Bij Wagenaar's
Heengaan.
Ty SCHOONMAAKBEDRIJF
GLAZENWASSCHERIJ
5|fst°
Kantoor: NASSAULAAN 32
Eigenaardigheden
WANDGEDIERTE
JCunst en £ettecen
Dr. Johan Wagenaar
overleden.
KORT NIEUWS.
P.H.Borghouts
J
AGENDA
WOENSDAG 18 J U N I 1941"
H A A'R E E M'S DAGBEAD
3
Op hoogen leeftijd, acht-en-zeventig jaar, is dr.
Johan Wagenaar gisteren in Den Haag uit het leven
gescheiden en niet alleen in de vakkringen van de
Nederlandsche toonkunst zal men begrijpen dat dit
het einde van een harer grootste zonen is. Gedu
rende meer dan een halve eeuw heeft hij de muziek
in Nederland op voortreffelijke wijze gediend, haar
met vele belangrijke werken verrijkt, door zijn di
dactische gaven vele jonge kunstenaars als uitste
kend leermeester op den goeden weg gevoerd, als
dirigent tallooze concerten geleid, als organist
evenzeer duizenden door zijn kunst geboeid, door
zijn leidersgaven in buitengewone mate bijgedra
gen tot de ontwikkeling van het Nederlandsche
muziekleven. Hij was een man begaafd met groote
werkkracht en een verwonderlijke veelzijdigheid,
zooals uit de beknopte opsomming van zijn ver
schillende arbeidstaken al duidelijk blijkt Een ge
boren kunstenaar, scheppend zoowel als uitvoerend,
die van de onmaatschappelijkheid die zoo vaak aan
kunstenaars-gaven verbonden is, verstoken bleef en
geroepen bleek, ook buiten het gebied van zijn eigen
kunst groot opbouwend werk te verrichten. En tot
jn zijn laatste levensdagen bleef de geest van dezen
merkwaardigen man jeugdig, frisch, bewegelijk,
bleef ook zijn scheppingskracht groot. Daarvan heeft
in den afgeloopen winter nog de première van zijn
Symphonisch Gedicht Elverhöi, gecomponeerd naar
een oud-Deensche sage, het bewijs geleverd. Het'
beleefde zijn première bij het Residentie-Orkest on
der Frits Schuurman's leiding, op een November
dag. De zaal van het Haagsche Gebouw voor Kun
sten en Wetenschappen, de grootste concertzaal in
ons land, was vol en er heerschte spanning onder
de duizenden aanwezigen om het verbeiden van een
nieuw werk van Wagenaar. In een loge zag men
wat voorovergebogen in een houding van intense
aandacht, de bekende lange, slanke figuur, het
scherpgeteekende profiel met het witte puntbaardje
van den componist.
En nu wil ik toch iets meer herhalen van wat ik
toen over die première in dit blad schreef, toen ik
zoo getroffen was door de merkwaai'dige gaven
van dezen wel zeer begenadigden mensch:
„Hij verhaalde een oude Deensche sage van El
verhöi, den Elfenheuvel, maar hij verhaalde van
de jeugd en sprak in zijn frissche, tintelende poëzie,
in zijn voortdurend boeiend coloriet van rythmen en
klanken, de taal der jeugd.
Het is een droom, deze sage. Een jonge ridder valt
in slaap op den Elfenheuvel. In zijn droom komen
elfen tot hem, die hem v erleidelijk ten dans noo-
den. Hij weerstaat haar verlokkingen, maar steeds
wilder wordt haar dans. Dan wekt hanengekraai
hem. Het droombeeld verdwijnt, hij denkt er aan
en voelt zijn kracht. In het bewustzijn daarvan zet
hij sterk en trotsch zijn reis door het leven voort.
