Sdïippec IN DEN BAN VAN AMOR. Goethe en Lotte Buff- 1 Een verslag over het leven van zes en dertig blozende jongens in een wit huis. en avonturen van eer ZATERDAG 22 MAART 1941 HAAREEM'S DA'GBEXD Goethe en Lotte Buff, liet was voorjaar 1772, toen In Wetzlar een 23- janige doctor uit Frankfurt was aangekomen: ad vocaat van beroep, dichter en philosooph van roe ping. Wolfgang Goethe van naam. Sommigen ken den die signatuur al uit de Frankfurter Gelehrten Anzeigen, een tijdschrift waarin Goethe boekbe sprekingen publiceerde; anderen wisten zelfs te vertellen dat de jonge man zoo juist een drama had voltooid. Maar, wel of geen literator, de eer ste de beste was het niet, deze juist-aangekomene. Niet om letterkundig werkzaam te zijn had Goethe trouwens zijn intrek genomen in een wat sombere woning aan de Gewandsgasse No. 11 naar men beweert dichtbij het huis van zijn oud-tante. Op aandringen van zijn vader kwam hij zioh be kwamen in de rechtspractijk aan het opperste ge rechtshof, het Reichskaim mergeri ohtWas de lust waarmee Wolfgang Goethe den nieuwen werkkring had aanvaard al niet bijster groot, de practijk van het kanselarij-werk bood hem zoo weinig voldoe ning en vreugde dat de Dr. Juris zich maar al te graag door de lentezon buiten de stad in frisscher lucht Het lokken, Homerus in de hand. Rousseau in het hart. Steme in het hoofd, om te dwalen door het aanlokkelijke Lahndal met zijn glooiende ver ten, zijn schilderaohtige halfverscholen dorpjes, zijn weelderige glanzende natuur. Alles bracht hem hier dn venrukkïng: de kabbelende beek, het nevelige dal, de waterputtende dorpsdochters voor de WöÜ- baeher Poort het was immers lente en Goethe was jong en ontvankelijk. Maar ook kon hij uren lang voor de herberg op het kerkspleintje in het naburige Garbenheim zitten, waar de linden, oud als de wereld, zoo nadenkelijk ruischen konden dat het Goethe toescheen, of ze hem de geheimen influisteren wilden van vele eeuwen en vele levens, wat hem lichtelijk melancholisch of uitbundig vroolij'k stemde: zoo droefgeestig soms, dat het le ven hem liefelijk en schrijnend tegelijk voorkwam; zoo stralend van onverdeelde vreugde ook, dat hij niet beter wist te doen dan met de dorpskinderen het spel der onbezorgde jeugd te spelen. Opgewekt kon hij ook zijn, als hij in de herberg waar de .Kroonprins" uithing, in den vriendenkring van ambtenaren en gezantschapssecretarissen verkeerde en studentikoos zijn rol speelde in het ridderver- bond dat men zioh romantisch-speelsoh verbeeldde te vormen. „Hij is, in één woord, een zeer merkwaardig menseh", aldus teekende een der stamgasten' van de „Kroonprins", Johann Christian Kestner, in zijn dagboek aan. Hóé merkwaardig het avontuur zou zijn dat hij met dien talentvollen GBethe zooals hij hem noemde moest beleven, kon de brave Kestner toen kwalijk vermoeden. En al had hij het gekund, zijn oordeel zou met anders hebben geluid. Den negenden Juni bleek het Lot als beslissenden dag te hebben uitgekozen: een stralende zomerdag, een natuur op haar weelderigst, een ontvankelijk hart zoo open als een bloem in de zegenende zon. Er was bal in Volpertshausen: Goethe zou zijn beide nichtjes daarheen begeleiden en de koets laten stil houden voor de woning van den districtspresi dent Buff, om diens dochter Charlotte, een vriendin der nichtjes, af te halen. Verloren was Goethe bij het eerste gezicht. Daar stond ze. Lotte, negentienjarig, blond, rank van leest, gekleed in een witte baljapon, de laatste hand leggend aan het avondeten voor een heele schaar van broertjes en zusjes. Lotte een droom In haar eenvoud: Lotte een groet van den he mel, in haar ongereptheid en natuurlijke blijmoe digheid: