Op Ontdekkingsreis KRUSCHE f fcz at I v.Empelen LANGS DE STRAAT. Noorder Bad-Zandvoorf GEOPEND Eigenaardigheden. DONDE R D A G 10 APRIL 1941 WOENSDAG 9 X PRIL 194T 3 IS het al geen geringe opgave een definitie te geven van de arbeidssfeer van den schil der zij ligt immers niet in hetr atelier alleen nog moeilijker is het de lijnen weer te geven, waarbinnen de schilder-illustrator penseel en teekenstift hanteert. En haast ondoen lijk wordt het wanneer die lijnen getrokken moe ten worden voor den man aan wien dit artikel gewijd is. Waar precies ligt de fcfeer van Herman Moerkerk's arbeid? Ik zon er dit op willen ant woorden: ieder plekje op aarde kan zijn arbeids sfeer zijn. Overal waar het leven in zijn groot- sahe, groteske of grillige schakeeringen opduikt, waar schoonheid te vinden is, waar typische men- schelijkheid zich aandient en de humor schalksch om den hoek komt kijken, op al die gebieden vindt deze avtist stof voor inspiratie, al die facetten van het leven vormen, soms tezamen, soms los in de arbeidssfeer van... Schilder-illustrator. o zoo belangrijke stukjes humor uit uw eigen levenssfeer? Mr A 'W Alleen met de zee. (Teekening Herman Moerkerk) van elkaar het weelderige arbeidsveld van den kunstenaar. Neen, een afgebakend terrein is voor hem met geen mogelijkheid aan te wijzen, daar voor is zijn geest veel te breed en te levendig. Als schilder-illustrator-journalist (want Herman Moerkerk is een kostelijk verteller bij zijn eigen teekeningen of, als ge wilt, een kos telijk teekenaar bij zijn eigen vertelsels) trok hij iet land in, teekende en schilderde in oude stad- es en dorpen, op markten, op volksfeesten, aan iet strand. Hij trok diep het zuiden in, werkte in België, in Zuid-Frankrijk, in Spanje, op Madeira zrn Alleen met z'n borrel. (Teekening Herman Moerkerk) i op de Canarisohe eilanden. Waar hij' neer treek, overal vond hij stof in overvlded en steeds ras het een rijke buit waarmede hij van zijn rtistieke jachtpartijen in zijn woonplaats terug eerde. Was het de sub-tropische atmosfeer met haar tevige, scherp-contrasteerende kleuren die hem Is schilder het meest inspireerde of schiep hij ljn ibeste werken in (het vriendelijker, milder co- oriet van het eigen land? Ik kan het u niet zeg en, maar wel weet ik dat zijn verknochtheid aan en geboortegrond zich nimmer verloochend heeft ii dat Nederland en de Nederlanders ten allen ijde de onuitputtelijke picturale en illustratieve •ton van den kunstenaar zijn geweest. De Nederlanders! In welik een bonte versohei- ©nheid heeft de illustrator ze den mede-landge- loot al niet getoond! Ontelbaar is het aantal eken de en onbekende figuren dat zijn teekenstift ip het papier vastgelegd heeft. Dichters, denkers, ïusici, acteurs, boeren, dagjesmenschen, reizi- ers, loopjongens, zij allen en nog vele anderen naren ihet dankbare object van de vaardige kun- tenaarshand. Hij bespiedde ze al naar hun ge- ardheid of de omstandigheden waaronder ze op iet oogenblik van hun bewust of onbewust posee en verkeerden. Bovenal is Herman Moerkerk de ntdekker van „typen" en „gevallen" en daarvoor ehoefde hij waarlijk geen verre reizen te onder- emen. Ook de humor ligt immers overal en ook Ier geldt het, met een variatie op De Genestet, at het maar de vraag is wie haar wel. wie haar let kan vinden. De illustrator zocht en vond aar in het leven-van-allen-dag. Aan het strand iet zijn bonte mengeling baders, strandstoelbe- Itters en ploeterende