Dit teere moment in een menschenleven, deze be
leving „in twee acten", die in droom en bezinning
misschien een enkele minuut zouden duren, heeft
den componist bezield. En bezield in een ragfijne
zuiverheid waarin elfen spelend lokken, waarin de
muziek zwevend danst, waarin de afweer van den
jongen ridder strak en vastberaden maar steeds
voornaam blijft, waarin een groote melodie zich
ontwikkelt zonder een enkel accent dat te ruw of
te zeer op effect berekend zou klinken en dus de
betoovering verstoren.
Toen de laatste noot was weggestorven brak een
ipanning en uitte zich in een storm van geestdrift,
wendde Schuurman die deze poëzie zoo aanstonds
lot ons had weten te doen spreken zich met een
gebaar tot die loge, boog stil glimlachend de schep
per van deze nieuwe schoonheid in een tijd van
strijd en vernieling op aarde, verrezen wij van onze
zetels om hem onzen eerbied te betuigen en werd
hij naar het podium gevoerd om een ware ovatie
in ontvangst te nemen.
Het is zelden dat een nieuwe muzikale schepping
zoo aanstonds verstaan wordt".
Zoo was Wagenaar's laatste première, het begin
overigens van een laatsten triomftocht in zijn leven,
want zijn Elverhöi werd ook in Amsterdam, Rot
terdam, Utrecht, Haarlem met geestdrift ontvangen
en verscheidene van die concerten woonde hij
nog bij.
Elders in dit blad herdenkt onze muziekcriticus
den heengeganen kunstenaar en doet dat als mu
zikaal vakman. Dat is schrijver dezes niet; hij be
hoort slechts tot de vele muziekliefhebbers die de
groote beteekenis van Wagenaar's levensarbeid
erkennen en hem dankbaar zijn voor zoovele van
zijn composities. Al moge dan zijn ook in het bui
tenland bekende ouverture Cyrano de Bergerac,
die in ons land tot het vaste repertoire van alle
orkesten behoort, volgens de deskundigen „in
vloeden van Berlioz en Richard Strauss toonen",
hetgeen haar oorspronkelijkheid en schoonheid
overigens niet vermindert, wij zijn ons eveneens
welbewust van het kenmerkend-Nederlandsche in
Wagenaar's gansche persoonlijkheid en in zijn
werk, waarin humor en geest een zoo voorname
plaats innemen. Hoevelen onzer hebben genoten
van zijn humoristische cantate „De Schipbreuk",
van zijn „Jupiter Amans" en vele andere werken
die daarvan getuigen.
Wagenaar was een eenvoudig mensch: rustig en
bescheiden, vriendelijk en toegankelijk. Hij sprak
gaarne over werk van anderen dat hij waardeerde
en bewonderde. Ijdeltuiterij was hem geheel
vreemd; het succes van zijn zoo belangrijke loop
baan had hem in zijn Hollandsche bedaardheid en
gevoel voor humor geenszins geschaad. Zijn een
voud en zijn groote arbeidskracht, die algemeen
bekend waren, droegen ongetwijfeld bij tot zijn
groote populariteit en tot den eerbied dien zijn per
soonlijkheid het publiek merkbaar inboezemde. Hij
was een van die mannen waarop ons volk zeer
trotsch kan gaan. Hij was ook een dier weinige
met groote en gelukkige begaafdheden gezegende
menschen, die zich ten volle dankbaar voor zulk
een gave Gods toonen en er mee woekeren in on-
vermoeiden arbeid, tot hun eigen heil en dat \an
hun medemenschen.
R. P.
Drie dagen op de fiets door
Noordholland-Noord.
Onder auspiciën van de federatie van V.V.V.'s in
Noord-Holland zal, op Vrijdag. Zaterdag en Zondag
resp. 11, 12 en 13 Juli a.s. een ariedaagsche wieier-
tocht door de mooiste streken van Noord-Holland
Worden georganiseerd.
Het centralisatiepunt is Alkmaar. Eiken dag is het
parcours resp. naar het Noorden, Oosten en Zuid
westen, circa 80 K.M. lang. Er is voldoende logies-
gelegenheid. De deelnemers, die deze toeristische
tochten volbrengen, ontvangen een specifiek Noord-
Hollandsche onderscheiding.
