I KOL's TEGELHANDEL I L IN DEN BAN VAN AMOR. MM0WUK 740.000.000 LANGS DE STRAAT. Het werkelijke huis van Jan de Lapper Litteraire Kantteekemngen. INCASSO BANK N.V. CREDIETEN oolyende laak ZXTERDÏ'G 3 MEI '1941 H A A" SEE M'S DAGEEAD t Vittoria Colonna en Michel Angelo Buonarotti. Geroemd om haar schoonheid werd ze niet, Vit toria Colonna, al was de Renaissance-tijd dan ook gul mei hooggestemde lofzangen op vrouwelijke bekoorlijkheid. De enkele medailles waarop haar beeltenis prijkt toonen ons het portret van een voorname vrouwe met langen, spitsen neus en hoog voorhoofd, koele, wat critische oogen, een mond die een gestrenge hooghartigheid nauwelijks weet te verbergen; maar eveneens rijkelijk de teekenen dragend van meer dan gewone intelli gentie. Michelangelo Buonarroti. (Zelfportret Uffiziën - Florence) Ook al had de natuur vrouwe Vittoria begiftigd met meer uiterlijke charme, het had niet om die reden kunnen zijn dat Michelangelo's kunstenaars hart zoo vurig ontvlamde voor deze markiezin van Pescara: hij behoorde haar toe met alle hevige innigheid die dezen immer strijdenden mensch den roem der onsterfelijkheid verleende, nog voordat zij hem onder de oogen was gekomen. Gehoord van haar had hij waarschijnlijk evenmin. Michelangelo leefde zeer in de verborgen wereld van zijn diep ste Zelf, in droom en viSioen, hij verkeerde in af getrokkenheid te veelvuldig met de gestalten van zijn artistieke verbeelding in die wereld van kinderen en dichters dan dat het ijdel gepraat der wereld die Vittoria Colonna's naam vaak en met ontzag noemde, binnen de vesting van zijn on stuimig gemoedsleven had -kunnen doordringen. N:efs meer wist hij van haar verleden dan Wat haar sonnetten, die hem op het noodlotsuur zijns levens in handen kwamen, verrieden. sonnetten gewijd aan den gestorven echtgenoot Ferdinand Frarcois d'Avalos, die na zoo menig krijgssucces aan de ver wondingen, waarmee hij uit den slag bij Pavia te rugkeerde, was bezweken. Liefdessonnetten waren het, geschreven in den trant dier tijden, zegenend eer de Liefde dan den geliefde, uit verlangen naar het on vertroebeld beeld van een onstoffelij-ken •Eros. die is ontstegen aan het aardsch-onvol- rnaakte. Arm aan jeugdig geluk, gekwetst te menig keer door haar gemaal dan dat zij met verteederd hart zou kunnen terugdenken aan de eerste en eemge liefde van haar jonge jaren, had de deugdzame Vittoria. 35 jaar oud toen, haar hartetroost ge vonden in ingetogen rouw. godvruchtig leven en de kunst van letteren en wijsbegeerte, in de dicht kunst vooral, die haar vermocht te schenken wat het leven haar onthouden had. Zie. dat Was Michelangelo's noodlot: geen ge- voelsschakcering dier verzen, geen verborgen ge dachte. geen"rhythmïsche onthulling van geleden maar nooit uitgesproken leed. of hij verstond ze. dien in zijn gelijkgestemd hart verstond ze als was al dit dichtwerk de vertolking van eigen strij den en lijden, van eigen verlangen en tasten. Deze beide zielen ze spraken te zeer een zelfde taal om in wederzjjdsche aanvulling die wonderlijke versmelting te kunnen beleven, die het menschdom liefde noemt. Diep ontroerd door wat haar gedich ten hem aan hartsvemikking hadden geschonken, schreef hij haar een brief vol lof en dankbaarheid hij, wien de woorden zoo moeilijk en zelden over de lippen kwamen. Ze antwoordde, koel, to- g- houdend, maar vol erkentelijkheid, naar