kinderen; in den trein met ijn praatzieke, zwijgende, blijmoedige, pessi- óstische of slapende bevolking: op de huldiging iet de klassieke tooneeltjes der toesprekende bazen" en theetafel-aanbiedende collega's. En reft ge het dat zoo'n menschenwereldje een laats heeft in een artikel van dezelfde hand, an hebben die figuren u nog veel meer te zeg en. Dan herinnert ge u nog duidelijker dat die ppes meer dan eens uw eigen levenspad gekruist ebben, dat ge al die soorten op het perron wach- ende, ter vergadering of ter trouwpartij aanwe- Ige menschen dikwijls genoeg in uw onmiddel- |ke nabijheid hebt waargenomen. Alleen.ge ebt hen niet voldoende opgenomen, ze zijn als chimmen in uw herinnering achtergebleven, ge ebt ze niet. gezien met het.oog van den journa- stieketi illustrator. Is er niet reden dezen man rkentelijk te zijn voor het. feit dat hij u een ogenblik herinnert aan die kleine, maar toch Van de sfeer van den illustrator voer ik u een oogenblik naar die van den atelierschilder. Wie daar in die rustige stemming en dat milde licht temidden der voltooide en halfvoltooide schilde rijen en de karakteristieke kunstenaarsattributen vertoeft, kan zich met. weinig fantasie in een vroegere eeuw wanen. Het prachtige, onvergan kelijke handwerk van den schilder komt hier wel treffend tot zijn recht. Zooals de kunstenaar daar op het lage stoeltje voor den ezel zit, de kleuren mengt op zijn palet, en de verf soms heftig, soms met uiterste behoedzaamheid op het doek pen seelt, zoo hebben het zijn voorgangers sinds men- schenheugenis precies zoo gedaan. Zelfs het flu- weelen jasje heeft de stormen van alle moderne stroomingen glansrijk doorstaan en ook is het nog altijd zoo dat de artist die tubes, die hij het meeste noodig heeft, steevast het moeilijkst in zijn schilderkist kan vinden.... Maar er zijn dingen van hooger orde die de schilder gemeen heeft met zijn collega's uit vroeger eeuwen, dingen die hun waarde nimmer verloren hebben en deze ook nooit zullen verliezen. Dat is de zin voor het sohoone. het ontroerende, het karakteristieke, en het grootsche in de wereld. Het oeroude Ant- werpsohe straatje, waaraan de schilder thans de laatste hand legt, Ls daar de levende getuigenis van. Het is in zijn verbrokkelde oudheid en met die helle lichtstraal op de verschoten muren een object voor alle tijden. De schilder schetste het op een speurtocht door de Scheldestad en hier. op het atelier, bouwt hij het op het doek uit tot een stemmige, kleurrijke compositie. De leek bekijkt met zijn leekenoogen het schil derij op den ezel en vindt dat het al af is. „Neen' zegt de schilder. „Het lijkt er nog niet naar. Kijk maar eens naar die vuilnisbak, die moet veel los ser in z'n omgeving staan. En het rood van het kleed op het venster springt te veel naar voren. Dat moet wat gedempt worden. En aan dat fi guurtje op den achtergrond heb ik eigenlijk nog heelemaal niets gedaan." Het penseel begint de gedachten'van den schilder te verwezenlijken en de bezoeker constateert dat het doek door de voortdurende mianceering geleidelijk aan schoon heid wint. Zoo nu en dan liolit de kunstenaar een tip.ie van de technische sluier op. „Om dat rood wat terug te dringen behoef ik het niet te overschilderen. Ik laat de kleuren er omheen wat sterker naar' voren komen en mijn doel is bereikt." ,Zie je die schaduw daar rechts op het doek? Die is donkerbruin en niet zwart. Een zwarte scha duw bestaat niet. Je kunt