Uitvoerige prospecti kan men aanvragen bij het
bureau der federatie, Waaggebouw, Alkmaar.
Voor Haarlem en Omstreken:
(Adv. Ingez. Med.)
in Haarlem en omgeving.
„De Geleerde Man"
Het oude uithangbord van het café in Bennebroek.
t (foto De Haas.)
„De geleerde man" is nog altijd een café in Ben
nebroek" aan den Heerenweg, op den hoek van den
weg die naar Vogelenzang en het station leidt. Zoo
het ook al eenige eeuwen geleden. De zaak is
verbouwd cn gemoderniseerd, maar de oude naam is
behouden. Het oude uithangbord heeft nu, als een
herinnering een plaats gekregen in de hal.
Op dit uithangbord is een man met een leer, ladder,
afgebeeld.
Achter op het uithangbord staat het jaartal 1734.
„De geleerde man" was vroeger een bekende en
veelbezochte uitspanningsplaats. In den tijd dat er
nog postwagens cn reiskoetsen reden was dit koffie
huis aan den Heerenweg bovendien een geliefde
pleisterplaats. Dt paarden mochten er even uitbla
zen en kregen hun zak haver, terwijl de postiljon en
de reizigers even naar de gezellige gelagkamer gin
gen voor een verkoelenden of verwarmende dronk.
Advocaten uit Amsterdam, die moesten confereeren
met confraters uit den Haag, kozen „De geleerde
man voor hun ontmoetingen.
Allan vertelt dat daar eens geconfereerd werd
door Mr. Aart Veder uit Rotterdam en eenige con
frères. Hij stelde toen de vraag wie de naam van
„De geleerde man" in het Latijn vertalen kon met
het behoud van de woordspeling. Men keek op en
rond
En krabde zich den kop
En gaf het eindlijk op.
Mr. Veder zei toen met den fijnen glimlach die
hem kenmerkte: S c a 1 i g e r van scala ladder
en gero ik draag.
Vlooien, Mieren, Ratten. Muizen enz. verdelgen
wij radicaal.
ZUIVERINGSONDERNEMING RADICAAL.
GEN. CRONJéSTRAAT 135 - TELEF. 11657
(Adv. Ingez. Med.)
INTERESSANTE VONDSTEN IN HET
IJSELMEER.
Het water van den Noord-Oostpolder wijkt
steeds verder van de kusten. Dit heeeft tot ge
volg, dat de zee steeds meer van haar geheimen
moet prijs geven. Na de gevonden steenresten, die
door prof. van Giffen waardevol werden geacht,
komen thans op ongeveer een kilometer uit de kust
onder Kuinre verscheidene boomstammen te voor
schijn die in zeer verganen toestand verkeeren.
Voorts worden iets verder Zuidwaarts twee for
midabele keien zichtbaar. Doch het zijn niet alleen
historische vondsten die de zee prijs geeft. Even
voorbij het stadje komt n.l. een in betrekkelijke
gaven toestand verkeerenden motorvlet te voor
schijn, compleet met motor. Deze zal waarschijn
lijk afkomstig zijn van de Zuiderzeewerken.
Te 's-Gravenhage ls Dinsdag op 78-jarigen leeftijd
overleden de bekende componist dr. Johan Wagenaar,
oud-directeur van het conservatorium in den Haag.
De teraardebestelling van het stoffelijk overschot
zal plaats hebben Vrijdag a.s. om 2 uur' op de be
graafplaats Oud Eik en Duinen.
Johan Wagenaar werd den lsten November 1862 te
Utrecht geboren en ontving aldaar aan de Muziek
school, onder leiding van Richard Hol, zijn opleiding.
Later genoot hij nog orgellessen van Sam. de Lange
in Den Haag en maakte contrapunt-studiën bij Von
Herzogenberg te Berlijn. Hij was achtereenvolgens
leeraar aan de Muziekschool en organist aan de Dom
kerk te Utrecht, opvolger van Richard Hol als direc
teur van de Muziekschool en als directeur der zang-
vereeniging van de afdeeling M.t.B d T te Utrecht
(tot 1927) Bij het vertrek van Henri Viotta in 1919
werd Wagenaar tot leider van het Koninklijk Con
servatorium voor Muziek te 's-Gravenhage benoemd.
