JMUnsch&uw-
nxta: xn
Een vraaggesprek met Curt Oertel
Litteraire Club Haarlem
EER E-T EN TO ONSTELLING
Litteraire Kantteekeningen.
INCASSO BANK n.v.
ALLE BANKZAKEN
Z&TËRDAG 19 APRIL' 194T
fir A X R C EM'S D 'AG BLAD
Eens filmde hij Grela Garbo.
Curt Oertel bij liet montecren van een film.
(Foto Tobis)
Haagsche Galapremière van
de film „Michel Angelo".
Vrijdagmiddag 'nebben de Nederlandsche jour
nalisten in Den Haag kennis kunnen maken met
den bekenden cineast Curt Oertel, den vervaar
diger van de film over leven en werken van
Miehei Angelo. Ik heb over deze film veel mogen
schrijven, in de hoop een bescheiden steentje er
toe bij te kunnen dragen dat men de film gaat
zien. En nu is uit de schaduw van de reuzenge
stalte van Michel Angelo zijn onderdanige film-
dienaar Curt Oertel naar voren getreden en het
is prettig ook van hèm, van zijn streven en leven,
wat te kunnen vertellen.
Oertel was Vrijdagmiddag in Den Haag om de
gala première van zijn film bij te kunnen wonen,
en dit feit op zichzelf kon hem en de filmliefheb
bers vreugdevol stemmen, want het houdt in dat
men bijzonder veel werk maakt van de film
„Michel Angelo". De film verdient dat dubbel en
dwars, maar wat een film verdient krijgt ze niet
altijd.
Curt Oertel mag voor menigeen een nieuwe
naam op filmgebied zijn. voor meer ingewijden
is hij een goede bekende. Hij onderscheidde zich
steeds door nieuwe wegen te openen, o.m. in de
a van t- gardistlsc h e film „Der Sehimmelreiter". En
wellicht zal het volgende felt u nog meer van zijn
„filmadel" overtuigen; hij bediende de camera
voor de film „Frèüdlose Gasse" met in de hoofd
rol .-Greta Garbo!
Aldus vertelt hij me opgewekt, wanneer we in
een hoekje van het theater Odeon gezeten zijn.
,En een oud lantarenplaat je, dat hij later tijdens
een praatje over zijn werkzaamheden voor
„Michel Angelo" projecteert toont ons Greta
Garbo, die door Curt Oertel er op gewezen wordt
hoe of ze voor de camera moet staan. Natuurlijk
was dat de periode en dan nog de beginperiode
van de stomme film.
„Ja, "met die stomme film waren we een heel
eind op streek" zoo vertelt Curt Oertel. „Doch de
geluidsfilm heeft ons een stuk in de kunstzinnige
ontwikkeling terug gebracht. Met de stomme film
waren we immers zoo ver dat we ons op specifieke
filmmanier konden uitdrukken. Met de geluids
film hebben we van meet af aan moeten begin
nen om de eigen filmwegen.te zoeken.
„Wat vindt u specifiek filmisch?"
„De een zegt dat a-llïs wat stil is, statisch is, zich
eigent voor de film, cfe ander wil dat slechte het
geen beweegt, dynamisch is, filmikch genoemd
wordt, doch ik persoonlijk kom meer en meer tot
de overtuiging dat alles, bewegend of niet bewe
gend, filmisch is. Het komt er maar op aan de
dingen te bezielen. En die bezieling kan van den
kunstenaar- uitgaan."
Inderdaad, in de film „Michel Angelo" bewijst
Oertel wel hoezeer het stilstaande, het tot eeuwige
schoonheid verstilde beeld, door de camera-oogen
tot ons kan komen op een niet door een pen of
■welk ander instrument dan ook, te evenaren wijze.
We spreken ook over kleurenfilm. Het zou bij
voorbeeld te overwegen zijn om ook befaamde
schilders op het witte doek tot een herleving te
brengen, niet door een gegrimeerden acteur zich
hun rol te laten aanmeten, doch door hun mees
terwerken zooals dat in „Michel. Angelo" ge
beurd is in chronologische volgorde in het tijds
beeld te ordenen. Dan zou de kleurenfilm groote
diensten kunnen bewijzen. Er is één maar aan ver
bonden. De groote meesters van vroeger gebruik
ten natuurlijke verfstoffen. En zal het resultaat
hiervan door synthetische kleuren geëvenaard
kunnen worden?
