Aspirin De voornaamste bepalingen van het teeltplan akkerbouw 1941 Opvoeding. Eigenaardigheden In ouden tijd. ;Sf A ÏNDA'G 31 MAART 1941' HAARLEM'S DAGBCAC Voor de honderden gasten, die Zaterdag in Krasnapolsky te Amsterdam aan den stamppotmaaltijd van „Winterhulp Nederland" aanzaten, waren de koks druk in de weer. (Foto Pax Holland) (Van aantal gewassen teelt onbeperkt toegestaan) AMSTERDAM, 31 Maart. Naar aanleiding Van het feit, dat nog nog niet iedere landbouwer op de hoogte is van de bepalingen van het teelt plan akkerbouw 1941 heeft het A.N.P. zich met het departement van den landbouw in verbinding gesteld. Van officieele zijde werd hieromtrent het vol gende medegedeeld: Voorop dient te worden gesteld dat in het teelt plan slechts sprake is van hoofdgewassen, de teelt ran stoppelgewassen is geheel vrijgelaten. Uit den aard der zaak brengt dit mede, dat door de over heid geen garantie kan worden gegeven, dat stop pelgewassen welke in 1941 gezaaid worden om eerst in 1942 hun volle opbrengst te geven, zooals bijv. roode klaver, ook in 1942 in hun geheel zullen mogen worden aangehouden. Dit hangt af van de omstandigheden. Volgens het teeltplan 1941 kan men de gewas ten onderscheiden in drie groepen: a. de gewassen, waarvan de teelt verboden is; b. de gewassen, waarvan de teelt beperkt is; e. de gewassen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan. De verboden gewassen zijn: karwij, blauwmaan- Eaad, gele en bruine mosterd, spelt en evene. Deze gewassen mogen voor den oogst 1941 niet worden uitgezaad en wanneer zij reeds uitgezaaid lijn in 1940, zooals karwij, dan moeten ze worden ©ndergeploegd. Slechts speciale selecteurs, aan wie in het n a- jaar van 1940 een speciale vergunning uit gereikt is mogen hun karwij aanhouden. Het heeft geen zin om ontheffingen van dit ver bod aan te vragen. Slechts wanneer de bedrijfsomstandigheden dit dringend noodig maken, of wanneer door misluk king van andere gewassen, een dezer gewassen als noodgewas nog eenige kans van slagen heeft, kan hiervan worden afgeweken. De gewassen, waarvan de teelt beperkt is, zijn: a. haver. De oppervlakte hervan is voor elk bedrijf beperkt tot het gemiddelde oppervlak, dat in de •jaren 1938 en 1939 met dit gewas was beteeld, waarbij echter de oppervlakte niet grooter mag zijn dan 15 pet. van het totale bouwland (het gescheurde grasland inbegrepen). Voor bedrijven, waar normaal handelsgewassen als karwij, bruine of gele mosterd, of blauw- maanzaad werden geteeld, mag de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen beteeld was, medegerekend worden voor het bepalen van de oppervlakte haver in 1941. Echter mag hierdoor de 15 pet. niet worden overschreden Op gescheurd grasland waarvan voor 21 Januari 1941 aan de landbouw-crisis-organisatie opgave is gedaan, mag echter volgens een vroe gere publicatie (27 September 1940) onbeperkt haver of bieten worden verbouwd. Hiervoor is echter een vergunning noodig van de landbouw crisis-organisatie. Werd echter na 21 Januari 1941 opgave gedaan, dan geldt de bepaling, dat slechts de gemiddelde oppervlakte haver van 1938 en 1939 mag worden verbouwd, wanneer deze ten hoogste 15 pet. van het bouwland bedraagt. Het verbouwen van een grootere oppervlakte haver als hierbooven genoemd mag slechts ge schieden wanneer de verbouwer hiertoe een teelt vergunning van de Landbouw-crisis-organisatie heeft ontvangen b. De groenvoedergewassen, waaronder hier lijn te verstaan mangels- en voederbieten, kool rapen, landbouw-wortelen, gele wortelen, klaver, lucerne en eventueel andere groente-oogsten ge wassen, zooals groene mais, merg- en voederkool, kunstweiden e.a., zijn in hun geheel beperkt tot de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen beteeld was. De landbouwer is binnen deze op pervlakte-beperking vrij in de keuze van de ge wassen. Bovendien kan hij deze gewassen