Juimschouw
BONERA-GOUDA
Prinses Dulcinea.
CHOCOLADE
^^SUIKERWERKEN
KWALITEIT
munt uit door
SMAKELIJKHEID
Litteraire Kantteekeningen.
POSTGIRO No's
De Lente komt.
Ficaria verna.
ZATERDAG 22 M AART 1941'
HAARLEM'S DAGBLAD
ilSMflï
Veil Harlan's „Zonsopgang"'
Het is zeer merkwaardig om den ontwikkelings
gang van het artistieke echtpaar Veit Harlan,
Kristine Söderbaum te zien. De film ..Zonsop
gang", met Kristine Söderbaum in de hoofdrol en
Veifc Harlan als regisseur is een episode in dien
ontwikkelingsgang. Het is jammer dat het groote
publiek dezen gang niet chronologisch kan zien,
want de Veit Harian-films zijn hier te lande tot
nog toe wat rommelig door elkaar vertoond. Har
lan's eerste film met Kristine Söderbaum
samen „Jeugd", eertijds afgestuit op katho
lieke bezwaren, kwam kortelings pas tot ver
tooning in ons land. en de film „Zonsopgang",
die hij daarna maakte, beleeft eerst thans, na
zijn nieuwste film „Het onsterfelijke hart", haar
première in Haarlem.
De ontwikkelingsgang van HarlanSöder
baum (de filmliefhebber -reconstrueere dezen
met terugwerkende kracht) is daarom zoo merk
waardig omdat de artistieke groei er zoo duide
lijk uit spreekt. Hier zien we een 'kunstenaar en
een kunstenaresse het beste wat zij in zich heb
ben geven aan'den nieuwen kunstvorm, die film
heet. Wij zien het artistieke echtpaar worstelen
met de mogelijkheden enonmogelijkheden,
die de film in zich
bergt, we zien hen fa
len en overwinnen. Zij
hebben ook in de films
„Het onsterfelijke hart"
en „Jud Süss" hun artistieke hoogtepunt nog niet
bereikt, want men voelt dat deze met de film-
vormgeving worstelende menschen voorbestemd
zijn. om een belangrijke bladzijde in het 'boek der
filmgeschiedenis te schrijven. Opvallend is het
uitermate persoonlijke stempel dat het echtpaar
op zijn werk legt. Men merkt zelfs op dat het
tweetal gefascineerd wordt door bepaalde beel
den, die steeds in de films terugkeeren. Zoo zien
we zoowel in „Jeugd" als in „Zonsopgang" en „Jud
Süss" Kristine Söderbaum verdrinken. De over
eenkomst tusschen de 'beelden van de booten en
spookachtige flambouwen boven het water, die
we in alle drie de films zien is frappant. Het loont
in ieder geval de moeite zich eens op den totaal-
arbeid van het echtpaar HarlanSöderbaum te
bezinnen, want zijn filmarbeid is zelfs in zijn
fouten uitermate belangrijk
Ook de film „Zonsopgang", die de tragedie ver
beeldt van een getrouwden schipper, die zijn
vrouw uit den weg wil ruimen omdat hij van een
ander schijnt te houden, toont de trekken van
voorname regie en van voornaam acteeren. Het
geheel is wat men noemt „tegen het melodrama
tische aan", de gang van de tragedie is loodzwaar
gelyfc het zwerk, dat de zee bedrukt, waarop zich
zoo menige tragedie afspeelt. Wanneer ik Veit
Harlan voor u zou moeten karakteriseeren dan
zou ik dat niet beter kunnen doen dan door u
op het laatste deel van deze film te wijzen.
Beklemmend is de stille waanzin van den vis-
scher weergegeven, die, met zijn vrouw alleen op
het schip, de lust krijgt om haar te vermoorden.