men be grijpen kan. voor de waardeerende woorden van een zoo geëerd man als Michelangelo, wiens fres co's in de Sixtijnsche Kapel, scheppingen van een bijna bovenmenschelijk kunnen, van goddelijke in fluistering. door gansch het land beroemd waren en wien „Laatste Oordeel" geschilderd op den grooten muur boven het altaar der Sixtina, waar de schilderingen van meester Perug'mo met kalk bestreken waren om ruim baan te maken voor de scheppingen van Michelangelo door de booze tongen der afgunstige mededingers van schaam teloosheid werd beticht. Michelangelo wenschte en verwachtte waarlijk niet dat zij hem als vrouw zou toebehooren: wat hij verlangde was een verbondenheid der harten, een vereeniging des geestes, die niets gemeen had met de bekoring voor het oog, met de streeling der zinnen. Hoe had hij, man op leeftijd, somber van uiterlijk met zijn doorgroefd gezicht dat al te on- miskenbaare de sporen droeg van innerlijken strijd hoe had hij kunnen hopen, zijn uitverkoren Vrouwe met uiterlijk schoon te kunnen bekoren! Hij wist te goed dat ihij een vereenzaamde, een ge- bannene was uit het rijk van wereldsche geneug ten. om andere verlangens te mogen koesteren dan die naar een mystiek verbond, een platonische lief de. Maar diè gevoelens vervulden hem dan ook met dezelfde folterende heftigheid, die den meester de onnavolgbare fresco's op de gewelven der Six tina had doen tooveren. Is er schrijnender tragiek denkbaar: hij die het hardste marmer vormde naar de ingeving van zijn scheppend genie, die het steenen materiaal geest en leven en hartewarmte inblies,, hij die gekromd op hooge stellages iij den koepel der Sixtina de muren bevolkte met. de indrukwekkende gestalten van zijn beeldende kracht hij was onmachtig om dit men- scheli.ike vrouwenhart te bewegen, te ontroeren tot meer dan vereerende vriendschap. Vittoria Colonna. in de kloosterlijke teruggetrokkenheid van haar vrome ziel, veroorloofde hem goedgunstig haar te aanbidden, uit de verte, in gedichten, in gedachte. Verschanst achter haar jeugdherinneringen als rou wende weduwe, aan het aardsche gevoel ontste gen in een verheven liefdesmystiek, laat zij hem lijden, verlangen. Zeker vol ontzag voor zijn on geëvenaarde kunstenaarsgaven, spoort zij hem aan ■tot arbeid, als goedmeenend vriendin in ge sprekken discussieert zij met hem over de be tee kenis en kunstwaarde der verschillende schilder scholen. vol begrip, wijs, rijp. waardig: dankbaar Is ze gestemd voor de teekeiv.ngen van zijn hand, die Michelangelo haar schenkt: en. oprecht-vroom sis zij is, weet zij vertroostend zijn godsdienstig gemoedsleven te wekken en sterken Maar geen druk van haar hand, geen zachtmoedige blik van haar oog, geen verlossend woord van haar lippen verraadt hem, dat zij hèm doet zooals hfj haar: liefhebben met de innigste, heiligste gevoelens die een mensch jegens een ander - vervullen kunnen. Zoo blijft het, jaren lang. Soms is ze ver, beperkt zich hun geestelijk contact tot vriendschappelijke godsvruchtige, kunstzinnige briefwisseling; dan weer is zij dicht in zijn nabijheid: in een naburig klooster, binnen de muren van Rome ook wel. Maar ver dan wel nabij, het blijft een foltering voor Michelangelo, een hunkeren naar wat de hooge geest meent te kunnen ontberen, maar wat de mensch Buonarotti behoeft als een bloem de zon: de nabijheid van een warmkloppend, liefhebbend menschenhart. dat