Lotte een godenkind, met haar lachen de blauwe oogen. Anders no? dan voor Katchen Schönkopf. voor Friederike Brion, sprong dit dich terlijk hart, dat liefde behoefde als een leeuwerik de lucht, open. Onvergeteliik was die rijtoer naar Volpertshau sen, onvergetelijk dat landelijk bal. Goethe had enkel oor en oog voor haar, geen dans zoo gratieus en meesleepend als een dans met haar, geen oog zoo stralend, geen haar zoo geurend. En toch „mijn genius was een boosaardige genius, dat hij rnij naar Volpertshausen liet rijden...." teekende Goethe later aan later, toen hij er aan-kon toe voegen: „en toch een goede genius. Ze was minder toeschietelijk dan Friederike, minder vurig dan Katchen, maar oneindig lieftal liger; Goethe kreeg gelegenheid, dien eersten in druk bevestigd te zien tijdens een „beleefdheids bezoek" dat hij haar den volgenden dag bracht: hartelijk maar terughoudend: beminnelijk, maar vormelijk zoo gedroeg zij zich, terwijl ze met alle koesterende zorg cn toewijding de huiselijke taak vervulde waarin zij, jaren lang nu al, haar overleden moeder verving. Enkele weken later pas bemerkte Goethe het tot zijn ontsteltenis,,toen hij zijn onstuimige gevoelens den vrijen loopgelaten en voor Lotte een altaar van geluk opgericht had in zijn hart bemerkte hij het, toen het te laat was: vier jaren al was Lotte Buff in stilte verloofd met Goethe's vriend Kestner. Had het leven prikkelender voedsel kun nen geven aa.n dat gulzig hunkeren naar de storm- sohtig-heftige aandoeningen des harten, die de jeugd wel steeds beleeft, maar de jongelingschap van dien tijd vin het bijzonder te doorworstelen kreeg? Opgevoed in burgerdeugd bleef Lotte standvas tig, ja zoo trouw dat de jeugdige Goethe zioh daar door maar al te graag er van ontslagen achtte, hart en mond het zwijgen op te leggen gedurende de vele uren van getweeëlijk samenzijn: middagen doorgebracht in den boomgaard met het plukken van fruit; intieme avonden genoten in den hui ge lijken kring, uren gewijd aan spel met de kinde ren. wandelingen in het bekoorlijk-stille Lahndal. uitstapjes ook in gezelschap van Kestner. indien zijn drukke werkzaamheden hem althans tijd en - gelegenheid daartoe gaven het waren even vele vreugden, genoten in den roes van deze dichter lijke zomerliefde. Zeker, Kestner, rotsvast overtuigd van Lotte's onwankelbaarheid, had zijn uren van bangen twij fel. „In mij", aldus bekent hij in zijn dagboek, „woelde een strijd, omdat ik aan den eenen kant vreesde niet in staat te zijn, Lottc'nen zoo gelukkig te maken als hij, aan den anderen kant de gedachte niet kon verdragen, haar te moeten verliezen". Maar zóó sterk waren zoowel vriendschap als lief de, dat deze stemmingen van kwellende onzeker heid kort van duur waren. Twee maanden duurde deze zomersche idylle, waaraan het vruchtbare land het proza en de hoog gestemde gevoelens de poëzie verleenden. Alle dagen waren een feest: het leek wel of de kalender van deze levensepisode enkel roodgedrukte data aanwees. Juist de hopeloosheid van deze liefde ioeg de golven van Goethe's bewogen gemoed heel wat hooger dan tijdens die andere, door Lotte's ver schijning zoo gansch en al verdrongen, amoureuze gevoelens voor de uitverkorene in Se^enheim Een hart zoo vol moest er wel van overlnooen: geen brief uit dezen tijd waarin een lofzang op Lotte ontbreekt, geen recensie of een onverwachte toe speling op deze zoet-kwellende, verboden liefde verraadt hoezeer zijn gedachten één gang, zijn hart één taal en zijn mond één woord kennen: o: Mad- chen, Madchen, wie lieb ich dien nu gelijk vroeger. Heimelijk weet hij wel dat al d'it schoons en heerlijks een einde zal moeten nemen en toch komt het