur is meer dualistisch. Annie van der Lugt Melsert van Ees is in deze rol na de eerste opvoering te Amsterdam zeer gegroeid. Vooral de begeeste ring. de heilige extase van dit meisje speelde zij prachtig uit en het was ook door haar spel, dat er een groote climax in de toch reeds sterke voorstelling kwam. Hoe indrukwekkend was haar verschijning in de deur na den dood van Don Quichotte en hoe teer klonk daar dat een voudige, maar op dat oogenblik zoo treffende: „Ik ben Dulcinea". En in de rechtscène wist zij de wel zeer zware rol voortdurend door haar sterk dramatisch spel op hoog peil te houden. Een tooneelevenement is de voorstelling van Dulcinea genoemd. Zij is dit waarlijk, zoowel door-het stuk als door de opvoering. Zoo heeft het publiek dat mevrouw Van der Lugt Melsert en Elsensohn aan het slot met dankbare geest- Tl° Bij iederen goeden winkelier verkrijgbaar. (Adv. Ingez. Med.) drift huldigde, het oak gevoeld. Een aVond, die ons weer met moed vervult voor de toekomst van ons tooneel. J. B. SCHUIL. FAILLISSEMENTEN. (Opgegeven door aid. Handelsinformaties v. d. Graaf en Co. N.V., Amsterdam). Surseance van betaling: 14 Maart 1941 is voorloopig surséance van be taling verleend aan Jan v. d. Werf, meesterknecht wonende te Rotterdam. Verhoor: 25 April 1941, des v.m. 11.30 uur ter Raadkamer der Arrondissements-Recbtbank te Rotterdam. Bewindvoerder is Mr. J. Coert Jr., te Rotterdam. Er is geen ontwerp-accoord ter Griffie nederge- legd. Uitgesproken: 17 Maart: E. M. Goddard, laatstelijk gewoond hebbende te den Haag, thans zonder bekende woon plaats. R. C. Mr. A. Ikman van Burck. Cur. Mr. D. Bijdendijk, Den Haag. 19 Maart: A. B. M. Bergkamp, vrachtrijder, wo nende te Amstelveen (gemeente Nieuwer-Amstel), J. Benninghstraat no. 45. R. C. Mr. G. C. B. E. Suringar. Curatrice Mevr. Mr. P. G. M. van HeynsbergenVersteeg, Gerrit an Heemskerklaan 8, Buitenveldert. Vernietigd bij arrest van het Gerechtshof 1 te Arnhem: 22 October: J. R. Hollander, technisch bureau, Apeldoorn. Vernietigd door het Gerechtshof te Amsterdam: 11 Maart, Th. van der Vlugt, tuinder, Vijfhuïzer- dijk 205, Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer. Opgeheven wegens gebrek aan actief: 5 Maart, H. G. C. A. Zanoli, Bureau van Rechts kundige Bijstand, te Laren, wonende te Eem- nes. 17 Maart: J. H. Schouwenburg, metselaar, Den Haag. Geëindigd door homologatie van het accoord: 26 Februari, H. Kuus, schilder, wonende te Bilt- hgven. Groot ongeveer 10 pet. Gedeponeerde uitdeelingslijsten: 19 Februari: Joh. Aug. Hillen, kruidenier, Den Burg, op Texel. Geëindigd door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst. Uitlc. 1.455 pet. 6' Maart. De Naamlooze Vennootschap Zeeuwsche Meelmolen „Middelburg", gevestisd te Amersfoort Idem uitk. nihil aan conc. crediteuren. 12 Maart Jacob Jongkind Jzn. Aalsmeer. Ge ëindigd door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst na verzet. 16 Maart. P. Zeeman, manufacturier, IJmuiden- Oost. Geëinigd door het verbindend worden der eenige uitdeelingslijst. Uitk. 1.09 pet. Johannes Habbé, koopman, Alkmaar. Idem. Uitk. 0.424 pet. J. van Oosterhout, caféhouder, Rotterdam. Ge ëindigd door het verbindend worden der uitdeelings lijst. Naar wij vernemenRoman uit de Krantenwereld. Door Johan Luger, Amsterdam; Strengholt. Hoe een krant gemaakt wordtdaar zijn ver moedelijk verschillende, manieren om die vraag te beantwoordèn, zoo ze door nieuwsgierige of leer gierige menschen wordt opgeworpen. Het is ie doen op de ernstig-onderrichtende wijze, waarop handboekjes als „Hoe fokt men pluimvee" of „Hoe werkt de clearing" ontstaan. Maar het kan ook anders, luchtiger, vroolijker en met minder vertoon van ernst. Gemakshalve giet men de leerstof