Bij Wagenaar's Heengaan. Ty SCHOONMAAKBEDRIJF GLAZENWASSCHERIJ 5|fst° Kantoor: NASSAULAAN 32 Eigenaardigheden WANDGEDIERTE JCunst en £ettecen Dr. Johan Wagenaar overleden. KORT NIEUWS. P.H.Borghouts J AGENDA WOENSDAG 18 J U N I 1941" H A A'R E E M'S DAGBEAD 3 Op hoogen leeftijd, acht-en-zeventig jaar, is dr. Johan Wagenaar gisteren in Den Haag uit het leven gescheiden en niet alleen in de vakkringen van de Nederlandsche toonkunst zal men begrijpen dat dit het einde van een harer grootste zonen is. Gedu rende meer dan een halve eeuw heeft hij de muziek in Nederland op voortreffelijke wijze gediend, haar met vele belangrijke werken verrijkt, door zijn di dactische gaven vele jonge kunstenaars als uitste kend leermeester op den goeden weg gevoerd, als dirigent tallooze concerten geleid, als organist evenzeer duizenden door zijn kunst geboeid, door zijn leidersgaven in buitengewone mate bijgedra gen tot de ontwikkeling van het Nederlandsche muziekleven. Hij was een man begaafd met groote werkkracht en een verwonderlijke veelzijdigheid, zooals uit de beknopte opsomming van zijn ver schillende arbeidstaken al duidelijk blijkt Een ge boren kunstenaar, scheppend zoowel als uitvoerend, die van de onmaatschappelijkheid die zoo vaak aan kunstenaars-gaven verbonden is, verstoken bleef en geroepen bleek, ook buiten het gebied van zijn eigen kunst groot opbouwend werk te verrichten. En tot jn zijn laatste levensdagen bleef de geest van dezen merkwaardigen man jeugdig, frisch, bewegelijk, bleef ook zijn scheppingskracht groot. Daarvan heeft in den afgeloopen winter nog de première van zijn Symphonisch Gedicht Elverhöi, gecomponeerd naar een oud-Deensche sage, het bewijs geleverd. Het' beleefde zijn première bij het Residentie-Orkest on der Frits Schuurman's leiding, op een November dag. De zaal van het Haagsche Gebouw voor Kun sten en Wetenschappen, de grootste concertzaal in ons land, was vol en er heerschte spanning onder de duizenden aanwezigen om het verbeiden van een nieuw werk van Wagenaar. In een loge zag men wat voorovergebogen in een houding van intense aandacht, de bekende lange, slanke figuur, het scherpgeteekende profiel met het witte puntbaardje van den componist. En nu wil ik toch iets meer herhalen van wat ik toen over die première in dit blad schreef, toen ik zoo getroffen was door de merkwaai'dige gaven van dezen wel zeer begenadigden mensch: „Hij verhaalde een oude Deensche sage van El verhöi, den Elfenheuvel, maar hij verhaalde van de jeugd en sprak in zijn frissche, tintelende poëzie, in zijn voortdurend boeiend coloriet van rythmen en klanken, de taal der jeugd. Het is een droom, deze sage. Een jonge ridder valt in slaap op den Elfenheuvel. In zijn droom komen elfen tot hem, die hem v erleidelijk ten dans noo- den. Hij weerstaat haar verlokkingen, maar steeds wilder wordt haar dans. Dan wekt hanengekraai hem. Het droombeeld verdwijnt, hij denkt er aan en voelt zijn kracht. In het bewustzijn daarvan zet hij sterk en trotsch zijn reis door het leven voort. Dit teere moment in een menschenleven, deze be leving „in twee acten", die in droom en bezinning misschien een enkele minuut zouden duren, heeft den componist bezield. En bezield in een ragfijne zuiverheid waarin elfen spelend lokken, waarin de muziek zwevend danst, waarin de afweer van den jongen ridder strak en vastberaden maar steeds voornaam blijft, waarin een groote melodie zich ontwikkelt zonder een enkel accent dat te ruw of te zeer op effect berekend zou klinken en dus de betoovering verstoren. Toen de laatste noot was weggestorven brak een ipanning en uitte zich in een storm van geestdrift, wendde Schuurman die deze poëzie zoo aanstonds lot ons had weten te doen spreken zich