Beklemmend ook door het naargeestige gelui van
de eenzame belboei. die gevaarlijk water aan
geeft. De zelfoverwinning in het aangezicht van
den afgrond, verlost den schipper, de vrouw en
ook de bioscoopbezoeker uit de worgende greep
van het noodlot, doch dan komt de storm. Nog
maals worden levens bedreigt, nogmaals een be
proeving. Met zijn vorstelijke fimtrant, zijn
prachtige beeldcomioosities, drukt Harlan dit alles
uit, om dan plotseling van ons te vergen dat we
gelooven dat een vrouw mijlenver achter een
zwemmend paard dn'den storm!) meegesleept en
levend aan wal wordt gebracht, en n.b. vlug weer
opstaat ook om haar man weer te vinden, die haar
reeds dood waant. Hier wil Harlan's grenzelooze
scheppingsdrang niet wijken voor de simpele 'lo
gica die ons vertelt, dat een vrouw op die manier
niet levend aankomt, laat staan meteen weer aan
den wandel gaat. Harlan heeft zich eenmaal in
zijn hoofd gezet, dat dit paard het huwelijks
geschenk het symbool is van den band tusschen
man en vrouw, en dit beest moet de vrouw dus
redden. Wat mij betreft, ik heb geen enkel be
zwaar tegen zoö'n uitbeelding, die de logica ge
weld aandoet, want in de film stel ik de symbo
liek boven de realiteit. Maar er zullen anderen
zijn. die hun hoofden schudden. Hetgeen Veit
Harlan en zijn vrouw er niet van zal weerhouden
hun .belangrijken weg in filmland verder te gaan,
en wie weet op hun hoogtepunt het moeilijkst in
de filmkunst, namelijk de harmonie tusschen rea
liteit en symboliek, te bereiken.
Ml. gaat het er in de filmkunst om de realiteit
al -beeldend te sublimeeren tot symboliek. De beel
den der realiteit vormen als het ware den stroom,
die telkenmale uitmondt in de delta der symbo
liek. In de films „Jeugd". „Zonsopgang". „Verdwe
nen sporen". „Het onsterfelijke hart" zien we dat
Harlan—Söderbaum de filmvormgeving in deze
richting stuwen. Dat ze daarbij vallen en opstaan
is logisch. Zij strijden op een nieuw onontdekt
gebied. En hun strijd toont duidelijk de teekenen
van den vooruitgang. Wellicht zullen zij eens de
eerepalm der overwinning uit handen van de
Miuze <ier film mogen ontvangen.
v. H.
Rembrandt
Een film in Russische sfeer.
Als de film begint zal Manja Raminska (Maria
Andergast) voor het eerst naar een bal-masqué
gaan. Ze moet echter voordien nog haar broer
Kotja in de kazerne
bezoeken, die kamer-
Cinema
arrest heeft en die
vermomd in het Rus-
sich costuum van zijn
zuster een slippertje wil maken. Manja trekt zoo
lang zijn uniform aan en zoo vindt luitenant Jaro
von Oginsky haar als hij de ronde komt doen. Jaro
en Manja krijgen elkaar lief maar een huwelijk
tusschen hen is onmogelijk, omdat Oginski evenals
Manja's vader een speler is en met spelen 20.000
roebel verliest. Manja trouwt dan met den veel
ouderen graaf Alex
ander Valewski (Pe
ter Petersen), terwijl
diens zuster, gravin
Pola Valewski (Olga
Tschechowa) ook
verliefd op Oginsky
is. Na vele jaren zien
Manja en Jaro elkaar
terug en dit geeft
aanleiding tot een
breuk tusschen Man
ja en graaf Valewski.
Als de graaf daarna
vermoord wordt ge
vonden, wordt Manja
verdacht en tijdens
de rechtszitting over
tuigt haar dochtertje
Sasja (Traudl Starki
den rechter van haar moeder's onschuld.
„Manja" is een boeiende rolprent met uitstekend
spel van de hoofdpersonen. Maria Andergast speelt
haar zware rol met veel verve en gevoel, terwij)
Olga Tschechowa met haar vorstelijke houding
en uitstekend ingetogen spel weer sterk imponeert
Ook Peter Petersen geeft gaaf spel te zien.
De film werd knap geregisseerd door Josef Ro-
vensky, terwijl de muziek die zich zeer goed aan
den ,^nhoud aanpast door Giuseppe Becce werd
gemaakt.
Olga Tschechowa.
De roman van een dokter.