hem-levensgloed-kan schenken binnen de kille eenzaamheid van zijn tot scheppen gedoemd leven. Het is aan dat verlangen dat de wereld de heerlijkste kunstschatten te danken heeft maar zwaar was het levenspffer; laten we dat niet vergeten. In 1547 overleed zij, Vittoria Colonna, 57 jaren oud. Aan haar sterfbed knielde, dicht aan het hoofdeinde, een grijsaard één die sinds hij haar geestelijk ontmoette, in gedachte den knie voor haar gebogen had: Michelangelo Buonarotti. Pas toen de laatste ademtocht over haar lippen was ge gaan. verstoutte hij zich tot wat hij zooveel jaren lang als edelste belooning voor zooveel beroering des harten had begeerd. Hij drukte zijn lippen op de hand van de doode een hand zoo koud als het hart der levende hij deed het in een ver voering, waarin zich al wat zich aan .koesterende liefde had opgestapeld, ontladen wilde:'eerbied was er in dien éénen kus, bewondering, ontzag, ver eering en dankbaarheid voor een eindelijke, al te late, vervulling. De doode schonk hem, wat. de le vende hem had onthouden. Vittoria Colonna leefde voort in haar sonnetten, maar heerlijker nog, veredeld in het licht der smart dat het noodlot haar gebood den mensch Buonarotti aan te doen, in haar eeuwiglijk-verweven-zijn met het leven van hem, die haar zegende met het ver- hevenste wat in hem verborgen lag: zijn werk. C. J. E DÏNAUX. N.V. „WERKSPOOR". Tn de Vrijdagmiddag gehouden algemeene verga dering van aandeelhouders van de N.V. „Werk spoor" zijn de balans en winst- verliesrekening, alsmede het jaarverslag over 1940, goedgekeurd. Het dividend werd bepaald op 8 procent. Tot com missaris werd herbenoemd ir. A. H. Ingen Housz. ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ CfvÉSTlGO IE 'SC-CAVtNHAGf lEsruuR icfcvanh£lkntocker. a A 6 BOCtE? M, 1 I MON1IJN N i 1 GgQsBEN. F E EVERS Tot deze week werd verzekerd ruim in de volgende af deelingen: AFD. A. Woningen, winkels, boerde rijen, inboedels, inventarissen, enz. tot ƒ50.000.— AFD. B. Andere en grootere risico's, ook bedrijfsverzekeringen bo ven 10.000. 'per week. AFD. C. Persoonlijke ongevallen. AFD. D. Gevaarlijke risico's, inclusief klasse III op vaartuigen. AFD. E. Bedrijfsschade en Huurder- ving.- AFD. G. Geld. geldswaarden, preciosa. AFD. H. Herverzekeringen. HALFJAARLIJKSCHE SCHADEREGELING! AFD. I. Inboedels tot7500. DRIEMAANDELIJ KSC HE SCHADE REGELING Vraagt inlichtingen bij Uw ASSURANTIE-BEZORGER (Adv. lngez. Med.) LEESBIBLIOTHEEK van goede Boeken Ruim 10.000 deelen v. Wickevoort - Crommelinstraat 53zw. Hoek Ambachtstraat, Haarlem-Noord (Adv. lngez. Med.) Verliessaldo der N.V. „De Schelde" belangrijk gedaald. Aan het verslag van ae N.V. Koninklijke Maatschappij „De Schelde" ontleent het A.N.P. het volgende: De oorlogsschaden zijn hersteld op de vernielde modelmakerij na. Hiervoor is evenwel een nood oplossing gevonden. Afgezien van de tijdelijke storing is het geheele jaar met volle kracht ge arbeid. Er is ten slotte dan ook evenveel loon uit betaald als in 1039. In overeenstemming hiermede is het finan- cieele resultaat gunstig geweest. Het verliessaldo is verder verminderd en beloopt thans f 121.143.19. Veilig is daarmede de toestand nog niet. Wel be hoefden wij den laatsten tijd slechts bij uit zondering een beroep op onzen bankier te doen, doch bij den minsten tegenslag zal de onvol doende liquiditeit moeilijkheden veroorzaken. Reserve