Sdïippec
IN DEN BAN VAN AMOR.
Goethe en Lotte Buff-
1
Een verslag over het leven
van zes en dertig blozende
jongens in een wit huis.
en avonturen van
eer
ZATERDAG 22 MAART 1941
HAAREEM'S DA'GBEXD
Goethe en Lotte Buff,
liet was voorjaar 1772, toen In Wetzlar een 23-
janige doctor uit Frankfurt was aangekomen: ad
vocaat van beroep, dichter en philosooph van roe
ping. Wolfgang Goethe van naam. Sommigen ken
den die signatuur al uit de Frankfurter Gelehrten
Anzeigen, een tijdschrift waarin Goethe boekbe
sprekingen publiceerde; anderen wisten zelfs te
vertellen dat de jonge man zoo juist een drama had
voltooid. Maar, wel of geen literator, de eer
ste de beste was het niet, deze juist-aangekomene.
Niet om letterkundig werkzaam te zijn had Goethe
trouwens zijn intrek genomen in een wat sombere
woning aan de Gewandsgasse No. 11 naar men
beweert dichtbij het huis van zijn oud-tante.
Op aandringen van zijn vader kwam hij zioh be
kwamen in de rechtspractijk aan het opperste ge
rechtshof, het Reichskaim mergeri ohtWas de lust
waarmee Wolfgang Goethe den nieuwen werkkring
had aanvaard al niet bijster groot, de practijk van
het kanselarij-werk bood hem zoo weinig voldoe
ning en vreugde dat de Dr. Juris zich maar al te
graag door de lentezon buiten de stad in frisscher
lucht Het lokken, Homerus in de hand. Rousseau
in het hart. Steme in het hoofd, om te dwalen door
het aanlokkelijke Lahndal met zijn glooiende ver
ten, zijn schilderaohtige halfverscholen dorpjes, zijn
weelderige glanzende natuur. Alles bracht hem hier
dn venrukkïng: de kabbelende beek, het nevelige
dal, de waterputtende dorpsdochters voor de WöÜ-
baeher Poort het was immers lente en Goethe
was jong en ontvankelijk. Maar ook kon hij uren
lang voor de herberg op het kerkspleintje in het
naburige Garbenheim zitten, waar de linden, oud
als de wereld, zoo nadenkelijk ruischen konden
dat het Goethe toescheen, of ze hem de geheimen
influisteren wilden van vele eeuwen en vele levens,
wat hem lichtelijk melancholisch of uitbundig
vroolij'k stemde: zoo droefgeestig soms, dat het le
ven hem liefelijk en schrijnend tegelijk voorkwam;
zoo stralend van onverdeelde vreugde ook, dat hij
niet beter wist te doen dan met de dorpskinderen
het spel der onbezorgde jeugd te spelen. Opgewekt
kon hij ook zijn, als hij in de herberg waar de
.Kroonprins" uithing, in den vriendenkring van
ambtenaren en gezantschapssecretarissen verkeerde
en studentikoos zijn rol speelde in het ridderver-
bond dat men zioh romantisch-speelsoh verbeeldde
te vormen.
„Hij is, in één woord, een zeer merkwaardig
menseh", aldus teekende een der stamgasten' van
de „Kroonprins", Johann Christian Kestner, in zijn
dagboek aan. Hóé merkwaardig het avontuur zou
zijn dat hij met dien talentvollen GBethe zooals
hij hem noemde moest beleven, kon de brave
Kestner toen kwalijk vermoeden. En al had hij
het gekund, zijn oordeel zou met anders hebben
geluid.
Den negenden Juni bleek het Lot als beslissenden
dag te hebben uitgekozen: een stralende zomerdag,
een natuur op haar weelderigst, een ontvankelijk
hart zoo open als een bloem in de zegenende zon.
Er was bal in Volpertshausen: Goethe zou zijn beide
nichtjes daarheen begeleiden en de koets laten
stil houden voor de woning van den districtspresi
dent Buff, om diens dochter Charlotte, een vriendin
der nichtjes, af te halen.
Verloren was Goethe bij het eerste gezicht.
