Jjwqms aan dm siag.
Op Ontdekkingsreis
Een Zonnestraal.
IN SPANNING.
POSTGIRO No's
DINSDAG 25 MAART 1941
HAARLEM'S DAGBLAD
3
99
99
Bijzonderheden over de zorgeloosheid van
Willempje, de toekomst van „IJselstein" en
de roode strepen in de schriften
raag aan Willempje wat hij wor
den wil, en 't antwoord is prompt
„Schipper, meneer!" De jongeman
is wat men noemt een turf hoog,
en de ijsmuts met de wollen bal al bovenop
die in de maat wiebelt wanneer de beentjes
het lichaam schoksgewijze voortbewegen
is zóó groot dat wie op .IJsselstein" voor 't
eerst komt, Willempje waarneemt als een wol
len muts, wandelend op een paar driftige
klompjes, en een bol buikje hier tusschen.
Willempje is de mascot van de schippersjongens
op IJsselstein. Daar waar twee forsche knapen
zich buigen over slanke roeispanen die op een
tafel zijn gelegd opdat ze met stukjes scherp glas
afgekrabd, met schuurpapier glad en tenslotte met
lak mooi gemaakt kunnen worden, duikt de
wiebelende wolbal van Willempje's reuzenmuts
boven den tafelrand op, en steekt de neus
eigenlijk een wat wijdsche naam nog voor de
roodgetinte verheffing tusschen twee blauwe
nieuwsgierige kijkers en een eigenwijs mondje
zich in ernstige schipperszaken. De jongens van
„IJsselstein", die eens op de rivieren in Neder
land, ja, in heel Europa en langs de kusten den
naam van ons schippersras zullen hoog houden,
knappen zelf de booten op, waar mee ze het water
bevaren en de riemen, die door hun stevige knuis
ten gehanteerd worden. Dat is dan meteen een
goed voorproefje van de practijk. Eenvoudig is
het schoonkrabben van zoo'n overnaadscjie roei
boot niet, want hokje voor hokje van binnen met
een scherpgerand-driehoekje-op-een-steel wordt
bewerkt en vooral wanneer het heerlijke voor
jaarszonnetje op de krullebollen schijnt en ver
lokt tot nietsdoen is het moeilijk om zich over
den arbeid te buigen, die menig zweetdroppeltje
kost. En ik mag dan ook best verklappen dat me
neer van Egmond, die toezicht houdt op het prac-
tische werken der jongens, er danig achterheen
fnoet zitten om de boel aan den gang te houden.
t,En nooit beginnen ze met de moeilijkste din
gen" vertelt hij me lachend". Altijd beginnen ze
»p de gemakkelijkste plaatsen de booten schoon te
krabben, om het moeilijke pas te doen wanneer er
geen lieve moedertje meer aan helpt En toch
moet je die jongens bijbrengen dat het omgekeerd
beter is!" Onvermoeid verdeelt meneer van Eg-
mond zijn aandacht tusschen de bootenkrabbers,
die terzijde van het witte huis aan de slootkant
bezig zijn, de roeiriem-schoonmakers, die op de
plaats achter 't huis him krachten inspannen en
de bootververs ginds bij de schuur; hier zit Annes
i* de boeg met een kwast te peuteren. En com
mandant Zwart, met zijn onafscheidelijke pijp in
den mond, buigt zich goedkeurend over de resul
taten van Annes' kwasttechniek. ,'Je kunt wel zien
dat je vader schilder is", zegt hij en de pijp wipt
tusschen zijn tanden.
Annes is zoowat de kleinste van het gezelschap.
Bij de gymnastiek hebben we hem achteraan
Eien tippelen, maar in de klas is hij haantje de
voorste, en de commmandant is best over hem
tevreden.
De jongens gaan varen.
