Water en Vuur.
Eigenaardigheden in Haarlem en Omgeving
Jiunst en £ettecen
JiuUSt
Haarlem's Muziekinstituut.
WOENSDAG 14 M EI 1941
H A A R L E M'S D A G E L" A D
3
,,DE TIEN" VIJFTIG JAAR
Troetelkind van Dr. Spoelder.
„De Tien is mijn troetelkind!" zei ons vanmor
gen Dr. C. Spoelder. de voorzitter van de Haar
lemsche Brandblusschersvereeniging. sprekende
5ver deze vereeniging, die a.s. Dinsdag vijftig jaar
>estaat.
.Eigenlijk kan ik er niet zoo heel veel van vertellen"
ei de heer Spoelder, ..want ik ben pas tien jaar
foorzitter van ..De Tien". Er is trouwens in die
rijftig jaar van haar bestaan niet veel veranderd.
■x kwam ook geen wijziging in den naam en ik
•ind het prettig, nog eens te kunnen zeggen, dat
haar naam is Kaarlemsche Brandblusschersver-
leniging „De Tien", want velen denken, dat zij de
iaarlemsche Brandweer zelf is. Ik beschouw het
dat haar oprichting bedoeld is als de vroo-
ijke kant van de Brandweer. Kijk eens hier, het
ilusschen van een brand is iets sportiefs: maar
oor dit vrij ruwe werk moet men sterk en gezond
ijn, want bij nacht en ontij moet dikwijls worden
litgerukt en wie aan de Brandweer komt. moet er
•eel van zijn tijd aan geven. Het is dus niet te ver-
de menschen. dat ze aan de Brandweer al-
een hun tijd, zorg en krachten moeten geven; ze
lebben ook recht op vroolijkheid. Dat kweekt den
iameraadschappelijken geest aan; dat kan niet an-
iers dan in het belang van de Brandweer zijn. En
lie van Haarlem, op Amsterdamsche leest ge-
choeid, behoeft in geen enkel opzicht voor een be-
oepsorganïsatie onder te doen. „De Tien" is het
ndere aangezicht van onze Brandweer, het vroo-
ïjke en lustige aangezicht, dat het Haarlemsche
lubliek niet ziet. De leden van de Brandweer en
/an „De Tien" zijn feitelijk dezelfde menschen. Er
■ijn slechts drie vrijwilligers van het korps, die zich
liet bij onze club hebben aangesloten. Dat zégt toch
vel wat! De commandant Van den Broek zit ook in
inze gelederen; het centrale punt van de Brand-
veer zit dus in beide afdeelingen. Er bestaat trou
wens een nauw contact; heide afdeelingen worden
i velerlei aangelegenheden geraadpleegd. Ze steu-
,en elkaar. „De Tien" is gewend, elk jaar
en grooten feestavond te organiseeren en dat doet
e voortreffelijk. Komt ze dan met de financiën
liet uit, dan springt de Brandweer bij. Het was het
;oed recht van de leden, om één keer in het jaar
[e bloemetjes eens buiten te zetten. Vroeger hiel-
ien we ook wel een gezelligen boottocht, maar
hans moeten we het wel wat kalmpjes-aan doen.
