Water en Vuur. Eigenaardigheden in Haarlem en Omgeving Jiunst en £ettecen JiuUSt Haarlem's Muziekinstituut. WOENSDAG 14 M EI 1941 H A A R L E M'S D A G E L" A D 3 ,,DE TIEN" VIJFTIG JAAR Troetelkind van Dr. Spoelder. „De Tien is mijn troetelkind!" zei ons vanmor gen Dr. C. Spoelder. de voorzitter van de Haar lemsche Brandblusschersvereeniging. sprekende 5ver deze vereeniging, die a.s. Dinsdag vijftig jaar >estaat. .Eigenlijk kan ik er niet zoo heel veel van vertellen" ei de heer Spoelder, ..want ik ben pas tien jaar foorzitter van ..De Tien". Er is trouwens in die rijftig jaar van haar bestaan niet veel veranderd. ■x kwam ook geen wijziging in den naam en ik •ind het prettig, nog eens te kunnen zeggen, dat haar naam is Kaarlemsche Brandblusschersver- leniging „De Tien", want velen denken, dat zij de iaarlemsche Brandweer zelf is. Ik beschouw het dat haar oprichting bedoeld is als de vroo- ijke kant van de Brandweer. Kijk eens hier, het ilusschen van een brand is iets sportiefs: maar oor dit vrij ruwe werk moet men sterk en gezond ijn, want bij nacht en ontij moet dikwijls worden litgerukt en wie aan de Brandweer komt. moet er •eel van zijn tijd aan geven. Het is dus niet te ver- de menschen. dat ze aan de Brandweer al- een hun tijd, zorg en krachten moeten geven; ze lebben ook recht op vroolijkheid. Dat kweekt den iameraadschappelijken geest aan; dat kan niet an- iers dan in het belang van de Brandweer zijn. En lie van Haarlem, op Amsterdamsche leest ge- choeid, behoeft in geen enkel opzicht voor een be- oepsorganïsatie onder te doen. „De Tien" is het ndere aangezicht van onze Brandweer, het vroo- ïjke en lustige aangezicht, dat het Haarlemsche lubliek niet ziet. De leden van de Brandweer en /an „De Tien" zijn feitelijk dezelfde menschen. Er ■ijn slechts drie vrijwilligers van het korps, die zich liet bij onze club hebben aangesloten. Dat zégt toch vel wat! De commandant Van den Broek zit ook in inze gelederen; het centrale punt van de Brand- veer zit dus in beide afdeelingen. Er bestaat trou wens een nauw contact; heide afdeelingen worden i velerlei aangelegenheden geraadpleegd. Ze steu- ,en elkaar. „De Tien" is gewend, elk jaar en grooten feestavond te organiseeren en dat doet e voortreffelijk. Komt ze dan met de financiën liet uit, dan springt de Brandweer bij. Het was het ;oed recht van de leden, om één keer in het jaar [e bloemetjes eens buiten te zetten. Vroeger hiel- ien we ook wel een gezelligen boottocht, maar hans moeten we het wel wat kalmpjes-aan doen. n „De Tien" zorgen we echter niet alleen voor de Toolijkheid. Er worden ook ernstige bijeenkomsten lelegd en ook daar is de geest ik zeg dat met ,eel genoegen allerplezierigst. Je voelt dat je n een vriendenkring zit. En zoo is het vijftig jaar ang gegaan. In die halve eeuw zijn er altijd men- chen te vinden geweest, die zich een bestuurs- unctie lieten welgevallen en die deden steeds met iet grootste genoegen hun werk. Eigenlijk zijn alle eden wel eens lid van het bestuur geweest. Nu ja, >r ontstaat af en toe ook wel eens wat wrijving, naar dat komt door den vriendschappelijken geest iltijd heel gauw in het reine. Verder worden er wel eens lezingen gehouden, o.a. door den commandant en door mij zelf, en ook maken we vaak nuttige excursies. Dit alles bevordert in niet geringe mate de theoretische ontwikkeling van de brandblus sers. Als „De Tien" eens zou ophouden te be staan, zou de Brandweer haar t'en zeerste missen, lp het oogenblik leeft ze in een zeer gespannen ijd: er rust op haar nü speciaal een groote verant- roordelijkheid en vooral het werk voor de Lucht- ?scherming vereischt veel tijd. Maar onze blus- :hers zijn paraat; ze staan altijd klaar om hulp te jrerleenen. Het zijn echter sportieve kerels, met wie ure alles kunnen bereiken. Zij zijn wel eens lastig, baar