Daar stond ze. Lotte, negentienjarig, blond, rank
van leest, gekleed in een witte baljapon, de laatste
hand leggend aan het avondeten voor een heele
schaar van broertjes en zusjes. Lotte een droom
In haar eenvoud: Lotte een groet van den he
mel, in haar ongereptheid en natuurlijke blijmoe
digheid: Lotte een godenkind, met haar lachen
de blauwe oogen. Anders no? dan voor Katchen
Schönkopf. voor Friederike Brion, sprong dit dich
terlijk hart, dat liefde behoefde als een leeuwerik
de lucht, open.
Onvergeteliik was die rijtoer naar Volpertshau
sen, onvergetelijk dat landelijk bal. Goethe had
enkel oor en oog voor haar, geen dans zoo gratieus
en meesleepend als een dans met haar, geen oog
zoo stralend, geen haar zoo geurend. En toch
„mijn genius was een boosaardige genius, dat hij
rnij naar Volpertshausen liet rijden...." teekende
Goethe later aan later, toen hij er aan-kon toe
voegen: „en toch een goede genius.
Ze was minder toeschietelijk dan Friederike,
minder vurig dan Katchen, maar oneindig lieftal
liger; Goethe kreeg gelegenheid, dien eersten in
druk bevestigd te zien tijdens een „beleefdheids
bezoek" dat hij haar den volgenden dag bracht:
hartelijk maar terughoudend: beminnelijk, maar
vormelijk zoo gedroeg zij zich, terwijl ze met
alle koesterende zorg cn toewijding de huiselijke
taak vervulde waarin zij, jaren lang nu al, haar
overleden moeder verving.
Enkele weken later pas bemerkte Goethe het tot
zijn ontsteltenis,,toen hij zijn onstuimige gevoelens
den vrijen loopgelaten en voor Lotte een altaar
van geluk opgericht had in zijn hart bemerkte
hij het, toen het te laat was: vier jaren al was
Lotte Buff in stilte verloofd met Goethe's vriend
Kestner. Had het leven prikkelender voedsel kun
nen geven aa.n dat gulzig hunkeren naar de storm-
sohtig-heftige aandoeningen des harten, die de
jeugd wel steeds beleeft, maar de jongelingschap
van dien tijd vin het bijzonder te doorworstelen
kreeg?
Opgevoed in burgerdeugd bleef Lotte standvas
tig, ja zoo trouw dat de jeugdige Goethe zioh daar
door maar al te graag er van ontslagen achtte, hart
en mond het zwijgen op te leggen gedurende de
vele uren van getweeëlijk samenzijn: middagen
doorgebracht in den boomgaard met het plukken
van fruit; intieme avonden genoten in den hui ge
lijken kring, uren gewijd aan spel met de kinde
ren. wandelingen in het bekoorlijk-stille Lahndal.
uitstapjes ook in gezelschap van Kestner. indien
zijn drukke werkzaamheden hem althans tijd en
- gelegenheid daartoe gaven het waren even vele
vreugden, genoten in den roes van deze dichter
lijke zomerliefde.
Zeker, Kestner, rotsvast overtuigd van Lotte's
onwankelbaarheid, had zijn uren van bangen twij
fel. „In mij", aldus bekent hij in zijn dagboek,
„woelde een strijd, omdat ik aan den eenen kant
vreesde niet in staat te zijn, Lottc'nen zoo gelukkig
te maken als hij, aan den anderen kant de gedachte
niet kon verdragen, haar te moeten verliezen".
Maar zóó sterk waren zoowel vriendschap als lief
de, dat deze stemmingen van kwellende onzeker
heid kort van duur waren.
Twee maanden duurde deze zomersche idylle,
waaraan het vruchtbare land het proza en de hoog
gestemde gevoelens de poëzie verleenden. Alle
dagen waren een feest: het leek wel of de kalender
van deze levensepisode enkel roodgedrukte data
aanwees. Juist de hopeloosheid van deze liefde ioeg
de golven van Goethe's bewogen gemoed heel wat
hooger dan tijdens die andere, door Lotte's ver
schijning zoo gansch en al verdrongen, amoureuze
gevoelens voor de uitverkorene in Se^enheim Een
hart zoo vol moest er wel van overlnooen: geen
brief uit dezen tijd waarin een lofzang op Lotte
ontbreekt, geen recensie of een onverwachte toe
speling op deze zoet-kwellende, verboden liefde
verraadt hoezeer zijn gedachten één gang, zijn hart
één taal en zijn mond één woord kennen: o: Mad-
chen, Madchen, wie lieb ich dien nu gelijk
vroeger.