n „De Tien" zorgen we echter niet alleen voor de
Toolijkheid. Er worden ook ernstige bijeenkomsten
lelegd en ook daar is de geest ik zeg dat met
,eel genoegen allerplezierigst. Je voelt dat je
n een vriendenkring zit. En zoo is het vijftig jaar
ang gegaan. In die halve eeuw zijn er altijd men-
chen te vinden geweest, die zich een bestuurs-
unctie lieten welgevallen en die deden steeds met
iet grootste genoegen hun werk. Eigenlijk zijn alle
eden wel eens lid van het bestuur geweest. Nu ja,
>r ontstaat af en toe ook wel eens wat wrijving,
naar dat komt door den vriendschappelijken geest
iltijd heel gauw in het reine. Verder worden er wel
eens lezingen gehouden, o.a. door den commandant
en door mij zelf, en ook maken we vaak nuttige
excursies. Dit alles bevordert in niet geringe mate
de theoretische ontwikkeling van de brandblus
sers. Als „De Tien" eens zou ophouden te be
staan, zou de Brandweer haar t'en zeerste missen,
lp het oogenblik leeft ze in een zeer gespannen
ijd: er rust op haar nü speciaal een groote verant-
roordelijkheid en vooral het werk voor de Lucht-
?scherming vereischt veel tijd. Maar onze blus-
:hers zijn paraat; ze staan altijd klaar om hulp te
jrerleenen. Het zijn echter sportieve kerels, met wie
ure alles kunnen bereiken. Zij zijn wel eens lastig,
baar dat gaat gauw over; zij verrichten hun werk
cp een uitstekende wijze. Het is daarom wel jam-
ïner, dat we het vijftigjarig bestaan van „De Tien"
hiet kunnen vieren, zooals we dit gaarne gewenscht
hadden: het is nu geen tijd voor uitgaan en feest
diners. We zullen het gouden feest a.s. Dinsdag in-
iiem en op bescheiden wijze vieren en hopen dan
later nog eens een gezelligen avond met de dame;
te organiseeren. „De Tien" is niet zoo'n erg be
langrijke vereeniging," zoo eindigde Dr. Spoelder,
[.maar zij is toch wel een merkwaardig stuk Haar
lem, dat reden van bestaan heeft."'
(Aangeraden wordt:
2. Leer zwemmen, er verdron
ken in Nederland in de laatste 7
jaar nog gemiddeld jaarlijks 56S
menschen.
2. Wees voorzichtig met vuur in
bosch en hei.)
Punt 1 is niet nieuw en punt 2 is wel oud.
Maar 't blijven steeds even belangrijke zaken,
Het laaiende bosch laat geen sterveling koud,
En zwemmen is iets om ;n vuur voor te raken.
Verdrinken en boschbrand zijn water en vuur,
Twee dingen die nimmer elkander ontmoeten,
In één opzicht echter zijn zij eikaars buur
Dat is in 't verlies dat wij vaak door hen boeten.
En waarlijk, ze zijn zelfs niet zwaar te bestrijden.
De een door voor 't motto: leer zwemmen te staan,
De ander door 't motto: leer vuur te vermijden
Het kan ook gezegd in een anderen zin
Als eerste beginsel in beide problemen:
Ga zonder de zwemkunst het water niet in.
Maar ga naar het bosch, zonder vuur mee te nemen.
Dat is niet volledig, ik geef het graag toe,
Ga liever naar 't zwembad om zwemmen te leeren.
't Is leuk, 't is gezond, 't is vcrfrisschend en hoe!
Behalve 't gevaar van verdrinking te keeren.
Ga daar tusschendoor naar het bosch of de hei
En wandel met vuur, maar alleen maar figuupjijk,
Want letterlijk mag daar het vuur juist niet. bij,
Houdt gij van natuur, wel, dan is dit natuurlijk.
Ik weet wel, 't is alles al dikwijls gezegd.
Maar toch niet tè vaak, daarvoor is 't resultaat er,
't Is zaak dat het telkens weer vast wordt gelegd:
Hoed allen voor vuur en xi zelve voor water.
P. GASUS.
Jem
AFSCHEID MEJ. IJ. PAULEN
Vandaag heeft Mej. IJ Paulen, die, zooals wij
[isteren reeds meldden, gedurende 56 jaar in het
•emeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen te
'aarlem, werkzaam is geweest als naaister
jplaatsvervangend assistente op de Vrouwen-Af-
leeling, afscheid genomen.