bruusker dan hij verwachtte. Op een Augustusavond. zoo stil en innig dat geen blad ritselt in de zwoele schemering gebeurt het, dat Goethe de grens,- die eerbied, liefde en vriendschap zoo nauwgezet getrokken hadden overschrijdt: hij kust Lotte op het voorhoofd. Een seconde van he- melsche verrukking vele uren van knagend zelf verwijt. De ruiker die hij haar den volgenden dag boetvaardig brengt, wordt achteloos ter zijde ge legd: dat is genoeg, dat kan niet misverstaan wor den de tijd is gekomen te gaan. Het is zijn ver stand dat het zoo zegt, zijn hart wil niet volgen, kan dit wonder van blijde gelukzaligheid nog niet prijsgeven, omdat het in zelfstrijd en zelftucht nog leeren moet, afstand te doen. Zoo wil nu eenmaal zijn gehius het, die uit een romantisoh-dichterlijk, begaafd jongmenseh een klassiek schrijver wil doen groeien. Enkele weken verloopen; nog is Lotte nabij, nog hoort hij dagelijks haar stem en schenkt haar blik hem louter goedheid. Dan, op een avond het is de 11de September, een herfstnevel hangt aarze lend .tusschen de stoffige blaren vertelt Lotte, sprekend over het eindige en eeuwige leven, van den dood van haar moeder, voor het eerst.- En al doet ze het sober, zonder een schijn .van pathetisch effect, Goethe is zoo diep getroffen, dat hij zich met alle macht bedwingen -moet, haar niet in zijn armen te sluiten hij, wien een kus niet eens vergund was. Zijn besluit staat vast: „We zullen elkaar weerzien; in alle gedaanten zullen wij elkaar herkennen. Ik ga, Lotte, uit eigen beweging. En toch, als ik zou zeggen: voor altijd, ik zou het niet uithouden. Vaarwel we zien elkaar weer". Het is Lotte die schertsend een al te theatraal afscheid weet te voorkomen: „Morgen zeker", zegt ze lachend Goethe ging. Den volgenden ochtend al vertrok hij: zijn hart liet hij in Wetzlar achter. Boven het bed van Goethe hing .Lotte's silhouet; elke blik daarop geslagen wekte een dierbare her innering. wekte woorden van eerbied en liefde, die Sleutel weg? Tel. 11493 De Sleutelspecialist, L.Veerstr. 10 (Adv. Ingez. Med.) :n briefvorm hun weg naar Wetzlar vonden. Wat zoo bijeen geschreven werd zou de stof vormen van een roman die een triumftocht door de we reld maakte: „Die leiden des jungen Werthers": de toomlooze, doodelijke dweperij van een ziel die niets wil kennen dan eigen verlangen bracht een geheele generatie in wilde verrukking, werd mode, nood lottige mode. Maar Goethe was wereldberoemd ge worden. Toen Lotte een exemplaar van dezen roman ten geschenke kreeg van den schrijver was zij een jaar lang Kestner's vrouw; en al ging achter den hoofd persoon een ander schuil dan de Wetzlarsche min naar een vriend van Goethe, die zich uit liefdes smart van het leven beroofde Lotte herkende in elk fragment vriend Goethe, haar man Johann en zichzelf. Nog eens ging ze in verbeelding nu met Goethe door den boomgaard, dwaalde ze door den lichten nevel van het Lahndal: nog eens voelde zy zich een kus op het voorhoofd druk ken, nam een vurig minnaar afscheid met den on derdrukten hartekreet: we zien elkaar weer Nu, ze zagen elkander weer: 44 jaren later be zocht de weduwe Charlotte Kestner. geboren Buff in Weimar haar zuster Amalie; één was er in de vorstelijke residentie, die haar met bijzonder war me hartelijkheid tegemoet trad en haar aanstonds aan den disch noodde: Zijne Excellentie Minister Wolfgang von Goethe. In beider herinnering herleefde, in den glans van een voorbije jeugd, een zomeridylle van twee lut tele maanden ee.n episode een bloesem van een rijk-bloeiend leven. C. J. E. DINAUX. Redding per telefoon. Bij een geval van kolendampvergiftiging. Een uniek geval: een redding per telefoon, is Vrijdag te