dat gaat gauw over; zij verrichten hun werk cp een uitstekende wijze. Het is daarom wel jam- ïner, dat we het vijftigjarig bestaan van „De Tien" hiet kunnen vieren, zooals we dit gaarne gewenscht hadden: het is nu geen tijd voor uitgaan en feest diners. We zullen het gouden feest a.s. Dinsdag in- iiem en op bescheiden wijze vieren en hopen dan later nog eens een gezelligen avond met de dame; te organiseeren. „De Tien" is niet zoo'n erg be langrijke vereeniging," zoo eindigde Dr. Spoelder, [.maar zij is toch wel een merkwaardig stuk Haar lem, dat reden van bestaan heeft."' (Aangeraden wordt: 2. Leer zwemmen, er verdron ken in Nederland in de laatste 7 jaar nog gemiddeld jaarlijks 56S menschen. 2. Wees voorzichtig met vuur in bosch en hei.) Punt 1 is niet nieuw en punt 2 is wel oud. Maar 't blijven steeds even belangrijke zaken, Het laaiende bosch laat geen sterveling koud, En zwemmen is iets om ;n vuur voor te raken. Verdrinken en boschbrand zijn water en vuur, Twee dingen die nimmer elkander ontmoeten, In één opzicht echter zijn zij eikaars buur Dat is in 't verlies dat wij vaak door hen boeten. En waarlijk, ze zijn zelfs niet zwaar te bestrijden. De een door voor 't motto: leer zwemmen te staan, De ander door 't motto: leer vuur te vermijden Het kan ook gezegd in een anderen zin Als eerste beginsel in beide problemen: Ga zonder de zwemkunst het water niet in. Maar ga naar het bosch, zonder vuur mee te nemen. Dat is niet volledig, ik geef het graag toe, Ga liever naar 't zwembad om zwemmen te leeren. 't Is leuk, 't is gezond, 't is vcrfrisschend en hoe! Behalve 't gevaar van verdrinking te keeren. Ga daar tusschendoor naar het bosch of de hei En wandel met vuur, maar alleen maar figuupjijk, Want letterlijk mag daar het vuur juist niet. bij, Houdt gij van natuur, wel, dan is dit natuurlijk. Ik weet wel, 't is alles al dikwijls gezegd. Maar toch niet tè vaak, daarvoor is 't resultaat er, 't Is zaak dat het telkens weer vast wordt gelegd: Hoed allen voor vuur en xi zelve voor water. P. GASUS. Jem AFSCHEID MEJ. IJ. PAULEN Vandaag heeft Mej. IJ Paulen, die, zooals wij [isteren reeds meldden, gedurende 56 jaar in het •emeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen te 'aarlem, werkzaam is geweest als naaister jplaatsvervangend assistente op de Vrouwen-Af- leeling, afscheid genomen. Voor deze gelegenheid waren des morgens .aan- •ezig Dr. W. B. Smit, Directeur van den Gemeen- jtelijken Geneeskundigen Dienst, Mr. J. N. J. E. jHeerkens Thijssen, oud-voorzitter van het voorma lig Armbestuur, Mevrouw J. L. Visser-Brutel de la fEivière, voorzitster van de afd. Haarlem der Ver- leenig'ïng van Huisvrouwen, verscheiden leden van pet voomjpilig Burgerlijk Armbestuur, Dokter J. J. teckhardt, gemeente-arts, de oud-directrice Mevr. wan Slijpe en andere belangstellenden. Het woord is gevoerd door Dr. Smit, Mr. Heerkens Thijssen en Mevrouw Visser, die de werklust en de toewijding van Mej. Paulen in het licht stelden. Ook namens heb personeel der inrichting werd een woord van afscheid gesproken. Eenige stoffe- llijke bewijzen van erkentelijkheid werden mede (overhandigd. Vanavond heeft in intiemen kring een (gezellig samenzijn plaats. TUINBOUW EN PI,ANTKUNDE. Onder leiding van den heer J. L. Bouwer hield de af- deeling Haarlem der Mij. van Tuinbouw en Plantkunde een vergadering in Lion d' Or. Door den heer J. Dix werd verslag uitgebracht over het onderhoud, dat het dagelijksch bestuur met den burgemeester had gehad over de versiering van Haarlem, om de stad meer het karakter van bloemenstad te geven. Gebleken was. dat het ge meentebestuur zich dit jaar wil bepalen tot het centrum van Haarlem, de Groote Markt, om wanneer dit siaagt het volgend jaar aan de versiering met medewerking de bewoners uitbreiding te geven. Gaarne zal daarbij ge bruik