met een gebaar tot die loge, boog stil glimlachend de schep per van deze nieuwe schoonheid in een tijd van strijd en vernieling op aarde, verrezen wij van onze zetels om hem onzen eerbied te betuigen en werd hij naar het podium gevoerd om een ware ovatie in ontvangst te nemen. Het is zelden dat een nieuwe muzikale schepping zoo aanstonds verstaan wordt". Zoo was Wagenaar's laatste première, het begin overigens van een laatsten triomftocht in zijn leven, want zijn Elverhöi werd ook in Amsterdam, Rot terdam, Utrecht, Haarlem met geestdrift ontvangen en verscheidene van die concerten woonde hij nog bij. Elders in dit blad herdenkt onze muziekcriticus den heengeganen kunstenaar en doet dat als mu zikaal vakman. Dat is schrijver dezes niet; hij be hoort slechts tot de vele muziekliefhebbers die de groote beteekenis van Wagenaar's levensarbeid erkennen en hem dankbaar zijn voor zoovele van zijn composities. Al moge dan zijn ook in het bui tenland bekende ouverture Cyrano de Bergerac, die in ons land tot het vaste repertoire van alle orkesten behoort, volgens de deskundigen „in vloeden van Berlioz en Richard Strauss toonen", hetgeen haar oorspronkelijkheid en schoonheid overigens niet vermindert, wij zijn ons eveneens welbewust van het kenmerkend-Nederlandsche in Wagenaar's gansche persoonlijkheid en in zijn werk, waarin humor en geest een zoo voorname plaats innemen. Hoevelen onzer hebben genoten van zijn humoristische cantate „De Schipbreuk", van zijn „Jupiter Amans" en vele andere werken die daarvan getuigen. Wagenaar was een eenvoudig mensch: rustig en bescheiden, vriendelijk en toegankelijk. Hij sprak gaarne over werk van anderen dat hij waardeerde en bewonderde. Ijdeltuiterij was hem geheel vreemd; het succes van zijn zoo belangrijke loop baan had hem in zijn Hollandsche bedaardheid en gevoel voor humor geenszins geschaad. Zijn een voud en zijn groote arbeidskracht, die algemeen bekend waren, droegen ongetwijfeld bij tot zijn groote populariteit en tot den eerbied dien zijn per soonlijkheid het publiek merkbaar inboezemde. Hij was een van die mannen waarop ons volk zeer trotsch kan gaan. Hij was ook een dier weinige met groote en gelukkige begaafdheden gezegende menschen, die zich ten volle dankbaar voor zulk een gave Gods toonen en er mee woekeren in on- vermoeiden arbeid, tot hun eigen heil en dat \an hun medemenschen. R. P. Drie dagen op de fiets door Noordholland-Noord. Onder auspiciën van de federatie van V.V.V.'s in Noord-Holland zal, op Vrijdag. Zaterdag en Zondag resp. 11, 12 en 13 Juli a.s. een ariedaagsche wieier- tocht door de mooiste streken van Noord-Holland Worden georganiseerd. Het centralisatiepunt is Alkmaar. Eiken dag is het parcours resp. naar het Noorden, Oosten en Zuid westen, circa 80 K.M. lang. Er is voldoende logies- gelegenheid. De deelnemers, die deze toeristische tochten volbrengen, ontvangen een specifiek Noord- Hollandsche onderscheiding. Uitvoerige prospecti kan men aanvragen bij het bureau der federatie, Waaggebouw, Alkmaar. Voor Haarlem en Omstreken: (Adv. Ingez. Med.) in Haarlem en omgeving. „De Geleerde Man" Het oude uithangbord van het café in Bennebroek. t (foto De Haas.) „De geleerde man" is nog altijd een café in Ben nebroek" aan den Heerenweg, op den hoek van den weg die naar Vogelenzang en het station leidt. Zoo het ook al eenige eeuwen geleden. De zaak is verbouwd cn gemoderniseerd, maar de oude naam is behouden. Het oude uithangbord heeft nu, als een herinnering een plaats gekregen in de hal. Op dit uithangbord is een man met een leer, ladder, afgebeeld. Achter op het uithangbord staat het jaartal 1734. „De geleerde man" was vroeger een bekende en veelbezochte uitspanningsplaats. In den tijd dat er nog