Hilversum bekend geworden. De heer Van V. Jr. te Hilversum, wiens ouders sinds eenigen tijd in een buitenhuisje te Stroe op de Veluwe wonen, belde Donderdagavond van Hilversum naar Stroe. Zijn vader kwam aan de telefoon, maar was niet zoo opgewekt en belang stellend als gewoonlijk. Op de vraag, wat er aan haperde antwoordde hij: „ik weet het niet, jongen ik voel me niet goed en je moeder ook niet, die ligt al op den grond". Toen werd het gesprek verbroken. De heer Van V. Jr., die hierover ongerust was belde onmiddellijk dringend een arts op in Voort huizen, dat eenige kilometers van Stroe verwijderd ligt; op dit alarm begaf de arts zich snel met zijn wagen naar de woning te Stroe, waar hij den heer en mevrouw Van V. bewusteloos aantrof. Het echtpaar was door kolendamp bedwelmd. De slachtoffers maken het, dank zij het snel ingrijpen weer goed. De opheffing van militaire gerechten. Overbrenging van aanhangige strafzaken naar den gewonen rechter. 's-GRAVENHAGE. 21 Maart. Thans is bij Verordening van den secretaris-generaal van het departement van Justitie betreffende de opheffing van militaire gerechten en de over brenging van aanhangige strafzaken naar den gewonen strafrechter o.a. het volgende vastge steld: Het hoog militair gerechtshof, de krijgsraden voor de landmacht te 's-Gravenhage en te Utrecht en de krijgsraad voor de zeemacht te Den Helder worden opgeheven. De berechting van alle strafbare feiten, welke behoorden tot de kennisneming van de ge noemde militaire gerechten en welke vóór 20 October 1940 werden begaan, gaat over naar de gewone gerechten. Bij besluit van den secretaris-generaal var het departement van financiën is, gerekend te zijr ingegaan 1 Maart 1941, benoemd dr. A. F. L. Stapel, ontvanger der gemeente Amsterdam, to* lid van de Rijkscommissie van advies voor de ge- meentefinanciën. ARTISTIEKE DAMES- EN HEEREN PORTRETTEN „RICHE FOTO ART" 169 GROOTE HI TSTRAAT - TELEF. 13472 (Adv. Ingez. Med.) ROEIEN, MET DEN PEN HOUDER IN DEN INKT. „IJssclstcin" bij Zwolle, waar jongens opgeleid worden tot schippers. (Foto v. d. Duim) E sterrennacht verbleekt door het schijn sel van de zon, die zelf achter den horizont nog, haar lichtknechtjes voor uit zend om het hemelpad voor haar schoon te vegen. De IJsel blinkert en schynt wakker geschud door de ademende aarde, die 'm zijn bedding geeft. De boompjes aan den wazigen horizont zetten hun nog kale kronen op als pauwen hun staarten, om toch te pronken in den ochtendnevel, die aan den be-ijzelden grond ontstijgt. Vlak aan die IJsel, dus heelemaal niet be schermd door den dijk, de rivier genaderd en vertrouwd als een dier, dat zich aan haar water laaft, staat een wit huis, voorzien van een lijf wacht van stijve, in 't gelid gerangschikte boompjes. En dat witte huis ontwaakt ook. De vensters klappen open, de deuren laten zegge zes en dertig blozende jongens uit... Ja. ja, in het schippersinstituut „IJsselstein" bij Zwolle is het vroeg opstaan geblazen! Half zeven uit de veeren, en dan wacht een dag van hard werken en leeren. Commandant Zwart en zijn mannen leiden hier jongens van dlvérse pluimage op tot voor het vak, dat zoo karakteristiek is voor ons land: het schippersvak. Varen willen deze jon gens op de rivieren en langs de kust van het land, en wanneer ze het halve jaar studie op „IJsselstein" achter den rug hebben staat na eenige jaren prac tijk den weg naar den post van kapitein open, en kunnen ze niet alleen letterlijk het schip van den wal los maken, maar ook hun levensscheepje op eigen kracht door de wateren sturen Schipper ahoi! Om klokke half zeven, wanneer de nachtkou nog niet voor de oolijke zonnestralen op de vlucht is geslagen, staan