Luxor
>,Waar is Golowin?"
Een spannende geschiedenis.
Dr. Cannenburg bemerkt dat hij in den verkeer
den trein zit en is daardoor gedwongen in het
dorp Boguslava te overnachten. Tot zijn groote
verbazing wordt hij daar echter aangezien voor
een zekeren Golowin, een oplichter, die de dorpe
lingen heeft beetgenomen. Dit bezorgt hem min
der prettige doch ook
aangename gewaarwor
dingen; tot deze laatste
soort behoort de ken
nismaking met Golo-
win's vroegere geliefde. Doch intusschen vraagt
de toeschouwer zich af; waar is de echte Golo
win? Er zijn aanwijzingen dat hij nog leeft. Doch
alvorens wij den echten oplichter zien moet er
eerst veel gebeuren.
In een grot wordt een aanslag op Dr. Cannen
burg gepleegd en deze veelgeplaagde arts moet zijn
gelijkenis met den oplichter boeten met een vér-
blijf in de gevangenis en zelfs bijna met den strop.
Geluikfldg kunnen we schrijvenbijna, en voor
het zoover komt keert zich voor Dr. Cannenburg
alles ten goede.
Dit is een spannende film en Carl Raddatz ver
vult op zeer verdienstelijke wijze de dubbelrol van
Dr. Cannenburg en Golowin. In het voorprogram
valt ons een aardig origineel filmpje op van Hol-
landsche makelij dat ons toont dat de dingen op
deze wereld zoo zijn als men ze bekijkt. Verder
Bijn er actuecle Journaals uit binnen- en bui
tenland.
De cineast vertelt ook over zijn film „Michel
Angelo". Twee volle jaren heeft hij erover ge
werkt. Men vergete niet dat Oertel als het ware
een éénmansfilmer is! Een filmfabriek zou voor
een groote film aLs deze een staf van tientallen
technici en artisten aan het werk hebben gezet,
Maar Oertel ging zijn eigen weg, hij bediende de
camera, schreef het scenario en het draaiboek,
voerde de regie (dat ook stille beelden geregis
seerd kunnen worden kunt u in deze film ér-
varen!) en moest zich zelf toegang probeeren te
verschaffen tot musea, kerken, kapellen, en ook
het Vaticaan, kortom plaatsen, waar men met
een camera in de hand niet zoo één twee drie
wordt toegelaten.
En het heeft den cineast dan ook veel moeite
gekost om de menschen ervan te overtuigen dat
zijn filmarbeïd een cultureel, kunstzinnig oog
merk had. Toen men daar eenmaal van doordron
gen was openden zich de poorten van de heilig
dommen, waar veie van Michel Angelo's mees
terwerken zijn. Curt Oertel ontdekte deze kunst
werken als het ware opnieuw.met de oogen van
zijn tijd: die van de camera! Oertel heeft een
wereld van overgankelijke schoonheid geopend
voor het volk. Overal waar de film vertoond werd
heeft ze groot publiek succes gehad. Moge dat nu
ook in ons land het geval zijn.
v. H.
Een hond speelt de hoofdrol.
Krambambuli is de naam van den hond, wiens
geschiedenis in deze film verteld wordt. Als heel
jong hondje kruipt hij stilletjes uit de mand
waarin hij en zijn zusjes en broertjes, zooals de
baas dacht, veilig opgeborgen lagen. De deur staat
aan. en.'., de eerste schreden'zijn gezet op het
avontuurlijke leven, dat zijn deel zal zijn. Na met
de voor hem onbekende wereld in haar verschil
lende verschijningen,
zooals een eekhoorn,
een koe, een troep een
den enz. in aanraking
te zijn "gekomen, ont
moet hij den mensch in een voor hem zeer aan-
trekkelijken vorm, nml. als zwerver. Wat is voor
een hond, al -heeft hij nog zoo'n edelen stambooih,
een verlok'kènder leven dan aan de zij van een
man, die zijn beste kameraad is en met hem den
boer- opgaat, door velden en wegen, door boseh
en hei trekt.