Dr. Thomas Uden is een zeer gezocht dokter die
met hart en ziel dokter is en daardoor zijn vrouw
wel wat verwaarloost. - Deze jonge levenslustige
vrouw, wier belangstelling naar zoo heel andere
dingen uitgaat dan naar zieken en ziekten, zoekt
haar genoegens naar* haar smaak, en dat die ge
noegens niet alle even onschuldig zijn, blijkt uit
een briefje, dat een van haar vrienden haar
schrijft. De gevolgen blijven niet uit, de eenige
oplossing van het conflict lijkt haar den man te
dooden. Dr. Uden, die z'n vrouw naar het huis
van den vriend gevolgd is, komt als de daad al
volbracht is. Uit de nobele overweging, dat hun nog
jonge zoontje beter den vader dan de moeder kan
missen, neemt hij de schuld op zich. Voor zeven
jaar wordt hij opgesloten.
Door zijn veroordeeling wordt hij niet langer
waardig gekeurd de dokterpraktijk uit te oefenen
na zijn vrijlating.
Bij z'n besten vriend moet hij hooren dat
z'n zoontje voor wien hij zich vrijwillig opgeofferd
had, een jaar geleden aan longontsteking is over
leden. De moeder vertoefde toen in het buiten
land. Haar leven van uitgaan had ze nog steeds
niet opgegeven, het kind was veel aan de zorg
van anderen toevertrouwd geweest. Dat is de
genadeslag voor Thomas. Zijn vrouw wil hij niet
meer zien en hij gaat op reis om te trachten te
vergeten.
Op reis komt hij door
een kleinen jongen,
Peter, in aanraking
met Peter's moeder, een
jonge weduwe. Tus
schen deze twee groeit iets heel moois en alles
zou goed kunnen worden, als Thomas' vrouw in
een scheiding toe zou willen stemmen, maar zij
weigert.
Dan wordt Thomas aan het ziekbed van den
kleinen Peter geroepen, die
ook longontsteking heeft.
De behandelendé genees
heer is niet te bereiken en
de ziekte is in een stadium
gekomen, dat er direct in
gegrepen moet worden.
Thomas wéét wat hij op
het spel zet, maar de minu
ten zijn kostbaar, hij be
handelt den jongen en hij
slaagt er in het jonge leven
te behouden.
Als het lijkt, dat alles
nu heelemaal verloren voor
hem is, komt het geluk
weer in zijn leven terug.
Albrecht Schönhals. Hij heeft weer toestemming
dank zij de bemoeiing van
zijn vriend en den dokter van Peter, om de
praktijk weer uit te oefenen en hij kan een nieuw
leven beginnen met de moeder van Peter.
De hoofdrollen worden uitstekend gespeeld
door Albr. Schönhals, Camilla Horn, Maria Ander
gast en Th. Loos, ook de bijrollen zijn in goede
handen, zoodat het een film is, die veler belang
stelling verdient.
HEINZ RÜHMANN
Luxor vertoont een film van Heinz Rüh-
mann in reprise „Vijf
millioen zoeken een
erfgenaam", Rüh-
mann zal deze week
ongetwijfeld weer
vele lachers op zijn hand krijgen.
Luxor
DE HAARLEMSCHE INDUSTRIE.
De Regeeringscommissaris voor Haarlem heeft,
ingevolge de Hinderwet, aan A. Keulen te Haarlem
vergunning verleend tot oprichting van een lak
en verfspuiterij dm 'het perceel aan den Burgwal 66.
ALLARD PIER SON NAAST EN TEGENOVER
BUSKEN HU ET.
lm de aula van de gemeente universiteit, te Am
sterdam heeft vanmiddag prof. dir- C. G. N. de
Vooys, hoogleeraar aan de universiteit te Utrecht
voor de Allard Pierson-stichting een lezing gehou
den over: „Allard Pierson maast en tegenover
Busken Huet".
Ook hier te Haarlem hebben de vertooningen
van Prinses Dulcinea dooi- Het Nederlandsch Too-
neel gisterenmiddag voor een uitverkochte zaal
gegeven voor de Vereeniging voor Huisvrouwen
en 's avonds als vrije voorstelling een diepen
indruk gemaakt.
In Aldonza, het door de liefde van Don Qui-
chotte geadelde volksmeisje is iets van den ver
heven geest van den dolenden ridder en ook San.
cho Panoha is door dien geest aangeraakt. Dit
drama van Gaston Baty is dichterlijk en tegelijk
boeiend tooneel. Hoe zelden komt het voor. dat
deze twee waarden dichterlijkheid en boeiend
tooneel samengaan en er is dubbele reden tot
verheugenis, als deze eigenschappen zoo gaaf en
glanzend als hier in de voorstelling van Het Ne
derlandsch Tooneel tot uitdrukking komen.