postwagens cn reiskoetsen reden was dit koffie huis aan den Heerenweg bovendien een geliefde pleisterplaats. Dt paarden mochten er even uitbla zen en kregen hun zak haver, terwijl de postiljon en de reizigers even naar de gezellige gelagkamer gin gen voor een verkoelenden of verwarmende dronk. Advocaten uit Amsterdam, die moesten confereeren met confraters uit den Haag, kozen „De geleerde man voor hun ontmoetingen. Allan vertelt dat daar eens geconfereerd werd door Mr. Aart Veder uit Rotterdam en eenige con frères. Hij stelde toen de vraag wie de naam van „De geleerde man" in het Latijn vertalen kon met het behoud van de woordspeling. Men keek op en rond En krabde zich den kop En gaf het eindlijk op. Mr. Veder zei toen met den fijnen glimlach die hem kenmerkte: S c a 1 i g e r van scala ladder en gero ik draag. Vlooien, Mieren, Ratten. Muizen enz. verdelgen wij radicaal. ZUIVERINGSONDERNEMING RADICAAL. GEN. CRONJéSTRAAT 135 - TELEF. 11657 (Adv. Ingez. Med.) INTERESSANTE VONDSTEN IN HET IJSELMEER. Het water van den Noord-Oostpolder wijkt steeds verder van de kusten. Dit heeeft tot ge volg, dat de zee steeds meer van haar geheimen moet prijs geven. Na de gevonden steenresten, die door prof. van Giffen waardevol werden geacht, komen thans op ongeveer een kilometer uit de kust onder Kuinre verscheidene boomstammen te voor schijn die in zeer verganen toestand verkeeren. Voorts worden iets verder Zuidwaarts twee for midabele keien zichtbaar. Doch het zijn niet alleen historische vondsten die de zee prijs geeft. Even voorbij het stadje komt n.l. een in betrekkelijke gaven toestand verkeerenden motorvlet te voor schijn, compleet met motor. Deze zal waarschijn lijk afkomstig zijn van de Zuiderzeewerken. Te 's-Gravenhage ls Dinsdag op 78-jarigen leeftijd overleden de bekende componist dr. Johan Wagenaar, oud-directeur van het conservatorium in den Haag. De teraardebestelling van het stoffelijk overschot zal plaats hebben Vrijdag a.s. om 2 uur' op de be graafplaats Oud Eik en Duinen. Johan Wagenaar werd den lsten November 1862 te Utrecht geboren en ontving aldaar aan de Muziek school, onder leiding van Richard Hol, zijn opleiding. Later genoot hij nog orgellessen van Sam. de Lange in Den Haag en maakte contrapunt-studiën bij Von Herzogenberg te Berlijn. Hij was achtereenvolgens leeraar aan de Muziekschool en organist aan de Dom kerk te Utrecht, opvolger van Richard Hol als direc teur van de Muziekschool en als directeur der zang- vereeniging van de afdeeling M.t.B d T te Utrecht (tot 1927) Bij het vertrek van Henri Viotta in 1919 werd Wagenaar tot leider van het Koninklijk Con servatorium voor Muziek te 's-Gravenhage benoemd. Hij was eenige jaren directeur der Toonkunst-afdee- lingen Arnhem en 's-Gravenhage (tot 1929). Vele binnen- en buitenlandsche onderscheidingen vielen Wagenaar in de laatste jaren ten deel, o.a het doctoraat h.c., dat de Universiteit te Utrecht hem in 1916 verleende, als dankbetuiging waarvoor hij zijn „Symphonietla" componeerde. Van Wagenaars werken noemen wij voorts, de sym- phonische gedichten „Frithjof's Meerfahrt" (1886), Romantisch intermezzo" (1894), „Levenszomer", „Saul en David" (1913), de ouvertures „Koning Jan", „Con certouverture", „Cyrano de Bergerac" (1905), „De ge temde Feeks", „Driekoningenavond" (1928), voor Goz- zi's comedie „De philosophische Prinses" (1931), voorts „Marcia funèbre", „Avondfeest en Bruidsmarsch" (1917), „Intermezzo pastorale" (1928), „Fancy-fair". een Weener Wals (ca. 1889) en „Wiener Dreivïerteltakt" (1929) voor orkest; „De Doge van Venetië", een quasi- ernstige opera in 3 bedrijven (1901), „De Cid", burleske opera in 4 bedrijven (1914), de zangspelen „De Schip breuk" (1889), „Proefzingen" en „De fortuinlijke Kist"; „Jupiter amans" voor sopraan, tenor bas, koor, piano en orkest (1925); koren „Ode aan de Vriendschap", „Chanson" (5st. madrigaal), „Canlicum" (4st.). „Drie Hymnen" (4-, 5- en 6s1. 