is er niet. Onze hellingen zullen nog geruimen tijd bezet zijn door een motormailschip voor den Rotter- damschen Lloyd. een motorvrachtschip, de „Bor neo", voor de Stoomvaart Maatschappij ..Ne derland", een motorveerboot voor den Prov. Stoombootdienst. terwijl wij hopen te beginnen aan het motormailschip „Waingapoe" voor de Kon. Paketvaart Maatschappij. Blijkens de balans bedraagt het behaalde winstsaldo over het afgeloopen boekjaar f 681.160 (v.j. f 450.883) hetgeen bestemd wordt tot vermindering van het verliessaldo over vroegere jaren. AMSTERDAMMERS. Het is nu eenmaal schoonmaaktijd. Ook de eigenaar van een bekenden kunsthandel te Am sterdam werd aangetast door de schoonmaakwoede. Misschien had zijn vrouw hem gezegd: „Hoor eens man, die pui van de zaak moet eens een beurt hebben, daar is in geen jaren iets aan gedaan!" Hoe dit zij, aan een „schoonmaakfirma" was de opdracht gegeven, de pui eens flink onder handen te nemen en zoo stond er dan een ladder tegen het gebouw. Voorloopig werd die nog niet gebruikt, maar waren twee glazenwasschers, gewapend met een spons, een doek, een puimsteen, een harden borstel en een emmer water, op straat bezig aan het ondergedeelte van de pui. Het was een mooie, ornamentale gevel, voorzien van beeldhouwwerk: takken met bloemen slinger den zich langs de zijkanten van de étalageramen, van onderen afgezet met groote, platte steenen, die, het moet gezegd worden, in den loop van on getwijfeld zeer vele jaren van grijs bijna zwart geworden waren. Die steenen werden behandeld met spons en puimsteen en inderdaad: de oude kleur kwam weer voor den dag", al dadelijk na de eerste beurt. Het steenen lofwerk werd daarna vakkundig onder handen genomen, serieus en met toewijding: eerst een oppervlakkige afspoeling met de spons, daarna kwam de harde borstel er aan te pas, om de verschillende holten goed onder han den te nemen, waarna met de doek nog de laatste resten verwijderd werden. Zij hadden succes van hun werk, die twee schoon makers. Met trots wees een van hen den baas. die eens kwam kijken, er op welk een verschil de eene helft van de pui nu met de andere vertoonde. „Nou. 't knapt op, hè?" zei de patroon tevreden, gaf nog een paar wenken en ging weer verder. Inderdaad: het was opgeknapt: de kleur was ..opgehaald'' en de teekening van het ornament- werk kwam nu veel beter uit. Nu moet ik u nog zeggen, dat achter een der étalageramen juist dat, waarbij de glazenwas schers met zooveel beroepsijver hun nuttig werk verrichtten een schilderij geëtaleerd stond, voorstellende een romantisch tafereel met als mid denpunt een oude burcht, knap werk van een Meester met een klinkenden naam. Voor het gebouw stonden tal van belangstellen den van diverse pluimage: een slagersjongen met fiets, verschillende winkelende dames, eenige hee- ren, misschien wel op weg naar de beurs (het liep tegen beurstijd) en vele anderen. Zelfs een politie agent had zijn ronde afgebroken en bleef een oogentolik staan. Zij allen kekenneen, niet naar het kunst werk dat overigens waarlijk de aandacht wel waard was. Maar daarvoor had niemand oog. Al hun intense belangstelling gold het werk der gla zenwasschers, dat eenigen zelfs onderling bespra ken. Zoo zijn nu enmaal die Amsterdammers. J. C. E. Dc Burgwal bij de brug van de Anlhoniestraat. (Teekening van H. J. Wesseling, naai' een aquarel op het Gemeente-archief). In