Het was een waagstuk om een dramatisch ver
volg want als zopdanig mogen wij Prinses Dul
cinea 'beschouwen op een zoo grootsche schep-
pings als Don Quitehotte te schrijven. Men mag
van den auteur verlangen, dat hij* niet te ver be
neden «het oorspronkelijke blijft en bij een klas
siek werk als Don Quichotte is deze eisch zeker
niet gering. Wélrau, Gaston Baty's fantasie staat
in Prinses Dulcinea op eenzelfde 'hoogte als die
van Cervantes in Don Quichotte. Het drama wordt
gedragen door eenzelfde verheven gedachte, men
zou het zelfs 'kunnen «beschouwen als een afslui
ting -van Cervantes meesterwerk, een epiloog, om
dat in Aldonza en ook in Sancho Panc'ha Don
Quichotte voortleeft als het Ideaal van goedheid,
ridderlijkheid en menschlievendheid en zijn
werk dus in hen vrucht draagt. Het drama van
Baty is een lofrede op het idealisme, even nobel
als ridderlijk.
Na mijn uitvoerige kritiek over de voorstelling
te Amsterdam in ons blad van 28 Januari kan ik
thans kort zijn, ook over de vertooning. Zjj zal
mij ibij blijiven als een der mooiste opvoeringen
der laatste jaren. Van der Lugt Melsert heeft
zich als regisseur blijkbaar vol liefde aan dit stuk
gegeven en het dichterlijke vooral er in belicht.
Door zelfs de kleine rollen sterk te laten bezet
ten heeft hij een voortreffelijk geheel gekregen.
Zoo zagen wij Cor Hennus eerst als een zeer
suggestieven, blinden bedelaar en later in het
tafereel in de Jodenwijk van Toledo r— overigens
niet het beste deel van «liet stuk was hij niet
minder goed als de „man met de zweer". Henri
Eerens gaf mooi relief aan de figuur van den no
taris in de sterfscène van Don Quitehotte, welk
tafereel ook door het spel der anderen i nd-ruk
maakte. Een klein rolletje als van Sancho Pan-
cha's vrouw werd door niemand minder dan me
vrouw Duymaer v. Twist gespeeld'. En in de reoht-
scène aan het slot, die een aangrijpende climax
was van dit prachtige tooneelwerk trof ons de
strakke maar milde rechter van Erlnga hij deed
aan een figuur van El Greco's schilderijen den
ken en werd de scène van den door het won
der van Dulcinea's daad bekeerden monnik door
het. spel van Jan van Ees tot werkelijk groot too
neel.
Maar dit zijn allen bijrollen. Het drama wordt
beheerscht door Aldonza en Sancho. beiden su
bliem gespeeld door mevrouw Van der Lugt Mel
sertvan' Ees en Elsensohn. Bovenaan staat wel
Elsensohn. die van den trouwhartigen Sancho
een werkelijk roerend mooie figuur maakt. Het
is niet minder dan een creatie. Wie zou gister
avond gezegd hebben, dat Elsensohn zoo ziek
was, dat er om 5 uur nog sprake van is geweest
de voorstelling niet te laten doorgaan? Hii speelt
de rol met een innigen eenvoud hoe prachtig
was soms zijn stille spel, zooals in de scène,
wanneer hij die sublieme leugen bedenkt van
Don Quichótte's laatste woorden over Dulcinea
en diepe menschelijkheid.
De rol van Aldonza, het eenvoudige meisje,
dat bijna een heilige wordt door de dn haar
gewekte liefde voor Don Quichotte, is veel moei
lijker, omdat zij niet zooals Sancho zuiver
realistisch gespeeld kan worden. De figuur is
meer dualistisch. Annie van der Lugt Melsert
van Ees is in deze rol na de eerste opvoering te
Amsterdam zeer gegroeid. Vooral de begeeste
ring. de heilige extase van dit meisje speelde zij
prachtig uit en het was ook door haar spel, dat
er een groote climax in de toch reeds sterke
voorstelling kwam. Hoe indrukwekkend was
haar verschijning in de deur na den dood van
Don Quichotte en hoe teer klonk daar dat een
voudige, maar op dat oogenblik zoo treffende:
„Ik ben Dulcinea". En in de rechtscène wist zij
de wel zeer zware rol voortdurend door haar
sterk dramatisch spel op hoog peil te houden.