naar eigen keuze verbouwen op het oude bouwland, dan wel op het gescheurde weiland. Een uitzondering vor men ide gescheurde graslanden waarvan vóór 21 Januari 1941 opgave werd gedaan aan de Land bouw-crisis-organisatie. Deze mogen ingevolge het persbericht van 27 September 1940 desgewenscht geheel met voederbieten worden beteeld. Voor gescheurde perceelcn welke na 21 Januari zijn aangegeven, geldt echter deze bepaling niet. Mocht echter de landbouwer in 1940, tengevolge i van uitwintering of andere oorzaken een kleinere oppervlakte van deze gewassen hebben geteeld, den hij gewoon was in andere jaren te leten en kan Mj dit aantoonen en tevens, dat zijn bedrijf meer groenvoeder-gewassen noodig heeft, dan kan de Landbouw-crisis-organisatie in overleg met de productie-commissaris een grootere oppervlakte toestaan. In dit geval wordt aan den aanvrager een teeltvergunning uitgereikt. Het verbouwen van een grootere oppervlakte dan in 1940 zonder teeltvergunning is verboden en hiertegen zal Streng worden opgetreden. Volgens de gegeven bepalingen zouden zuivere graslandbedrijven. die tot scheuren van grasland overgaan, geen recht hebben op den verbouw van groenvoedergewassen. daar zij die ook in vorige Jaren niet verbouwden. Dit zou onbillijk zijn en daarom Is bepaald, dat voor deze bedrijven kan losgestaan worden, dat een oppervlakte van ten Van vele beperkt of verboden hoogste 4 are. voor elke bij de Decembertelling 1940 op het bedrijf aanwezige melk- of kalf koe, mag worden beteeld met mangelwortels, koolrapen (of andere groenvoedergewassen). Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om op andere wijze (door inkuilen of drogen van gras, betere hooi winning enz.) het benoodigde veevoeder te winnen. Wanneer hierdoor mede in het tekort wordt voorzien, wordt een kleinere oppervlakte toegewezen. Voor deze bedrijven is eveneens een teeltvergunning noodig. C. Uien. Deze zijn beperkt tot een oppervlakte die in 1937, 1938 en 1939 gemiddeld met dit gewas beteeld was. Hiervoor wordt na aanvrage door de landbouw-crisis-organisatie een teeltvergunning uitgereikt. 3. de gewassen, warvan de teelt onbeperkt is toe gestaan zijn: tarwe, rogge, gerst, kanariezaad, veld- boonen, Waalsche boonen, groene erwten, schok kers, stamboonen en verdere landbouwpeulv.ruch- ten, aardappelen, suikerbieten, chichoreï, zaad- mais, koolzaad, vlas, boekweit en hennep. Voor geen van deze gewassen is een teeltvergunning noodig. De tabaksteelt valt onder een bijzondere tuin- bouwregeling. 4. Men mag geen onrijp graan afmaaien voor groenvoeder en evenmin onderploegen voor groen- bemesting behalve in gevallen, dat het gewas is mislukt. Het is echter wel toegestaan snijrogge (rogge voor strooband) en groene mais te verbouwen; ter wijl op verloren hoekjes of erfpjerceelen en snitje- kampen desgewenscht ook andere granen als groenvoedergewas mogen worden verbouwd. Snij rogge moet echter voor 10 Mei 1941 gemaaid zijn en op dit land moet een van de onder 3 of 4 ge noemde (de beperkte en de niet-beperkte) gewas sen worden verbouwd. 5. Voor het scheuren van grasland wordt een premie van ten hoogste f 100 per H.A. gegeven. Hieraan zijn echter enkele voorwaarden verbon den. 6. De teelt van landbouwzaden. Elke teler is vrij 5 are van zijn bouwland te bestemmen voor den verbouw van landbouwzaden naar eigen keuze, zonder dat hij hiervoor een schriftelijke vergun ning noodig heeft. Voor een oppervlakte grooter dan 5 are is steeds een teeltvergunning noodig. De regeling voor landbouwzaden komt hierop neer, dat de zaadteelt van gewassen, waarvan de verbouw hier te lande steeds kleiner is dan de binnenlandsche behoefte, n.l. alle gras- en klaver zaden (behalve Weterwoldsch raaigras) lucerne, wikken, lupinen, serradella, merg- en voederkool, niet wordt beperkt. Hiervan is voor den land bouwer zoowel teelt voor eigen rekening als