Er heerscht een heerlijke voorjaarstemming op
het erf van IJselstein dezen ochtend. Trouwens
verf en kwast zijn overal ter wereld lentesymp
tomen. Voor Willempje is die verf natuurlijk ver
rukkelijk spul, maar hij heeft geleerd er met zijn
handen af te blijven en hij bepaalt zich ertoe met
verwonderde kijkers Annes' bedreven verfstreken
te volgen. En van hier trippelt hij verder, van
den eenen naar den anderen jongen, blijkbaar ver
genoegd over de afwisseling, die het leven hem
biedt. Wanneer er een "nieuwe ploeg jongens op
IJsselstein komt kent Willempje binnen een mi
nimum van tijd ieder bij zijn naam, lang voordat
de commandant voor de klas geen moeite meer
heeft met Klaas van Kees en Piet te onderschei
den. De ploeg, die er nou is, kwam op 18 Sep
tember aan en zou oorspronkelijk op 1 April voor
zien van getuigschriften afzwaaien. Maar er is een
verheugend bericht gekomen; de jongens gaan nog
varen op het oefenschip van het onderwijs voor
de binnenvaart. Dan kunnen de onderwijzers prac-
tische lessen geven, en dat is vooral voor het
schippersonderwijs een belangrijk ding. Soms gaat
een stel jongens mee op een zandzuiger, die ginds
verder op de IJsel^werkt, en de oude schippers
heeten hun jonge „geleerde" opvolgers welkom op
hun domein. Het is prachtig dat je het water, dat
je theoretisch binnen de muren van het witte huis
leert bevaren, in werkelijkheid zoo vlak bij de
hand hebt ook. De jongens varen dan even met
zoa'n schuit mee en keeren daarna weer op IJssel
stein gelijk vogels op hun nest, om nog beter
vliegen te leeren, dat wil zeggen in het geval van
de jongens natuurlijk: varen. Tot nu toe hebben
alle jongens, die een half jaar studeerden, daarna
steeds een plaats op een schip kunnen krijgen. Ze
zijn bruikbaar in het bedrijf en dat is een voor
naam ding. Ook voor deze ploeg ziet het ernaar
uit dat hij op het water wel terecht komt, zoodra
hij kant en klaar van de werf is geloopen. En
waar het te verwachten is dat de binnenvaart
na den oorlog en ook reeds in den oorlog, een
groote opleving zal krijgen, gaat IJsselstein wel
licht een groote toekomst tegemoet. En het is
de stille hoop van den commandant en zijn
„stuurlui" dat IJsselstein boven het oorspronke
lijke karakter van werkkamp mag uitgroeien tot
een waarlijk schippersinstituut waar de Nederland-
sche jongen tot schipper wordt opgeleid, om met
een brevet van bekwaamheid de glorie van onze
scheepvaart te verhoogen Want verplicht is een
dergelijke opleiding nog niet, en jaren van prac-
tische ervaring op schepen geven reeds recht op
het doen van examens. Voor zoons van schippers
echter is IJsselstein een uitkomst, want anders,
wanneer zij het binpenvaartonderwijs willen vol
gen, steken ze op de eene plaats wat op en
daarna op de andere vader trekt immers steeds
voort met zijn schip en op IJsselstein kunnen
de jongens constant het onderwijs een half jaar
volgen, want hier zijn ze intern. Het ziet ernaar
uit dat wanneer de vage omtrekken van de op
leiding voor de binnen- en kustvaart zich kristal-
liseeren tot een stevig gebouw, IJsselstein een
der. hoektorens daarvan zal vormen. Dat zijn na
tuurlijk geen dingen, waarover Willempje zich het
hoofd breekt. Hij personifieert de zorgeloosheid in
deze nijvere omgeving en trippelt één der jongens
achter de broek, die met stevige passen het kom
buis binnen beent. Het is koffietijd! Goed werken
moet beloond worden. En dat gebeurt hier ook.
In de „Longroom".
In de „Longroom" zitten de commandant en
zijn mannen bij elkaar, en mevrouw Zwart schenkt
een kopje koffie in, dat teug na teug genoten
wordt met welbehagen. De beenen strekken zich
uit onder tafel, de oogen dwalen door het raam
naar buiten, langs de IJsel, die glinsterend zich
in het land slingert gelijk een keten van juweelen
op fluweel zich vlijt. Een moment wordt de geest
van de familie Daendels over allen vaardig, die
dit witte huis oorspronkelijk tot een lustoord in
de uiterwaarden van de rivier bestemd had, om
zich na gedanen arbeid te laven aan de koelte van
de rivier. In de verte steekt een windmolen als een
kaalgeblazen zonnebloem in het scherpe licht, dat
de dag, thans uitgegroeid tot vollen bloei, alom
verspreidt. De luid-klingelende scheepsbel schrikt
allen op uit de voorjaarsmijmering; het leslokaal
is aan de beurt.