Z'n ec'hle natuur kan hij dan volledig uit
leven; hij is volkomen gelukkig en een toegewijd
kameraad voor zijn baas. Het noodlot grijpt,
jammer genoeg in. Z'n baas doet een misstap,
die hem voor eenige jaren uit de circulatie neemt.
Krambambuli komt dan bij een jachtopziener, die
ongelukkigetwijs de man is geworden van het
meisje, waar de eerste baas van -hield. Conflict
tussohen baas één en baas twee kan. nadat baas
één weer vrij is. natuurlijk, niet uitblijven. De dra
matische ontwikkeling van het samentreffen tus-
schen beide mannen, brengt voor Krambambuli
de treurige gevolgen mee. dat hij weer zwerver
wordt, maar nu zonder baas. Door een honden
mepper wordt hij daarna opgepikt, die hem als
trekhond verkoopt. Krambambuli neemt de bee-
nen en zwerft weer eenigen tijd ellendig rond. om
zijn nu zoo treurig bestaan te eindigen op de stoep
voor een huis. De sneeuw is z'n lijkwade.
Een comedie van vergissingen
Beate Kaiserling, een gescheiden vrouw die in
haar woonplaats Frankfort een slechte reputatie
geniet, keert na een jaar afwezigheid terug. Maar
haar kennissen zijn het schandaal nog niet ver
geten en niemand wil haar ontvangen. Het blijkt
later dat de dochter
van den fabrikant Pött-
kamp zich heeft ge
compromitteerd ten
huize van de Kaiser-
lings en Beate heeft terwille van Ursula de schuld
op zich genomen.
Ook in de club wordt Beate niet toegelaten,
maar in gezelschap van den architect Dr. Nor-
mann, die voor Pöttkamp groote bouwwerken in
Rembrandt
J. VAN SCHOONHOVEN
Accountant en Belastingadviseur.
RECHTHUISSTRAAT 17.
TELEFOON 22792 HAARLEM
(Adv. Ingez. Med.
Indië zal uitvoeren, weet ze toch toegang te krij
gen en het is Ursula die Beate dan rehabiliteert.
Een en ander leidt dan tenslotte voor alle partijen
tot een happy end.
Lil Dagoven speelt de rol van Beate op char
mante geraffineerde wijze. Albrecht Schönhals
als Normann geeft goed tegenspel te zien en is
in zijn verliefdheid soms zeer komiek.
Een vlotte, amusante, pikante rolprent met tal
van dwaze verwarringen. De film werd geregis
seerd door Johannes Meyer terwijl Peter Kreuder
er weer alleraardigste muziek bij schreef.
Op het, toon eel het Hollandsche amusements
orkest „De Boschie's" in een komische muzikale
show, die zeer insloeg bij het publiek.
HEINZ RÜHMANN IN PALACE.
In Palace Cinema wordt een reprise van een
Heinz Rühmann film gegeven: „Wie niet waagt,
wie niet wint".
MUZIEK
Menig lezer zal wellicht verwonderd zijn, een
artikel met bovenstaand opschrift onder de rubriek
„Muziek" aan te treffen. Zijn verwondering zou
wijken indien hij het eerste artikel van het April
nummer van „De litteraire Koerier" het maan-
delijksch tijdschrift der Litteraire Club Haarlem
onder de oogen kreeg.
Uit dat artikel blijkt dat het arbeidsveld
der club niet beperkt blijft tot dat, wat men in
en-geren zin onder „litteratuur" verstaat, maar dat
haar belangstelling zich uitstrekt over alle gebie
den der" Kunst: „voor den kunstzinnigen kant van
het leven, voor boek, tooneel, 'muziek en beeldende
kunst" zooals in den slotzin van het artikel gezegd
wordt.
Dit is een doelstelling, die in ruimen kring aan
moediging verdient. Het is tevens een duidelijke
reactie op de geestelijke vervlakking der voorbij
gegane jaren. In hoeverre die reactie verband houdt
met de tijdsomstandigheden is nog niet uit te ma
ken. Maar dat zij bij velen ingeslagen is blijkt wel
uit het feit, dat de club in de 4de maand
sinds haar oprichting reeds bijna 200 leden telt en
dat dit aantal nog steeds toeneemt.