dan in de fictie van den romanvorm en geniet daarbij het voordeel, lachendewaarheid en verdichtsel dooreen te kunnen mengen en de lezers voor het gezellig onderhoud aan zich te verplichten. Johan Luger, bekend Amsterdamsch reporter en dag bladschrijver, heeft in zijn roman „Naar wij ver nemen. van den sluier die over de dagelijksche geboorte van een krant ligt, een tipje opgelicht en er zorg voor gedragen, dat bij die manipulatie telkens de vroolijke kant dier blijde gebeurtenis ontdekt werd. Al sinds Gustav Freitag's tooneelspel „Die Jour nalisten" heeft die categorie van geestelijke ar beiders voor de buitenstaanders groote aantrek kingskracht bezeten, zooals ook de beoefenaren der vrije kunsten nog steeds als een bijzonder bevoor rechte klasse beschouwd worden, waarin tallooze jongere en oudere lieden opgenomen verlangen te worden, zijn ook de journalisten een door velen benijde arbeidersgroep. Hetgeen bewijst dat de zin voor romantiek niet 'gemakkelijk te verdelgen is. zelfs waar bij den buitenstaander die romantiek meer in zijn verbeelding dau in de werkelijkheid bestaat. Johan Luger laat een jongmensch uit de provincie naar Amsterdam komen, waar hij als ontwerpei- van boekbanden en dergelijke sierkunstige presta ties aan den kost denkt te komen Daar men in de hoofdstad nu niet bepaald op hem heeft zitten wachten mislukt dat ondanks zijn ijverig pogen en de goede raadgeving van een vriend, vröegeren plaatsgenoot, die als verslaggever %an een groot dagblad verbonden is. Dezelfde vriend raadt hem aan de journalistiek te probeeren, als hem toe vallig bekend is geworden dat aan een klein plaat selijk blad een baantje als beginneling is openge vallen. Zoo verdwijnt Adriaan weer van de Am- stelboorden om in het achterland een man van eenig gewicht te worden. Zijn Amsterdamsche vrienden vergeten hem intusschen niet en als na eenigen tijd een groote krant een vacature heeft krijgt Adriaan een tip en wordt hij in het gilde der hoofdstad opgenomen. Afwisselend beschrijft Luger nu episodes uit het leven van den courantier en zijn vrienden en col lega's, wat hem niet moeilijk valt, daar hijzelf al tientallen van jaren in het vak is en dus van tal van gebeurtenissen gebruik maken kan. Wie dat wereldje van dichtbij of uit de vprte een beetje bekeken heeft zal nu en dan bekende geluidjes meenen te hooren, bekende gezichten meenen te zien. Maar de schrijver heeft zelf gewaar schuwd dat hij „dé jassen, hoeden, haarkleur, deugden en ondeugden, zeden en gewoonten, ja zelfs de karakters (voor zoover aanwezig) van zijn personen zorgvuldig vermengd heeft", zoodat men geen portrettten in zijn roman zal aantreffen. Het is een amusant mengsel geworden. Zoo het als roman niet al te groote pretenties kan heb ben. kan het door Luger's zeer bevattelijke geestig heid van vertellen, een onderhoudend boek ge noemd worden Waardoor misschien vele en dan vooral de niet-Amsterdamsche lezers op de wereld der persmannen en der bohème van onze hofodstad jaloersche blikken zullen gaan wer pen. Maar vooral wat dat bohème-achtige dier wereldjes aangaat, moet men daarvan *geen te hoogen dunk gaan koesteren. Het was en wordt steeds meer een namaak-bohème, waaraan slemts met aangeblaz'en fantasie een zeker genoegen te beleven viel. De tijden zijn er niet meer naar. De kuil van Jacobs in de Pijp, het Duivelseiland aan de Ruysdaelkade zijn verre historie geworden en alleeh een Heyermans kon nog iets over een Bohème schrijven, waaraan nog de vreugden en de tragiek van een Henri Monnier kleefden. Ook de bohème is zakelijk geworden. En dat is mis schien maar goed ook, want heelemaal echt was ze hiei- nooit van de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag. No. 5553. Als bank der Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasver- eeniging N.V. Amsterdam No. 877. Stort op 5553 of 877 Mr. Dr. R. H. Baron de Vos van Steenwijk „Liefdadigheid is een oud-v aderlandscht deugd. Ons volk heefl deze deugd steed* betracht. Moge het er ook thans van door drongen blijven, dat geven zaliger is dan ontvangen." Rob. Limburg. Cultuurdragers in bewogen tijden. De levende gedachten van Pascal en die van Erasmus (drie uitgaven van Servire; Den Haag). De gesprekken van Confucius, een Hoilandsche vertaling door I. J. Lion van 1862 opnieuw uit gegeven. In Den Toren, Naarden. Voor de Paaschvacantie zullen vele lezers wel licht naar iets ernstiger dan louter ontspannings lectuur vragen. Uit wat ons in handen kwam ver melden wij daarom de hierboven afgeschreven titels. Rob Limburg heeft een aantal historische schet sen in een royaal uitgegeven boekdeel (400 pag.) verzameld, een elftal cultuurdragers geteekend uit onze geschiedenis, die, zooals de inleider Dr. C. P. Gunning in zijn voorwoord opmerkt, op het eer ste gezicht niet direct mét elkaar in verband te brengen zijn, doch alleen te beschouwen zijn -als personen, die geleefd hebben voor „de liberteyt van religie en consciëntie", voor de vrijheid van geloof en geweten. Wijsgeerige denkers als Geert Groote, Wessel Gansfort, Adriaan Florisz, Menno Simons, Hugo de Groot; kunstenaars als Rembrandt en de dichter Camphuysen; practici als Willem Us- selïnx en Joan Mam-its van Nassau, een geleerde als Anthonie van Leeuwenhoek, vonden in deze portrettengalerij een plaats, voor den oppervlakki- gen beschouwer zonder onderlinge connectie, voor den aandachtigen lezer weldra met elkaar nauw verbonden door 't gemeenschappelijk Nederlandsch geestesmerk, en waar zeker meer dan de helft der genoemde Nederlanders voor velen nog wel eens ten voeten uit geteekend mocht worden en onze cultuurhistorie zeker niet verwaarloosd mag blijven, zal Rob Limburg's arbeid velen welkom zijn. Het boekje over Pascal werd door den Fransch- man.Frangois Mauriac geschreven en door Rob Lim burg in het Nederlandsch bewerkt. Voor dat over Erasmus koos hij de verschillende fragmenten uit de minder bekende samenspraken, brieven en aan- teekeningei), voorafgegaan door stukken van De lof der zotheid, in den tekst, zooals die voor eenige jaren bij de Erasmus-herdenking door de Wereld bibliotheek werd uitgegeven. Confucius' Gesprekken tenslotte werd door Jan Poortenaar ingeleid en uitgegeven gebruik makend van een oude vertaling naar een Fransche editie. Deze monologen of aphorismen het is bijna steeds alleen de wijsgeer die aan het woord is vormen een van de heilige boeken der Chineezen. Confu cius' wijsheid wordt geacht vierhonderd jaar vóór Christus door zijn leerlingen op schrift te zijn ge bracht, De wijsheid die vijfentwintig honderd jaar oud is blijft desondanks wijsheid Zoo zeide de Wijs geer Cpag. 163): „De dienstmaagden en knechten zijn het moeyelijkst te onderhouden. Behandelt gij hen als uws gelijken, dan zijn zij niet onderwor pen; houdt gij hen op een afstand, dan gevoelen zij haat en afkeer". De gulden middenweg werd blijkbaar éérst latei- ontdekt. Doch inderdaad nog steeds weinig bewan deld. J. H. DE BOIS. De kalender verzekert het zoo stellig, dat wij het wel moeten gelooven, ook al is het soms nog grimmig koud en als wij de natuur oplet tend gadegeslaan, zien wij het ook. De wei landen verliezen hun grauwheid van de winter- sche rust, over het gras ligt al een groen waas van herwonnen levenskracht. De knoppen van hoornen en heesters zwellen, wachten met het ontbotten ongeduldig op de koesterende stralen van de zon. De voorjaarstuinen kleuren en be loven in de komende weken een rijke kleuren pracht. Het