Een tooneelevenement is de voorstelling van
Dulcinea genoemd. Zij is dit waarlijk, zoowel
door-het stuk als door de opvoering. Zoo heeft
het publiek dat mevrouw Van der Lugt Melsert
en Elsensohn aan het slot met dankbare geest-
Tl°
Bij iederen goeden winkelier
verkrijgbaar.
(Adv. Ingez. Med.)
drift huldigde, het oak gevoeld. Een aVond, die
ons weer met moed vervult voor de toekomst
van ons tooneel.
J. B. SCHUIL.
FAILLISSEMENTEN.
(Opgegeven door aid. Handelsinformaties
v. d. Graaf en Co. N.V., Amsterdam).
Surseance van betaling:
14 Maart 1941 is voorloopig surséance van be
taling verleend aan Jan v. d. Werf, meesterknecht
wonende te Rotterdam.
Verhoor: 25 April 1941, des v.m. 11.30 uur ter
Raadkamer der Arrondissements-Recbtbank te
Rotterdam. Bewindvoerder is Mr. J. Coert Jr., te
Rotterdam.
Er is geen ontwerp-accoord ter Griffie nederge-
legd.
Uitgesproken:
17 Maart: E. M. Goddard, laatstelijk gewoond
hebbende te den Haag, thans zonder bekende woon
plaats.
R. C. Mr. A. Ikman van Burck. Cur. Mr. D.
Bijdendijk, Den Haag.
19 Maart: A. B. M. Bergkamp, vrachtrijder, wo
nende te Amstelveen (gemeente Nieuwer-Amstel),
J. Benninghstraat no. 45.
R. C. Mr. G. C. B. E. Suringar. Curatrice Mevr.
Mr. P. G. M. van HeynsbergenVersteeg, Gerrit
an Heemskerklaan 8, Buitenveldert.
Vernietigd bij arrest van het Gerechtshof 1 te
Arnhem:
22 October: J. R. Hollander, technisch bureau,
Apeldoorn.
Vernietigd door het Gerechtshof te Amsterdam:
11 Maart, Th. van der Vlugt, tuinder, Vijfhuïzer-
dijk 205, Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer.
Opgeheven wegens gebrek aan actief:
5 Maart, H. G. C. A. Zanoli, Bureau van Rechts
kundige Bijstand, te Laren, wonende te Eem-
nes.
17 Maart: J. H. Schouwenburg, metselaar, Den
Haag.
Geëindigd door homologatie van het accoord:
26 Februari, H. Kuus, schilder, wonende te Bilt-
hgven. Groot ongeveer 10 pet.
Gedeponeerde uitdeelingslijsten:
19 Februari: Joh. Aug. Hillen, kruidenier, Den
Burg, op Texel.
Geëindigd door het verbindend worden der eenige
uitdeelingslijst. Uitlc. 1.455 pet.
6' Maart. De Naamlooze Vennootschap Zeeuwsche
Meelmolen „Middelburg", gevestisd te Amersfoort
Idem uitk. nihil aan conc. crediteuren.
12 Maart Jacob Jongkind Jzn. Aalsmeer. Ge
ëindigd door het verbindend worden der eenige
uitdeelingslijst na verzet.
16 Maart. P. Zeeman, manufacturier, IJmuiden-
Oost. Geëinigd door het verbindend worden der
eenige uitdeelingslijst. Uitk. 1.09 pet.
Johannes Habbé, koopman, Alkmaar. Idem. Uitk.
0.424 pet.
J. van Oosterhout, caféhouder, Rotterdam. Ge
ëindigd door het verbindend worden der uitdeelings
lijst.
Naar wij vernemenRoman
uit de Krantenwereld. Door Johan
Luger, Amsterdam; Strengholt.