ons nummer van 21 April namen wij, in de rubriek Eigenaardigheden, een foto op van het huis aan het Spaarne, op den hoek-van de Hoogstraat, waar een gedenksteen is geplaatst van Jan de Lap per. Dr. M. G. de Boer te Heemstede heeft bezwaren tegen de legende dat „de Zwarte hond" het woon huis zou zijn geweest van Jan de Lapper. Hij grondt dat op een uitgebreide studie en bewijs materiaal In afwachting van het boekje, dat hij weldra voor de Vereeniging Haerlem hoopt samen te stel len, was hij gaarne bereid eenige regelen te schrij ven bij de afdeeling van het huis dat Jan de Lapper werkelijk heeft bewoond; het is de repro ductie van een penteekening naar de mooie aquarel van Milatz in het Gemeente Archief, die hierboven wordt afgedrukt. Dr. de Boer schrijft: „Want Jan de Lapper, of Jan Jansz. Lapper, zoo als hij feitelijk heette, heeft nimmer in het huis bij de Melkbrug gewoond, dat de legende, eerst zeer laat, in 1798, opgeteekend, aan zijn naam heeft verbonden. Reeds jaren geleden heeft een bekend Haarlemmer, de heer A. van Damme, daarvoor de bewijzen verzameld. T.oen ik, uit andere hoofde aan de legende twijfelend, de zaak in onderzoek nam, werd mij ten gemeente-archieve een lijvige bundel van zijn hand over dit onderwerp voorgelegd. Bij completeering daarvan bleek mij dat Lapper, die op 6 Maart 1627, dus een kwart eeuw vóór den eersten Engelschen oorlog, door Frederik Hendrik tot Kapitein te water in dienst van den Lande was aangesteld, reeds vijf jaar later een huis en erve kocht op den Burgwal, één huis van de Anthon'isstraat, voor een bedrag van 1125 Car. Gul den, in vijf termijnen te betalen. Deinrichting van dit pand kennen we precies uit de inventaris, welke na zijn dood op 25 en 26 September 1659 door notaris Swan is 'opgemaakt, toen hij het bedoelde pand „metter dood" had ontruimd. Het is het huis dat links op de teekening zichtbaar is. Ik mag niet te veel van de gastvrijheid van Haarlem's Dagblad vergen en wil mij daarom be palen tot de opmerking, dat Lapper toen reeds een bemiddeld man blijkt te zijn geweest; .enkele weken later kocht hij namelijk een pand aan de St. Anthonisstraat er bij, dat hij eveneens bewoond heeft, waarna hij later in 1652, als geldbelegging het hoekhuis, door zijn beide panden ingesloten, er aan toevoegde. Bovendien heeft bij nog eerf huis in de Coolstraat, door: zijn dochter bewoond en een buitenhuis in het Rozenprieel aan de Lustenburger laan, nu Rustenburgerlaan, bezeten. Voor een armen WILT U DIE NARE. VOCHTIGE OF BE- SCHADIGDE MUREN KWIJT ZIJN? Neem dan TEGELS in Uw huis. Wij hebben nog groote voorraad entegels zijn niet duur, wel duurzaam. Komt onze monsterkamer eens bezichtigen, dan ziet U wat er van 'tegels te maken is. KL. HOUTWEG 13, HAARLEM, TELEF. 16572 (Adv. lngez. Med.) J. Gerhard Toonder. Vreemdeling in Babyion. Amsterdam Uitg. Mij. Else- In de donkere dagen die ook in ons land, aan den oorlog voorafgingen komt een schip, na lange reis, de haven van Rotterdam binnen. Een der of ficieren, de tweede sfuurman van het koopvaardij schip, zal door een lichte ingewandsziekte gedwon gen zijn niet opnieuw aan te monsteren, maar voor onbepaalden tijd landrot worden. Aanvankelijk van plan buiten op het land rustig zijn herstel on der goede doktersbehandeling af te wachten, blijft hij in Rotterdam hangen, waar het drukke leven hem aantrekt na zoovele maanden