daar op het grasveld de zes en dertig blozende knapen de ledematen los te zwaaien. Heele en halve kniebuigingen, uitvallen naar links en naar rechts, de armen naar voren, naar boven en waar je die al niet naar toe kunt brengen, de onderwijzer geeft zijn korte bevelen en de gymnastische oefe ningen worden keurig uitgevoerd in een zaal, zoo als er geen tweede is op de wereld: de bloote hemel. „De juffrouwen hebben hun handschoenen weer aan" gromt de onderwijzer, die de jongens les geeft in Nederlandsch, en die er nu bij staat te kijken De commandant, die vroeger stuurman bij de groote vaart is geweest, blaast zijn ergernis in een extra wolk rook de pijp uit. Die juffrouwen zijn drie knapen, die er juffersmanieren op na houden en de temperatuur te koud vinden voor ongeschoeide handen. Maar er blijven nog drie en dertig blozende knapen zónder handschoenen over. De schippers truien zitten gegoten om de gespierde lichamen, en de uniformpetten drukken op de hoofden: hier en daar wippen weerbarstige krullen onder de petten uit. Armen omhoog, armen omlaag, de beenen spreiden en sluit. De kniebuigingen zijn een spe ciale attractie, want ze zouden zich uitstekend leenen voor een geluidsfilmopname. Polygoon zou er plezier van beleven! Want elke keer als de aan staande schippers door de knieën gaan kraken» de botten dat het een lust is, en knitsert èr een geluid VOOR DE KINDEREN I I A Gourfrntur M.M.c P'iU.Un I Aan ion 6,1,4. De henpclaar. noc altijd bang. Bedenkt zich waarlijk niet te lang Hij neemt nu overhaast de beenen En is al heel gauv Hij peinst: ..Ik tre Want daar zal ik Maar zie. de trouwe Ursula Vliegt pijlsnel haar geliefde na Zy kan en wil alléén niet teven Zij wil hem al baar zorgen geven. Zij mept: „Wacht even. lieve man. 'k Vree», dat 'k zoo hard niet loopen kan." in het grasveld, alsof er een zwerm sprinkhanen neergestreken is. „Hoor die 's even!" grijnst de commandant, en de onderwijzer legt er nog een schepje boven op. De scharnieren moeten gesmeerd! Daarna komt de looppas, en dan is het tijd voor het ontbijt. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Inderdaad van dien stelregel hebben ze hier op IJsselstein wel eens gehoord. Eerst krijgt de karkas een beurt, de geest wordt vervolgens opgekale faterd. De taal der lichten. In twee klassen bulgen de schipperstruien zich over welonderhouden tafeltjes, beladen met de attributen der wijsheid: schriften, boeken en schrijf gerei. Voor het bord staat de heer Zeylemaker, die na de elasticiteit van het beendergestel nu het ver mogen der hersenen op de proef stelt. Hij brengt de jongens van alles bij, dat ze moeten weten om met een schip in de rivieren te kunnen varen. En wat je daarvoor moet weten is niet voor de poes! Een romanschrijver heeft het altijd zoo graag over de groene en roode lichtjes, die in den nacht op het water dansen, maar de schipper moet weten wat die lichtjes precies beteekenen! Ze vertellen hem of het water veilig of onveilig is. hoe lang de sleep is, die aangevaren komt. Hij moet die tee- kens leeren lezen als stille woorden, die hem veel te zeggen hebben. De koers, waarin de steven van het schip gewend moet worden, wordt op kaar ten uitgezocht. Tja. vroeger deden vele schippers dat niet. ze wisten den weg op een paar rivieren en verder kwamen zy niet: wanneer er een vrachtje buiten het gebied gebracht moest worden, waar zy thuis waren, deden ze dat niet. Maar de zoon, die zegt: „Mijn vader heeft ook altijd gevaren zon der wat te leeren, waarom zou ik dan wat gaan op steken?" heeft het ver mis. Want de tijden zijn ver anderd. Vroeger kon je gemoedelijk des zomers varen, en des winters er het bijltje bij neerleggen. Maar