De hees van der Duim, correct in zijn blauwe
uniform met één gouden streep op de mouwen,
werkt de algemcene ontwikkeling der jongens,
die dikwijls heel wat vergeten hebben van wat ze
op de lagere school opstaken bij. En wanneer
men het eerste Nederlaridsche dictée van een leer
ling beschouwt en het laatste, voor hij IJsselstein
verlaat, dan ligt daar een duidelijk zichtbare voor
uitgang in. De roode strepen in de schriften wor
den hoe langer hoe minder, hetgeen beteekent
dat de kwaliteit van het geschrevene) evenredig
vooruitgaat!
„Hierbij verklaar ik, ondergeteekende, de
S. te Beverwijk oud 22 jaar, le mootrist op het
motorvrachtschip „Tamsi", groot 1500 ton,
voortgedreven door een Werkspoor Diesel
motor 6 cyl. tweetact, hoogedruk inblaas-
motor vermogen 1200 P.K. eigenaar reederij
„Vreeland", kapitein H. Kruissink, dat mij het
volgende ongeval is overkomen".
Ja, dat zijn ook dingen, die in de schriften der
aanstaande schippers voorkomen! Een ongeluk
kan nu eenmaal een ieder overkomen en voor
een schipper is het met het oog op de schade
vergoeding van groot belang dat hij een duide
lijk verslag van een hem overkomen ongeluk weet
te geven Ook connossementen en andere scheeps-
documenten moeten de jongens goed leeren in
vullen, en wanneer zij hun ruige koppen buigen
over de schriften, den penhouder met de hand over
het papier bewegen, spreekt er uit hun houding
aandacht voor het werk. Het is een mooi ding als
de schipper meester is op zijn wapenen niet alleen
op de roeiriem, maar ook op den penhouder en deze
jongens beseffen dat. In rekenen en algemeene
natuurkunde werkt de heer van der Duim hen ook
bij totdat ze weer op een behoorlijk peil zijn.
En vooral wat dat rekenen betreft komt er voor
den modernen schipper heel wat kijken. Hij moet
aan de aflossing van zijn eventueele hypotheek
denken, hij moet zijn vrachten zoo weten in te
pikken dat ze loonend voor hem zijn, hij moet
zijn schip regelmatig opkalefateren, anders gaat
het in waarde achteruit, kortom moet evenzeer
de cijferteekens van zijn inkomsten en uitgaven
in de gaten houden als de bollen, driehoeken en
vierkanten der bakens, die hem den veiligen weg
over het water wijzen, want niet alleen in het
water kan een schip aan den grond raken, doch
ook in zijn kasboek is menig schipper helaas ge
strand.
Uit alle windstreken komen de jongens op IJs
selstein tezamen. Er zijn zoons van schippers bij,
ambachtscholieren, maar ook een kleerenmaker
en een kantoorbediende, die het nauwe werklokaal
willen verruilen tegen den blooten hemel, waar
onder het vrijer ademhalen is, wofden er ingewijd
in de geheimen van het schippersvak. Daar heeft
u bijvoorbeeld Sötebeer, die komt van een U.L.O.-
school en heeft zijn zinnen op de Donauvaart ge
zet.
Hij heeft dit op de andere knapen voor dat hij
machtig leuke krabbeltjes over het leven op IJs
selstein op papier kan zetten; een gedenkboek
voor den onedrwijzer is in voorbereiding. De jon
gens genieten op velerlei wijze ontspanning. In
Zwolle gaan ze zwemmen en eens per week is er
op IJsselstein een recreatieavond. Dan wordt er
voorgelezen en de jongens gnuiven bij het aan-
hooren van het zeemansleven in het ruige boek
van Jan de Hartog „Hollands glorie". Willempje
ligt dan natuurlijk allang in de bedstee; die zee
manstaal is trouwens geen kost voor zijn onder de
wollen reuzenmuts verscholen oortjes.
v. H.
Roeioefening op de IJsel.
(Foto Heukels)
in de arbeidssfeer van...
ALS men in het raderwerk der samenleving
iemand zou moeten aanwijzen die nu den
belangrijksten arbeid verricht, dan zou
men voor een moeilijk probleem staan.