van stilte tus- schen water en lucht. Hij huurt er een kamer en geniet in den beginne van de veranderde sfeer en het zoo verschillende leven. Maar de schrijver van dit boek brengt hem op zeer aannemelijke wijze in een milieu, waar hij zijns ondanks betrok ken wordt in allerlei poljtieice en mondaine activi teit, zooals die, zich in den tijd, die aan Mei 1940 voorafging, ook in ons land fn de groote centra uitte. Met zijn nuchteren maar volstrekt niet. on- verstandigen zeemanskop krijgt hij met proble men en theorieën te doen, waarover hij op zijn schip nooit diep nagedacht heeft. De werkloosheid, de mobilisatie, de geestelijke en moreele herbewa pening, de vrachtvaart met contrabande en niet in het minst het politieke gescharrel uit die dagen. het zijn alles quaesties, waarmee hij door de nieuwe kennissen die hij krijgt overrompeld wordt. Op hem zelf heeft dat niet veel andere uitwerking dan dat hij een brandend verlangen naar een schip en naar de wijde stilte der oceanen in zich voelt op komen. Maar intusschen beleeft hij veel en doorziet veel spel van groote woorden en valsch gerucht. Het is daardoor dat hij zch meer en meer Vreemdeling in Babyion zal blijven gevoelen. Tegen het slot zullen wij hetn, die zijn darmaandoening negeert, naar een schip zien varen waarvoor hij aangemon sterd heeft, al zou het een gevaarlijke reis worden. Maar dan breekt juist dien avond het oorlogs geweld boven Rotterdam los en hij denkt aan het meisje en de anderen, die hij verlaten wil. Tus- schen allen die daar bezig zijn zal vooral zij hem noodig kunnen hebben en dan gooit hij het stuur van het barkasje, dat hem naar zijn schip zou brengen, om en keert terug naar de stad, den don keren nacht in. Daar zal hij zijn taak vinden als de angst en nood geluwd zullen zijn en aan den herbouw begonnen wordt, door menschen met ge zonde hersens en eerlijken levensmoed. Het is, geen kleinigheid dit geestelijk avontuur van den sympathieken stuurman tot een boeiend verhaal van vierhonderd vijftig pagina's op te stu wen. Maar deze schrijver beschikt ruimschoots over de qualiteiten, die hem daarin deden slagen zonder dat de veelheid van problemen, inzichten en theorieën die hij bij zijn stuurman betrekt, ons ver moeien of vervelen. Het tegendeel mag gezegd zijn. Of hij nu den reeder Holmers aan het woord laat of den idealistischen politicus Balter, of hij den zonderlingen dominé Ingeborg laat oreeren of den versteenden Ten Have laat wauwelen.... er zit in dat alles geen woord directe nonsens. Geen van vieren zijn nu bepaald typen van superieure men- sebelijkheid, maar de schrijver zet het vóór en te gen hunner redeneering zoo geestig tegenover elkaar dal het niet verwonderlijk is dat onze stuur man door hen nog al eens in de knoop geraakt en slechts bij intuïtie voelt, dat niet alles in den haak is. Geestig is deze J. Gerhard Toonder zeker. De manier waarop hij menschen en ontmoetingen be schrijft is daarvoor een bewijs evenals woordkeus en toonaard, waarin zijn figuren elkaar van re pliek dienen. Het is de wel wat ruwe, maar gulle en niet venijnige geestigheid van den zeeman, te zamen met de daaraan verwante, naar de havens riekende Roterdamsche grollen, waar hij in uit munt. Of hij daarin wel eens een beetje overdrijft zou ik niet met absolute zekerheid durven tegen spreken. Of het vocabularium van den reeder Hol- mer nu werkeliik niet