ZOMER-METAMORFOZE. Foto Persoonsbewijs. BON ERA-GOUDA LANGS DE STRAAT. EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM ONE HOUR 0 CLEANING SERVICE Schrikbeeld. TOBIAS ZATEHD A G 28 J U N I 1941 HAARLEM'S DAGBLAD 3 Vruchten, Groenten en Visch als broodbelegsels. Het Voorlichtingsbureau van den Voedingsraad deelt mede: De broodbelegsels zijn er niet alleen om de boterham smakelijk te maken, zij dienen ook om de voedzaamheid te verhoogen. Nu de gebruikelijke belegsels en smeersels, zooals kaas, vleesch, boter en jam in beperkte mate te verkrijgen zijn, is het moei lijker dan anders de boterhammen zoo te beleggen, dat zij smakelijk zijn en voldoende voedingswaarde be zitten. Men kan trachten toch met het gerantsoe neerde uit te komen door de verschillende beleg sels een oogenschijnlijke vermeerdering te laten dergaan. Eenige voorbeelden hiervan zijn: gewelde boter, geraspte kaas, gesneden boterhamvleesch in een sausje e.d. Het bezwaar hiervan is, dat wel het vo lume, maar niet de voedingswaarde vermeerderd wordt. Er zijn echter ook andere beiegsels, die in begin vreemd lijken, maar die zeer smakelijk en voedzaam zijn. Zij hebben tevens het voordeel, dat zij zonder boter op de boterham gesmeerd kun nen worden. Te noemen zijn mengsels als: boonen-puree, met tomatenpuree, peper en zout; boonen-puree met ge hakte of geraspte uien, al of niet in een weinig boter gaar gemaakt; kwark (wrongel) met fijngesneden garnalen, peterselie en zout. kwark (wrongel) met verschillende fijngesneden groenten, versche kruiden: (peterselie, kervel, selderij, tomaat, radijs, ramenas) en zout; kwark (wrongel) met jam, stroop of vruchten moes. Zoekt men naar belegsels, die nog te krijgen zijn, dan heeft men uitstekende voedingsmiddelen in visch, garnalen en groenten. Visch en garnalen staan in voedingswaarde gelijk met vleesch en kunnen het boterhamvleesch zeer goed vervangen. Zoo kan men in plaats van ham, rookworst en rookvleesch, ge kookte of gezouten visch nemen. Voor een warm belegsel leent zich bij uitstek visch- of garnalen ragout, met een sausje van melk of visch- water, dat met bloem gebonden is. De verschillende In stukjes gesneden of geraspte groenten vormen een uitstekend belegsel; zij be vatten weliswaar niet de voedingswaarde van vleesch maar zij bevatten vitaminen die het weerstandsver mogen helpen vergrooten. Deze groentenbelegsels moeten niet te lang van te voren klaar gemaakt wor den; men doet het beste ze aan tafel te snijden of te raspen. De meeste van deze beleggingen smaken heel goed met een weinig boter. Als zoet belegsel kunnen ook de versche vruchten dienst doen. Zij bevatten meer vitaminen en vragen ir.inder suiker dan jam. Algemeen bekende groenten- en vruchtenbelegsels zijn: geraspte wortel, aardbeien of plakjes tomaat, komkommer ramenas en radijs. Men denkt echter te weinig aan frambozen, bramen, tuinkers, geraspte knolraap, appel en peer. De groenten of vruchten moeten zorgvuldig gewas- schen worden en aan tafel gesneden of geraspt. De smaak wordt nog verbeterd door toevoeging van sui ker, zout of'een sausje van wat karnemelk met ge raspte ui, zout, azijn of citroensap en afwisselend wat mosterd, aroma, soja of ander smaak en kleur ver anderend product. TH. KOLDERIE. Bloembollencultuur verneemt, dat de heer Th. Kolderie, verbonden aan den Bond van Bloem bollenhandelaren, dezer dagen het feit herdenkt dat het 25 jaar geleden is dat hij bij den Bond in functie trad. Daar het begrijpelijk is dat men aan dit jubileum in de kringen van het vak gaarne aandacht zal willen schenken, deelen wij mede dat op Maandag 30 Juni, 's nam. van 35 uur bij Rest. Brinkmann, een receptie zal worden gehouden om den jubilaris te complimenteeren. CENTRALE KEUKEN HAARLEM-HEEMSTEDE. Het menu van 2 t.m. 8 Juli luidt: 2 Juli, Woensdag: purée met andijvie. 