Allen immers van hoog tot laag, vervullen een taak
in de maatschappij en het is niet die taak zelf doch
wel de wijze waarop ze wordt volbracht, die den
arbeid van den mensch zijn waarde geeft. Dat is
alles schoon en het klinkt goed, zult ge wellicht
zeggen, doch het is even nieuw als de zomerschoe
nen, die ik bij gebrek aan beter voor het derde
seizoen uit de kast heb gehaald. Toegegeven, maar
daarom is het niet mindg^ waar en het kan ook zijn
nut hebben, elkaar eens' dingen te zeggen, die we
allang weten maar o zoo gemakkelijk vergeten. Om
echter op die zomerschoenen terug te komen, moe
ten ze eigenlijk niet opnieuw gezoold worden? Ik
wed voor u van wel en laten we derhalve niet
langer verstoppertje spelen en direct naar den
schoenmaker gaan, u met uw zomerschoenen en
ik om er inspiratie op te doen voor een „arbeïds-
sfeertje" zooals de redactioneele afkorting van den
langen titel: Op ontdekkingsreis in de arbeidssfeer
vanluidt.
De schoenmaker. Een van die beroepen waarop
in den aanhef van deze „sfeer" werd gezinspeeld.
Want is er iemand, die den schoenmaker zoo nu en
dan niet van noode heeft en zouden we met de
hand op het hart kunnen verklaren, dat we hem
altijd naar behooren in eere hebben gehouden? En
toch is hij onmisbaar, want wie kan er met een
tevreden gezicht rondloopen of schoenen zonder
zolen? Eere dus voor den schoenmaker!
Ziet hem daar voor het open raam zitten, ijverig
met een hamertje op een schoenzool kloppend en
met den lekkeren geur van lappen leer om hem
heen. Op zijn werkbank staan schoenen, groote
menschen- en kleine kinderschoenen, dat maakt
voor hem geen verschil, het zijn allemaal net kin
deren, die hij liefdevol en ijverige behandelt. De
klassieke schoenmaker als ik hem zoo noemen mag,
de man, die den stoot heeft gegeven, tot het over
bekende: „schoenmaker, hou je bij je leest", de
spreuk die ieder goed Nederlander bij elke gelegen
heid te pas of te onpas gebruikt; is langzamerhand
Het fraaie raadhuis van de gemeente Heesch bij
Oss is officieel in gebruik genomen.
(Foto Het Zuiden)
verdrongen door den modernen schoenmaker, die
bijna alles machinaal doet. Het pennen en naaien
dat vroeger met de hand gedaan werd, geschiedt
thans machinaal. Sinds den oorlog '14'18 is er
een geheel nieuwe methode gekomen namelijk het
lijmen. Natuurlijk zijn al deze methodes niet een
voudig cn daarom heeft de schoenmaker ook een
behoorlijke vakopleiding noodig. In de groote
schoenmakersbedrijven is het handwerk geheel op
den achtergrond geraakt en toch heeft de machine
den handwerksman niet geheel kunnen verdringen.
Voor degenen immers, die voetgebreken of bij
zonder kleine (komt voor bij dames) of zeer groote
(komt werkelijk alleen voor bij heeren) voeten
hebben zijn schoenen op maat onmisbaar. Zoo is
de goede maatschoenmaker een man, die menig
maal bij voetlijders en dat is werkelijk een lijden,
pijnverlichtend werk doet. Vóór dat de gezel echter
tot meester is bevorderd moet hij eerst grondig op
de hoogte zijn met het répara tie werk. Goed repa-
reeren dat is nog zoo eenvoudig niet. En de eene
schoenmaker is de ander niet. Enfin, ge kunt in
ieder geval over uw zomerschoenen gerust zijn, ze
zijn natuurlijk in bekwame en vakkundige handen.
Vóór dat die handen echter zoo bekwaam en vak
kundig waren, ik wees er reeds op, is er heel wat
gebeurd. Want niet alleen dat de adspirant-schoen-
maker zijn handen moet leeren gebruiken hij dient
ook zijn hersens ter dege in te spannen. Alleen
kennis der anatomie stelt den schoenmaker in staat
voetafwijkingen te zien en de schoenen te maken,
die de arts heeft voorgeschreven. Ook gebeurt het
meermalen dat het scherpe oog des schoenmakers
voorziet dat bepaalde schoenen eventueel met
steunzolen vbeteuvels kunnen voorkomen. Zooals
elke vakman heeft ook de schoenmaker een dosis
gevoel noodig. Het moge waar zijn, dat met ijver
en volharding elk vak te leeren is, even waar is
het, dat de goede vakman reeds van den.eersten
dag af dat hij zijn werk begon te doen, toonde den
onmisbaren aanleg te bezitten. Een leest maken
naar den vorm van den voet is bijvoorbeeld lang
geen eenvoudige kwestie. Ja er komt zelfs ook fan
tasie aan te pas om zich precies in te denken wat
de klant van zijn schoenmaker verwacht. Ook het
stevig en recht in elkaar zetten van den schoen is
een bezigheid, die de noodige vaardigheid ver-
eischt.