1935). mannenkoren, vrouwen koren; „Aveux de Phèrde" voor sopraan en orkest (1935); „Elverhöi". symphonisch gedicht (1940). Onze muziekmedewerker K de Jong schrijft ons in verband met het overlijden van dr. Johan Wage naar: Gisteren kwam de tijding dat Dr. Johan Wage naar overleden was. De mededeeling kwam volko men onverwacht. Niets had omtrent eenige ziekte verluid, en nog pas hadden de bladen zijn her benoeming tot voorzitter van een der Staatscom missies vermeld. In Februari van dit jaar hadden we op een concert der Haarl. Bachvereenigir.g de première voor Haarlem gehad van Wagenaar's laat ste. in 1940 geschreven orkestwerk, het Sympho nisch Gedicht „Elverhöi", en dit had den componist nog in volle geestelijke frischheid getoond. Mijn laatste persoonlijke ontmoeting met Wage naar was bij de in het vorige jaar gehouden eind examens van het Amsterdamsch Conservatorium, die hij als gecommitteerde bijwoonde. Maar mijn eerste kennismaking met hem dateert van veel vroeger tijd, nl. van een veertig jaar geleden. Dat was te Utrecht, in den „Muzikalen Kring" aldaar. Wagenaar was Utrechter van geboorte, had aan de muziekschool van de M. t. B. v. T. te Utrecht ge studeerd, was organist van de Utrechtsche Domkerk en later ook directeur van bovengenoemde mu- Dr. Joh. Wagenaar. (Foto Pax Holland) ziekschool. Hij was een fameus organist; ik ben wel eens met hem op het orgel in de Domkerk geweest en heb daar zijn kwaliteiten als zoodanig leer en kennen. Maar zijn onuitputtelijken humor leerde ik kennen op de avondbijeenkomsten van den Muz. Kring. Die had mijn ook reeds overleden vriend J. D. C. van Dokkum tot voorzitter. Maar Wagenaar, de „muzikale leider", was de ziel van die. uit musici en muziekliefhebbers bestaande vereeniging. Hoe die Kring eigenlijk ontstaan was, weet ik niet precies meer; dat was ook vóór mijn tijd. Maar hij was voortgekomen uit de z.g. „Shellfish-Club". In deze club vierden boert, scherts en parodie hoogtij. Wa genaar schreef er koddige gedichten voor en ook muziekstukken. En eens gaven ze een eerste open bare uitvoering, bij „Smit in de Baan", en bij die gelegenheid voerde Wagenaar een koorwerk van hem uit met hemzelf aan den vleugel en een „direc teur mécanique" als quasi-dirigent. Dit was een van zijn kluchtige bedenksels: een samenstel van lat ten, in den vorm van een bewegelijken handwijzer had hij met koorden aan een trapwerk onder den vleugel verbonden, zoodat hij de inzetten zichtbaar kon aangeven. „De meeste koordirigenten doen toch niet meer dan dat" was zijn motief voor die geniale constructie. Ik bezit nog een afbeelding er van in een door het Utrechtsch archief uitgegeven boekje. In dien Muz. Kring is ook een deel van de Can tate „De Schipbreuk" ontstaan, het koorwerk, aan welks kostelijke humor wij ons ook hier, dank zij die activiteit van Haarlem's Gem. Koor en zijn dirigent Jan Booda, meer dan eens hebben kunnen laven. De solo-partijen in dat werk waren speciaal voor enkele medeleden van den Kring, als bv. wijlen Cath. v. Rennes bestemd. Daar ontstond ook. als gevolg van een losweg gedane vraag, de „Zweedsche-Lu- cifersmarsch" voor mannenkoor (tekst: het etiket van een lucifersdoosje). De Kring voerde ook de „Ode aan de Vriendschap" uit en later Wagenaar's eerste muziekdrama, de Doge van Venetië, quasi- ernstige Opera in 3 bedrijven. Dat „quasi-ernstige" zegt eigenlijk alles. Want onder allen humor, alle boert, alle parodie, alle snaaksche invallen school de begaafde, in het vak doorkneede musicus, die het met zijn