in zoo'n schaduw aller lei kleuren ontdekken, maar zwart nooit. Echt zwart, zooals we dat in z'n kunstmatigen vorm kennen, komt in de natuur trouwens heelemaal niet voor en dus ook niet op mijh schilderij." Dat zijn van die bijzonderheden die je even een kijkje geven in de geheimenissen van de artistieke keu ken. Doch niemand make hieruit op dat Herman Moerkerk een overwegende plaats aan de tech niek toekent. Zoo is het geenszins. ..Wetenschap pelijk schilderen is voor mij onmogelijk. Wat zou er van het gelukkige in de kunst overblijven als je volgens een vast procédé moest werken?" Aldus luidt het oordeel van den schilder. Mijn blik blijft gevangen in dat stille straatje op den ezel. Inderdaad, wat zou er van de bezieling in dit romantische stadsbeeld overgebleven zijn als het door een technicus en niet door een kunstenaar vervaardigd was? J. H. V. Een bul naar maat. Tijdens dc stierenkeuring te Diemen, waarvoor van deskundige zijde veel belangstelling bestond, werden dc aangevoerde exemplaren door de jury volgens de voorschriften van het vak nauwkeurig gemeten. (foto Pax-Holland) Men kali bij liet Noorderlicht de krant lezen. Omtrent het Noorderlicht op 30 Maart deelt het Meteorologisch Instituut in De Bilt.o.m. nog mede, dat het verschijnsel begon met een verlichten hemel boven den noordelijken horizon des avonds tegen 10 uur. Het had aanvankelijk het karakter van een rustigen band van licht, die zich van N.W. tot N.O. uitbreidde. Omstreeks 11 uur begonnen zich lichtbundels te vormen, die in aantal en sterkte toenamen en sterk aan zoeklichten deden denken. Waarnemers in alle deelen van ons land schatten het licht het sterkst om kwart voor twaalf. Het werd zoo licht in Friesland, dat men met gemak de krant kon lezen. Alleen een goed verzorgd BLOEMSTUK kan voldoening geven aan schenker en ontvanger. Zelfs 'n eenvoudig vaasje bloemen kan een artistiek geheel zijn. VOOR ARTISTIEK en GOED VERZORGD BLOEMWERK BLOEMENMAGAZIJN BINNENWEG 18 HEEMSTEDE - TELEF. 28080 (Adv. Ingez. Med.) DAGELIJKSCHE AFLEIDING. Toen ik en brug over een der Amsterdamsche grachten naderde, stonden daar twee jongens in druk gesprek gewikkeld. En toen ik de brug bereikt had, lagen diezelfde jongens in verwoed gevecht over elkaar te rollen. Wat de oorzaak van deze plotselinge oneenigheid was, zal wel steeds onop gehelderd blijven: die wisten de twee vechtenden alleen. Het is toch bekend, dat in het jongensbe- staan de grootste genegenheid plotseling in den grootsten haat verandeien kan. En omgekeerd. In ieder geval: deze twee strijders, van wie de een blond haar had, terwijl de haarkleur van den ander, euphemistisoh uitgedrukt, meer naar het roode zweemde, waren nu bezield door haat gevoe lens. Zij deelden elkaar rake klappen en stompen toe, wanneer hun armen tenminste niet gebruikt werden om elkaar te omstrengelen, waarbij hun ruggen beurtelings den grond raakten. Zij hielden elkaar fel in het oog, om van een oogenblik van zwakheid van den tegenstander gebruik te kunnen maken ten eigen voordeel en zij hijgden van in spanning. „Och gut", zei een oude juffrouw, wier week ge moed dezen harden strijd te machtig werfi, tot een stoeren Amsterdammer, die ook al eenigen tijd, blijkbaar niet geheel zonder welgevallen, deze krachtmeting had gadegeslagen: „Haalt u die kin deren toch 's van elkaar! Ze begaan nog een onge luk!" „Kom. kom!" antwoordde de man, „zóó'n vaart zal het niet loopen!" Maar hij bukte zich