Heimelijk weet hij wel dat al d'it schoons en
heerlijks een einde zal moeten nemen en toch
komt het bruusker dan hij verwachtte. Op een
Augustusavond. zoo stil en innig dat geen blad
ritselt in de zwoele schemering gebeurt het, dat
Goethe de grens,- die eerbied, liefde en vriendschap
zoo nauwgezet getrokken hadden overschrijdt: hij
kust Lotte op het voorhoofd. Een seconde van he-
melsche verrukking vele uren van knagend zelf
verwijt. De ruiker die hij haar den volgenden dag
boetvaardig brengt, wordt achteloos ter zijde ge
legd: dat is genoeg, dat kan niet misverstaan wor
den de tijd is gekomen te gaan. Het is zijn ver
stand dat het zoo zegt, zijn hart wil niet volgen,
kan dit wonder van blijde gelukzaligheid nog niet
prijsgeven, omdat het in zelfstrijd en zelftucht nog
leeren moet, afstand te doen. Zoo wil nu eenmaal
zijn gehius het, die uit een romantisoh-dichterlijk,
begaafd jongmenseh een klassiek schrijver wil doen
groeien.
Enkele weken verloopen; nog is Lotte nabij, nog
hoort hij dagelijks haar stem en schenkt haar blik
hem louter goedheid. Dan, op een avond het is
de 11de September, een herfstnevel hangt aarze
lend .tusschen de stoffige blaren vertelt Lotte,
sprekend over het eindige en eeuwige leven, van
den dood van haar moeder, voor het eerst.- En al
doet ze het sober, zonder een schijn .van pathetisch
effect, Goethe is zoo diep getroffen, dat hij zich
met alle macht bedwingen -moet, haar niet in zijn
armen te sluiten hij, wien een kus niet eens
vergund was. Zijn besluit staat vast: „We zullen
elkaar weerzien; in alle gedaanten zullen wij elkaar
herkennen. Ik ga, Lotte, uit eigen beweging. En
toch, als ik zou zeggen: voor altijd, ik zou het niet
uithouden. Vaarwel we zien elkaar weer". Het
is Lotte die schertsend een al te theatraal afscheid
weet te voorkomen: „Morgen zeker", zegt ze
lachend
Goethe ging. Den volgenden ochtend al vertrok
hij: zijn hart liet hij in Wetzlar achter.
Boven het bed van Goethe hing .Lotte's silhouet;
elke blik daarop geslagen wekte een dierbare her
innering. wekte woorden van eerbied en liefde, die
Sleutel weg? Tel. 11493
De Sleutelspecialist, L.Veerstr. 10
(Adv. Ingez. Med.)
:n briefvorm hun weg naar Wetzlar vonden. Wat
zoo bijeen geschreven werd zou de stof vormen
van een roman die een triumftocht door de we
reld maakte: „Die leiden des jungen Werthers": de
toomlooze, doodelijke dweperij van een ziel die niets
wil kennen dan eigen verlangen bracht een geheele
generatie in wilde verrukking, werd mode, nood
lottige mode. Maar Goethe was wereldberoemd ge
worden.
Toen Lotte een exemplaar van dezen roman ten
geschenke kreeg van den schrijver was zij een jaar
lang Kestner's vrouw; en al ging achter den hoofd
persoon een ander schuil dan de Wetzlarsche min
naar een vriend van Goethe, die zich uit liefdes
smart van het leven beroofde Lotte herkende
in elk fragment vriend Goethe, haar man Johann
en zichzelf. Nog eens ging ze in verbeelding
nu met Goethe door den boomgaard, dwaalde
ze door den lichten nevel van het Lahndal: nog
eens voelde zy zich een kus op het voorhoofd druk
ken, nam een vurig minnaar afscheid met den on
derdrukten hartekreet: we zien elkaar weer
Nu, ze zagen elkander weer: 44 jaren later be
zocht de weduwe Charlotte Kestner. geboren Buff
in Weimar haar zuster Amalie; één was er in de
vorstelijke residentie, die haar met bijzonder war
me hartelijkheid tegemoet trad en haar aanstonds
aan den disch noodde: Zijne Excellentie Minister
Wolfgang von Goethe.
In beider herinnering herleefde, in den glans van
een voorbije jeugd, een zomeridylle van twee lut
tele maanden ee.n episode een bloesem van
een rijk-bloeiend leven.