Bij deze schoenteohnische kwesties is misschien
iets langer stil gestaan dan strikt noodig was om
u de sfeer waarin deze onmisbare en nijvere am
bachtsman werkt, duidelijk te maken doch aan
den anderen kant is het misschien wel goed de
moeilijkheden waarmee ook het leeren van een
schijnbaar eenvoudig vak gepaard gaat, eens uit
voerig te belichten. De eerbied voor den arbeid, dien
we natuurlijk allemaal hebben, kan dat slechts ten
goede komen.
Ja, ja het schoenlappertje van weleer, dat ook in
de sprookjes van Grimm zoo'n groote rol speelde,
is een heel andere figuur dan de meester-schoen-
maker van tegenwoordig. Om van de schoenenfa
brikanten dan nog maar niet te spreken!
B. K.
„DOOR EENDRACHT STERK".
Op de dezer dagen te Haarlem gehouden alce-
meene vergadering van aandeelhouders der N.V.
Mij. tot Exploitatie van Onroerende Goederen
„Door Eendracht Sterk", zijn met algemeene stem
men herkozen de heeren E. H. G. F. Kleïnlein
tot commissaris en R. Hoogland als secretaris.
Achter de wolken schijnt de zon. Zelfs op den
meest bewolkten dag kunnen haar stralen ergens
een menschenhart verwarmen en lichten op het
daarvan sprekende menschengezicht. Vooral als
het een kindergezicht is, want dat licht het snelst
op en het stralendst.
Nu zal ik u vertellen van twee kindergezichten
op een zwaarbewolkten dag. Het spijt mij het te
moeten zeggen: op een lentedag. De twee gezich
ten behoorden toe aan een kleinen jongeD van een
jaar of acht, in sportbroek, sportkousen en kleu-
rigen blazer gedost cn een nog veel kleiner meisje,
kennelijk zijn zusje, in een schattig jurkje en
snoezig manteltje. Dat beide gezichten en alle vier
de handjes lang niet schoon waren maakte het
geval nog aantrekkelijker voor ieder die veel van
kinderen houdt.
Dit tweetal stond in het gedrang bij het ver-
verschings-tentje op het voetbalveld. Er was pauze
in den wedstrijd, gezegd half-time. De spelers
dronken thee in de kleedkamer en de toeschouwers
verdrongen elkaar om bij dat tentje hetzelfde te
bereiken, of een koek, een reep chocolade of iets
dergelijks machtig te worden.
Die kleine jongen en dat nog kleinere meisje
zaten er midden tusschenin, tusschen volwassenen
veel andere kinderen, maar drongen heelemaal
niet naar voren. Zij probeerden niet eens, aan de
beurt te komen. En de twee jonge snuitjes keken
even zwaarbewolkt als de hemel: lippen hingen op
het zooveelste knoopsgat, die twee waren hun
tranen nabij.
Niemand zou het gemerkt hebben in het gedrang
als de kleine jongen niet plotseling tot een man,
die vlak bij hem stond, de wonderlijke vraag gericht
had: „Meneer, hebt u soms een dubbeltje gevon
den?"
De man keek verbaasd, lachte toen, nam het
tweetal op, werd weer ernstig en zei: „Nee. Hoe
zoo?"
„Ja ziet u", verklaarde de kleine jongen aar
zelend, en er was een wereld van verdriet in zijn
stem, „vanmorgen heb ik van mijn vader een dub
beltje gekregen om hier wat te koopen... enne...
nou is het weg. Ik ben het verloren".
,Had je het dan niet in je zak gestopt?"
„Ik weet het niet meer", zei het kleine jog
zielig. „Maar het is nergens". En het kleine meisje
zweeg, maar beaamde alles met welsprekende
oogen. De zon was weg, het groote feest van den
middag verloren, de heele pret vervlogen.Met
dat dubbeltje.
Er begon iets in het hart van den man te smel
ten. Maar juist op dat oogenblik sprak een ander
hem aan, kennelijk een oude vriend, in lang niet
on'moct. Zij begroetten elkaar verheugd, zij raak
ten in gesprek. In de diepte naast hen bleef het
kleine paar bedroefd en strak staren naar de onbe
reikbare heerlijkheden in het tentje en zweeg. Het
scheen hopeloos al die groote menschen te gahn
vragen of zij soms een dubbeltje hadden gevon
den.