gemaakt worden van de adviezen en medewerking der afdeeling. De heer H. Hekelaar hield een leerzame causerie óver den aanleg van stadstuintjes. Hij deed uitkomen, dat (san het arrangceren van de beplanting in de !nog veel haperde en dat de vaak zeer ondoelmatige hoo rnen en heesters, die men aantreft, niet bijdragen om het (stadsbeeld te verfraaien. Spreker behandelde aan de hand van veel materiaal welke heesters bij uitstek voor voor- en achtertuinen geschikt zijn. Uit de causerie kwam leerzame discussie voort. De heer Warburg deelde mede. dat 29 liefhebbers in de Ramplaan cn Heemsteedsche Dreef zich opgaven om hun tuinen te laten keuren. Bij de onderlinge tentoonstelling werden 10 punten toegekend aan een Cereus mallissona. 10 punten Phylocactus en 7 punten aan een zaailing van Black Vesuvius, alle ingezonden door den kweeker D. Smit. AGENDA WOENSDAG 14 MEI. Esmbrandt Theater: „De Komedianten" in »'n Rare Familie", 2.30 en 7.30 uur. Palace: „Huzarenkoorts", 2, 6.30 en 8.45 uur. Luxor Theater: „Renate in het kwartet", 2.30. 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Theater: „Monica", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werker van leden van „Kunst Zij Ons Doel". 104 uur DONDERDAG 15 MEI. Rembrandt Theater: „De Komedianten" ,,'n Rare Familie". 2.30 en 7.30 uur. Groote Kerk: Orgelbespeling 34 uur. Bioscooptheaters: Voorstelling!*) des middags et des avonds. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken tsn leden van „Kunst Zij Ons Doel", 104 uur. WINKELIERS PAST OP UW BONNEN. AMSTERDAM, 13 Mei. Een bakkersfirma in de Tolstraat heeft bij de politie aangifte gedaan van diefstal van vijf opplakvellen, elk met 200 broodbonnen en een opplakvel- met 100 bloem- bonnen. Uit een fabriek aan de Schagerlaan hebben in brekers 300 brood- en 65 vleeschbonnen gesto len. (A.N.P.) Metaalbesparing. 's-GRAVENHAGE, 13 Mei. Van bevoegde zijde schrijft men het A.N.P. het volgende: De metaalverzorging van een land is afhankelijk van de hoeveelheid en de soort der binnenlandsche ertsen, van de eigen hoogovenproductie en van den invoer van buitcnlandsche ertsen of ruwe metalen. Volgens betrouwbare geologische onderzoekingen is vast te stellen dat geen land ter wereld, ook niet de Vereenigde Staten van Amerika, uit eigen erts- voorraden zijn gezamenlijke metaalbehoefte kan dekken. Daarom is door den oorlog in alle landen der wereld een zekere metaalschaarschte ontstaan en is ieder thans tot zuinigheid met de grondstoffen verplicht. In Duitschland zijn reeds door het vier- jaarsplan organisaties geschapen, die een juiste ver deeling van sckaarsche grondstoffen mogelijk maken. Wij moeten ons er op instellen, dat het gebruik van bepaalde grondstoffen, in het bijzonder van metalen en de toewijzing van metaalvoorraden nog meerdere jaren zal blijven bestaan. De groote be hoefte aan metalen bij alle takken der industrie kan slechts dan zonder stagnatie worden gedekt, wanneer naast de verwerving ook een doordacht gebruik en een juiste verdeeling van metalen hier op dezelfde wijze geleid worden als in Duitschland. Over de met het gebruik der metalen in verband staande belangrijke problemen zal prof. dr. A. Kessner van dc Technische Hoogeschool te Karls ruhe, thans bijzonder gevolmachtigde in het Duit- sche rijksministerie voor bewapening en ammunitie, Donderdag 15 Mei in het gebouw Kneuterdijk 20 te 's-Gravenhage een lezing houden, waarin hij in het bijzonder de constructieve maatregelen tot be sparing van metaal bij de algemeene machinecon- constructïe zal behandelen. Uit den inhoud der lezing citeeren wij thans reeds de volgende te be handelen onderdeelen: constructie en vervaardiging, taak van den constructeur, voorbeelden van be sparing van grondstof en vervanging van grond stof bij magazijnorganen en bij het verwerken van de