toch naar den meftschelijken kluwen, die juist naar hem toe gerold was en het gelukte hem, met zijn forsche handen houvast aan de jongens te krijgen en hen met een flinken ruk van elkaar te trekken. „Nou is 't genoeg geweest!" zei hij quasi-streng. „Nou ga jij. dien kant uit en hij den anderen!" En hij gaf beiden een duw in verschillende richting. De jongens stonden een oogenblik beduusd te kijken (de overgang was ook zoo groot!) en zij ga ven hun jassen en broeken een vluchtige schoon maakbeurt. „Foei jongens!" verweet hun de oude juffrouw. ,Wat is dat nou toch voor doen? Waarom mottat nou?" Vinna 'het nou zoo erreg?" vroeg de roodharige. En alsof het een dagelijksche afleiding gold, voegde hij er aan toe: „We vechte zoo dikwijls! We vechte iedere dag!" En den blonde, die al op eenigen afstand was, sohreeuwde hij na: „Ik krijg je strak- kies nog wel!'' „Gossie, dat ken nog wat worde, als die mekaar zoometeen weer tegenkomme!" zuchtte de oude juffrouw. Maar daar was voorloopig weinig kans op, want de wegen van de vechtersbazen kruisten elkaar op dat oogenblik niet-. Een paar uur later moest ik in dezelfde buurt zijn. Voor een winkel stonden twee jongens, dicht bij elkaar, opgetogen genietend voor de étalage van een boekwinkel, waarin speciaal een groot boek met platen over de vliegsport hun aandacht trok. „Faan, hè Jen?" zei de eene. die met zijn arm leunde op den schouder van den ander, „dat gane we later ook doen! Dan gane we. Maar dat waren dezelfde twee jongens van dien morgen, de roodharige en de blonde! Het was blijk baar „tout pour le mïeux dans le meilleur des mondes"-tusschen hen. En zoo'n vechtpartijtje was voor hen inderdaad niets dan een dagelijksche afleiding, een „klein ver- heuginkje"! J. C. E. VAKGROEP TOONEELSPELERS OPGERICHT. Te 's Gravenhage is Woensdagmidddag opge richt de vakgroep tooneelspelers binnen het op te richten tooneelgilde. In het voorloopig bestuur hebben zitting geno men mevrouw Chr. van Meetoren en de heeren Jac. de Haas, Adri van Hees, J. Koetsier Muller en J. C. de Vos. Overal op de wereld waar aan Rheumatische pijnen geleden werd heeft Kruscnen zijn Weldadige werking bewezen. Neem toch óók onder voortdu rende controle van sckeikun- dige-apotheker G. J. Logger Bij apoth. en drog. 1.47, 0.76, 0.41. (Adv. Ingez. Med.) Dc secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, dr. Gocdewaagcn, heeft deze week een bezoek gebracht aan 's Ilcrtogenbosch. Burge meester mr. F. van Lanschot (links) geeft dr. Goedcwaagen uitlegging omtrent de kunstschatten in het stadhuis. (foto Het Zuiden) Een kortere verbinding Amsterdam—Rotterdam. Belangrijke verbeteringen. Wanneer over enkele maanden de tunnel te Rot terdam voor het verkeer zal kunnen worden ge opend zoo schrijft de K.N.A.C. zal de moei zame weg over de bruggen te Rotterdam kunnen worden ontgaan door het doorgaande verkeer, uit het zuiden, dat op Amsterdam is gericht. Langs een sterk verbeterde traverse met enkele ongelijk vloer- sche kruisingen zal men al spoedig den specialen autoweg Rotterdam's-Gravenhage bereiken, thans nog een aaneengesloten vierbanigen weg. die echter in de toekomst zal worden omgebouwd tot een wer- kelijken autosnelweg met gescheiden banen, die bo- \endien nog van een natriumverlichting zal wor den voorzien. Thans staat het verkeer Rotterdam-Amsterdam echter reeds 15 K.M. nadat het zich aan de traverse van Rotterdam heeft ontworsteld, reeds weer voor de volgende