Voor deze gelegenheid waren des morgens .aan-
•ezig Dr. W. B. Smit, Directeur van den Gemeen-
jtelijken Geneeskundigen Dienst, Mr. J. N. J. E.
jHeerkens Thijssen, oud-voorzitter van het voorma
lig Armbestuur, Mevrouw J. L. Visser-Brutel de la
fEivière, voorzitster van de afd. Haarlem der Ver-
leenig'ïng van Huisvrouwen, verscheiden leden van
pet voomjpilig Burgerlijk Armbestuur, Dokter J. J.
teckhardt, gemeente-arts, de oud-directrice Mevr.
wan Slijpe en andere belangstellenden. Het woord
is gevoerd door Dr. Smit, Mr. Heerkens Thijssen en
Mevrouw Visser, die de werklust en de toewijding
van Mej. Paulen in het licht stelden.
Ook namens heb personeel der inrichting werd
een woord van afscheid gesproken. Eenige stoffe-
llijke bewijzen van erkentelijkheid werden mede
(overhandigd. Vanavond heeft in intiemen kring een
(gezellig samenzijn plaats.
TUINBOUW EN PI,ANTKUNDE.
Onder leiding van den heer J. L. Bouwer hield de af-
deeling Haarlem der Mij. van Tuinbouw en Plantkunde
een vergadering in Lion d' Or. Door den heer J.
Dix werd verslag uitgebracht over het onderhoud, dat het
dagelijksch bestuur met den burgemeester had gehad over
de versiering van Haarlem, om de stad meer het karakter
van bloemenstad te geven. Gebleken was. dat het ge
meentebestuur zich dit jaar wil bepalen tot het centrum
van Haarlem, de Groote Markt, om wanneer dit siaagt
het volgend jaar aan de versiering met medewerking
de bewoners uitbreiding te geven. Gaarne zal daarbij ge
bruik gemaakt worden van de adviezen en medewerking
der afdeeling.
De heer H. Hekelaar hield een leerzame causerie óver
den aanleg van stadstuintjes. Hij deed uitkomen, dat
(san het arrangceren van de beplanting in de
!nog veel haperde en dat de vaak zeer ondoelmatige hoo
rnen en heesters, die men aantreft, niet bijdragen om het
(stadsbeeld te verfraaien. Spreker behandelde aan de hand
van veel materiaal welke heesters bij uitstek voor voor-
en achtertuinen geschikt zijn. Uit de causerie kwam
leerzame discussie voort.
De heer Warburg deelde mede. dat 29 liefhebbers in de
Ramplaan cn Heemsteedsche Dreef zich opgaven om hun
tuinen te laten keuren.
Bij de onderlinge tentoonstelling werden 10 punten
toegekend aan een Cereus mallissona. 10 punten
Phylocactus en 7 punten aan een zaailing van Black
Vesuvius, alle ingezonden door den kweeker D. Smit.
AGENDA
WOENSDAG 14 MEI.
Esmbrandt Theater: „De Komedianten" in
»'n Rare Familie", 2.30 en 7.30 uur.
Palace: „Huzarenkoorts", 2, 6.30 en 8.45 uur.
Luxor Theater: „Renate in het kwartet", 2.30.
6.30 en 8.45 uur.
Frans Hals Theater: „Monica", 2.30, 6.30 en
8.45 uur.
Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werker
van leden van „Kunst Zij Ons Doel". 104 uur
DONDERDAG 15 MEI.
Rembrandt Theater: „De Komedianten"
,,'n Rare Familie". 2.30 en 7.30 uur.
Groote Kerk: Orgelbespeling 34 uur.
Bioscooptheaters: Voorstelling!*) des middags et
des avonds.
Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken
tsn leden van „Kunst Zij Ons Doel", 104 uur.
WINKELIERS PAST OP UW BONNEN.
AMSTERDAM, 13 Mei. Een bakkersfirma in
de Tolstraat heeft bij de politie aangifte gedaan
van diefstal van vijf opplakvellen, elk met 200
broodbonnen en een opplakvel- met 100 bloem-
bonnen.
Uit een fabriek aan de Schagerlaan hebben in
brekers 300 brood- en 65 vleeschbonnen gesto
len. (A.N.P.)
Metaalbesparing.