kunst ernstig nam; die eiken vorm be- heerschte en ook toepaste, die ingewikkelde con- trapuntiek en Italiaanschen opera-stijl met elkaar in afwisseling aanwendde, zoodat de onvoorbe reide hoorder soms niet meer wist waar hij aan toe was, maar zoodat de vakman slechts bewonde ring kon gevoelen voor zulk een meesterschap en de leek voor de welluidende en zoo drastisch schilde rende muziek. Daarbij kwam dan nog de prachtise orkestratie. We hebben die hier in „Cyrano", „Elverhöi" en naar ik meen. ook in het Symphonisch Gedicht „Saul en David" leeren kennen. Over laatstgenoemd werk sprak ik destijds lofprijzend tot Busoni te Ber lijn, die voor zijn „Orchesterabende" steeds op zoek was naar nieuwe en zelden opgevoerde werken. En bij het eerstvolgende verblijf van Busoni te Amster dam ging Wagenaar met de partituur naar Busoni's hotel; Busoni zette het manuscript op den vleugel en speelde met den componist vierhandig het ge- heele stuk op het eerste gezicht door, waarop hij, zeer voldaan. Wagenaar uitnoodigde het te Berlijn te komen dirigeeren, hetgeen ook gebeurd is. Op „De Doge van Venetië" volgde vele jaren later nog een werk van hetzelfde genre: „De Cid". Dit is in zijn muzikale structuur nos aanmerkelijk fijner, maar, misschien juist daardoor, bleek het minder vat op het doorsnee-publiek te hebben. Het is me niet mogelijk, op dit oogenblik een volledige lijst van Wagenaar's werken te vermel den. Magr ik vond wel reden voor eenige persoon lijke herinneringen en voor vermelding van een cn ander, dat ook te Haarlem is uitgevoerd. De koste lijke „Dadelpracht"-Dialogen en „Jupiter amans" zou ik nog in dat verband kunnen noemen. Later is Wagenaar tot directeur van het Kon. Conservatorium benoemd en ook tot ridder in de Orde v. d. Ned. Leeuw. Zijn groote verdiensten hebben dus ook in regeeringskringen erkenning ge vonden. De Utrechtsche Universiteit eerde hem met het doctoraat honoris causa in de faculteit der Let teren en Wijsbegeerte, een onderscheiding, die be halve hem, alleen aan zijn oud-leerling Van Anrooy (door de Groninger Universiteit) ten deel viel. De stijl van Wagenaar's werk is een tijdlang zeer beïnvloed geweest door Berlioz en Rich. Strauss. De Cyrano-Ouverture toont daarvan duidelijke be wijzen. Zijn grootste oorspronkelijkheid zat in zijn humoristische werken. Daarin is hij ongeëvenaard en onnavolgbaar. Hij beheerschte het „vak", de compositietechniek, als weinigen. Zijn oud-leerlingen waarvan ik slechts Van Anrooy en Willem Pijper wil noemen hebben den grootsten eerbied voor hun leermeester bewaard. Hoe gezien Wage naar was, bleek bij de viering van zijn 70sten ge boortedag, toen dichte drommen musici en vrien den hem in Den Haag kwamen gelukwenschen. Een groote persoonlijkheid is van ons weggeno men, een werkzaam leven, dat zelfs in zijn laatste jaren nog onverzwakte geestkracht toonde, is be ëindigd. Een eeresaluut zij hier aan zijn nagedach tenis gebracht. K. DE JONG. Haarlemsche Orkest-Vereeniging. Tweede Zomerconcert. Met een schokkende tijding begon de avond: de voorzitter der H.O.V. deelde mee, dat Johan Wa genaar overleden v/as. Het bericht kwam volkomen onverwacht. Er was alle reden tot een spon tane herdenking. Het orkest deed het door het spelen van „Asses Tod" uit Grieg's „Peer Gynt"-muziek. De Marcia funèbre uit Beet hoven's „Eroïca" ware nog passender geweest om de nagedachtenis van Wagenaar's groote persoon lijkheid te eeren, maar ook Grieg's muziek maakte indruk. Alle aanwezigen rezen eerbiedig op en het bleef enkele oogenblikkcn doodstil in deze zaal waar zoo vaak de kleurrijke, stuwkrachlige „Cvra- no -Ouverture geklonken had. Met Tartini's „Sinfonia pastorale" keerden we plots in het volle leven terug. Niet dat