traverse, nl. die van Rijswijk en 's-Gra- venhage tezamen. Weliswaar duidt het noodbrug- getje bij den ingang van Rijswijk er op, dat deze entree te zijner tijd (door allerlei tegenwerkende omstandigheden vermoedelijk pas in het voorjaar 1942) zal kunnen geschieden over een trotsche nieuwe Hoornbrug, doch daarachter blijft toch al tijd de ongeveer 8 K.M. lange stadstraverse met zijn tallooze kruisingen, waarover een enorm locaal verkeer moet worden verwerkt. Voor het verkeer uit noordelijk en oostelijk Rot terdam. adviseert de K.N.A.C., teneinde de be- zwaarlijkste gedeelten van de Haagsche traverse te ontgaan, dan ook dikwijls de route te kiezen over Hillegersberg, Bleiswijk, de Kruisweg en verder het westelijk gedeelte van den autosnelweg Utrecht 's-Gravenhage, hoewel deze route enkele kilo meters langer is. Is men tenslotte aan de grens tusschen 's-Gra venhage en Wassepaar gekomen, dan vindt men tot Oegstgeest weder een vierbanigen asfaltweg ter beschikking, die echter moet worden gedeeld met vele bakfietsen en bespannen wagens, hetgeen vooral bij avond de grootste gevaren medebrengt. Van Oegstgeest tot aan de grens van Amsterdam vindt men een veilige breede baan, die plotseling eindigt op een ongelukkig landweggetje, dat voor loopig nog altijd de toegang vormt tot 's Rijks hoofdstad. In de naaste toekomst zal de route Rotterdam Amsterdam belangrijk worden verkort door den aanleg van een nieuw wegvak tusschen Ypenburg en den Haarlemmermeerpolder, waardoor dus de traversen van Rijswijk, 's-Gravenhage en Wasse naar worden ontgaan. Van dezen nieuwen weg is het zuidelijke gedeelte thans in aanleg. Hctf loopt van het nieuwe ver keersplein bij Ypenburg lot ten zuid-oosten van Leiden, waar eerst de aftakking wordt gemaakt naar den bestaanden weg 's-GravenhageAmster dam nabij Oegstgeest. Pas later zal de weg ten oosten van Leiden wor den doorgetrokken naar Burgerveen in den Haarlemmermeerpolder. Naar aanleiding van desbetreffenden aandrang van de K.N.A.C. werd destijds reeds medegedeeld, dat daarbij zoo mogelijk de weg met een tunnel onder de ringvaart van de Haarlemmermeer zal worden doorgevoerd, in plaats van met een beweeg bare brug er over heen. De nieuwe weg zal over dc spoorbaan en den autosnelweg 's-Gravenhage—Utrecht worden heen geleid. Ter plaatse zal een hooggelegen, ellips-vor- mig circulatie-plein worden gemaakt, waardoor de beide wegen in alle richtingen aansluiting op elkaar krijgen. Een overeenkomstig type verkeersplein zij het dat daarbij slechts één der kruisende wegen een autosnelweg is vindt men thans reeds bij Oudenrijn, waar de aftakking naar Utrecht plaats vindt van den rijksweg 's-HertogenboschOuden- rij nAmsterdam Ter hoogte van Leidschendam krijgt de nieuwe weg nog een half-klaverbladvormige aansluiting op het wegennet in de omgeving. De aftakking naar Oegstgeest geschiedt eveneens zoodanig, dat er geen kruisingen plaats vinden met het verkeer op den later naar Burgerveen door te trekken weg. In den zijtak naar Oegstgeest komt ook rog eens een half-klaverblad-vormige aansluiting op een nieuw aan te leggen weg langs de baan van de „blauwe" tram 's-GravenhageLeiden. Even ten Oosten van de bekende uitspanning „De Vink", bij de automobilisten vooral bekend wegens het veelal langdurige oponthoud voor de slagboomen in den gelijkvloerschen overweg aldaar, gaat de weg hoog Over den Rijksweg naar Leiden, over den Rijn en over de spoorbaan 's-GravenhageLeiden, om