Toen zag de tweede man de kinderen en glim
lachte. En de eerste volgde zijn blik en dacht er
ineens weer aan. „Wacht even", zei hij haastig en
diepte zijn portemonnaie op. „Ik moet even te hulp
komen. Hier is een jonge sportsman die zijn dub
beltje heeft verloren". En hij zag dat hij er zelf
geen had, maar grabbelde centen bijeen.
„Heb je het? kah ik je soms helpen? zoo
iets doe 'k ook zoo graag", drong de ander aan.
„Ik kóm er.Tel ze maar na, jog".
De centen verdwenen in een morsige kleine
hand. Er werd ijverig geteld.
„Dank u wel, hoor!" Het kleine meisje zei ook
nu niets, maar het keek nog stralender blij dan
de jongen. En die twee groote mannen voelden
zich verwarmd alsof het de zonnigste dag van de
lente was.
Zoo kan dat gaan met een zonnestraal. Ineens
komt hij te voorschijn, weerkaatst uit een kinder
gezicht en verblijdt groote menschen.
Wat werd er nu ineens met kleine armen en
schouders gedrongen om die toonbank te bereiken!
En wat smaakte het daarna extra-heerlijk
R. P.
Spertijd vestiging banketbakkers
bedrijf.
Ook voor eenige andere bedrijven.
Bij beschikking van den secretaris-generaal
van het departement van handel, nijverheid en
scheepvaart, is de spertijd van zes maanden ten
aanzien van de vestiging van het banketbakkers-
banketverkoopersbedrijf met zes maanden ver
lengd.
Een zelfde verlenging geldt van den spertijd
voor het terrazzobedrijf, voor den kleinhandel in
tot verbruik bereide tabak en voor het mineraal
waterbedrijf.
Veehandelaar vermoord.
Dader legt bekentenis af.
De veehandelaar P. A. C. van As te Dordrecht
werd sedert 3 Februari vermist. Woensdag j.L vond
men zijn lijk, dat door messteken was verminkt, in
het water onder de gemeente Dubbeldam. Een
nauwgezet onderzoek, dat de Dordrechtsche of
ficier van Justitie mr. A. J. Kronenberg met
groote voortvarendheid instelde wierp verdenking
op den 32-jarigen H. H. K. uit Dordrecht, een
persoon, die reeds jarenlang op raadselachtige
wijze aan den kost komt en in 1936 de geheele
Nederlandsche pers in beroering bracht door ver
halen over een aanslag op de spoorbrug over den
Moerdijk, waarvan later niets waar bleek te zijn.
Het kwam vast te staan, dat de vermoorde van
As behalve in vee, in den Iaatsten tijd ook in
gouden tientjes handelde en dat K. ook nfet af-
keerig was van eenige ongeoorloofde verdiensten.
Het onderzoek wees uit dat K. kort voor den
dood van van As met hem was samen geweest
en na een scherp verhoor bekende hij den moord
te hebben gepleegd. Hij had van As met dolk
steken gedood en daarna in het water geworpen.
Omtrent de motieven voor den moord kon nog
niets worden gezegd, maar roofmoord is niet uit
gesloten. Het onderzoek duurt nog voort.
Waarom zou het zóó ook niet gaan? De parapluie
met den knop naar boven.
(Foto Weltbild)
Noq ls de aanschatting van Lachappelle
parket een driedubbel verantwoorde
geldbelegging: dezelfde prima soorten
en kwclitelten als vroeger, voordeelige
prijzen en een duurzame verfraaiing
van uw woningNu kunt u nog kiezen
uit Slavonisch eiken, teak, mahonie of
Australisch Yarrah - onvergelijkelijk
mooi Lachappelle parket, dat iederen
dag mooier wordt. Uitvoerige bijzonder
heden vindt u in het geïllustreerde boekje.
Vraag het nog heden aanl
PARKET
g.lU»""*'
Adre»
V/oonpl°a" -
(Adv. Ingez Med.)