con- tractteelt toegestaan. Uitdrukkelijk wordt er con- ter op gewezen, dat bijv. zij, die een teeltvergun ning hebben aangevraagd voor de teelt van klaver zaad, wikkenzaad. zoete lupinenzaad of serradella- zaad, ook verplicht zijn hiervan zaad te winnen en dat het verboden is deze gewassen (behalve de eerste snede van klaver) groen te oogsten. Van de andere zaden is de teelt min of meer be perkt. Ten slotte worden de landbouwers er nogmaals uitdrukkelijk op gewezen, dat tegen afwijkingen van het teeltplan, zonder dat daarvoor vergimning is aangevraagd en verkregen, streng zal worden opgetreden. De landbouwer moet hierbij bedenken, dat de voedselvoorziening voor Nederland in zijn hand ligt, dat het van zijn medewerking zal afhangen of Nederland bewaard blijft voor hongersnood en ondervoeding. En de boeren van Nederland kunnen dit, dank zij het hooge peil, waarop onze landbouw tsaat, en waar om vele landen ons kunnen benijden. Ondanks ons kleine grondgebied en onze dichte bevol king kan Nederland zich zelf goeddeels red den, ook al blijft het afgesloten van den in voer van levensmiddelen uit andere landen. Maar het kan dit alleen, wanner elke land bouwer voor zich de verantwoordelijkheid die in dezen tijd op hem is gelegd,, beseft. Wan neer hij er van doordrongen is, dat het zijn plicht is thans meer dan ooit er naar te streven de productie van zijn bedrijf niet alleen op te voeren, doch ook in de eerste plaats er naar te streven zooveel mogelijk voedsel voor den mensch te produceeren, dan zal de voedsel positie van Nederland veilig zijn. Dan zal ons land bewaard blijven voor de rampen, die hongersnood en ondervoeding met zich sleepen. STIERENKEURING. De regeeringscommissaris voor Haarlem maakt bekend dat de stierenkeuring voor de gemeente Haarlem zal plaats hebben te Haarlemmerliede op Zaterdag 5 April 1941 des voormiddags 9 uur op het plein tegenover de RK. kerk aldaar en te Hoofddorp op denzelfde datum des voormiddags om 11 uur op een nader te bepalen plaats (Idylle). Hij zat bij den haard en legde het avondblad weg om het boek nog eens te doorbladeren en hier en daar een vouwtje te leggen. Zijn vrouw kwam binnen Onhoorbaar sloot ze de deur en boog zich over haar echtgenoot, die haar vragend aankeek. ..Ja", zei ze. „hij slaapt. Telkens weer tilde hij zijn kopje op en dan gaapte hij. tot hij einde lijk Hij glimlachte en er was verteedering in zijn oogen, maar denkende aan de verantwoordelijk heid. die op hem rustte, vermande hij zioh. Ga eens zitten, Wil." „Goed Wim". „Het is onze eerste, vrouwkei" „Ja. Wim. ja." „En hij brengt zorgen mee „Natuurlijk. Maar we zullen.... .Het is zoo vreemd, Wil. We weten er zoo weinig van „Ja. wel weinig." „Wist jij. dat hij schapen- en paardevleesoh al goed verdragen kan? En wortelen, spinazie, snij- boonen. en gekookte uien? En selderie en sinaas appelen." ,,'t Is toch niet waar?" „Ik zou 't ook niet gedaoht hebben. Maar hier, op bladzijde 35 staat het: lees het zelf!" De jonge vrouw las en beaamde. „Hij is nog zoo (klein, Wim! Pas vier maanden. En dan al die groote-menschenikost!" „Pas maar op. Als hij eens zoo oud Is zul je wat zien." „Hoe dan?" „Wel, iik zal Je voorlezen 't staat op bladzijde 48 wat hij dan al noodig heeft: 's Morgens: 1 L. melk, 2 eieren, en vier of vijf stukken brood, om twaalf uur: twee pond gesneden vleesoh. 