deze mu ziek van onzen tijd is: ze is oud cn heeft de ken merken van haar eigen periode. Maar ze is vol le vendigheid in de zes-achtste-beweging der beide Allegro's, vol zoetvloeiende Italiaansche melodiek in het Adagio cantabile en de eerste viool van het concerteerende trio heeft er een prachtige en dank bare solo-partij in. Het pastorale karakter resulteert wel voornamelijk uit de veelal cp D liggende bas. In de vertolking trof allereerst het voortreffelijke spel van den concertmeester Gijs Beths en de heer lijke klank der door hem bespeelde Maggini-viool. De andere twee leden van liet „concertino": de violist L. de Graaff en de cellist E. Biele hadden een meer bescheiden taak, maar ook hun spel was te prijzen en Adam leidde het geheel levendig en doelbewust. De toonsoort D gr. t. bleef ook in het volgende nummer overheerschend. Dit was een door Eduard Biele bewerkt Cello-concert van Leonardo Leo. waarin Biele zelf de solopartij speelde. De bewer ker heeft door toevoeging van verschillende blaas instrumenten het oude karakter gewijzigd. Maar de toevoegingen heeft hij met veel goeden smaak aan gebracht: de fluit, de hoorn en vooral de hobo zijn er bedacht met partijen, die het coloriet verfraaien: wat zou men daar tegen kunnen hebben? En hij zelf speelde de solopartij van het frissche werk zóó zuiver, dat we hem in zijn nieuwe functie als solo cellist der H.O.V. als een aanwinst voor ons orkest kunnen begroeten. Na de pauze de Vierde Symphonic van Tschai- kowsky. Over dit ongelijkwaardige werk hebben we vroeger al wel eens geschreven. Sterk drama tische en heftig gepassionneerde momenten wisselen er met warm gevoelde cantilenes, maar ook met kermisachtige banaliteiten en met explosies van half-Aziatische ruwheid en met geestige scherts. Een enkel motief hier „noodlotsmotief' genoemd - werkt evenals in zijn Vijfde als cyclische bin ding. Doch deze binding blijft o.i. meer zuiver mu zikaal dan dat we haar als een logische innerlijke ontwikkeling en afronding gevoelen. De orkestratie is natuurlijk geniaal. In het eerste hoofddeel kwamen wat oneffenhe den voor; overigens presteerde het orkest onder Adam's bezielende leiding in al zijn gelederen veel goeds; het pizzicato in het Scherzo verwierf zelfs zóóveel bewondering, dat het bijna tot een „open doekje" kwam. K. DE JONG. Oscar Mendlik zeventig jaar Waar Oscar Mendlik's vrienden aanstaanden Maandag zijn zeventigsten verjaardag zullen vie ren met woorden en daden van hartelijkheid, zul len die niet alleen op den uitnemenden kunstenaar, doch ook op den goeden mensch betrekking hebben. Want deze, reeds lang Nederlander geworden Hon gaar, heeft zich in ons land niet alleen bewonderaars van zijn kunst, doch ook tallooze goede vrienden verworven. Wat niet in het minst te verwonderen is, want reeds zijn verschijning neemt voor hem in en reeds de eerste woorden van een gesprek met hem dooden iedere mogelijke terughouding, door de zeer aparte modulatie, waarmee hij onze lands taal heeft leeren spreken. Daarbij kunnen zijn donkere oogen gaan twinkelen onder den nog im mer peper-en-zoutkleurigen haardos en de handen in lichte, immer elegante beweging komen, en dan is cr maar één artist dien ik in mijn leven ont moet heb. aan wien Mendlik my doet denken: James McNeil Whistler. Whistler was iets kleiner van postuur en Mendlik mist de beroemde geverfde haarlok, die als een vraagteeken uit het peper-en- zout te voorschijn sprong en over zijn voorhoofd viel, maar overigens is er veel overeenkomst. Beiden hebben in houding en gebaar die zekere wereldsch- heid urbaniteit is juister, maar dat is weer zoo'n vreemd woord en vermoedelijk die even vlugge OSCAR MENDLIK, D. Hartmg geprikkeldheid over kleinigheden. als