C. J. E. DINAUX.
Redding per telefoon.
Bij een geval van kolendampvergiftiging.
Een uniek geval: een redding per telefoon, is
Vrijdag te Hilversum bekend geworden.
De heer Van V. Jr. te Hilversum, wiens ouders
sinds eenigen tijd in een buitenhuisje te Stroe op
de Veluwe wonen, belde Donderdagavond van
Hilversum naar Stroe. Zijn vader kwam aan de
telefoon, maar was niet zoo opgewekt en belang
stellend als gewoonlijk. Op de vraag, wat er aan
haperde antwoordde hij: „ik weet het niet, jongen
ik voel me niet goed en je moeder ook niet, die
ligt al op den grond".
Toen werd het gesprek verbroken.
De heer Van V. Jr., die hierover ongerust was
belde onmiddellijk dringend een arts op in Voort
huizen, dat eenige kilometers van Stroe verwijderd
ligt; op dit alarm begaf de arts zich snel met
zijn wagen naar de woning te Stroe, waar hij
den heer en mevrouw Van V. bewusteloos aantrof.
Het echtpaar was door kolendamp bedwelmd. De
slachtoffers maken het, dank zij het snel ingrijpen
weer goed.
De opheffing van militaire
gerechten.
Overbrenging van aanhangige strafzaken naar
den gewonen rechter.
's-GRAVENHAGE. 21 Maart. Thans is bij
Verordening van den secretaris-generaal van
het departement van Justitie betreffende de
opheffing van militaire gerechten en de over
brenging van aanhangige strafzaken naar den
gewonen strafrechter o.a. het volgende vastge
steld:
Het hoog militair gerechtshof, de krijgsraden
voor de landmacht te 's-Gravenhage en te
Utrecht en de krijgsraad voor de zeemacht te
Den Helder worden opgeheven.
De berechting van alle strafbare feiten, welke
behoorden tot de kennisneming van de ge
noemde militaire gerechten en welke vóór 20
October 1940 werden begaan, gaat over naar de
gewone gerechten.
Bij besluit van den secretaris-generaal var
het departement van financiën is, gerekend te zijr
ingegaan 1 Maart 1941, benoemd dr. A. F. L.
Stapel, ontvanger der gemeente Amsterdam, to*
lid van de Rijkscommissie van advies voor de ge-
meentefinanciën.
ARTISTIEKE DAMES- EN
HEEREN PORTRETTEN
„RICHE FOTO ART"
169 GROOTE HI TSTRAAT - TELEF. 13472
(Adv. Ingez. Med.)
ROEIEN, MET DEN PEN
HOUDER IN DEN INKT.
„IJssclstcin" bij Zwolle, waar jongens opgeleid worden tot schippers.
(Foto v. d. Duim)
E sterrennacht verbleekt door het schijn
sel van de zon, die zelf achter den
horizont nog, haar lichtknechtjes voor
uit zend om het hemelpad voor haar schoon
te vegen. De IJsel blinkert en schynt wakker
geschud door de ademende aarde, die 'm zijn
bedding geeft. De boompjes aan den wazigen
horizont zetten hun nog kale kronen op als
pauwen hun staarten, om toch te pronken in
den ochtendnevel, die aan den be-ijzelden
grond ontstijgt.
Vlak aan die IJsel, dus heelemaal niet be
schermd door den dijk, de rivier genaderd en
vertrouwd als een dier, dat zich aan haar water
laaft, staat een wit huis, voorzien van een lijf
wacht van stijve, in 't gelid gerangschikte
boompjes. En dat witte huis ontwaakt ook. De
vensters klappen open, de deuren laten zegge
zes en dertig blozende jongens uit...
Ja. ja, in het schippersinstituut „IJsselstein" bij
Zwolle is het vroeg opstaan geblazen! Half zeven
uit de veeren, en dan wacht een dag van hard
werken en leeren. Commandant Zwart en zijn
mannen leiden hier jongens van dlvérse pluimage
op tot voor het vak, dat zoo karakteristiek is voor
ons land: het schippersvak. Varen willen deze jon
gens op de rivieren en langs de kust van het land,
en wanneer ze het halve jaar studie op „IJsselstein"
achter den rug hebben staat na eenige jaren prac
tijk den weg naar den post van kapitein open, en
kunnen ze niet alleen letterlijk het schip van den
wal los maken, maar ook hun levensscheepje op
eigen kracht door de wateren sturen Schipper
ahoi!