Hij was eenige jaren directeur der Toonkunst-afdee-
lingen Arnhem en 's-Gravenhage (tot 1929).
Vele binnen- en buitenlandsche onderscheidingen
vielen Wagenaar in de laatste jaren ten deel, o.a het
doctoraat h.c., dat de Universiteit te Utrecht hem in
1916 verleende, als dankbetuiging waarvoor hij zijn
„Symphonietla" componeerde.
Van Wagenaars werken noemen wij voorts, de sym-
phonische gedichten „Frithjof's Meerfahrt" (1886),
Romantisch intermezzo" (1894), „Levenszomer", „Saul
en David" (1913), de ouvertures „Koning Jan", „Con
certouverture", „Cyrano de Bergerac" (1905), „De ge
temde Feeks", „Driekoningenavond" (1928), voor Goz-
zi's comedie „De philosophische Prinses" (1931), voorts
„Marcia funèbre", „Avondfeest en Bruidsmarsch"
(1917), „Intermezzo pastorale" (1928), „Fancy-fair". een
Weener Wals (ca. 1889) en „Wiener Dreivïerteltakt"
(1929) voor orkest; „De Doge van Venetië", een quasi-
ernstige opera in 3 bedrijven (1901), „De Cid", burleske
opera in 4 bedrijven (1914), de zangspelen „De Schip
breuk" (1889), „Proefzingen" en „De fortuinlijke Kist";
„Jupiter amans" voor sopraan, tenor bas, koor, piano
en orkest (1925); koren „Ode aan de Vriendschap",
„Chanson" (5st. madrigaal), „Canlicum" (4st.). „Drie
Hymnen" (4-, 5- en 6s1. 1935). mannenkoren, vrouwen
koren; „Aveux de Phèrde" voor sopraan en orkest
(1935); „Elverhöi". symphonisch gedicht (1940).
Onze muziekmedewerker K de Jong schrijft ons
in verband met het overlijden van dr. Johan Wage
naar:
Gisteren kwam de tijding dat Dr. Johan Wage
naar overleden was. De mededeeling kwam volko
men onverwacht. Niets had omtrent eenige ziekte
verluid, en nog pas hadden de bladen zijn her
benoeming tot voorzitter van een der Staatscom
missies vermeld. In Februari van dit jaar hadden
we op een concert der Haarl. Bachvereenigir.g de
première voor Haarlem gehad van Wagenaar's laat
ste. in 1940 geschreven orkestwerk, het Sympho
nisch Gedicht „Elverhöi", en dit had den componist
nog in volle geestelijke frischheid getoond.
Mijn laatste persoonlijke ontmoeting met Wage
naar was bij de in het vorige jaar gehouden eind
examens van het Amsterdamsch Conservatorium,
die hij als gecommitteerde bijwoonde. Maar mijn
eerste kennismaking met hem dateert van veel
vroeger tijd, nl. van een veertig jaar geleden. Dat
was te Utrecht, in den „Muzikalen Kring" aldaar.
Wagenaar was Utrechter van geboorte, had aan de
muziekschool van de M. t. B. v. T. te Utrecht ge
studeerd, was organist van de Utrechtsche Domkerk
en later ook directeur van bovengenoemde mu-
Dr. Joh. Wagenaar.
(Foto Pax Holland)
ziekschool. Hij was een fameus organist; ik ben wel
eens met hem op het orgel in de Domkerk geweest
en heb daar zijn kwaliteiten als zoodanig leer en
kennen. Maar zijn onuitputtelijken humor leerde ik
kennen op de avondbijeenkomsten van den Muz.
Kring. Die had mijn ook reeds overleden vriend J.