slakken, aandrijfmachines, werkmachines, armaturen, chemische apparaten en overige deelen van machines en vervoermiddelen, taak van den be- drijfsingenieur, blik in de toekomst. DE „PRINS WILLEM II" GETORPEDEERD. Naar de Rheinische Landeszeitung meldt, is het Engelsche s.s. „Turscan Star" de haven van Monte video binnengeloopen met negen schipbreukelingen van het in Britschen dienst varende Nederlandsche s.s. „Prins Willem II", dat in den Atlantischen Oceaan is getorpedeerd. (Verleden week reeds waren er berichten over een torpedeering van een Nederlandsch schip, doch de juiste naam was toen nog niet bekend. Thans blijkt het de „Prins Willem II" te zijn. Dit schip meet 1304 b.r.t. en is eigendom van de N.V. A. Veder, te Rotterdam, aldus meldt de Stand.) Het pannekoekenhuisje te Blocmendaal. (foto De Haas) Het pannekoekenhuisje zonder pannekoeken. In Artis te Amsterdam werd Dinsdag de maandelijksclie plantenkeuring van dc Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde gehouden. Een zeldzame cactus, ingezonden door den Hortus Botanicus in de hoofdstad, oogstte met de roodc bloemen veel bewondering. (Foto Pax Holland) Iedereen kent het: Aan het einde van de Mollaan in het Bloemendaalsche Bosch, vlak bij den ingang van Thijsse's Hof staat het typische gebouwtje, dat als „Pannekoekenhuisje" vermaardheid geniet en in de herinnering van ouderen nog altijd voortleeft als de plaats, in de nabijheid waarvan menig uur van verstrooiing gesleten is. Natuurlijk is het vroeger een theehuisje, koepel, of hoe men het noemen wil, geweest. Misschien werd het aangebracht als stoffage ter plaatse, waar een aantal lanen bijeen kwamen. Veel daar omtrent valt niet na te gaan. Vast staat, dat het lange jaren heeft behoord tot het landgoed „Wild hoef", destijds bewoond door de Familie Kalkman, later door nu wijlen mej. Crommelin. Oude Bloe mendalers herinneren zich nog wel den tijd dat een werkman van de buitenplaats de belendende wo ning in gebruik had en zich iederen morgen door de laan, die afwisselend met beuken en linden be plant is, naar „Wildhoef" spoedde. Maar zijn reputatie dankt het gebouwtje toch aan den pannekoekentijd, de jaren, waarin het Bloemendaalsche Bosch in vreedzame concurrentie met het Brouwerskolkje cn „Kraantje Lek" het doel was van natuurlievendc Haarlemmers en Am sterdammers, die een vrijen dag in deze schoone omgeving op de juiste waarde wisten te schatten Ja, dat is ook al weer lang geleden. De omnibus met den trompetter reed toen nog en Böttger had nog zijn ezeltjes en Overveen had nog zijn tol en Bloemendaal was nog lang niet het mooie villa dorp van nu.... nu goed. het Bloemendaalsche Bosch zag dan de dagjesmenschen komen. Per pedes apostolorum of, als 't lijden kon, per as. En men had behalve de gebruikelijke uitrusting van karabiezen vol mondkost, de theestoof bij zich, die naast het tafeltje kwam te staan zoodra men tot pleisteren was aangeland op de open plek aan het einde van de Mollaan in de nabijheid van het Pannekoekenhuisje. Dan kwam een goede geest die voor thee en theewater zorgde, voor servies en stoelen en terwijl zorgzame vrouwenhanden de victualiën uitpakten, kuierde het meerderjarige deel van het gezelschap den kant van Saxenburg uit en de jongeren staken den weg over cn ver- diverteerden zich in den „Leeuwenkuil" zonder er grooter gevaar te loopen dan Daniël in den zijne. Er wei'd gestoeid en geravot, men wandelde en bewonderde en besteedde den dag in heerlijke vrijheid.. En dan kwam het hoogtepunt van den dag. Achter het koepeltje brandde het vuur in het fornuis en ongelimiteerde hoeveelheden eieren maakten het meelbeslag tot een stroom van goud gele heerlijkheid, die sissend de pan vulde en tot de beroemde koeken gebakken werden, die, nu ja, die menigeen nóg proeft als hij de oogen sluit en aan zoo'n