Hoe een krant gemaakt wordtdaar zijn ver
moedelijk verschillende, manieren om die vraag
te beantwoordèn, zoo ze door nieuwsgierige of leer
gierige menschen wordt opgeworpen. Het is ie
doen op de ernstig-onderrichtende wijze, waarop
handboekjes als „Hoe fokt men pluimvee" of „Hoe
werkt de clearing" ontstaan. Maar het kan ook
anders, luchtiger, vroolijker en met minder vertoon
van ernst. Gemakshalve giet men de leerstof dan
in de fictie van den romanvorm en geniet daarbij
het voordeel, lachendewaarheid en verdichtsel
dooreen te kunnen mengen en de lezers voor het
gezellig onderhoud aan zich te verplichten. Johan
Luger, bekend Amsterdamsch reporter en dag
bladschrijver, heeft in zijn roman „Naar wij ver
nemen. van den sluier die over de dagelijksche
geboorte van een krant ligt, een tipje opgelicht
en er zorg voor gedragen, dat bij die manipulatie
telkens de vroolijke kant dier blijde gebeurtenis
ontdekt werd.
Al sinds Gustav Freitag's tooneelspel „Die Jour
nalisten" heeft die categorie van geestelijke ar
beiders voor de buitenstaanders groote aantrek
kingskracht bezeten, zooals ook de beoefenaren der
vrije kunsten nog steeds als een bijzonder bevoor
rechte klasse beschouwd worden, waarin tallooze
jongere en oudere lieden opgenomen verlangen te
worden, zijn ook de journalisten een door velen
benijde arbeidersgroep. Hetgeen bewijst dat de zin
voor romantiek niet 'gemakkelijk te verdelgen is.
zelfs waar bij den buitenstaander die romantiek
meer in zijn verbeelding dau in de werkelijkheid
bestaat.
Johan Luger laat een jongmensch uit de provincie
naar Amsterdam komen, waar hij als ontwerpei-
van boekbanden en dergelijke sierkunstige presta
ties aan den kost denkt te komen Daar men in
de hoofdstad nu niet bepaald op hem heeft zitten
wachten mislukt dat ondanks zijn ijverig pogen
en de goede raadgeving van een vriend, vröegeren
plaatsgenoot, die als verslaggever %an een groot
dagblad verbonden is. Dezelfde vriend raadt hem
aan de journalistiek te probeeren, als hem toe
vallig bekend is geworden dat aan een klein plaat
selijk blad een baantje als beginneling is openge
vallen. Zoo verdwijnt Adriaan weer van de Am-
stelboorden om in het achterland een man van
eenig gewicht te worden. Zijn Amsterdamsche
vrienden vergeten hem intusschen niet en als na
eenigen tijd een groote krant een vacature heeft
krijgt Adriaan een tip en wordt hij in het gilde
der hoofdstad opgenomen.
Afwisselend beschrijft Luger nu episodes uit het
leven van den courantier en zijn vrienden en col
lega's, wat hem niet moeilijk valt, daar hijzelf
al tientallen van jaren in het vak is en dus van
tal van gebeurtenissen gebruik maken kan. Wie
dat wereldje van dichtbij of uit de vprte een beetje
bekeken heeft zal nu en dan bekende geluidjes
meenen te hooren, bekende gezichten meenen te
zien. Maar de schrijver heeft zelf gewaar
schuwd dat hij „dé jassen, hoeden, haarkleur,
deugden en ondeugden, zeden en gewoonten, ja
zelfs de karakters (voor zoover aanwezig) van zijn
personen zorgvuldig vermengd heeft", zoodat men
geen portrettten in zijn roman zal aantreffen.
Het is een amusant mengsel geworden. Zoo het
als roman niet al te groote pretenties kan heb
ben. kan het door Luger's zeer bevattelijke geestig
heid van vertellen, een onderhoudend boek ge
noemd worden Waardoor misschien vele en
dan vooral de niet-Amsterdamsche lezers op
de wereld der persmannen en der bohème van
onze hofodstad jaloersche blikken zullen gaan wer
pen. Maar vooral wat dat bohème-achtige dier
wereldjes aangaat, moet men daarvan *geen te
hoogen dunk gaan koesteren. Het was en wordt
steeds meer een namaak-bohème, waaraan slemts
met aangeblaz'en fantasie een zeker genoegen te
beleven viel. De tijden zijn er niet meer naar. De
kuil van Jacobs in de Pijp, het Duivelseiland aan
de Ruysdaelkade zijn verre historie geworden en
alleeh een Heyermans kon nog iets over een
Bohème schrijven, waaraan nog de vreugden en
de tragiek van een Henri Monnier kleefden. Ook
de bohème is zakelijk geworden. En dat is mis
schien maar goed ook, want heelemaal echt was ze
hiei- nooit
van de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag.