D. C. van Dokkum tot voorzitter. Maar Wagenaar,
de „muzikale leider", was de ziel van die. uit musici
en muziekliefhebbers bestaande vereeniging. Hoe die
Kring eigenlijk ontstaan was, weet ik niet precies
meer; dat was ook vóór mijn tijd. Maar hij was
voortgekomen uit de z.g. „Shellfish-Club". In deze
club vierden boert, scherts en parodie hoogtij. Wa
genaar schreef er koddige gedichten voor en ook
muziekstukken. En eens gaven ze een eerste open
bare uitvoering, bij „Smit in de Baan", en bij die
gelegenheid voerde Wagenaar een koorwerk van
hem uit met hemzelf aan den vleugel en een „direc
teur mécanique" als quasi-dirigent. Dit was een van
zijn kluchtige bedenksels: een samenstel van lat
ten, in den vorm van een bewegelijken handwijzer
had hij met koorden aan een trapwerk onder den
vleugel verbonden, zoodat hij de inzetten zichtbaar
kon aangeven. „De meeste koordirigenten doen toch
niet meer dan dat" was zijn motief voor die geniale
constructie. Ik bezit nog een afbeelding er van in
een door het Utrechtsch archief uitgegeven boekje.
In dien Muz. Kring is ook een deel van de Can
tate „De Schipbreuk" ontstaan, het koorwerk, aan
welks kostelijke humor wij ons ook hier, dank zij die
activiteit van Haarlem's Gem. Koor en zijn dirigent
Jan Booda, meer dan eens hebben kunnen laven.
De solo-partijen in dat werk waren speciaal voor
enkele medeleden van den Kring, als bv. wijlen Cath.
v. Rennes bestemd. Daar ontstond ook. als gevolg
van een losweg gedane vraag, de „Zweedsche-Lu-
cifersmarsch" voor mannenkoor (tekst: het etiket
van een lucifersdoosje). De Kring voerde ook de
„Ode aan de Vriendschap" uit en later Wagenaar's
eerste muziekdrama, de Doge van Venetië, quasi-
ernstige Opera in 3 bedrijven. Dat „quasi-ernstige"
zegt eigenlijk alles. Want onder allen humor, alle
boert, alle parodie, alle snaaksche invallen school
de begaafde, in het vak doorkneede musicus, die
het met zijn kunst ernstig nam; die eiken vorm be-
heerschte en ook toepaste, die ingewikkelde con-
trapuntiek en Italiaanschen opera-stijl met elkaar
in afwisseling aanwendde, zoodat de onvoorbe
reide hoorder soms niet meer wist waar hij aan
toe was, maar zoodat de vakman slechts bewonde
ring kon gevoelen voor zulk een meesterschap en de
leek voor de welluidende en zoo drastisch schilde
rende muziek.
Daarbij kwam dan nog de prachtise orkestratie.
We hebben die hier in „Cyrano", „Elverhöi" en
naar ik meen. ook in het Symphonisch Gedicht
„Saul en David" leeren kennen. Over laatstgenoemd
werk sprak ik destijds lofprijzend tot Busoni te Ber
lijn, die voor zijn „Orchesterabende" steeds op zoek
was naar nieuwe en zelden opgevoerde werken. En
bij het eerstvolgende verblijf van Busoni te Amster
dam ging Wagenaar met de partituur naar Busoni's
hotel; Busoni zette het manuscript op den vleugel
en speelde met den componist vierhandig het ge-
heele stuk op het eerste gezicht door, waarop hij,
zeer voldaan. Wagenaar uitnoodigde het te Berlijn
te komen dirigeeren, hetgeen ook gebeurd is.
Op „De Doge van Venetië" volgde vele jaren
later nog een werk van hetzelfde genre: „De Cid".
Dit is in zijn muzikale structuur nos aanmerkelijk
fijner, maar, misschien juist daardoor, bleek het
minder vat op het doorsnee-publiek te hebben.