Om klokke half zeven, wanneer de nachtkou nog
niet voor de oolijke zonnestralen op de vlucht is
geslagen, staan daar op het grasveld de zes en dertig
blozende knapen de ledematen los te zwaaien. Heele
en halve kniebuigingen, uitvallen naar links en naar
rechts, de armen naar voren, naar boven en waar je
die al niet naar toe kunt brengen, de onderwijzer
geeft zijn korte bevelen en de gymnastische oefe
ningen worden keurig uitgevoerd in een zaal, zoo
als er geen tweede is op de wereld: de bloote
hemel.
„De juffrouwen hebben hun handschoenen weer
aan" gromt de onderwijzer, die de jongens les geeft
in Nederlandsch, en die er nu bij staat te kijken
De commandant, die vroeger stuurman bij de groote
vaart is geweest, blaast zijn ergernis in een extra
wolk rook de pijp uit. Die juffrouwen zijn drie
knapen, die er juffersmanieren op na houden en
de temperatuur te koud vinden voor ongeschoeide
handen. Maar er blijven nog drie en dertig blozende
knapen zónder handschoenen over. De schippers
truien zitten gegoten om de gespierde lichamen, en
de uniformpetten drukken op de hoofden: hier en
daar wippen weerbarstige krullen onder de petten
uit. Armen omhoog, armen omlaag, de beenen
spreiden en sluit. De kniebuigingen zijn een spe
ciale attractie, want ze zouden zich uitstekend
leenen voor een geluidsfilmopname. Polygoon zou
er plezier van beleven! Want elke keer als de aan
staande schippers door de knieën gaan kraken» de
botten dat het een lust is, en knitsert èr een geluid
VOOR DE KINDEREN
I I A Gourfrntur
M.M.c P'iU.Un
I Aan ion 6,1,4.
De henpclaar. noc altijd bang.
Bedenkt zich waarlijk niet te lang
Hij neemt nu overhaast de beenen
En is al heel gauv
Hij peinst: ..Ik tre
Want daar zal ik
Maar zie. de trouwe Ursula
Vliegt pijlsnel haar geliefde na
Zy kan en wil alléén niet teven
Zij wil hem al baar zorgen geven.
Zij mept: „Wacht even. lieve man.
'k Vree», dat 'k zoo hard niet loopen
kan."
in het grasveld, alsof er een zwerm sprinkhanen
neergestreken is. „Hoor die 's even!" grijnst de
commandant, en de onderwijzer legt er nog een
schepje boven op. De scharnieren moeten gesmeerd!
Daarna komt de looppas, en dan is het tijd voor het
ontbijt. Een gezonde geest in een gezond lichaam.
Inderdaad van dien stelregel hebben ze hier op
IJsselstein wel eens gehoord. Eerst krijgt de karkas
een beurt, de geest wordt vervolgens opgekale
faterd.
De taal der lichten.
In twee klassen bulgen de schipperstruien zich
over welonderhouden tafeltjes, beladen met de
attributen der wijsheid: schriften, boeken en schrijf
gerei. Voor het bord staat de heer Zeylemaker, die
na de elasticiteit van het beendergestel nu het ver
mogen der hersenen op de proef stelt. Hij brengt
de jongens van alles bij, dat ze moeten weten om
met een schip in de rivieren te kunnen varen. En
wat je daarvoor moet weten is niet voor de poes!
Een romanschrijver heeft het altijd zoo graag over
de groene en roode lichtjes, die in den nacht op
het water dansen, maar de schipper moet weten
wat die lichtjes precies beteekenen! Ze vertellen
hem of het water veilig of onveilig is. hoe lang de
sleep is, die aangevaren komt. Hij moet die tee-
kens leeren lezen als stille woorden, die hem
veel te zeggen hebben. De koers, waarin de steven
van het schip gewend moet worden, wordt op kaar
ten uitgezocht. Tja. vroeger deden vele schippers
dat niet. ze wisten den weg op een paar rivieren en
verder kwamen zy niet: wanneer er een vrachtje
buiten het gebied gebracht moest worden, waar
zy thuis waren, deden ze dat niet. Maar de zoon,
die zegt: „Mijn vader heeft ook altijd gevaren zon
der wat te leeren, waarom zou ik dan wat gaan op
steken?" heeft het ver mis. Want de tijden zijn ver
anderd. Vroeger kon je gemoedelijk des zomers
varen, en des winters er het bijltje bij neerleggen.