In de agenda voor April 1941 zagen we, behalve
voordrachten over specifiek „litteraire" onderwer
pen ook een excursie naar het Rijksmuseum voor
Volkenkunde aangekondigd. Maar, haar uitgebreide
doelstelling in acht nemend, deed het bestuur nog
meer. Het verzorgde een collectieve deelneming
aan den Beethoven-Cyclus der H.O.V., en in ver
band daarmee noodigde het den dirigent Marinus
Adam uit, om over Beethoven en diens werken te
komen spreken.
Marinus Adam gaf daaraan gaarne gehoor en
hield Vrijdagavond in de bovenzaal van café-rest.
„Het Bolwerk" een causerie over de werken die op
het eerstvolgende concert van den Cyclus zullen
worden uitgevoerd.
Adam sprak hoofdzakelijk over de 3de Sympho-
nie. Hij wees op de beteekenis van den neventitel
„Eroïca", liet de voornaamste thema's hooren en
van SCHILDERIJEN en TEEKENINGEN door
ALBERT ARENS en H. J. WESSELING
ter gelegenheid van hun zestigsten verjaardag.
Dagel. geopend van 105, Zondags 24 uur.
KUNSTHANDEL LEFFELAAR, WAGENWEG 102, HAARLEM.
(Adv. Ingez. Med.)
Thomas Werndl (Rudolf Prack) met zijn hond „Krambambuli" in
de gelijknamige film der Tobis.
(Foto Tobis)
Een scène uit de spannende film „Waar is Golowin" met Carl
Rad datz
(Foto Tobis)
De lijdende Christus. Treurspel door
Huug de Groot. Rhytmisch verklankt
door Dr. J. Vandervelden, Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink. Zn. N.V.
Vioolvirtuozen van twaalf jaar en schilderessen
van eenzelfden leeftijd kunnen wij, twintigste-
eeuwers, ons gemakkelijk vooratellen. Jehudi
Menuhim en Roswitha Bitterlich hebben lang ge
noeg goowel verwondering als bewondering ten
onzent gewekt. Maar dat een knaapje van nog geen
negen jaar Latijnsche verzen dicht en vóór zijn
twaalfde een Latijnsch treurspel over Adam's bal
lingschap schrijft, dat behoort tot een anderen tijd
dan den onzen, waarin eer plaats is voor een bil
jartfenomeen dat van de politie nog niet mag op
treden omdat hij de kinderscheoenen nog niet ont
wassen is.
Hij die naderhand het Delftsche orakel genoemd
zou worden, Hugo de Groot, heeft waarschijnlijk
het record van jeugdig dichterschap op zijn naam
staan. Het feit op zichzelf is misschien minder
wonderbaarlijk dan het lijkt, als w'e bedenken dat
nog pas honderd jaar geleden de jongens 'van de
Latijnsche school in de taal der Romeinen moesten
kunnen redevoeren bij plechtige gelegenheden.
Wel wonderbaarlijk mag het heeten dat het la
tere dichtwerk van den groot-en geleerde op het
gebied van staatsrecht ook door dichters en ken
ners uit zijn dagen als om strijd geprezen is, het
geen bij de. schablone-achtige redevoeringen van
de jongelui van voor honderd jaar wel niet het ge
val zijn geweest zijn (Die geleken als twee drup
pelen water op elkaar en werden te Haarlem in de
Waalsdrie kerk na het'beëindigen der schoolstudïe
feestelijk uitgesproken). Hoe het. zij, Grotius, ge
niaal rechtsgeleerde, is ook een dichter van betee
kenis geweest en het treurspel „Christus patiens"
de' lijdende Christus dat in de bewerking van
onzen stadgenoot Dr. Vandervelden voor ons ligt.
bevat van dat dichterschap de doorslaande bewij
zen. Het is gebouwd naar het model van het an
tieke Grieksche treurspel, met koren, uitvoerige
monologen, door korten dialoog afgewisseld en hoe
wel het uit vijf bedrijven bestaat is er van be
drijvigheid in den zin van wat wij onder handeling
verstaan zoo goed als geen sprake. Maar hoe beel
dend is de taal, zoodat het beeldend spel gemist
kan worden en de lezer, ook zonder dat, de tragi
sche gebeurtenissen rondom Jezus' einde als het
ware voor oogen heeft.