's Avonds: 2 tot 3 pond gesneden vleesch, dezelfde hoeveelheid groenten en een goede portie brood en eiken dag een paar lèpels levertraan." „Je meent het?" „Werkelijk Wil. Ik zei je immers, dat we er zoo weinig van weten!" „Ik wou, dat hij klein bleef. Wim. Klein en lief. Ik zou met hem spelen en liedjes voor hem zin gen „Je kunt hem best leeren, mee te zingen, maar je moet er toch een beetje mee oppassen. Kijk, hier, op bladzijde 22. Die lui speelden nogal eens Kentucky Home op de piano en dan zong Bessie prachtig mee, maar zonder begeleiding ging het gehuil ieder door merg en been." „Best mogelijk. Kentucky Home is een heel moeilijk lied-. Maar ik zou niet altijd zingen na tuurlijk. Ik bedoelde: met hem spelen en wande len". „Wandelen, juist. Dat moet erg gezond voor hem zijn. Maar je moet hem een band om zijn buik binden en als hij dan gaat trekken dan haal je de lijn wat in. Dat doet geen pijn en het went heel gauw. Dat staat hier op pagina 65." „Zou hij ook wel eens stout zijn, Wim?" „Natuurlijk. Dat zijn impulsieve reacties." „O ja. Maar ik zal tóch niet op hem kunnen brommen". „Dat hoeft ook niet. Lees maar hier: Een tik op zijn achterlijf zal hem geen pijn doen. En als je slaat moet je dat met een opgerolde krant doen Dat maakt lawaai en daar heeft 'hij het land aan." „Dat wil ik graag gelooven. Maar ik weet zeker, dat hij heel zoet een gezeggelijk zal zijn, totdat hij grooto. Wim, hij zal wat gouw groot zijn en danwanneer vond jij Jezelf groot. Wim?' „Non toen ik me begon te scheren!" „Scheren stel je voor!" ..Ja, de meneer van dit boek is er tegen. Hij is er meer voor, het overtollige haar weg te plukken. Daar schijn je ook al elcctrische apparaten voor te hebben Er werd gebeld Er kwam visite ..Doe weg Wim. ze hoeven niet te weten, dat wij uit een boekje Hij stond op om open te doen. Maar eerst legde hij „Gij en uw hond" door J. R. Kinney en Ann Honeycutt, uitgegeven door Schoonderbeek In Laren, in de kast. D. Dr. Biililcr commissaris der Ned. Bank. Officieel wordt medegedeeld: de Commis saris bij de Nederlandsche Bank. Ministerial- direktor z.b.v. Staatsraad H. C. H. Wohltat werd door de hoogste rijksautoriteiten voor een gewichtige functie elders in het buitenland be stemd. Dientengevolge heeft de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, Rijks minister Seys-Inquart, Staatsraad Wohltat van zijn functie als commissaris bij de Nederland sche Bank ontheven, terwijl hij hem voor de in deze functie bewezen diensten zijn dank betuigde. Tegelijkertijd heeft de Rijkscommissaris den rijksbankdirecteur dr. Albert Bühler tot com missaris bij de Nedcrdandsche Bank benoemd De commissaris bij de Nederlandsche Bank staat bij de uitoefening van zijn functie on middellijk onder dep commissaris-generaal voor financiën en economie, minister dr. H. Fisch- bock dooit t*t£*uS.' (Adv. Ingez. Med.) Ronde wangen, frisch van kleur, Blonde haren, teer van geur Prille onschuld, frank en rein, Stille vreugde, frisch en klein. (Foto P.B.Z.-Röhr) Ronde blaadj'es, frisch van kleur, Blonde bloesems, teer van geur; Prille schoonheid, frank en rein. Stille weelde, frisch en klein. Samen op een foto even, toonbeeld van den jongen groei; Op dert drempel van het leven, nieuw ontloken, schoone bloei. P. GASUS. in Haarlem en omgeving Het Haarlemsche Broodkantoor. (foto de Haas). In de Lange Vcerstraat is aan den Oostkant een smal steegje meer een poort. Deze geeft toe gang tot een klein binnenplein, een stukje oud- Haarlem. Daar staat het oude broodkantoor, een klein, wel wat vervallen huisje. Hier werd ge durende bijna 309 jaar liefdewerk verricht In 1659 overleed le Haarlem een rustend pastoor, pater Augustinus Alstenius Blommert, die bij uiterste wilsbeschikking een fonds bestemde tot uitdeeling van brood en turf aan behoeftige oude vrouwen, die tot den R.K. godsdienst behoorden. Er werd hiertoe een kantoor opgericht onder toe zicht van 'n bestuur gn enkele uitdeelers, die sinds dien wekelijks "n aantal behoeftigen voorzagen van de genoemde liefdegaven. Oorspronkelijk was dit kantoor in de Lange Begijnenstraat gevestigd, doch al vrij spoedig verplaatst nöar de Lange Veerstraat, war het sindsdien als het Haarlemsche Broodkantoor, ook wel „Geestelijk kantoor" bekend staat. Nog altijd hebben de uitdeelingen plaats, al leen.... onder de tegenwoordige omstandigheden zou het uitdeelen van brood en turf voor