's-GRAVENHAGE, 13 Mei. Van bevoegde zijde
schrijft men het A.N.P. het volgende:
De metaalverzorging van een land is afhankelijk
van de hoeveelheid en de soort der binnenlandsche
ertsen, van de eigen hoogovenproductie en van den
invoer van buitcnlandsche ertsen of ruwe metalen.
Volgens betrouwbare geologische onderzoekingen
is vast te stellen dat geen land ter wereld, ook niet
de Vereenigde Staten van Amerika, uit eigen erts-
voorraden zijn gezamenlijke metaalbehoefte kan
dekken. Daarom is door den oorlog in alle landen
der wereld een zekere metaalschaarschte ontstaan
en is ieder thans tot zuinigheid met de grondstoffen
verplicht. In Duitschland zijn reeds door het vier-
jaarsplan organisaties geschapen, die een juiste ver
deeling van sckaarsche grondstoffen mogelijk
maken.
Wij moeten ons er op instellen, dat het gebruik
van bepaalde grondstoffen, in het bijzonder van
metalen en de toewijzing van metaalvoorraden nog
meerdere jaren zal blijven bestaan. De groote be
hoefte aan metalen bij alle takken der industrie
kan slechts dan zonder stagnatie worden gedekt,
wanneer naast de verwerving ook een doordacht
gebruik en een juiste verdeeling van metalen hier
op dezelfde wijze geleid worden als in Duitschland.
Over de met het gebruik der metalen in verband
staande belangrijke problemen zal prof. dr. A.
Kessner van dc Technische Hoogeschool te Karls
ruhe, thans bijzonder gevolmachtigde in het Duit-
sche rijksministerie voor bewapening en ammunitie,
Donderdag 15 Mei in het gebouw Kneuterdijk 20
te 's-Gravenhage een lezing houden, waarin hij in
het bijzonder de constructieve maatregelen tot be
sparing van metaal bij de algemeene machinecon-
constructïe zal behandelen. Uit den inhoud der
lezing citeeren wij thans reeds de volgende te be
handelen onderdeelen: constructie en vervaardiging,
taak van den constructeur, voorbeelden van be
sparing van grondstof en vervanging van grond
stof bij magazijnorganen en bij het verwerken
van de slakken, aandrijfmachines, werkmachines,
armaturen, chemische apparaten en overige deelen
van machines en vervoermiddelen, taak van den be-
drijfsingenieur, blik in de toekomst.
DE „PRINS WILLEM II" GETORPEDEERD.
Naar de Rheinische Landeszeitung meldt, is het
Engelsche s.s. „Turscan Star" de haven van Monte
video binnengeloopen met negen schipbreukelingen
van het in Britschen dienst varende Nederlandsche
s.s. „Prins Willem II", dat in den Atlantischen
Oceaan is getorpedeerd.
(Verleden week reeds waren er berichten over een
torpedeering van een Nederlandsch schip, doch de
juiste naam was toen nog niet bekend. Thans blijkt
het de „Prins Willem II" te zijn. Dit schip meet
1304 b.r.t. en is eigendom van de N.V. A. Veder, te
Rotterdam, aldus meldt de Stand.)
Het pannekoekenhuisje te Blocmendaal.
(foto De Haas)
Het pannekoekenhuisje
zonder pannekoeken.
In Artis te Amsterdam werd Dinsdag de maandelijksclie plantenkeuring van dc
Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde gehouden. Een zeldzame cactus,
ingezonden door den Hortus Botanicus in de hoofdstad, oogstte met de roodc
bloemen veel bewondering.
(Foto Pax Holland)
Iedereen kent het: Aan het einde van de Mollaan
in het Bloemendaalsche Bosch, vlak bij den ingang
van Thijsse's Hof staat het typische gebouwtje, dat
als „Pannekoekenhuisje" vermaardheid geniet en in
de herinnering van ouderen nog altijd voortleeft
als de plaats, in de nabijheid waarvan menig uur
van verstrooiing gesleten is.