de even vlugge bereidheid ze met een kwinkslag weg te werken en beiden, en dat is per slot het voornaam ste, die gelukkige vitaliteit die voor den buiten staander den leeftijd tot puzzle herleidt. Is het wel- zoo leuk, o meester uit den Aerdenhout, dat nu ieder uwer buren weet dat ge zeventig waart! Terwijl ge nog pas kort geleden een doek van meer dan twee meter breedte afleverde dat nu in 's-Gravenhage van de onfeilbaarheid van uw hand getuigenis aflegt! Maar het is-waar, ge zijt te veel wijsgeer om u daarover bezorgd te maken en te gezond om niet de nog vele arbeidsjaren te aanvaarden die uwe vrienden u Maandag toe wen schen. Dat groote doek, dat thans in Den Haag op de Witte Sociëteit hangt, is mij bijgebleven, als een machtige evocatie der Atlantische natuur, als beeld eener prachtige oneindigheid, eener eeuwige be- wogendheid zooals men zich de zee uit het Schep pingsverhaal droomde. Romantisch van kleuren- opbouw en belichting, in groenen en paarsen en lichtende golfkuiven, in dreiging die opkomt over de woelende weelde der kleur. In dat groote doek heb ik iets van de weerspiegeling van uw leven en uw kunst meenen te zien. Van uw verschijning als mensch onder de menschen gaf Harting een uit nemend beeld toen hij u teekende en hij bleek het markante zoowel als het beminnelijke daarin te verstaan en te eeren. Moge nog lange tijd van gelukkigen arbeid voor Mendlik zijn weggelegd. En zijn kunst de waardee ring blijven vinden, die ze verdient. J. H. DE BOIS. JONGEN VERDRONKEN MAASSLUIS, 17 Juni. Vanmiddag is het 6- jarise zoontje van de familie J. C. Quak te water geraakt. Het ongeval vond plaats in de onmiddel lijke nabijheid van het wachtschip van de Duitsche Kriegsmarine en terstond doken er enkele Duitsche matrozen in de buitenhaven. Na zes minuten slaag de men er in het ventje boven water te halen. Een dokter van genoemd wachtschip, benevens dr. Mahler en een lid van de E.H.B.O. trachtten ge- ruimen tijd de levensgeesten op te wekken. Deze pogingen mochten niet meer baten, de levensgees ten bleken geweken. (A.N.P.) Uit een rijwielzaak aan de Prinsengracht te Amsterdam hebben dieven 335 fietsbanden gestolen. Te Zwolle is een man gearresteerd die een aantal vaten boter uit het abattoir aldaar heeft ge stolen. Vanwege deze zaak zijn verder nog 10 andere personen in arrest gesteld. Makelaar Administratie van Vaste Goederen KENAUSTRAAT 5 b - Telef. 17130 (Adv. Ingez. Med.) WOENSDAG 18 JUNI. Stadsschouwburg: Elly Beinhorn—Rosemeyer spreekt voor de Ned. Duitsche Kuituurgemeenschap „Werkgemeenschap Haarlem". 7.30 uur. Palace: „De glazen kogel", 2, 6.30 en 8.45 uur. Rembrandt Theater: „Droommuziek", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Luxor Theater: „Contrasten", 2.30. 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Theater: „Yvette", 2.30. 6.30 en 8.45 uur. Alg. Ned. Verbond: Tentoonstelling folklore en heemkunde van Nederland in „De Hoofdwacht", Groote Markt 17. van 2.30—5 en van 7—9 uur. DONDERDAG 19 JUNI. Stadsschouwburg: „Toontje heeft een paard ge- teekend" door het Res. Tooneel, 7.30 uur. Bennebroek: Raadsvergadering ten Stad- huize te 8 uur. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds. Alg. Ned. Verbond: Tentoonstelling folklore en heemkunde van Nederland in „De Hoofdwacht" Groote Markt 17. van 2.30—5 en van 7—9 uur. Nachtdienst Apotheken. De volgende apotheken te Haarlem zyn van des avonds acht tot des morgens acht uur (ook op Zondag) geopend: 26BTelh lÏ290*art~aPOtheek' Bosch en Vaartstraat H. Remmers en Zoon. Kruisstraat 6, Tel. 10354. o3Noorder Apotheek, Jan Gijzenkade 181. TeL Te Heemstede is geopend: ^Heemsteedsche Apotheek, Binnenweg 98, Tel»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5