de hand liggende bezwaren opleveren en daarom hebben de uitkeeringen tegenwoordig in geld plaats. De be gunstigden zijn overigens ook niet meer alleen oude vrouwen. Ook gezinnen, die naar het oordeel van het bestuur in aanmerking voor een gave komen, worden bedacht. Het fonds behoort ove rigens niet tot een parochie, maar bestrijkt ge heel Haarlem. Bevestiging Ds. C. Veenliof. Ds. C. Veenhof, gekomen van Haarlem, werd gis termorgen in de stampvolle Oosterkerk bevestigd als predikant bij de Ger. Kerk te Utrecht, als op volger van wijlen dr. H. Kaajan, De bevestiging geschiedde door Ds. D. Zwart uit Utrecht met een predikatie over 1 Colas, v.s. 28. Nadat ds. Veenhof de vragen van het formulier bevestigend had be antwoord. zong de gemeente haar nieuwen voor ganger staande toe de Zegenbede uit Ps. 134. A.s. Donderdagavond zal Ds. C. Veenhof in het zelfde kerkgebouw zijn intrede doen.' Het is veeal interessant te snuffelen in oude boeken. Vooral in annalen van vereenigingen om dat daarin gegevens op te diepen zijn om vergelij kingen te maken tusschen vroeger en thans. Zoo is het ook met de gedenkschriften van da Maatschappij tot redding van drenkelingen, die in 1767 werd opgericht. Die organisatie behoort dus tot de oudste instellingen in ons land. Wij lezen daar dat op 4 Mei 1789 te Haarlem een 5-jarig meisje. Barendje Houtenbeek. in het Zijd grachtje viel. een watertje dicht bij de Raampoort. Haar broertje was de eenigé toeschouwer, maar hij was nog te klein om zijn zusje te helpen. Hij liep huilend naar zijn huis, aan den overkant van het grachtje. Maar het jochie was zoo ontdaan, dat hij niet eens aan zijn moeder kon duidelijk maken wat er gebeurd was. Toch begreep de vrouw dat er iets ernstig aan de hand was, zoodat ze naar buiten ging om te kijken. Aan den overkant van het grachtje zag ze, natuurlijk tot haar groote ontstel tenis, dat haar kind in het water lag. Op haar angstgeroep kwamen eenige menschen toeschieten, waaronder ook 'n „chirurgijnsknegt". die al eeixs eer der een premie van de Maatschappij ontvangen had voor het redden van een drenkeling. Met behulp van een haak die in kleeren greep, werd het meisje op het droge gebracht. De redders en ook de toe gesnelde moeder ontstelden toen bleek dat het meisje geen teeken van leven meer gaf. Nu laten wij letterlijk de aanteekening in het jaarverslag van de Maatschappij volgen: „Echter wilden sommige omstanders beproeven, of er niet iets aan gedaan zou kunnen worden: wes- halven ging men het kind eerst, op raad van Sa muel Vryer op een vat rollen. J. E. Staal (de chi- rurgijnsknecht) blies door een afgesneden mes schede in 't fondament, wreef den buik en rugge- graad met warme brandewijn; vervolgens een ta baks klisteerspuit bekomen hebbende, maakte hij daar gebruik van, ondertusschen kwam er leven in het kind, het begon te slikken, en. wat water en zout gedronken hebbende, over te gecven; waarna het, naakt tusschen twee wollen dekens, in eea wieg gelegd zijnde, langzamerhand beter wierdt 's Nachts daar aan, was de kleine Drenkeling koort sig, en onderhevig aan stuiptrekkingen; doch 's anderen daags sterk overgegeeven en gepurgeerd hebbende van eenig Engelsch zout, haar door J. E. Staal ingegeeven, herstelde zij volkomen. J. E. Staal. S. Vryer en E. Rybroek ontvingen ieder eene zilveren Medaille en hun verder aandeel in geld van de Maatschappij". Uit dit relaas blijkt dat men 150 jaar geleden een zeer eigenaardige methode toepaste om de levens geesten bij drenkelingen weer op te wekken. Nu doet men het natuurlijk met meer kans op succes in het bijzonder door kunstmatige adem haling. Ook is opmerkelijk dat de reddingshaak die in het bestaan van de Haarlemsche Reddings brigade zoo vaak haar doelmatigheid bewezen heeft ook reeds in dien tiiri een jong leven heeft ge- red. v. T.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5