Het is me niet mogelijk, op dit oogenblik een
volledige lijst van Wagenaar's werken te vermel
den. Magr ik vond wel reden voor eenige persoon
lijke herinneringen en voor vermelding van een cn
ander, dat ook te Haarlem is uitgevoerd. De koste
lijke „Dadelpracht"-Dialogen en „Jupiter amans"
zou ik nog in dat verband kunnen noemen.
Later is Wagenaar tot directeur van het
Kon. Conservatorium benoemd en ook tot ridder in
de Orde v. d. Ned. Leeuw. Zijn groote verdiensten
hebben dus ook in regeeringskringen erkenning ge
vonden. De Utrechtsche Universiteit eerde hem met
het doctoraat honoris causa in de faculteit der Let
teren en Wijsbegeerte, een onderscheiding, die be
halve hem, alleen aan zijn oud-leerling Van Anrooy
(door de Groninger Universiteit) ten deel viel.
De stijl van Wagenaar's werk is een tijdlang zeer
beïnvloed geweest door Berlioz en Rich. Strauss.
De Cyrano-Ouverture toont daarvan duidelijke be
wijzen. Zijn grootste oorspronkelijkheid zat in zijn
humoristische werken. Daarin is hij ongeëvenaard
en onnavolgbaar. Hij beheerschte het „vak", de
compositietechniek, als weinigen. Zijn oud-leerlingen
waarvan ik slechts Van Anrooy en Willem
Pijper wil noemen hebben den grootsten eerbied
voor hun leermeester bewaard. Hoe gezien Wage
naar was, bleek bij de viering van zijn 70sten ge
boortedag, toen dichte drommen musici en vrien
den hem in Den Haag kwamen gelukwenschen.
Een groote persoonlijkheid is van ons weggeno
men, een werkzaam leven, dat zelfs in zijn laatste
jaren nog onverzwakte geestkracht toonde, is be
ëindigd. Een eeresaluut zij hier aan zijn nagedach
tenis gebracht.
K. DE JONG.
Haarlemsche Orkest-Vereeniging.
Tweede Zomerconcert.
Met een schokkende tijding begon de avond: de
voorzitter der H.O.V. deelde mee, dat Johan Wa
genaar overleden v/as. Het bericht kwam volkomen
onverwacht. Er was alle reden tot een spon
tane herdenking. Het orkest deed het door
het spelen van „Asses Tod" uit Grieg's „Peer
Gynt"-muziek. De Marcia funèbre uit Beet
hoven's „Eroïca" ware nog passender geweest om
de nagedachtenis van Wagenaar's groote persoon
lijkheid te eeren, maar ook Grieg's muziek maakte
indruk. Alle aanwezigen rezen eerbiedig op en het
bleef enkele oogenblikkcn doodstil in deze zaal
waar zoo vaak de kleurrijke, stuwkrachlige „Cvra-
no -Ouverture geklonken had.
Met Tartini's „Sinfonia pastorale" keerden we
plots in het volle leven terug. Niet dat deze mu
ziek van onzen tijd is: ze is oud cn heeft de ken
merken van haar eigen periode. Maar ze is vol le
vendigheid in de zes-achtste-beweging der beide
Allegro's, vol zoetvloeiende Italiaansche melodiek
in het Adagio cantabile en de eerste viool van het
concerteerende trio heeft er een prachtige en dank
bare solo-partij in. Het pastorale karakter resulteert
wel voornamelijk uit de veelal cp D liggende bas.
In de vertolking trof allereerst het voortreffelijke
spel van den concertmeester Gijs Beths en de heer
lijke klank der door hem bespeelde Maggini-viool.
De andere twee leden van liet „concertino": de
violist L. de Graaff en de cellist E. Biele hadden
een meer bescheiden taak, maar ook hun spel was
te prijzen en Adam leidde het geheel levendig
en doelbewust.