buitenpartijlje in het Bloemendaal sche Bosch terugdenkt. Tempora mutantur.... de poëzie van dit alles maakt plaats van een andere, die van bloemen en planten in Thijsse's Hof ter plaatse, waar de ar beiders hier boven een weinig aan de vergetelheid ontrukt, zijn aardappeltjes pootte en waar zijn vrouw het theewater bracht staat nu, als zielig rudiment, op mooie dagen een tentje met toffee's en lollies, die krachteloos en laf blijven voor wie eenmaal de heerlijkheid der Bloemendaalsche pan nekoeken smaakte MUZIEK. in Haarlem en daarbuiten. De schilder Jan Larij onder de Haarlemmers opgenomen. Op de tentoonstelling van Kunst zij ons Doel die thans gaande is en ook op die van een vorig jaar, heeft men werk van den artist, wiens naam hierboven staat, kunnen bewonderen. Er werd ook in ons blad de aandacht op gevestigd en het lijkt niet te onpas onzen lezers nu ook iets uitvoeriger over den maker van dat werk te berichten, die, sinds kort in onze omgeving wonend en lid van K. z. o. D., voor velen nog een onbekende moet zijn. Want met Jan Larij ligt het geval eenigszins anders dan met de meeste nieuwe leden van ons Haarlemsch Kunstgenootschap, die voor het meerendeel gerecruteerd worden uit de leerlingen der oudere leden, waarbij het tijdstip van een openbaar debuut misschien wel eens te vroeg be paald wordt. Jan Larij behoort niet tot dezen: hij schildert al ruim veertig jaar en behoort dus tot die velen in de genootschapsannalen voorkomend, die, door toevalligheden binnen Haarlem's bereik ge raken, daar deel van uitmaken en niet zelden tot tot grooter glorie des Genootschaps bijdroegen. De naam Larij is die eener schildersgeneratie. Geen Dordtenaar zult ge ontmoeten wien die naam niets zegt. In Dordt's Museum kan men van Roland Larij's talent en veelzijdigheid zich overtuigen, waar men van hem zoowel portret als interieur, zoowel bloemen als stukken met vee piëteitvol bewaart. Deze Roland, die van 1855 tot 1932 leeCde en werkte, was oom en leermeester van den schilder over wien wij thans spreken cn wiens vader even eens een bekwaam teekenaar was. Roland Larij was vele jaren lang Dordrecht's roem en beroemd heid, die het Dordtsche kunstleven leidde en voor wien op zijn zestigsten verjaardag Jan Veth de feestrede kwam uitspreken. En in wiens gastvrije woning buitcnlandsche schilders, door het schilder achtige Dordrecht aangetrokken, steeds welkom waren en er de conversatie op een peil hielpen bren gen dat aanzienlijk boven dat der Hollandsche pro vinciestad lag. Was het wonder dat neef Jan in dat milieu niet alleen tusschen verf en penseelen opgroeide, maar tevens zich die gemakkelijke be schavingsvormen kon eigen maken, die hem in later leven van nu konden zijn in de zeer va- rieerende omstandigheden die zich daarin zouden voordoen en die in zijn wezen, werk en bezig heid zich zouden uiten! Jan Larij. in 1879 in Dordrecht geboren, was nog geen twintig, toen hij, naar Nederlandsch- Indië vertrokken, daar voor zichzelf begon te schil deren. Na voor een kort verblijf naar Holland teruggekeerd te zijn, vertrok hij wederom naar In- sulinde en werkte er voornamelijk in het berg land van West- en Oosl-Java van 1906 tot en met 1913. Dan komt hij in 1914 in patria terug en schil dert in het Gooi. in Brabant, op Walcheren, langs de Vecht en in Noord- en Zuid-Holland. Vindt ook gelegenheid intusschen schilderuitstapjes naar Zuid-Duitschland, Zwitserland en Frankrijk te maken. Een staat van dienst die. zoo het werk dat niet reeds bewezen had, aantoont dat met Jan Larij geen debutant Kunst zij ons doel is binnenge wipt. De persoonlijkheid van dezen schilder en de aard van zijn werk dekken elkander volkomen. Beide bezitten die prettige correctheid die van een rustige beschaafdheid uitgaat. In het werk gevoelt men de begeerte alles verantwoord te zien, niets