dan bij de Slaag met een ingewikkeld stelsel van elkaar ongelijkvloers kruisende wegen aansluiting te vinden op den bestaanden Rijksweg 's-Gravenhage Amsterdam. CAFé EN TERRASSEN Gezellige, zonnige glaswaranda, direct aan strand en zee. Nog enkele paviljoentjes en familiehuisjes beschikbaar. (Adv. Ingez. Med.) De tamme marterzeemanskost en slabbejannen. Den laatsten tijd kunt ge in dit blad nogal een* wat lezen over eigenaardigheden in en buiten Haarlem, beschouwinkjes over plekjes, die wat singuliers hebben. 't Is niet om dat rubriekje concurrentie aan te doen, dat ikv u hier iets vertel van andere eigen aardigheden, die nu eens niet herinneren aan het verleden van deze goede stad. Ik kwam ze tegen bij het doorbladeren van een jaargang van „De oude tijd", een verzamelwerk, dat omstreeks 1870 hier ter stede door den bekenden uitgever A. C. Kru- seman werd uitgegeven en waarin voor een snuf felaar naar oude gebruiken nogal eens wat te vin den is. Daar hebt ge bijvoorbeeld de tamme marters van de hertogin van Gelderland, van Gelre. zooals men toen zeide. „Toen" is 1396 en het was in dat jaar, dat de abdis van Elteren aan genoemde Geldersche hertogin een marter zond „daer mit dat ge betyden die tydt soilt verdriven". Een soort schoothondje dus. Men heeft, ook fh onzen tijd. heel wat ongure dieren tot schoothondje gepromoveerd, maar van een marter, wiens levens roeping is, een hertogin den tijd te verdrijven zult ge wel met vaak gehoord hebben. Marters zijn rak- kers en het moet een gewiekste hond zijn, die zoo'n sinjeur de baas kan zonder een beet met de vlijm scherpe tanden of een haal met de klauwen op te loopen. Die veertiende eeuwsche marter zal dan ook wel getemd zijn en voor de hertogin hopen we maar, dat baai" speelmakkertje zijn streken altijd thuis gehouden heeft. De geschiedenis van dat martertje veroorlooft ons, een blik te werpen op de wijze, waarop ruim vijf eeuwen geleden adellijke dames zich ver maakten. Tea* afwisseling volgt hier iets over de wijze, waarop anderhalve eeuw geleden de Hol land- sohe zeelui.... niet zich vermaakten, maar hun stofkleed in stand hielden. Een zeeman heeft een zeemansmaag. Die kan wat verdragen. Het zware werk vereischt trouwens goede voeding. Dat zal ook nu nog wel het geval zijn. Maar de overgroot vaders van het huidige visschersgeslacht stonden blijkbaar wel zeer hun mannetje aan tafel. Ge zult dat met mij eens zijn, tenzij ge het volgende dag- rantsoen kinderkost noemt: pond gort, 10 ons groene-erwten, 3 ons stokvisch, 1/8 flescih jenever, 1/14 pint azijn en 5/8 ons zout. Dit was het Maandagmenu, behoorende tot de .Rantsoenen van de scheepsequipagiën" uit bet jaar 1810. waarvoor niemand minder dan Napoleon be langstelling blijkt te hebben getoond. Er trok ten minste in dat jaar een Commissie uit Nederland naar Parijs, om den keizer voor te lichten inzake alles wat ons land betreft en dat die commissie niet over ijs van één nacht ging bewijst wel het feit, dat zij zelfs een opgave verstrekte van het dagelijksch natje en droogje der Hollandsche zeelui. Veel variatie zat er overigens niet in die dag- rantsoenen. Gort en erwten kregen de zeevarenden vrijwel iederen dag te eten. Ook de jenever, de azijn en het zout ontbraken geen enkelen dag. Alleen de stokvisch wisselde af hetzij met een pond zout vleesch, hetzij met 6 onzen spek. En als men aan wal was en er dus gelegenheid was om versCh vleesch te bekomen schafte de pot 's