De toonsoort D gr. t. bleef ook in het volgende
nummer overheerschend. Dit was een door Eduard
Biele bewerkt Cello-concert van Leonardo Leo.
waarin Biele zelf de solopartij speelde. De bewer
ker heeft door toevoeging van verschillende blaas
instrumenten het oude karakter gewijzigd. Maar de
toevoegingen heeft hij met veel goeden smaak aan
gebracht: de fluit, de hoorn en vooral de hobo zijn
er bedacht met partijen, die het coloriet verfraaien:
wat zou men daar tegen kunnen hebben? En hij zelf
speelde de solopartij van het frissche werk zóó
zuiver, dat we hem in zijn nieuwe functie als solo
cellist der H.O.V. als een aanwinst voor ons orkest
kunnen begroeten.
Na de pauze de Vierde Symphonic van Tschai-
kowsky. Over dit ongelijkwaardige werk hebben
we vroeger al wel eens geschreven. Sterk drama
tische en heftig gepassionneerde momenten wisselen
er met warm gevoelde cantilenes, maar ook met
kermisachtige banaliteiten en met explosies van
half-Aziatische ruwheid en met geestige scherts.
Een enkel motief hier „noodlotsmotief' genoemd
- werkt evenals in zijn Vijfde als cyclische bin
ding. Doch deze binding blijft o.i. meer zuiver mu
zikaal dan dat we haar als een logische innerlijke
ontwikkeling en afronding gevoelen. De orkestratie
is natuurlijk geniaal.
In het eerste hoofddeel kwamen wat oneffenhe
den voor; overigens presteerde het orkest onder
Adam's bezielende leiding in al zijn gelederen veel
goeds; het pizzicato in het Scherzo verwierf zelfs
zóóveel bewondering, dat het bijna tot een „open
doekje" kwam.
K. DE JONG.
Oscar Mendlik zeventig jaar
Waar Oscar Mendlik's vrienden aanstaanden
Maandag zijn zeventigsten verjaardag zullen vie
ren met woorden en daden van hartelijkheid, zul
len die niet alleen op den uitnemenden kunstenaar,
doch ook op den goeden mensch betrekking hebben.
Want deze, reeds lang Nederlander geworden Hon
gaar, heeft zich in ons land niet alleen bewonderaars
van zijn kunst, doch ook tallooze goede vrienden
verworven. Wat niet in het minst te verwonderen
is, want reeds zijn verschijning neemt voor hem in
en reeds de eerste woorden van een gesprek met
hem dooden iedere mogelijke terughouding, door
de zeer aparte modulatie, waarmee hij onze lands
taal heeft leeren spreken. Daarbij kunnen zijn
donkere oogen gaan twinkelen onder den nog im
mer peper-en-zoutkleurigen haardos en de handen
in lichte, immer elegante beweging komen, en dan
is cr maar één artist dien ik in mijn leven ont
moet heb. aan wien Mendlik my doet denken:
James McNeil Whistler. Whistler was iets kleiner
van postuur en Mendlik mist de beroemde geverfde
haarlok, die als een vraagteeken uit het peper-en-
zout te voorschijn sprong en over zijn voorhoofd
viel, maar overigens is er veel overeenkomst. Beiden
hebben in houding en gebaar die zekere wereldsch-
heid urbaniteit is juister, maar dat is weer zoo'n
vreemd woord en vermoedelijk die even vlugge
OSCAR MENDLIK,
D. Hartmg
geprikkeldheid over kleinigheden. als de even
vlugge bereidheid ze met een kwinkslag weg te
werken en beiden, en dat is per slot het voornaam
ste, die gelukkige vitaliteit die voor den buiten
staander den leeftijd tot puzzle herleidt. Is het
wel- zoo leuk, o meester uit den Aerdenhout, dat
nu ieder uwer buren weet dat ge zeventig waart!
Terwijl ge nog pas kort geleden een doek van
meer dan twee meter breedte afleverde dat nu
in 's-Gravenhage van de onfeilbaarheid van uw
hand getuigenis aflegt! Maar het is-waar, ge zijt te
veel wijsgeer om u daarover bezorgd te maken
en te gezond om niet de nog vele arbeidsjaren
te aanvaarden die uwe vrienden u Maandag toe
wen schen.