3 Juli, Donderdag- stamppot bloemkool. 4 Juli, Vrijdag: peulvruchtcnsoep. 5 Juli, Zaterdag: stamppot wortelen. 7 Juli, Maandag: purée met spinazie. 8 Juli, Dinsdag: groentesoep. Consultatiebureau voor Alcoholisme We ontvingen het jaarverslag over 1940 van de Vereeniging tot Instandhouding van het Medisch- Maatschappelijk Consultatie-Bureau voor Alcoholis me voor Haarlem en Omstreken, waaraan we het vol gende ontleenen: 1-Iet is begrijpelijk, dat de gebeurtenissen, die in 1940 plaats vonden ook op den arbeid van het Bureau hun invloed hebben doen gelden. Toch heeft het werk regelmatig voortgang kunnen vinden. De financieelc toestand van het Bureau is niet rooskleurig. Het aantal contribuanten daalde weer door bedanken en overlijden. Het subsidie der ge meente Haarlem bleef gehandhaafd op f 450; dat van het Departement van Justitie op f 300. Ook van het Bureau van Maatschappelijk Hulpbetoon werd weer dc gebruikelijke vergoeding van f 525 ontvangen. De uitkeering uit de opbrengst van de Reclasseerings- collecte bedroeg in 1939 f 225; in 1940 was dat slechts f 100. Toch is het dank zij een strikt doorgevoerde zuinigheid mogen gelukken de rekening over 1940 sluitend te maken. Voor 1941 zijn de vooruitzichten echter weinig hoopgevend: we vertrouwen echter, dat particulieren en overheid het zoo belangriike werk van het Consultatie-Bureau ook in de toekomst mo gelijk zullen blijven maken. Het adres van den penningmeester is: R. Steensma, Garenkokerskade 62, Haarlem. In 1940 werd wederom eiken Dinsdag zitting gehou den, in totaal 53 zittingen. In totaal werden in 1940 gebracht 2484 bezoeken. Van de 30 personen, die door ons werden opgeroe pen, waren er 26 die een bekeuring voor openbare dronkenschap hadden gehad. De meesten blijven maar korten tijd in behandeling, doch bij latere controle blijkt wel. dat zij de raadgevingen, die zij op het Bureau gekregen hebben, wel ter harte hebben geno men. Einde 1940 waren nog in behandeling 78 personen. De afvoering geschiedde in de eerste plaats omdat dc menschen aan het werk kwamen, meestal in de werkverschaffing of weer handel gingen drijven Ook werden er echter afgevoerd, omdat zij dermate ver beterd waren, dat zij weer op eigen beenen konden staan. De uit te keeren steunbedragen werden steeds door den ambtenaar van het Bureau den heer Van der Leer bij de vrouw, in het kosthuis of het logement thuis bezorgd. In totaal werd door ons uitgekeerd een be drag van f 27.993.79. Begin 1940 stonden 18 personen met een voorwaar delijke straf onder ons toezicht, in den loop van het jaar kwamen er 6 bij. totaal 24. Afgevoerd werden er vier, van drie verliep de proeftijd zeer goed, terwijl van één persoon het vonnis moest worden omgezet, omdat hij zich opnieuw aan eerr strafbaar feit had Schuldig gemaakt. Aan dc Juslitieele autoriteiten werd negen maal een voorlichtingsrapport uitgebracht niet altijd kon dat gunstig luiden; de beslissingen, door de rechterlijke autoriteiten genomen waren gewoonMik in overeen stemming met de door ons uitgebrachte adviezen. Aan den Reclasseerïngsraad werd ook verscheidene malen een rapport uitgebracht in verband met de «ventueele voorwaardelijke invrïjheidsstelling. Tn totaal werd in 1940 aan voorschot verstrekt een bedrag van f 643.09. De terugbetalingen geschieden meestal met bedragen van f 0.50 tot f 1 oer week: natuurlijk wordt ook wel eens een voorschot verstrekt, waarbij vooruit wel ge zien kan worden, dat terugbetaling niet goed moge lijk zal zijn. Over het algemeen hebben we over de terugbetalin gen der verstrekte voorschotten geen klagen, zoo kwam van het nadeelig saldo van 1939 groot f 67.65 in 1940 nog f 42.15 binnen Lettende op de tijdsomstandigheden mogen we over resultaten wel tevreden zijn. We ziin er dan ook van overHiigd dat het ons