een beetje extra gepeperd is. evenmin. Ook die nachtelijke conferentie tusschen Hólmer en den stuurman, als de laatste Holmer's stomdronken zoon met moeite hèeft thuis gebracht, gaat misschien een beetje boven de waarschijnlijk heid uit. Maar wat doet dat er per slot van reke ning toe! De romanschrijver heeft niet alleen recht op fantasie, ze is voor hem -zelfs noodig als brood. Als afgesloten geheel is deze Vreemdeling in Babyion volkomen aanvaardbaar en een paar klei ne saltomortales hier en daar bederven dien in druk niet. Het zijn slechts de goede gymnasten die zich daaraan wagen kunnen. Tenslotte samenvat tend; wij lazen hier een zeer goed geschreven boek, dat vernuftig gecomponeerd en onderhoudend is en nog geruimen tijd een spiegel kan zijn, waarin een heel bijzondere, korte doch niet onbelangrijke pe riode van Hollands bewogen leven weerspiegeld wordt. Als dat ging, zou men desnoods van een hoogst-ernstïgen lachspiegel kunnen spreken. Naar zijn aanleg zal de lezer er den lach en den ernst uit opdiepen De dichter J. W. F. Werumeus Buning wordt Zondag vijftig jaar. Sinds Maria Lecina verscheen is Buning waar schijnlijk voor het groote publiek de best gekende onder de levende dichters. Door Maria Lecina zul len velen pok naar ander, vroeger en later werk gegrepen h.ebben en dat niet betreuren want Bu ning kan trien tot de minst ingewikkelde, zuiver ste dichters van zijn generatie rekenen. Vijftig jaar te worden is op zich zelf niets bij zonders. doch in een schrijversleven is het een ge schikt moment om eens achterom te zien paar wat volbracht werd. Dat moment heeft de uitgevers firma Em. Querido aangegrepen om Buning's ver zamelde gedichten, van het In Memoriam uit 1921 tot den bundel Dagelijksch Brood uit het vorige iaar,' in een keurig verzorgd deel van ruim drie honderd bladzijden bijeen te brengen. En hetzelf de deed zij met wat Buning op geheel ander ge bied presteerde: met de schetsen over streken en steden fn ons vaderland die de schrijver, spiedend naar bijzonderheden, doorreisde en bekeek om daar in de bundels „Ik zie, ik zie. wat gij niet ziet" verslag van te geven. Ook deze bundels hebben een goed onthaal gevonden en zijn nu. nog ver meerderd. tezamen gebracht ter eere van het feest. Beide imoosante boekdeeien ziin een tastbare hul de aan Buning's dichterlijke en journalistieke be gaafdheden, waarmee zeer velen gaarne zullen instemmen, J. H. DE BOIS. Ee kele mak< manl trek! in ee doch zond kan een even met buti( gen. ook In d wan gezie doke gtraj speu tóch lake meu buek étag een vast; schoenlapper wel een benijdenswaardig bezit! Blijk baar heeft zijn naam, die in Haarlem en Zand voort als familienaam meer voorkomt, in later jare aanleiding tot het ontstaan der legende gegeven' Tot zoover Dr. de Boer. Ongetwijfeld zullen velen met belangstelling h( nieuwe boekje van de vereeniging „Haerlem" tege moet zien. Er lijkt ons veel voor te zeggen als gedenksteen die nu in het huis aan het Spaan fle^ zit, wordt overgebracht naar den Burgwal. gaai dil! 1 T< VTOU waa blijf D: Dist KRUISWEG 59 HAARLEM tegen zakelijke en per soonlijke zekerheid of in blanco. (Adv. lngez. Med.) Voortzetting der liancïelsbesprekingei te Batavia. Naar volgens Domei uit Batavia gemeld word zal Kenkitsji Joszijawa, de handelsgedelegeerdi van Japan in Nederlandsch-Indië, de volgende weel een ondex-houd hebben met de heeren