Maar nu is de binnenvaart een grootbedrijf ge
worden, met de scheepsruimte moet men woeke
ren. De schipper moet op zijn qui-vive zijn, met de
afschrijvingen, mogelijk ook met hypotheken. De
ouderwetsche schipper denkt: Een schip, dat stil
ligt, nou dat ligt stil. Maar de jonge schipper leert
begrijpen dat een stilliggend schip verlies betee-
kent en achteruitgang. Hij leert aanpakken. Wan
neer hij later een vracht krijgt, die vervoerd moet
worden naar een plaats aan een rivier, waar hij den
weg niet van zijn vader geleerd heeft, dan moet
hij gewapend met kennis dat onbekende water bin
nengaan, en zijn taak volvoeren.
Een huis als een schip.
Het leven op het witte huis is ingedeeld als op
een schip. De jongens houden de boel zelf schoon.
Telkens wordt er een bootsman onder hen aange
wezen, die voor een bepaalden tijd moet zorgen
dat het huis niet alleen van buiten wit, maar ook
van binnen schoon blijft. In de keuken zijn de
„zeuntjes" het haasje, die moeten helpen opdienen.
En 's nachts wordt om beurten de wacht gehouden
op IJsselstein. Trouwens, de slaapplaatsen herinne
ren ook aan het schip; het zijn precies scheeps-
kooien, en de cén plakt zijn familie tegen den
houten wand. de ander een filmster, en een derde
natuurplaatjes, of briefkaarten van booten. Schip
per, toon me je kooi, en ik zal zeggen wie je bent!
Daar is iets van aan. Trouwens, ook jonge land
rotten hebben de door hun moeders zoozeer ge
waardeerde gewoonte boven hun bedden van alles
op te prikken!
Dat die kooien door de jongens zelf keurig in
orde gemaakt moeten worden hoef ik eigenlijk
niet te zeggen, want de tijd dat een schipper een
dienstmeisje erop na houdt om zyn bed op te maken
en de hut netjes te houden, ligt nog in het verschiet
verborgen! Boven de kamer, waarin de comman
dant en de onderwijzers, allen keurig in zeemans
uniformen gestoken, bij elkaar plegen te komen
om uit te blazen, staat het bordje „Longroom". Zoo
dat ge dus aan vele dingen meteen kunt zien dat dit
w'te huis eigenlijk een boot-op-het-land is, een
woonschuit, die vast zit.
De commandant is tevreden ovW de bemanning,
die dit keer heeft aangemonsterd voor de reis van
een half jaar door het land van dictées, opstellen,
binnenvaartreglcmenten, kaarten, connossementcn,
scheepsverklaringen en er is een goede hoop dat
een groot deel van de jongens die reis door d«
kennis, die vooraf gaat aan de reis door de wateran,
met succes zal afleggen. Ter verhooging van den
Nederlandschen schippersstand, en van het bedrijf
van de binnenvaart en kustvaart.
De schipper, voordat hij met de riemen in het
water roeit, moet eerst leeren roeien met zjjn pen
houder in den inkt!
Ik heb u nou zoo'n beetje grof verteld wat er ge
beurt op IJsselstein, of om in stijl te blijven, welke
koers het leven er volgt. Ik zal u nog wat meer
vertellen over deze zes en dertig blozende schip-
persjongens, over de les van meneer Zeylemaker,
de honderd knoopen, den boom, die een mast moet
voorstellen, de heerlijke koffie van mevrouw Zwart,
en van.Willempjo. Weet u niet wie Willempje is?
Neen, maarDaar zal ik u dan toch vlug eens
over inlichten.
v. H.
Grondstoffen voor koffiesurrogaat.
Blijkens een besluit van den secretaris-gene
raal van het departement van sociale zaken is be
paald, dat vervangingsmiddelen voor. koffie slechts
mogen worden bereid, verkocht of ter aflevering
aanwezig zijn. indien zij zijn bereid uit grondstof
fen, tot welker gebruik voornoemde secretaris-gene
raal goedkeuring heeft verleend.
Voor de bereiding is goedkeuring verleend tot
het gebruik van de grondstoffen: gerooste granen,
cichorei, koffie, erwten cn tulpenbollen.