ge lukt is. ook in 1040 tal van menschen in het rechte spoor Ir hebben gehouden die anders hoogst waar schijnlijk waren afgedwaald wat niet alleen van be lang is voor henzelf, doch ook voor hun gezin en Biet minder voor de gemeenschap. door P. v. d. HEM. n DE POST - My M HEI TVANjJSRHefA Zelf kieken, zich laten kieken Is een amusante sport, Die, weet 'k zonder statistieken, 's Zomers druk beoefend wordt. En daarbij is ieder happig Dat men er naar wensch op staat, Stoer of mooi of lief of grappig Is 't gezochte resultaat. Vrienden, voor persoonsbewijzen Geldt nauwkeuriger critiek, Hoezeer gij uw bee'.d moogt prijzen, Hier passeert geen rarekiek. Niet slechts moet uw foto lijken, Maar zij zij precies in vorm, Zij moet zuiver passend blijken Naar den streng gestelden norm. Hebt gij naar de juiste maten Niet een foto in bezit, Dan kunt gij als Brugman pralen, Maar dat helpt geen sikkepit. Laat u nog een keertje nemen. Fotografen weten wel Zeer precies van de problemen En zij. kieken u model. 't Is een lichte operatie, Dat geldt tijd zoowel als prijs, En gij mijdt daarmee stagnatie Straks voor uw persoonsbewijs Pepermunt van Bonera Bonera peper munt is in keu rig verpakte "en overal verkrijgbaar 10 en 5 cent per rol. Vraagt Uw winkelier. Gouwe 218 (Adv. Ingez. Med.) EEN DIERENVRIEND. De groentehandelaar van de buurt was" in de straat Hij had werkelijk een aanlokkelijken wa gen en de huisvrouwen stonden met elkaar en met den groenteman de dagelijksche groenteleve ranties te bespreken: de soorten en de qualiteit van de groente, de prijzen en de moeilijkheden die zich tegenwoordig voor de huisvrouwen bij de levensmiddelenvoorziening van haar gezinnen voordoen. Een kleine jongen had al eenigen tijd de groep met belangstelling gadegeslagen en vooral den inhoud van den wagen nauwkeurig geïnspecteerd. In het bijzonder trokken de mooie bossen wortelen zijn aandacht. Herhaaldelijk had hij er met belang stelling naar gekeken, dan trok hij eindelijk de stoute schoenen aan en wendde zich tot den exploi tant van den rijdenden groentewinkel. „Meneer", zei hij. „Hoort u eens: ik heb een ko nijn. En nou wou ik u vragen: „zou ik daar een naar wortelen van u voor kunnen krijgen?" „Nou", antwoordde de groenteman, „een paar wortelen, die verkoop ik eigenlijk niet. Ik verkoop ze altijd per bos." „O", zei de jongen, merkbaar teleurgesteld. „Ja, ziet u: een bos. dat hoeft eigenlijk niet. Ik wou er maar een paar hebben. Ik heb ook geld!" voegde hii er bij. ..Hoeveel geld heb ie dan*"' vroeg de man. „Ik zal eens even tellen!" zei het ventje, weer wat meer hoopvol gestemd. Hii haalde een kleine oortemonnaie uit zijn zak en legde die op zijn hand. „Zeven centen", was de totaalsom, waartoe hij kwam. „Zou ik daar een halven bos voor kunnen kriipen?" „Ja", zei de koopman, „een halve bos, dat zou dan misschien wel gaan." De oogen van den jongen begonnen te stralen v=n "reugde. „Geeft u mij dan alstublieft een balven bos?" vroeg hij blii en hij stak den groenteman de zeven centen toe. Dez.e bedacht zich even. Misschien had hij zelf thuis kinderen en wellicht hadden die ook een konijn. .Weet je wat", zei hij toen. „geef mij die zeven centen, dan krijg ie van mij een heelen bos!" „O!" riep de kleine konijnenhouder uit. „Wat fiin is dat" En wat zal m'n konijn nu blij zijn. Ik dank u wel!" De groenteman zocht een mooien bos uit, gaf hem dien en aanvaardde de koopsom. De jongen klemde den bos wortelen onder zijn arm en wilde weghollen. Daar viel zijn oog op een klein, onoogelijk wor teltje. dat onder den wagen in het stof van de straat lag. Hii keek er even naar. Toen bukte hij zich, raap te het worteltje op, blies er wat stof af en at het op. Hij hield blijkbaar zelf ook wel van rauwe wor telen. Maar die mooie, grootc, van den bos, die waren voor zijn