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Mr. Dr. R. H. Baron de Vos van Steenwijk
„Liefdadigheid is een oud-v aderlandscht
deugd. Ons volk heefl deze deugd steed*
betracht. Moge het er ook thans van door
drongen blijven, dat geven zaliger is dan
ontvangen."
Rob. Limburg. Cultuurdragers in
bewogen tijden.
De levende gedachten van Pascal
en die van Erasmus (drie uitgaven
van Servire; Den Haag).
De gesprekken van Confucius,
een Hoilandsche vertaling door
I. J. Lion van 1862 opnieuw uit
gegeven. In Den Toren, Naarden.
Voor de Paaschvacantie zullen vele lezers wel
licht naar iets ernstiger dan louter ontspannings
lectuur vragen. Uit wat ons in handen kwam ver
melden wij daarom de hierboven afgeschreven
titels.
Rob Limburg heeft een aantal historische schet
sen in een royaal uitgegeven boekdeel (400 pag.)
verzameld, een elftal cultuurdragers geteekend
uit onze geschiedenis, die, zooals de inleider Dr. C.
P. Gunning in zijn voorwoord opmerkt, op het eer
ste gezicht niet direct mét elkaar in verband te
brengen zijn, doch alleen te beschouwen zijn -als
personen, die geleefd hebben voor „de liberteyt van
religie en consciëntie", voor de vrijheid van geloof
en geweten. Wijsgeerige denkers als Geert Groote,
Wessel Gansfort, Adriaan Florisz, Menno Simons,
Hugo de Groot; kunstenaars als Rembrandt en
de dichter Camphuysen; practici als Willem Us-
selïnx en Joan Mam-its van Nassau, een geleerde
als Anthonie van Leeuwenhoek, vonden in deze
portrettengalerij een plaats, voor den oppervlakki-
gen beschouwer zonder onderlinge connectie, voor
den aandachtigen lezer weldra met elkaar nauw
verbonden door 't gemeenschappelijk Nederlandsch
geestesmerk, en waar zeker meer dan de helft
der genoemde Nederlanders voor velen nog wel
eens ten voeten uit geteekend mocht worden en
onze cultuurhistorie zeker niet verwaarloosd mag
blijven, zal Rob Limburg's arbeid velen welkom
zijn.
Het boekje over Pascal werd door den Fransch-
man.Frangois Mauriac geschreven en door Rob Lim
burg in het Nederlandsch bewerkt. Voor dat over
Erasmus koos hij de verschillende fragmenten uit
de minder bekende samenspraken, brieven en aan-
teekeningei), voorafgegaan door stukken van De
lof der zotheid, in den tekst, zooals die voor eenige
jaren bij de Erasmus-herdenking door de Wereld
bibliotheek werd uitgegeven.
Confucius' Gesprekken tenslotte werd door Jan
Poortenaar ingeleid en uitgegeven gebruik makend
van een oude vertaling naar een Fransche editie.
Deze monologen of aphorismen het is bijna steeds
alleen de wijsgeer die aan het woord is vormen
een van de heilige boeken der Chineezen. Confu
cius' wijsheid wordt geacht vierhonderd jaar vóór
Christus door zijn leerlingen op schrift te zijn ge
bracht, De wijsheid die vijfentwintig honderd jaar
oud is blijft desondanks wijsheid Zoo zeide de Wijs
geer Cpag. 163): „De dienstmaagden en knechten
zijn het moeyelijkst te onderhouden. Behandelt gij
hen als uws gelijken, dan zijn zij niet onderwor
pen; houdt gij hen op een afstand, dan gevoelen
zij haat en afkeer".
De gulden middenweg werd blijkbaar éérst latei-
ontdekt. Doch inderdaad nog steeds weinig bewan
deld. J. H. DE BOIS.
De kalender verzekert het zoo stellig, dat wij
het wel moeten gelooven, ook al is het soms
nog grimmig koud en als wij de natuur oplet
tend gadegeslaan, zien wij het ook. De wei
landen verliezen hun grauwheid van de winter-
sche rust, over het gras ligt al een groen waas
van herwonnen levenskracht. De knoppen van
hoornen en heesters zwellen, wachten met het
ontbotten ongeduldig op de koesterende stralen
van de zon. De voorjaarstuinen kleuren en be
loven in de komende weken een rijke kleuren
pracht. Het vee in de stallen loeit zijn verlangen
uit naar de vrijheid, de zonnige wei.