Er bestonden van dit Latijnsche treurspel En-
gelsöhe en Duitsche vertalingen uit De Groot's tijd:
de bewerking die voor ons ligt is de eerste in het
Nederlandsch en ze kwam te juister tijd: tegen
het Paaschfeest. De bewerker heeft de gelegenheid
aangegrepen in de R.-K. Leeszaal, waarvan hij,
naar men weet, het bestuur voert, een kleine ten
toonstelling in te richten van prenten, documenten
en boeken, die op Huig de Groot en zijn tijd be
trekking hebben.
Het treurspel volgt in groote lijnen het bijbel
verhaal der Evangeliën over Jezus' lijden en dood.
Doch daartusschen door schitteren Grotius' vernuft
en uitgebreide historische kennis, voor zoover dan
de laatste in de eerste jaren der zeventiende eeuw
onaangevochten was. Prachtig blinkt zijn scherp
in7.icht in de raadselen der menschelijke ziel in de
betoogen van Pontius Pilatus, in de vleiende frasen
van een Cajephas, in de wisselende woorden tus
sohen Maria en Johannes aan het slot.
Wanneer men bedenkt dat Grotius vijf-en-twin-
tïg jaar was toen hij den Christus patiens schreef
zal men zich te eer over den rijpen rijkdom van
gedachten, dan volmaakt sclioonen vorm der uiting
verbazen en den Hollandschen vertaler de hulde
niet onthouden dat. hij die in zulke mate kon vast
leggen dat ook de lezer, die den origineel-en tekst
niet lezen kan. van het genot van beide niet ver
stoken blijft. Met deze reproductie van een zeven
tiend' eeuwsoh meesterwerk werd voor zoover
dat binnen onze beoordeeling valt een dank
Verdienenden arbeid verricht.
Martijntje. Een Scheveningsche roman
door Arend Tael. Amsterd. Boek- en
Courantmij. N.V. te Amsterdam.
Meer dan thans was, een zestigtal jaren geleden,
de afstand tusschen Schevelingers en. Hageneezen
onoverbrugbaar. Beide volksgroepen hadden een
eigen gezicht. Dat der visschermenschen was bo
vendien strak en ondoorgrondelijk voor wie niet
tot hun „clan" behoort. En dat is, zij het in ver
zachten vorm, nog immer zoo. Alleen één der 'hun
nen zou over de Scheveningers zoo kunnen schrij
ven, dat zij zelf er van zouden zeggen: „«het komt
er wel zoowat bij". Want ze zijn niet gemakkelijk
op dat punt en vinden bijna alles wat van hen ge
zegd en geschreven werd er glad naast. Hetgeen ook
bij niet-Scheveningers wel voorkomt. Doch zij heb
ben nu in Arend Tael een romancier gekregen die
van hun eigen bloed is. En dat zoozeer, dat hij om
geveer aldus redeneert: „wat gaat het jullie lezers
eigenlijk aan hoe wij Scheveningers zijn, waarom
zal ik je dat aan je neus hangen? Daar krijg ik maar
gehaspel met mijn eigen menschen mee. Wel kan
ik je wat vertellen van hoe wij waren, laten we
zeggen, zestig jaar geleden. Dan stoot ik niemand
voor het hoofd en het kan toch wel aardig wezen".
En aardig is het zeker geworden, wat Tael ver
telt. Zijn verhaal speelt dan zoo omstreeks 1880,
als er in de verhouding tusschen visschers en ree-
ders verandering begint op te doemen en bij oud
en jong het gebruikelijk gewriemel gaat ontstaan
tusschen de 'oehoudzieke en de meer avontuurlijke
elementen. Tegenstellingen, die zich ook op hef ge
bied van godsdienst, zeden en gewoonten zullen
gaan uiten en al met al aan den eigenlijken roman
zijn kleur, en beweging zullen geven: kleur, die
verlevendigd wordt door het eigenaardig Seheve-
ningsch dialect, waarvan Tael royaal gebruik
maakt, beweging die er al voldoende is in die ge
sloten gemeenschap van hard werkende men
schen, voor wie dood en leven even vertrouwde
dingen zijn, die zij zonder buitensporig verdriet en
zonder buitensporige vreugd aanvaarden. En nu
zeilen de mooie Martijntje en haar Floor tusschen
al die menschen en meeningen door, zoo omstreeks
•het jaar tachtig, en het is een sympathiek stel
flinke frissche menschen. Maar nu zou ik u bijna
den roman gaan vertellen en dien moet u liever
zelf lezen. Eventjes aan het dialect gewend, blijft
ge geïnteresseerd door lezen. Het is een knap de
buut van dezen Arend Tael. Snel en stil verloopt
mooi Martijnties jonge leven. Geen buitensporig
heid in het geluk, geen ook in het verdriet, dat al
tijd loert en toch te vroeg en te plots komt. Het zijn
wel ras-menschen, de Schevelingers.