konijn! De menschelijke waardigheid. In ieder jeugdig, levenskrachtig organisme schuilt de drang om grooter te worden en om een hooger peil te bereiken: één enkele bevruchte eicel gaat zich deelen, waardoor steeds meer nieuwe cellen gevormd worden, millioenen. milliarden, billioe- nen. Maar daar blijTt het niet bij: er vormen zich verschillende soorten cellen, waarmee gepaard gaat een toenemende arbeidsverdeeling; tenslotte vor men zich talrijke zeer uiteenloopende organen die elk een eigen taak vervullen binnen het geheel. In den loop van zijn ontwikkeling wordt daardoor net levende geheele veel samengestelde, gedifferen tieerder en in staat tot steeds meer en verfijnder verrichtingen, tot steeds beter aanpassing aan zeer uiteenloopende eischen: het bereikt daardoor een hooger peil van ontwikkeling. En let nu op den rijkdom van de taal: het woord ont-wikkeling duidt reeds aan dat dit latere, deze ontwikkelingsmogelijkheid, blijkbaar al gegeven was in de kiem: alleen was die mogelijkheid, dat vermogen, die dispositie toen nog sluimerend, latent, nog in-gewikkeld, waardoor men er nog niets van merken kon; die moest eerst nog ont-wikkeld wor den van de wikkels die de ontplooiing nog tegen hielden. Reeds Aristoteles legde den nadruk op deze entelechïe: zijn eigen bestemming, zijn eigen vol-making in zich dragen, zijn eigen doel. Dat wil zeggen dat een levende kiem. een levend zaadje veel meer is dan zooveel milligram loutere stof: de heele toekomstige ontwikkeling ligt er reeds in opgesloten De waardigheid van den mensch ligt niet alleen in wat hij is op één gegeven moment maar in alles wat er uit hem te voorschijn kan komen, alles wat er uit hem kan opbloeien, alles wat uit hem kan voortkomen. Rekent men dan nog met het feit dat ieder af zonderlijk wezen als individu slechts een schakel is in de eindelooze keten van het voorgeslacht tot het verre nageslacht, dan begrijpen we dat de waar digheid van één menschelijk individu niet alleen ligt in zijn bestaansvorm en verschijningsvorm van het oogenblik. maar in zijn beteekenis voor het heele menschengeslacht. in zijn waarlijk mensch- zijn. Alleen reeds biologisch beschouwd ontleent ieder individu zijn waardigheid aan het eindelooze leven, waarvan hij een tusschenschakel vormt. Dat de geestelijke invloed van een mensch verre kan uitreiken boven de korte episode van ziin indivi- dueele leven, van zijn aardsche bestaan, blijkt alleen reeds hieruit dat zijn beteekenis met zijn dood niet tot nul is teruggebracht: hij is een eeuwigheids wezen, wiens waardigheid samenhangt met blij vende waarden, met eeuwigheids waarden. Waar wij nu het meeste onder den indruk komen van eeuwigheidswaarden bij het beschouwen van den hemel, van het Heelal, daar is het begrijpelijk dat reeds de primitiefste volken de onsterfelijke waarde van den mensch daarmee in verband ge dacht hebben. De orde en regelmaat van den ster renhemel, blijkbaar gebonden aan eeuwige wetten, heeft den menschen reeds vroeg vervuld met hei lig ontzag; men zag daarin de werkzaamheid, de hand van hooger macht. Met de toenemende kennis is dit ontzag eerst aan merkelijk verminderd, omdat men er vertrouwd mede raakte: men leerde de wetten kennen die de beweging van planeten en andere hemellichamen bepalen en leerde daardoor allerlei verschijnselen te voorspellen; dit gaf een gevoel van macht: het was alsof men de wetten hunner beweging kennende als het ware aan de sterren haar baan. haar doel kon voorschrijven. Maar beperkte kennis moge tot zelfoverschatting leiden verdiepte kennis brengt den mensch weer tot bescheidenheid. In het begin van onze eeuw wist men dat het licht der vaste sterren verscheidene, zelfs vele jaren noodig had om tot ons te komen. Zoo bepaalde men den afstand der ster ren in lichtjaren: deze ster had vijf jaren