Natuurlijk is het vroeger een theehuisje, koepel,
of hoe men het noemen wil, geweest. Misschien
werd het aangebracht als stoffage ter plaatse,
waar een aantal lanen bijeen kwamen. Veel daar
omtrent valt niet na te gaan. Vast staat, dat het
lange jaren heeft behoord tot het landgoed „Wild
hoef", destijds bewoond door de Familie Kalkman,
later door nu wijlen mej. Crommelin. Oude Bloe
mendalers herinneren zich nog wel den tijd dat een
werkman van de buitenplaats de belendende wo
ning in gebruik had en zich iederen morgen door de
laan, die afwisselend met beuken en linden be
plant is, naar „Wildhoef" spoedde.
Maar zijn reputatie dankt het gebouwtje toch
aan den pannekoekentijd, de jaren, waarin het
Bloemendaalsche Bosch in vreedzame concurrentie
met het Brouwerskolkje cn „Kraantje Lek" het
doel was van natuurlievendc Haarlemmers en Am
sterdammers, die een vrijen dag in deze schoone
omgeving op de juiste waarde wisten te schatten
Ja, dat is ook al weer lang geleden. De omnibus
met den trompetter reed toen nog en Böttger had
nog zijn ezeltjes en Overveen had nog zijn tol
en Bloemendaal was nog lang niet het mooie villa
dorp van nu.... nu goed. het Bloemendaalsche
Bosch zag dan de dagjesmenschen komen. Per
pedes apostolorum of, als 't lijden kon, per as. En
men had behalve de gebruikelijke uitrusting van
karabiezen vol mondkost, de theestoof bij zich, die
naast het tafeltje kwam te staan zoodra men tot
pleisteren was aangeland op de open plek aan het
einde van de Mollaan in de nabijheid van het
Pannekoekenhuisje. Dan kwam een goede geest die
voor thee en theewater zorgde, voor servies en
stoelen en terwijl zorgzame vrouwenhanden de
victualiën uitpakten, kuierde het meerderjarige
deel van het gezelschap den kant van Saxenburg
uit en de jongeren staken den weg over cn ver-
diverteerden zich in den „Leeuwenkuil" zonder
er grooter gevaar te loopen dan Daniël in den
zijne. Er wei'd gestoeid en geravot, men wandelde
en bewonderde en besteedde den dag in heerlijke
vrijheid.. En dan kwam het hoogtepunt van den
dag. Achter het koepeltje brandde het vuur in
het fornuis en ongelimiteerde hoeveelheden eieren
maakten het meelbeslag tot een stroom van goud
gele heerlijkheid, die sissend de pan vulde en tot
de beroemde koeken gebakken werden, die, nu ja,
die menigeen nóg proeft als hij de oogen sluit
en aan zoo'n buitenpartijlje in het Bloemendaal
sche Bosch terugdenkt.
Tempora mutantur.... de poëzie van dit alles
maakt plaats van een andere, die van bloemen en
planten in Thijsse's Hof ter plaatse, waar de ar
beiders hier boven een weinig aan de vergetelheid
ontrukt, zijn aardappeltjes pootte en waar zijn
vrouw het theewater bracht staat nu, als zielig
rudiment, op mooie dagen een tentje met toffee's
en lollies, die krachteloos en laf blijven voor wie
eenmaal de heerlijkheid der Bloemendaalsche pan
nekoeken smaakte
MUZIEK.
in Haarlem
en daarbuiten.
De schilder Jan Larij onder de
Haarlemmers opgenomen.
Op de tentoonstelling van Kunst zij ons Doel
die thans gaande is en ook op die van een vorig
jaar, heeft men werk van den artist, wiens naam
hierboven staat, kunnen bewonderen. Er werd ook
in ons blad de aandacht op gevestigd en het lijkt
niet te onpas onzen lezers nu ook iets uitvoeriger
over den maker van dat werk te berichten, die,
sinds kort in onze omgeving wonend en lid van
K. z. o. D., voor velen nog een onbekende moet
zijn.