J. H. DE BOIS.
KRUISWEG 59
HAARLEM
AAN- EN VERKOOP. -
VOORSCHOT IN REK.-COURANT
Fr
ha>
(Adv Ingez Med.) zei
maakte talrijke opmerkingen over den vorm ci
over de verschillen tusschen dit „revolutionnaire'
werk en Beethoven's vroegere werken of de wer
ken zijner voorgangers. Dat dez.e behandeling nie
volledig kon zijn, vloeide van zelf voort uit de ge
weldige uitgebreidheid van het onderwerp: dat zi
alle technische termen zooveel mogelijk moest ver»
mijden uit de omstandigheid, dat Adam niet voo:
een specifiek muzikale vereeniging sprak Maai
toch' wist hij vele interessante bijzonderheden o;
aardige wijze in het licht te stellen en voor he
ten gehoore brengen van fragmenten uit de
Symohonie, tot toelichting van ziin woorden von<
hij goeden bijstand in de dames Bets Nederkonri
en Ans Bouter. die vele gedeelten van het werk
vïerhandige zetting op de piano speelden. Na di
bespreking der Eroïca. die een groot deel van der
tijd in beslag had genomen, releveerde Adam ooi
een en ander uit de 2de Leonore-Ouverture en he
Vioolconcert, werken, die ook op het programmi
van a.s. Dinsdagavond staan.
We mogen veronderstellen, dat de geregelde be-
zoekers der H.O.V.-concerten.alle drie werken vol
doende kennen, om met dit. korte verslag genoe
gen te nemen. Voor de leden van de club zullei
wellicht enkele aanvullende opmerkingen nog wel
kom zijn.
De in verband met den titel „Eroïca" moeilii!
verklaarbare inhoud van de finale der 3de Sym
ohonie is door Paul Bekker in zijn boek ovei
Beethoven zeer geestig en scherpzinnig geïnternre
te^rd. Hij ziet daarin een extensie van de helden-
gedachte tot den mythologischen held Prometheus
die den menschen tot leven wekte en hun het vuui
en het licht van den Olumpos bracht. Het them:
der finale komt nl. ook in Beethoven's muziek vooi
het Ballet „Prometheus" voor. De snelle dalend!
loop, waarmee de finale begint, zou dan de afda
ling van Prometheus naar de aarde symboliseeren
de kort afgebroken tonen, die daarop volgen dj
eerste houterige pogingen der menschen om zici
voort te bewegen, het Andante der Coda een dank
gebed. Voor deze uitlegging zijn geen bewijzen aan
wezig, maar plausibel is ze wel. Het thema dei
finale komt reeds voor in Beethoven's Contra-
Tanze. dan in de Prometheus-muziek, vervolgen
met 15 Variaties en Fuga als klavierwerk op
35 en heeft in de Eroïca op. 55 zijn grootsche eind-
ontwikkeling gevonden. In op. 35 heeft Beethoven
evenals in de Symphonie. eerst de afgebroken to
nen laten optreden en daaraan successievelijk an
dere stemmen toegevoegd: hij heeft dit „Introdu-
zione col basso del tema" betiteld en dus pas d<
later intredende melodie als het eigenlijke them!
beschouwd. In de finale der Svmphonie komen
fugato's voor: in een het "bas-thema analoog me
de eerste variatie, doch in c ld. t. overgebracht
de tweede met het bas-thema ;n de omkeering
dus alle intervallen onderstboven gezet.
De 2de Leonore-Ouverture h®eft hetzelfde the
matische materiaal als de beroemde 3de. doch an
ders en grootendeels beknopter behandeld. Mer
lette op de melodie der Florestan-Aria in de in
leiding. en op het trompetsignaal, dat de komst van
Florestan's bevrijder aankondigt.
Bij het Vioolconcert geve men acht op de ver
werking der vijf gelijke noten, waarmee de pau
ken het werk openen.