noodig om haar licht tot ons te doen doordringen, gene tien jaren, honderd jaren en meer. Dat waren al geweldige afstanden, want het licht legt 300.000 KM af in een seconde en één lichtjaar beteekent dus een afstand van 60 x 60 x 24 x 300.000 KM. Maar tegenwoordig rekent men met afstanden van mil lioenen lichtjaren: het bekende Heel-al (dwz de Wereld in zijn alomvattend geheel) is dus alleen al m die laatste veertig jaar trillioenen malen grooter gebleken dan men zich eerst gedacht had Hoe meer kennis en wetenschap zich verdiepen hoe sterker de afzonderlijke mensch zijn betrekke lijke kleinheid gaat beseffen ten opzichte van tijd en ruimte, van eeuwigheid en heelal. Wanneer ik zeg: die ster stond gisteren daar, dan zou ik feitelijk moeten zeggen: voor zooveel millioen jaren want «ft lidit dat nu in mijn oog valt en daar werkzaam blijkt, is voor zooveel millioen jaren reeds afge zonden en heeft al dien tijd met de geweldige snelheid van het licht de wereldruimte doorkruist en niet alleen toevallig maar in de richting van mijn oog, maar naar alle richtingen: dat licht was alom tegenwoordig of ik het opmerkte of niet. Wie niet verder kijkt dan zijn neus king is, vindt het gek wanneer hij uitspraken hoort als „duizend jaren zijn als één dag", wanneer hij ter men hoort als onsterfelijkheid, alomtegenwoordig heid en vele meer. De denkers en wijzen uit de grijze oudheid waren nog veel meer vertrouwd met een cosmisch besef: zij zagen den mensch niet als een volkomen onaf hankelijke centrale figuur, waar de heele wereld omheendraaide; integendeel: zij beseften dat de mensch een deel uitmaakte van een geweldige, al omvattende wereldorde, van den macro-cosmos; anderzijds zagen zij in den mensch een afspiegeling van diezelfde ordenende machten en krachten, een micro-cosmos. Dit wijze en diepzinnige inzicht ver vulde hen met heiligen eerbied voor de majesteit van het onzienlijke en onkenbare. Naderhand beschouwde de mensch zichzelf wel als middelpunt en kernpunt van het heelal. Kramp achtig verzette hij zich tegen de erkenning dat het heelal niet om ons, om onze aarde draaide: krampachtig verzette hij zich tegen de erkenning dat de mensch niet een schepsel was van volslagen andere makelij dan andere levende wezen, dieren en planten; krampachtig verzette hij zich tegen de erkenning dat zelfs zijn bewuste ik geen volmaakt centrale en dor neerende positie innam in zijn geheele wezen, maar dat hij grootendéels voort bewogen werd door onbewuste krachten en stroo mingen. Krampachtig verzette hij zich tegen de erkenning dat geen enkel punt vast. onbewegelijk en onveranderlijk is, maar dat alles relatief is. betrekkelijk ten opzichte van al het andere. De namen Galileï. Copernicus, Darwin, Freud her inneren ons direct aan den strijd, die om deze figuren gestreden werd. Wanneer wij spreken over de „waardigheid van den mensch", dan beseft iedereen hoe weinig hij zich ook verdiept heeft in dit probleem dat er méér op het spel staat dan de waarde van Jan tje of Pietje als arbeidskracht, als clubgenoot, als echtgenoot op dit eene oogenblik op deze eene plaats. Instinctief beseft iedereen dat veeleer al datgene wat als mogelijkheid in hem sluimert de inzet is en dan weet iedereen dat geen enkel ander levend wezen zooveel mogelijkheden heeft, dat de mensch door zijn vermogen tot redelijk denken en bewust willen, door. zijn intuïtie en door zijn ver mogen om groote samenhangen te kunnen beseffen of schouwen tot meer in staat is dan het dier dat de van den eenen dag in den anderen dag levende mensch niet waarlijk „mensch" is, omdat hij de kostelijkste van zijn gaven ongebruikt laat liggen of verspeelt, dat hij zij4 „waardigheid" daarmee naar beneden haalt. De mensch heeft een hoogere „bestemming", hij draagt ;n zich de mo gelijkheden tot grooter