Want met Jan Larij ligt het geval eenigszins
anders dan met de meeste nieuwe leden van ons
Haarlemsch Kunstgenootschap, die voor het
meerendeel gerecruteerd worden uit de leerlingen
der oudere leden, waarbij het tijdstip van een
openbaar debuut misschien wel eens te vroeg be
paald wordt. Jan Larij behoort niet tot dezen: hij
schildert al ruim veertig jaar en behoort dus tot die
velen in de genootschapsannalen voorkomend, die,
door toevalligheden binnen Haarlem's bereik ge
raken, daar deel van uitmaken en niet zelden tot
tot grooter glorie des Genootschaps bijdroegen.
De naam Larij is die eener schildersgeneratie.
Geen Dordtenaar zult ge ontmoeten wien die naam
niets zegt. In Dordt's Museum kan men van Roland
Larij's talent en veelzijdigheid zich overtuigen, waar
men van hem zoowel portret als interieur, zoowel
bloemen als stukken met vee piëteitvol bewaart.
Deze Roland, die van 1855 tot 1932 leeCde en
werkte, was oom en leermeester van den schilder
over wien wij thans spreken cn wiens vader even
eens een bekwaam teekenaar was. Roland Larij
was vele jaren lang Dordrecht's roem en beroemd
heid, die het Dordtsche kunstleven leidde en voor
wien op zijn zestigsten verjaardag Jan Veth de
feestrede kwam uitspreken. En in wiens gastvrije
woning buitcnlandsche schilders, door het schilder
achtige Dordrecht aangetrokken, steeds welkom
waren en er de conversatie op een peil hielpen bren
gen dat aanzienlijk boven dat der Hollandsche pro
vinciestad lag. Was het wonder dat neef Jan in
dat milieu niet alleen tusschen verf en penseelen
opgroeide, maar tevens zich die gemakkelijke be
schavingsvormen kon eigen maken, die hem in
later leven van nu konden zijn in de zeer va-
rieerende omstandigheden die zich daarin zouden
voordoen en die in zijn wezen, werk en bezig
heid zich zouden uiten!
Jan Larij. in 1879 in Dordrecht geboren, was
nog geen twintig, toen hij, naar Nederlandsch-
Indië vertrokken, daar voor zichzelf begon te schil
deren. Na voor een kort verblijf naar Holland
teruggekeerd te zijn, vertrok hij wederom naar In-
sulinde en werkte er voornamelijk in het berg
land van West- en Oosl-Java van 1906 tot en met
1913. Dan komt hij in 1914 in patria terug en schil
dert in het Gooi. in Brabant, op Walcheren, langs
de Vecht en in Noord- en Zuid-Holland. Vindt ook
gelegenheid intusschen schilderuitstapjes naar
Zuid-Duitschland, Zwitserland en Frankrijk te
maken. Een staat van dienst die. zoo het werk dat
niet reeds bewezen had, aantoont dat met Jan Larij
geen debutant Kunst zij ons doel is binnenge
wipt.
De persoonlijkheid van dezen schilder en de
aard van zijn werk dekken elkander volkomen.
Beide bezitten die prettige correctheid die van een
rustige beschaafdheid uitgaat. In het werk gevoelt
men de begeerte alles verantwoord te zien, niets
aan toeval of de inspiratie van het oogenblik over
te laten. De ontroering door de natuur bij hem, in
hoofdzaak landschapschilder, teweeg gebracht geeft
hij weer, minder in hartstochtelijke explosies, dan
wel in kalme bezonkenheid cn met zekeren eerbied
Oerwoud, door Jan Lary.
(Foto Lary)
naderend tot de schoonheid die zijn geest beroerde.
In een tijd van welig opschietend impressionisme,
van onstuimigheid in de schilderlijke uiting, en de
zeker soms prachtige, felle doorbraak van een
sterke persoonlijkheid, kan zulk werk als van Jan
Lary wel eens voorbijgezien worden, het blijft er
niet minder waardevol om. De bedachtzaamheid, de
schroom waarmee zulk een schilder tegenover zijn
werk staat, men vond die ook bij dien anderen
Dordtenaar, Jan Veth. en men vindt ze ook bij de
kunstenaars uit het Verre Oosten, waar het zich
ongebreideld uitleven in de impressie onbekend is.