aan toeval of de inspiratie van het oogenblik over te laten. De ontroering door de natuur bij hem, in hoofdzaak landschapschilder, teweeg gebracht geeft hij weer, minder in hartstochtelijke explosies, dan wel in kalme bezonkenheid cn met zekeren eerbied Oerwoud, door Jan Lary. (Foto Lary) naderend tot de schoonheid die zijn geest beroerde. In een tijd van welig opschietend impressionisme, van onstuimigheid in de schilderlijke uiting, en de zeker soms prachtige, felle doorbraak van een sterke persoonlijkheid, kan zulk werk als van Jan Lary wel eens voorbijgezien worden, het blijft er niet minder waardevol om. De bedachtzaamheid, de schroom waarmee zulk een schilder tegenover zijn werk staat, men vond die ook bij dien anderen Dordtenaar, Jan Veth. en men vindt ze ook bij de kunstenaars uit het Verre Oosten, waar het zich ongebreideld uitleven in de impressie onbekend is. Die bezonkenheid na de ontroering vond bij Veth een uitlaat in zijn geschriften, in den wil ook ver standelijk vast te leggen wat het hart ontroerd had. In sonnetten, maar vooral toch in Veth's scherp beeldend proza over kunst die hem ter harte ging, kon die schilder zich uiten op een wijze die duide lijk aantoonde hoezeer hij voor velerlei open stond, ook voor dat wat niet direct met de eigen kunstproductie samenltlonk. Alle verhoudingen in aanmerking nemend, vin den wij bij Jan Larij iets dergelijks terug. Ook deze schilder schreef nu en dan verzen of gaf in dich terlijk getint proza vorm aan bezonken ontroering die hem had bevangen. In het maandblad Oost en West (Jaarg. 1938) vinden wij van het laatste een opmerkelijk staal waar hij een maannacht op de rivier de Moesie, op Sumatra, beschrijft: ..Nog even is het bronzen, gespierde lichaam van den Maleier zichtbaar, vreemd belicht door den rossen gloed van het walmend oliepitje op den bo dem van het vaartuig. „Het is een van die geneimvolle, serene maan nachten, welke slechts in de tropen te beleven zijn. Het betooverend zilveren licht houdt het omrin gend landschap tot op grooten afstand helder. Dc krekel zingt.... het water spoelt zachtkens, ritse lend en kolkend, langs dc door den stroom ver- weerde palen der aan den Socngei gelegen inland- sche woningen.... Het riviertje is als een levend wezende stilte lijkt hoorbaareen groote vrede en luister, zoo onwerkelijk als een droom, ligt alom óver het landschap verspreid. Wij geven hiernaast de reproductie van een diet Indische landschappen door Jan Larij, waarmee hij in Indië zelf zooveel succes heeft geoogst. De droom, het mysterie doen zich gevoelen. Hel voor den Europeaan onwezenlijke, decor-achtige ver liest aan kracht doordat de schilder het mysterie in het landschap het sterkst naar den voorgrond gebracht heeft. Zonder evenwel iets in de exacte waarneming op te offeren. De dichterlijke gevoelig heid van den schilder en ziin langiari? verblüf in de tronen on Borneo en Sumatro zoowel als op Java. hebben Jan Larij tot een der weinige Hol landsche schilders gemaakt, die van het innerlijk wezen van ons eilandrijke een suggestie konden geven, die ons tot de ziel der bewoners nader brengt. In den kring der Haarlemsche schilders is hij een aanwinst J. H. DE BOIS. 47e Leerlingenuitvoering De tuinzaal van het Gemeentelijk Concertge bouw was overvol met belangstellenden, die naar dit eerste der reeks van vier leerlingenuitvoermgen kwamen luisteren. Tot goed verstand dienen, dat al deze uitvoeringen zullen plaats hebben in Mei; de eerstvolgende in dezelfde zaal, de laatste twee in den Stadsschouwburg. Voor het overgrootc deel waren het ditmaal leer lingen uit de pianoklassen en wel uit die van den directeur den heer Nico Hoogerwerf en van de heeren Jac. Bonset en Dirk van der Stam. Onder de muziekstukken die gekozen waren, en die uit de muziek voor het elementair onderwijs naar