nu is de binnenvaart een grootbedrijf ge worden, met de scheepsruimte moet men woeke ren. De schipper moet op zijn qui-vive zijn, met de afschrijvingen, mogelijk ook met hypotheken. De ouderwetsche schipper denkt: Een schip, dat stil ligt, nou dat ligt stil. Maar de jonge schipper leert begrijpen dat een stilliggend schip verlies betee- kent en achteruitgang. Hij leert aanpakken. Wan neer hij later een vracht krijgt, die vervoerd moet worden naar een plaats aan een rivier, waar hij den weg niet van zijn vader geleerd heeft, dan moet hij gewapend met kennis dat onbekende water bin nengaan, en zijn taak volvoeren. Een huis als een schip. Het leven op het witte huis is ingedeeld als op een schip. De jongens houden de boel zelf schoon. Telkens wordt er een bootsman onder hen aange wezen, die voor een bepaalden tijd moet zorgen dat het huis niet alleen van buiten wit, maar ook van binnen schoon blijft. In de keuken zijn de „zeuntjes" het haasje, die moeten helpen opdienen. En 's nachts wordt om beurten de wacht gehouden op IJsselstein. Trouwens, de slaapplaatsen herinne ren ook aan het schip; het zijn precies scheeps- kooien, en de cén plakt zijn familie tegen den houten wand. de ander een filmster, en een derde natuurplaatjes, of briefkaarten van booten. Schip per, toon me je kooi, en ik zal zeggen wie je bent! Daar is iets van aan. Trouwens, ook jonge land rotten hebben de door hun moeders zoozeer ge waardeerde gewoonte boven hun bedden van alles op te prikken! Dat die kooien door de jongens zelf keurig in orde gemaakt moeten worden hoef ik eigenlijk niet te zeggen, want de tijd dat een schipper een dienstmeisje erop na houdt om zyn bed op te maken en de hut netjes te houden, ligt nog in het verschiet verborgen! Boven de kamer, waarin de comman dant en de onderwijzers, allen keurig in zeemans uniformen gestoken, bij elkaar plegen te komen om uit te blazen, staat het bordje „Longroom". Zoo dat ge dus aan vele dingen meteen kunt zien dat dit w'te huis eigenlijk een boot-op-het-land is, een woonschuit, die vast zit. De commandant is tevreden ovW de bemanning, die dit keer heeft aangemonsterd voor de reis van een half jaar door het land van dictées, opstellen, binnenvaartreglcmenten, kaarten, connossementcn, scheepsverklaringen en er is een goede hoop dat een groot deel van de jongens die reis door d« kennis, die vooraf gaat aan de reis door de wateran, met succes zal afleggen. Ter verhooging van den Nederlandschen schippersstand, en van het bedrijf van de binnenvaart en kustvaart. De schipper, voordat hij met de riemen in het water roeit, moet eerst leeren roeien met zjjn pen houder in den inkt! Ik heb u nou zoo'n beetje grof verteld wat er ge beurt op IJsselstein, of om in stijl te blijven, welke koers het leven er volgt. Ik zal u nog wat meer vertellen over deze zes en dertig blozende schip- persjongens, over de les van meneer Zeylemaker, de honderd knoopen, den boom, die een mast moet voorstellen, de heerlijke koffie van mevrouw Zwart, en van.Willempjo. Weet u niet wie Willempje is? Neen, maarDaar zal ik u dan toch vlug eens over inlichten. v. H. Grondstoffen voor koffiesurrogaat. Blijkens een besluit van den secretaris-gene raal van het departement van sociale zaken is be paald, dat vervangingsmiddelen voor. koffie slechts mogen worden bereid, verkocht of ter aflevering aanwezig zijn. indien zij zijn bereid uit grondstof fen, tot welker gebruik voornoemde secretaris-gene raal goedkeuring heeft verleend. Voor de bereiding is goedkeuring verleend tot het gebruik van de grondstoffen: gerooste granen, cichorei, koffie, erwten cn tulpenbollen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 9