Die bezonkenheid na de ontroering vond bij Veth
een uitlaat in zijn geschriften, in den wil ook ver
standelijk vast te leggen wat het hart ontroerd
had. In sonnetten, maar vooral toch in Veth's scherp
beeldend proza over kunst die hem ter harte ging,
kon die schilder zich uiten op een wijze die duide
lijk aantoonde hoezeer hij voor velerlei open
stond, ook voor dat wat niet direct met de eigen
kunstproductie samenltlonk.
Alle verhoudingen in aanmerking nemend, vin
den wij bij Jan Larij iets dergelijks terug. Ook deze
schilder schreef nu en dan verzen of gaf in dich
terlijk getint proza vorm aan bezonken ontroering
die hem had bevangen. In het maandblad Oost en
West (Jaarg. 1938) vinden wij van het laatste een
opmerkelijk staal waar hij een maannacht op de
rivier de Moesie, op Sumatra, beschrijft:
..Nog even is het bronzen, gespierde lichaam
van den Maleier zichtbaar, vreemd belicht door den
rossen gloed van het walmend oliepitje op den bo
dem van het vaartuig.
„Het is een van die geneimvolle, serene maan
nachten, welke slechts in de tropen te beleven zijn.
Het betooverend zilveren licht houdt het omrin
gend landschap tot op grooten afstand helder. Dc
krekel zingt.... het water spoelt zachtkens, ritse
lend en kolkend, langs dc door den stroom ver-
weerde palen der aan den Socngei gelegen inland-
sche woningen.... Het riviertje is als een levend
wezende stilte lijkt hoorbaareen groote
vrede en luister, zoo onwerkelijk als een droom,
ligt alom óver het landschap verspreid.
Wij geven hiernaast de reproductie van een diet
Indische landschappen door Jan Larij, waarmee hij
in Indië zelf zooveel succes heeft geoogst. De
droom, het mysterie doen zich gevoelen. Hel voor
den Europeaan onwezenlijke, decor-achtige ver
liest aan kracht doordat de schilder het mysterie
in het landschap het sterkst naar den voorgrond
gebracht heeft. Zonder evenwel iets in de exacte
waarneming op te offeren. De dichterlijke gevoelig
heid van den schilder en ziin langiari? verblüf in
de tronen on Borneo en Sumatro zoowel als op
Java. hebben Jan Larij tot een der weinige Hol
landsche schilders gemaakt, die van het innerlijk
wezen van ons eilandrijke een suggestie konden
geven, die ons tot de ziel der bewoners nader
brengt. In den kring der Haarlemsche schilders is
hij een aanwinst
J. H. DE BOIS.
47e Leerlingenuitvoering
De tuinzaal van het Gemeentelijk Concertge
bouw was overvol met belangstellenden, die naar dit
eerste der reeks van vier leerlingenuitvoermgen
kwamen luisteren. Tot goed verstand dienen, dat al
deze uitvoeringen zullen plaats hebben in Mei; de
eerstvolgende in dezelfde zaal, de laatste twee in
den Stadsschouwburg.
Voor het overgrootc deel waren het ditmaal leer
lingen uit de pianoklassen en wel uit die van den
directeur den heer Nico Hoogerwerf en van de
heeren Jac. Bonset en Dirk van der Stam. Onder de
muziekstukken die gekozen waren, en die uit de
muziek voor het elementair onderwijs naar aard
en aanleg van den leerling blijkbaar met zorg
waren uitvereoren om het programma te vormen,
waren die van onze landgenoote Johanna Veth waar
lijk geen slechte keus. Dat die stukjes zoo bijzonder
voldeden, lag echter ook voor een groot deel aart
de heel muzikale voordracht door de jonge leer
lingen. Daarvan zal de leermeester de heer Hooger
werf ongetwijfeld voldoening beleven.