H. J. vai Mook, directeur van de afdeeling economisch! zaken en J. E. van Hoogstraten, hoofd van de at deeling handelszaken, betreffende de handelsbe sprekingen tusschen Japan en Nederlandsch-Indii welke hier sinds eenigen tijd gevoerd worden. PEDICURE-INRICHTING. De firma B. Prijs, die een aantal kapsalon* Haarlem en omgeving exploiteert, heeft thans aa: haar filiaal in de Tempeliersstraat een nieuwe af deeling ingericht. Aan dit „Maison des Dames" nl. een gediplomeerd pedicure vei-bonden, zooda men nu ook voor dit onderdeel der lichaamsver. zorging terecht kan. De nieuwe afdeeling, die ooi voor heeren bestemd is, is aardig en practisch in gericht. ,4 deg< waa we er n wet- der! nog op sar< diei mei ver! voo de sch: vol) kon lanj Ind ink is 5 heil ma; kor aar in uit me aar de I mii die Va: Deurwaarder, Daar zat nou eens muziek in! Het zaaltje van den politierechter was weliswaar nog niet her schapen in een concertruimte, maar het scheelde toch geen haartje of de accordeon met begelei ding van het slagwerk had zich hier laten hoor en wanneer de rechter de stukken van overtuiging maar gewenscht had. De stukken kwamen niet wel verschenen de bespelers, de accordeonist en de slagwerker. Ze hadden in een café „De aubade van Nina11 gespeeld, en ze zagen ernaar uit dat ze voor hun taak berekend waren. Het stuk zal de cafébezoe kers best bevallen zijn, op twéé na. Jawel, op twee na, dat kan ik u pi-ecies vertellen. Ze zaten in het café aan een tafeltje en waren speciaal voor de muziek gekomen, en voor den politierechter ston den zij voor het getuigenhekje en vertelden, na plechtig gezworen te hebben de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, dat zij „De aubade van Nina"- gehoord hadden. En dat feit interesseerde den politierechter zeer. want meer behoefden ze niet te vertellen. Zou de eer biedwaardige rechter ertoe over zijn gegaan om zich. ter onderbreking van het ambtelijke leven, voor te laten lichten omtrent hetgeen de Muzen van de lichte kunst in onze hoofdstad pres teer en? zal de eenzame toeschouwer op de publieke tribu ne zich hebben afgevraagd. De beantwoording van deze vraag werd overbodig toen de twee mannen, die gezworen hadden Nina's aubade te hebben vernomen, zich ontpopten als twee con troleurs van Buma. Neen, ik zeg niet boeman, maar buma, hoewel de muzikant meer aan boe man gedacht zal hebben. Ten onrechte! Want de B.U.M.A. is de organisatie, die er voor zorgt dat de componist auteursbaten krijgt van hetgeen de muzikanten spelen. Doch hoe dikwijls schijnt de gerechtigheid ons niet een boeman tóe? Ook hier. De slagwerker was van slag en zei niet eens ge weten te hebben „De aubade van Nina" te hebben gespeeld. „Ik ken geen noot, edelachtbare, ik hoor een liedje, en dan sla ik maar op de wijs. Maar. of ik nu een marsch. een wals of een foxtrot sla, edel achtbare, u zal 'het verschil niet kunnen hooren!'" Dit pleidooi des slagwerkers, deed het nart van den muziekminnaar achter de perstafel eenige malen overslaan. En de accordeonist kende ook geen noot! Hij hoorde ergens een wijs, door de radio of zoo. en die speelde hij dan na. Edoch de gezworenen hadden „De aubade van Nina" herkend, en derhalve was er voor de mu zikanten geen ontkomen aan. Vijf gulden moeten zij ieder betalen, als boete voor de muziekzonde. Deurwaarder, volgende zaak!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 10