Voor de voordracht van den heer Adam bestonc
veel belangstelling. Het bestuur betoonde den
spreker erkentelijkheid door de aanbieding van
een boekgeschenk, de dames ontvingen bloemen.
K. DE JONG.
„DER ROSENKAVAI-IER" DOOR DE
DiiSSELDORFER OPERA.
AMSTERDAM, 18 April. De rolverdeeling
voor de gastvoorstelllng der Düsseldorfer Opera
„Der Rosenkavalier" van Richard Strauss is
o.m. als volgt: Marianne Schech zal de partij
van „Die Feldmarchallin" zingen; Walter Hag-
ner: Baron Ochs von Lerchenau; Lotte Woll-
brandt (die met haar optreden in Tannhauset
verleden paar ten onzent opzien baarde)Octa-
vian; Tilly Lüssen: Sophie; Bertold Pütz:
herr von Fannial.
Generalintendant. prof. Otto Krauss heeft de
Dersoonlijke leiding v^n de gastvoorstellingeri;
Generalmusikdirector prof. Hugo Balzer de mu
zikale leiding; Hubert Franz de scenische hi
ding.
De voorstellingen zullen plaats hebben op
Dinsdag 22 April des avonds 6 uur te Amster
dam, Stadsschouwburg: op Woensdag 23 April,
des avonds 7 uur te Utrecht, Stadsschouwburg;
op Vrijdag 25 April, des avonds 6 uur in het
gebouw voor K. en W. te Den Haag.
Het geheele orkest-ensemble van de Düssel
dorfer Opera, alsmede het koor zullen aan deze
voorstellingen medewerken: in het geheel meer
dan 250 personen..
SPOEDCURSUS TER OPLEIDING VAN
DIENSTBODE.
Binnenkort zal te Haarlem een spoedcursus
worden geopend, die voorziet in de opleiding tot
dienstbode. Men schrijft ons hierover het vol
gende;
Telken male blijkt weer behoefte te 'bestaan
aan een externe spoedcursus. Geen wonder.!
Deze gratis opleiding van 12 weken stelt immers
meisjes van IS—24 jaar. die het huishouden als
beroep kiezen, In staat zich een zelfstandig be
staan op korten termijn te verzekeren.
Leerprogramma: 20 lesuren per week worden
verdeeld óver 4 of 5 dagen, zoo mogelij-k in de
middaguren. De lessen omvatten: koken, was-1
schen, strijken, huishoudelijk werk, naaien enl
eenvoudige theorie. Bovendien wordt practisohj
in gezinnen gewerkt.
Diploma: dit wordt uitgereikt een half Javr na
afloop van den cursus, indien de leerlinge ge
durende die zeS maanden tot tevredenheid van
haar werkeeefster heeft gewerkt.
Bij het zoeken naar een geschikte betrekking
helpt de Riiksarbeidsbemiddelaarster, Mej. G. H.
Ledeboer, Westerhoutstraat 46 Haarlem, spreek
uur Woensdag v.m. 1012 uur.
Het plan Is de cursussen zoo spoedig mogelijk
te laten beginnen; waar 28 April aLs begindatum
gedacht is. is het noodzakelijk dat de deelneem
sters zich vóór 26 April opgeven bij mej. G. H.
Ledeboer, Westerhoutstraat 46. De cursus zal
waarschijnlijk gegeven worden in de Prot. Ohr.
Nijverheidsschool. Tetterodestraat 109, Haarlem.
Het gemeentebestuur van Haarlem heeft toege
zegd zijn medewerking te verleenen. In de Com
missie van Voorbereiding hebben zitting: Mevr.
M. van der Goot—Mauritz, Oost-erhoutlaan II,
Mevr. Ku-batz, Luc. van Leyndenlaan 6, Heem
stede, Mej. G. H. Ledeboer en Mevr. Ir. M. Waar-
den'burg—Lindeyer, Wilhelminapark 26, Haarlem.
"TN- EN UITVOER VAN BIER. WIJN EN
GEDISTILLEERD.
Krachtens beschikking van den secretaris
generaal van Landbouw en Visscher^ is de Ne
derlandsche Meelcentrale aangewezen als mono
poliehoudster voor den invoer enden uitvoer
van bier, wijn en gedistilleerde dranken. j