Ook de muziek van Paul Zilchcr, zij moge dan
niet bepaald oorspronkelijk zijn of belangrijk, werd
met veel smaak voorgedragen. Nieuw allerminst is
ook de muziek van Wagenseil, den hofcomponist
van Keizer Franz Joseph, cn dus al beroemd toen
Mozart daar voor het eerst aan liet hof ver
scheen. Maar het Divertimento, dat, door een leer
linge werd uitgevoerd, is zeker een voortreffelijk
werk om er de agiliteit van het pianospel mede te
leeren verkrijgen, en de uitvoering was zeer lof
felijk]
Het is ondoenlijk, al de stukken van het program
ma te vermelden: wat er goed of best, of soms
minder goed was in de uitvoering, hoort de leerling
wel op de les. Maar zeker is, dat de kinderen blijk
gaven, hun tijd goed te hebben besteed.
Voor de leerlingen die reeds een aardig eind op
weg zijn en die dus ook de studie van het pedaal
in hun leerprogram betrekken, moge in 't algemeen
gelden, dat gelijke harmonieën (zooals in de muziek
van Aug. de Boeck) het nog niet noodis of ge
wenscht maken, deze zonder onderbreking mot één
en dezelfde pedaaltred te laten doorklinken. Weer
andere leerlingen waren juist bijzonder attent op
dit punt, en zij allen vielen (geheel niet toevallig!)
onder de categorie: muzikaal.
Zoo waren er ook uit de klasse van den heer Jac.
Bonset prettige dingen te hooren. Hier de klank,
elders de rythmïsche juistheid, ginds weer de goede
fraseering waren plezierige zaken om ze te kun
nen opmerken. En ook de heer Dirk van der Stam
heeft met succes gemerkt aan de leerlingen d;e de
muziek van Reinecke (thans uit de mode) tot een
zoo goed einde bracht.
De vioolleeraar de heer Vierveijzcr had op deze
eerste uitvoering niet veel leerlingen, maar de meest
gevorderde (de ander zal dit stellig het volgend
jaar zijn) gaf mooi zuiver spel en goede stokvoering.
Nog heel wat violisten zouden we echter ontmoeten
in het groote ensemble, dat aan het slot dezer uit
voering werd gespeeld en waarmee de heer Bonuset,
de auteur dezer Suite „Kennemcrland", 'n volstrekt
verdiend succes verwierf. Want wij onderschrijven
ten volle de woorden, waarmee de leider dezer
Jeusd-Orkcst-klasse (deze versterkt met cenige
leden van de Mandoline-club „Jong Apollo") den
componist huldigde: wie een muziek schrijft waar
aan de jeugd een goed jaar kon studcercn met
vreugde en volle toewijding, heeft een heel bijzon
deren arbeid verricht. Dat de jeugd dit kon, ligt
voor een groot deel aan de klaarheid, die als grond
principe werd genomen voor dit cyclisch werk.
Maar het heeft nog andere verdiensten: het klinkt,
cn bovenal: het is nergens banaal. En daarvoor
bestaat toch licht aanleiding bij muziek die be
paalde onderwevpen als „Heer Brederode" of „De
Jacht", dan wel „Het Spaarne" illustreet. Het
meest acht ik het stuk „In bosschen cn beemden",
ofschoon voor velen „De Damiaatjes van de groote
kerk te Haarlem" den prijs zullen wegdragen.
Hoe het zij. de componist Bonset heeft in deze
Suite voor Jeugd-orkest de kinderziel getroffen,
en een bijdrage geleverd om de muzikale ambitie
van het kind op hooger plan te brengen. Hulde ook
aan den dirigent die alles zoo voortreffelijk omzette
in klank en lijn. Voor den componist was er namens
de school een r(jk versierde krans.
G. J. KALT.
KIND IN TEIL MET KOKEND WATER.
Het driejarig zoontje van dc familie D. uit
Akkerveld is gisteren in een teil met kokend water
gevallen. Het kind is aan de gevolgen overleden.