De autobus HaarlemIJmuiden heeft geen
net, maar een plank voor berging van de bagage
der passagiers. Het geeft aan het interieur van
den wagen een moderner aanzien, maar of het
practischer is, betwijfelen wij. Netten zakken, ook
al zijn zij strak gespannen in, zoodat de pakjes
en de koffers stevig liggen. Planken geven
niets mee. waardoor er kans is dat de bagage, als
de bus over een hobbellgen weg rijdt, wegdreunfc
en valt. Het moet wel voorgekomen zijn dat een
passagier daaraan een buil op zijn hoofd te wij
ten had. Ook moesten reeds enkele dameshoeden
het ontgelden, want al valt een koffer niet van
groote hoogte, het komt soms nog vrij hard aan.
Het was in een bus uit IJmuiden naar Haar
lem. Op de voorste dwarsbank zaten twee druk-
pratende dames, die naar de stad gingen voor
inkoopen. Zij vertelden elkaar (en ons haar
mede-passagiers) hun geheimen, hoeveel
textielpunten zij op de kaart hadden en hoeveel
veel geld zij in de portemonnaie hadden. Dat
waren nuchtere feiten, maar daarom heen hoor
den wij nog een serie luchtkasteelcn over hun
koopplannen, waarvoor als ze allemaal verwe
zenlijkt zouden worden, wel 10 van zulke textiel-
kaarten en 20 van zulke portemonnaies noodig
waren.
Een passagier heeft die verhalen niet gehoord
omdat hij wat later instapte. Het was een op
bouwer die met verlof naar vrouw en kinderen
ging. Blij en welgemoed. Hij was daarover zoo
verheugd dat hij het noodig vond de geheele bus
daarin te laten deelen. ,,'k Ga naar moeder"
zoo juichte hij „en 'k heb uit IJmuiden een
verrassing voor haar, een lekker zoodje visch,
dat zal in dezen tijd, nu er weinig vleesch is,
welkom zijn."
Wij, passagiers, zwegen. Stemden dus toe. Al
leen de twee dames op de voorste dwarsbank
zwegen niet, die bleven doorpraten over jurken,
hoeden, mantels en schorten. Ik ben ook over
tuigd dat zij van de mededeelingen van den
opbouwer niets gehoord hebben.
De opbouwer ging zitten op het voorste een
persoonsbankje naast de deur. En dus ook naast
de twee in confectie-weelde zwemmende dames.
Boven dat één-persoonsbankje is geen bagage
plank. Daarom zette hij zijn koffertje (met de
visch) op de plank boven de hoofden van zijn
buurvrouwen.
Wij, de overige passagiers, zaten in afwach
ting. Wanneer zou het komen? De bus schom
melde door de straten van Nieuw-IJmuiden. waar
niet alle bestratingen nieuw zijn. De bus hob
belde geducht. Zou het nu?Eenige centi
meters schoof het koffertje al binnenwaarts,
maar het werd plots in dien gang gestuit, om
dat de bus juist een hoek om ging, waardoor
„tegenstoom" werd gegeven, en het koffertje
weer op zijn oorspronkelijke plaats kwam te
liggen. Even later reed de bus over een steen,
het koffertje gleed weer weg. Maar nóg was het
moment er niet. Toch gevoelden wij dat dit
komen moest. De vlsschen zouden even hun
vrijheid krijgen, want de sluiting van het kof
fertje zou natuurlijk den val niet doorstaan.
Zoo zaten de passagiers het lot van het kof
fertje met spanning te volgen. Er kwam zelfs
eenige bezorgdheid voor de hoeden en mantels
van de dames, ook al zouden die weldra door
nieuwe vervangen worden. ..Zeg opbouwer" zoo
riep een passagier dat koffertje van je, dat
kan toch niet vallen?
Neen hoor, verzekerde hij dat kan geen
kwaad."
Op dit oogenblik weet ik nog niet of hij be
doelde dat het niet kon vallen, of dat het kof
fertje er wel tegen kon. De bus reed intusschen
door. Wij bleven wachten. Het moest immers
komen.
De bus kwam op het Ken nemerplein, te Haar
lem, het eindpunt.
De opbouwer pakte zijn koffertje dat niet
gevallen was.
v. T.
mm dm Wintmrhulp Nederland
Winterhulp Nederland. den Haag,
No. 5553. AU bank der Winterhulp
Nederland ia aangeweaen de Kaeeea.
I N.V. Aanmómi No. 877.
Stort op SSS3 af 977
Mr. J. Linthorst Homan:
„Maakt de winterhulp sterk, opdat rf)
andere Nederlanders sterk kan maken".