Dat groote doek, dat thans in Den Haag op de
Witte Sociëteit hangt, is mij bijgebleven, als een
machtige evocatie der Atlantische natuur, als beeld
eener prachtige oneindigheid, eener eeuwige be-
wogendheid zooals men zich de zee uit het Schep
pingsverhaal droomde. Romantisch van kleuren-
opbouw en belichting, in groenen en paarsen en
lichtende golfkuiven, in dreiging die opkomt over
de woelende weelde der kleur. In dat groote doek
heb ik iets van de weerspiegeling van uw leven en
uw kunst meenen te zien. Van uw verschijning als
mensch onder de menschen gaf Harting een uit
nemend beeld toen hij u teekende en hij bleek het
markante zoowel als het beminnelijke daarin te
verstaan en te eeren.
Moge nog lange tijd van gelukkigen arbeid voor
Mendlik zijn weggelegd. En zijn kunst de waardee
ring blijven vinden, die ze verdient.
J. H. DE BOIS.
JONGEN VERDRONKEN
MAASSLUIS, 17 Juni. Vanmiddag is het 6-
jarise zoontje van de familie J. C. Quak te water
geraakt. Het ongeval vond plaats in de onmiddel
lijke nabijheid van het wachtschip van de Duitsche
Kriegsmarine en terstond doken er enkele Duitsche
matrozen in de buitenhaven. Na zes minuten slaag
de men er in het ventje boven water te halen. Een
dokter van genoemd wachtschip, benevens dr.
Mahler en een lid van de E.H.B.O. trachtten ge-
ruimen tijd de levensgeesten op te wekken. Deze
pogingen mochten niet meer baten, de levensgees
ten bleken geweken. (A.N.P.)
Uit een rijwielzaak aan de Prinsengracht te
Amsterdam hebben dieven 335 fietsbanden gestolen.
Te Zwolle is een man gearresteerd die een
aantal vaten boter uit het abattoir aldaar heeft ge
stolen. Vanwege deze zaak zijn verder nog 10
andere personen in arrest gesteld.
Makelaar
Administratie van Vaste Goederen
KENAUSTRAAT 5 b - Telef. 17130
(Adv. Ingez. Med.)
WOENSDAG 18 JUNI.
Stadsschouwburg: Elly Beinhorn—Rosemeyer
spreekt voor de Ned. Duitsche Kuituurgemeenschap
„Werkgemeenschap Haarlem". 7.30 uur.
Palace: „De glazen kogel", 2, 6.30 en 8.45 uur.
Rembrandt Theater: „Droommuziek", 2.30, 6.30
en 8.45 uur.
Luxor Theater: „Contrasten", 2.30. 6.30 en
8.45 uur.
Frans Hals Theater: „Yvette", 2.30. 6.30 en
8.45 uur.
Alg. Ned. Verbond: Tentoonstelling folklore en
heemkunde van Nederland in „De Hoofdwacht",
Groote Markt 17. van 2.30—5 en van 7—9 uur.
DONDERDAG 19 JUNI.
Stadsschouwburg: „Toontje heeft een paard ge-
teekend" door het Res. Tooneel, 7.30 uur.
Bennebroek: Raadsvergadering ten Stad-
huize te 8 uur.
Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en
des avonds.
Alg. Ned. Verbond: Tentoonstelling folklore en
heemkunde van Nederland in „De Hoofdwacht"
Groote Markt 17. van 2.30—5 en van 7—9 uur.
Nachtdienst Apotheken.
De volgende apotheken te Haarlem zyn van des
avonds acht tot des morgens acht uur (ook op
Zondag) geopend:
26BTelh lÏ290*art~aPOtheek' Bosch en Vaartstraat
H. Remmers en Zoon. Kruisstraat 6, Tel. 10354.
o3Noorder Apotheek, Jan Gijzenkade 181. TeL
Te Heemstede is geopend:
^Heemsteedsche Apotheek, Binnenweg 98, Tel»