vee in de stallen loeit zijn verlangen uit naar de vrijheid, de zonnige wei. De vogels krijgen kleurige veeren omdat de bruidsmaand nadert. De landman maakte zijn akkers gereed, de voren ontvingen het zaad en hij verheugt zich al op den zomer om met sik kels uit te trekken naar de golvende korenvelden om te oogsten. De lente komt! Ook in ons? De verstreken oorlogsmaanden brachten natuurlijk beproevingen.Wij voelden ons gedrukt als in winterstemming. Zouden aan onzen levensboom weer knoppen ont botten, zich nieuwe takken ontwikkelen? Zou het gevoel van geslagenheid dat nu drukt, gauw van ons wijken, zou nieuwe levenslust ontwa ken? Is er weer kans op vruchten, die wij geluk, blijheid en vertrouwen noemen? In den winter schijnt de natuur te slapen, maar in werkelijkheid bereidt zij de krachten voor die de herleving in het voorjaar mogelijk maakt. Zoo moet ook onze winter zijn geweest. Als het verlangen naar nieuw leven be staat, zijn de kiemen voor het ontwaken ge legd. Dat besef geeft vertrouwen, dat verzekert, dat ook voor ons de lente.weer zal komen. Waar nu het oorlogsgeweld woedt zullen weer eens de vredesklokken hun liefelijke klanken doen hooren. Door de beproeving zal de menschheid een harde les geleerd hebben en daarvan de vruchten plukken. Ook al zijn die duur ge kocht. De lente in de natuur is een profetie dat ook de lente voor de herboren menschheid komt. En juist daarom verheugen wij ons, nu meer dan ooit, op het ontwaken van flora en fauna. De lente komt v. T Speenkruid. Speenkruid. (Foto Hastings) Wanneer we in MaartMei buiten wandelen op vochtige plaatsen, langs bladverliezende struiken, hetzij in het bosch of langs den slootkant, dan stra len ons daar de vroolijke. fijntoegespitste gouden sterretjes van het speenkruid tegen. Het speenkruid is één van de vroegste wilde kruiden, dat buiten bloeit en het frische groen van de glanzende blaadjes met hun mooien hartvorm en gekartelden rand vormt een vroolijken achtergrond voor de fijne goudgele bloemen. Maar deze vroolijke bloemen kunt jj ook heel goed overbrengen naar uw tuin. Daar plant u ze dan liefst onder bladverliezende heesters, zoodat voor hun behoefte aan schaduw- en vocht, tn den zomer wordt gezorgd en de plant in het voorjaar toch licht genoeg krijgt voor haar ontwikkeling. Want de groeitijd van het speenkruid is vrij kort en in dien korten tijd moet er voldoende voedsel in de wortelknollëtjes worden verzameld voor het olgende jaar Ook worden er knolletjes gevormd in de oksels van de onderste bladeren. Deze dienen voor de voortplanting -Men ziet slechts zelden vruchten aan het speenkruid. De knolletjes zorgen gewoonlijk voor de voortplanting. Wanneer het speenkruid eenmaal in uw tuin is ingeburgerd, zal het jaren achtereen telkens weer opkomen en het vormt dan een aardige variatie op de andere lenteboden, die we bij den bloemist kun nen bestellen. Het is werkelijk niet'minder mooi omdat het in de meeste catalogi niet voorkomt. Dikwijls hebben die wilde planten juist een extra bekoring. Er zijn 1 c- vele onder, die slechts kleine bloemen dragen. Maar het speenkruid behoeft zich voor zijn mooie gouden sterretjes allerminst te schamen. Het kan in schoonheid en fleurigheid wedijveren met de -.vinterakoniet en zelfs met het sneeuwklokje. Wie dus een hoekje grond over heeft onder blad verliezende heesters, probeere het eens met, een naar polletjes speenkruid. De moeite van het uit steken en mee naar huis nemen zal zeker worden beloond door de jaarlijks terugkeerende vroolijk# gele bloemen en het frissche mooigevormde groen. Van die vroegbloeiende vroolijke lenteboden kun nen we er trouwens nooit genoeg in den tuin heb ben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 8