aard en aanleg van den leerling blijkbaar met zorg waren uitvereoren om het programma te vormen, waren die van onze landgenoote Johanna Veth waar lijk geen slechte keus. Dat die stukjes zoo bijzonder voldeden, lag echter ook voor een groot deel aart de heel muzikale voordracht door de jonge leer lingen. Daarvan zal de leermeester de heer Hooger werf ongetwijfeld voldoening beleven. Ook de muziek van Paul Zilchcr, zij moge dan niet bepaald oorspronkelijk zijn of belangrijk, werd met veel smaak voorgedragen. Nieuw allerminst is ook de muziek van Wagenseil, den hofcomponist van Keizer Franz Joseph, cn dus al beroemd toen Mozart daar voor het eerst aan liet hof ver scheen. Maar het Divertimento, dat, door een leer linge werd uitgevoerd, is zeker een voortreffelijk werk om er de agiliteit van het pianospel mede te leeren verkrijgen, en de uitvoering was zeer lof felijk] Het is ondoenlijk, al de stukken van het program ma te vermelden: wat er goed of best, of soms minder goed was in de uitvoering, hoort de leerling wel op de les. Maar zeker is, dat de kinderen blijk gaven, hun tijd goed te hebben besteed. Voor de leerlingen die reeds een aardig eind op weg zijn en die dus ook de studie van het pedaal in hun leerprogram betrekken, moge in 't algemeen gelden, dat gelijke harmonieën (zooals in de muziek van Aug. de Boeck) het nog niet noodis of ge wenscht maken, deze zonder onderbreking mot één en dezelfde pedaaltred te laten doorklinken. Weer andere leerlingen waren juist bijzonder attent op dit punt, en zij allen vielen (geheel niet toevallig!) onder de categorie: muzikaal. Zoo waren er ook uit de klasse van den heer Jac. Bonset prettige dingen te hooren. Hier de klank, elders de rythmïsche juistheid, ginds weer de goede fraseering waren plezierige zaken om ze te kun nen opmerken. En ook de heer Dirk van der Stam heeft met succes gemerkt aan de leerlingen d;e de muziek van Reinecke (thans uit de mode) tot een zoo goed einde bracht. De vioolleeraar de heer Vierveijzcr had op deze eerste uitvoering niet veel leerlingen, maar de meest gevorderde (de ander zal dit stellig het volgend jaar zijn) gaf mooi zuiver spel en goede stokvoering. Nog heel wat violisten zouden we echter ontmoeten in het groote ensemble, dat aan het slot dezer uit voering werd gespeeld en waarmee de heer Bonuset, de auteur dezer Suite „Kennemcrland", 'n volstrekt verdiend succes verwierf. Want wij onderschrijven ten volle de woorden, waarmee de leider dezer Jeusd-Orkcst-klasse (deze versterkt met cenige leden van de Mandoline-club „Jong Apollo") den componist huldigde: wie een muziek schrijft waar aan de jeugd een goed jaar kon studcercn met vreugde en volle toewijding, heeft een heel bijzon deren arbeid verricht. Dat de jeugd dit kon, ligt voor een groot deel aan de klaarheid, die als grond principe werd genomen voor dit cyclisch werk. Maar het heeft nog andere verdiensten: het klinkt, cn bovenal: het is nergens banaal. En daarvoor bestaat toch licht aanleiding bij muziek die be paalde onderwevpen als „Heer Brederode" of „De Jacht", dan wel „Het Spaarne" illustreet. Het meest acht ik het stuk „In bosschen cn beemden", ofschoon voor velen „De Damiaatjes van de groote kerk te Haarlem" den prijs zullen wegdragen. Hoe het zij. de componist Bonset heeft in deze Suite voor Jeugd-orkest de kinderziel getroffen, en een bijdrage geleverd om de muzikale ambitie van het kind op hooger plan te brengen. Hulde ook aan den dirigent die alles zoo voortreffelijk omzette in klank en lijn. Voor den componist was er namens de school een r(jk versierde krans. G. J. KALT. KIND IN TEIL MET KOKEND WATER. Het driejarig zoontje van dc familie D. uit Akkerveld is gisteren in een teil met kokend water gevallen. Het kind is aan de gevolgen overleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5