De vogels krijgen kleurige veeren omdat de
bruidsmaand nadert. De landman maakte zijn
akkers gereed, de voren ontvingen het zaad en
hij verheugt zich al op den zomer om met sik
kels uit te trekken naar de golvende korenvelden
om te oogsten.
De lente komt!
Ook in ons? De verstreken oorlogsmaanden
brachten natuurlijk beproevingen.Wij voelden ons
gedrukt als in winterstemming. Zouden
aan onzen levensboom weer knoppen ont
botten, zich nieuwe takken ontwikkelen? Zou
het gevoel van geslagenheid dat nu drukt, gauw
van ons wijken, zou nieuwe levenslust ontwa
ken? Is er weer kans op vruchten, die wij geluk,
blijheid en vertrouwen noemen?
In den winter schijnt de natuur te slapen,
maar in werkelijkheid bereidt zij de krachten
voor die de herleving in het voorjaar mogelijk
maakt.
Zoo moet ook onze winter zijn geweest.
Als het verlangen naar nieuw leven be
staat, zijn de kiemen voor het ontwaken ge
legd.
Dat besef geeft vertrouwen, dat verzekert, dat
ook voor ons de lente.weer zal komen.
Waar nu het oorlogsgeweld woedt zullen weer
eens de vredesklokken hun liefelijke klanken doen
hooren. Door de beproeving zal de menschheid
een harde les geleerd hebben en daarvan de
vruchten plukken. Ook al zijn die duur ge
kocht.
De lente in de natuur is een profetie dat ook
de lente voor de herboren menschheid komt.
En juist daarom verheugen wij ons, nu meer
dan ooit, op het ontwaken van flora en fauna.
De lente komt
v. T
Speenkruid.
Speenkruid.
(Foto Hastings)
Wanneer we in MaartMei buiten wandelen op
vochtige plaatsen, langs bladverliezende struiken,
hetzij in het bosch of langs den slootkant, dan stra
len ons daar de vroolijke. fijntoegespitste gouden
sterretjes van het speenkruid tegen.
Het speenkruid is één van de vroegste wilde
kruiden, dat buiten bloeit en het frische groen van
de glanzende blaadjes met hun mooien hartvorm en
gekartelden rand vormt een vroolijken achtergrond
voor de fijne goudgele bloemen.
Maar deze vroolijke bloemen kunt jj ook heel
goed overbrengen naar uw tuin. Daar plant u ze
dan liefst onder bladverliezende heesters, zoodat voor
hun behoefte aan schaduw- en vocht, tn den zomer
wordt gezorgd en de plant in het voorjaar toch licht
genoeg krijgt voor haar ontwikkeling.
Want de groeitijd van het speenkruid is vrij kort
en in dien korten tijd moet er voldoende voedsel
in de wortelknollëtjes worden verzameld voor het
olgende jaar
Ook worden er knolletjes gevormd in de oksels
van de onderste bladeren. Deze dienen voor de
voortplanting -Men ziet slechts zelden vruchten aan
het speenkruid. De knolletjes zorgen gewoonlijk
voor de voortplanting.
Wanneer het speenkruid eenmaal in uw tuin is
ingeburgerd, zal het jaren achtereen telkens weer
opkomen en het vormt dan een aardige variatie op
de andere lenteboden, die we bij den bloemist kun
nen bestellen.
Het is werkelijk niet'minder mooi omdat het in
de meeste catalogi niet voorkomt. Dikwijls hebben
die wilde planten juist een extra bekoring. Er zijn
1 c- vele onder, die slechts kleine bloemen dragen.
Maar het speenkruid behoeft zich voor zijn mooie
gouden sterretjes allerminst te schamen. Het kan
in schoonheid en fleurigheid wedijveren met de
-.vinterakoniet en zelfs met het sneeuwklokje.
Wie dus een hoekje grond over heeft onder blad
verliezende heesters, probeere het eens met, een
naar polletjes speenkruid. De moeite van het uit
steken en mee naar huis nemen zal zeker worden
beloond door de jaarlijks terugkeerende vroolijk#
gele bloemen en het frissche mooigevormde groen.
Van die vroegbloeiende vroolijke lenteboden kun
nen we er trouwens nooit genoeg in den tuin heb
ben.