Woensdag 3/4 pond versch vleesch. Het zeevolk uit die dagen moet anders wel een maag hebben gehad, die er tegen kon. Want met dat dagrantsoen was men er nog niet. Wekelijks ontving ieder bovendien l'ï pond boter en evenveel kaas, 6 pond versoh en 4 pond hard roggebrood en naar behoefte mosterd, peper en uien.... ge ziet het? er is eenig verschil tusschen de behoeften van een zeeman uit 1810 en die van een landrot uit onze dagen. - En nu tenslotte nog iets over het Slabbejansspel, waar menigeen nog nooit van gehoord zal hebben. En toch is het eenmaal een gezelschapsspel ge weest, even geliefd als bridge in onze dagen of sjoelbak of wat ge maar wilt Het is verdwenen, zooals de meeste gezelschapsspelen uit den ouden tijdverdwenen zijn, met uitzondering misschien van het Ganzenbord en het kienspel, die het tot in onze dagen hebben uitgehouden, terwijl het ver verkeerbord. klok en hamer e.d. vrijwel vergeten zijn. Maar dat Slabbejansspel moet wel een aardig tijdverdrijf geweest zijn voor een niet te klein ge zelschap. Want het kon tot met veertig mensdien gespeeld worden. Aldus: Het bestond uit 21 ver schillende doppen, waarop genoteerd stonden: de nummers van 112. de nul. zeven onderscheiden figuren en een blanco, alles dubbel, dus 42 stuks in totaal. Bij .het begin werd geloot, wie den zak met de doppen mocht houden. De overigen namen 3 tot 6 klein muntstukjes voor zich en dan begon het. De zakhouder gaf ieder een dop en nu begon een ruil handel, beginnende met hem, die no. 1 naast den zakhouder zat. Deze bood No. 2 zijn dop tea* ruiling aan,s deze aan No. 3 enz. tot aan den zakhouder, die met een dop uit den zak wisselde. De ruiling was verplichtend, tenzij men een van de volgende figuren had: het paard, de vogel, de herberg, of de poes. Kreeg men nu het paard, dan zeide men: „Kap af". Dit kostte zijn voorman 1 cent (als men met centen speelde) in den pot en benam hem de gele genheid tot ruiling Van zijn dop. De ruiling ging na het paard voort De vogel zeide: ..Sta voor den vogel" en wie op den vogel stuitte ruilde niet en betaalde 1 cent in den pot. De herberg zeide: „Herberg voorbij" en de ruiling ging met overspringen van de herberg voort. De poes riep: .Miauw" en joeg de heeleruiling terug tot no. 1. Aldus kon men met elk der zeven figuren (be halve de vier genoemde had men nog de zot, de Ejot en excusez du mot de smoel) zijn mede spelers het leven zuur maken, totdat er één zijn ka pitaal kwijt was en dood verklaard werd, waarna de overigen het spel voortzetten en de langstle vende den pot kreeg. De waarde der doppen was de zot 5 cent, de pot 4 cent, de smoel 3 cent, blanco 2 cent en de num mers 112 hun eigen waarde. Ge ziet het: Reeds lang vóór het hedendaagsche Monopoly kende men gezelschapsspelen met een ruilsysteem en er zal destijds genoeg óhsohuldige vreugde zijn geweest, als de vogel den boel tegen hield of de poes „Miauw" riep. En toch.waar om hield het ganzenbord eeuwen lang het leven en verdween het Slabbejansspel? De oorzaak zal wel zijn, dat bij het Ganzenborden het geheele gezel schap tot het einde bij het spel betrokken blijft, terwijl bij Slabbejannen de een na den ander af viel en dus zat toe te kijken. En als men dan het spel speelde met dertig, veertig man en als eerst* afvaller moest wachten tot nummer negen-en-der tig zich gewonnen moest geven.neen, dan pre fereerde men toch het vroolyke Gansje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5