volmaaktheid, wat echter ook zekere verplichtingen aan hem oplegt. Evenzeer als adeldom verplicht, verplicht de „menschelijke waardigheid" het individu ertoe de hem geschon ken gaven goed te besteden, zichzelf niet neer te halen, te verslingeren of te vergooien. DR. J. M. ROMBOUTS. Oom Pieler, die moest tiaar een feest Maar - n rok zag er uit als een beest Toen kicatn Cleaning 'm halen En hij werd zonder falen i\og mooier dan ie ooit was geweest. Chemisch reinigen en persen Cosluum I. 2.97 DemI. 2.56 Regenjas f. 2.56 Japon vanaf f. 2.05 lAdv Ingez. Med.) Boonen.... De zon straalde aan den effen blauwen hemel; zij straalde met een felheid die men slechts op Augus tusdagen aantreft. Zij wierp zich op het gras, dat langzamerhand bruine tinten aan begon te nemen onder haar verzengende hitte; zij wierp zich op het asfalt, dat kleffe indrukken van loom neergezette voetzolen liet zien. Zij slingerde zich op het water van de vaarten, dat zich niet bewoog, alleen maar een beetje verdampte en heel erg stonk; zij luchtte haar oververhit gemoed op daken van huizen, die haar niet konden weerstaan en blakend de warmte tot in de onderste verdieping lieten doordringen. En zij kwelde de menschen die alles wat zij van hun kleeding konden missen afgelegd hadden enver langden naar diepe witte sneeuw, parelend blank afstekend tegen donkere kale boomstammen en rnode muren. Zij vergat mij niet, terwijl ik over de wegen dwaalde; zij maakte dat ik nog slechts slapjes kon voortsukkelen met knikkende knieën en aan mijn lichaam klevende kleeren, die ik af en toe ergens lostrok wanneer zij zoo vast aan mijn lichaam plakten dat ze er niet vanzelf af kwamen. Zij maakte mij tot een beklagenswaardige figuur ter wijl ik mijn sloffende schreden richtte naar een menigte menscsen, die ik in de verte zag en die ergens om heen geschaard scheen te zijn. Zelfs uiterlijk beklagenswaardige figuren brengen het soms nog heel ver; ik bracht het weliswaar slechts tot de menigte menschen, maar verder wilde ik ook niet en dus was ik tevreden. Ik wrong mij tusschen een paar lieden door en bekeek het stukje wereld waar zij omheen stonden; het bleek gras te zijn. zooals alle gras bruinig geschroeid, maar des ondanks met eenige ervaring te herkennen. Toen werd mijn blik onweerstaanbaar getrokken naar het vreeselijk schouwspel dat er zich op af speelde: een troep luchtig gekleede figuren, die in plaats van zich kalm te houden, met de grootst mogelijke snelheid rondrende. Zij zagen er verbeten uit, met hun stroomende en glanzende gezichten, mest hun vochtige donker plakkende shirts hollend achter den lichtbruinen voetbal, die, voor hitte im muun het doel van al hun rennen was. Zij bleven met de grootst mogelijke snelheid rennen, maar die mogelijkheid nam steeds af en iedereen werd loomer. loomer, alsmaar loomer. Zij zogen op ci troenen, die hen van den kant werden aangereikt, maar het waren warme citroenen, die tegen dorst niet schenen te baten. Zij dronken glazen water, maar het water was lauw en akelig. Zij droogden zich af met handdoeken, maar de handdoeken waren dadelijk drijfnat en zij zelf na een minuut ook weer. Zij wreven met de tongen over de lippen om die te bevochtigen, maar de tongen hadden niet veel meer af te staan. Er omheen stonden die menschen te kijken. Zij stonden met moeite en zakten bijna in elkaar en konden geen kik meer geven, niet meer juichen, niet meer aanmoedigen, niet meer fluiten. Zij stonden er er nog slechts dicht op elkaar gepakt hun oogen open te houden en hun knieën recht. En de zon genoot en joeg op haar indirecte, doch nimmer falende wijze het kwik in alle themometers tot het toppunt en de energie van alle menschen naar het minimum. Ook de energie van die voet ballers; er werden geen free-kicks meer gegeven, want niemand had meer de fut om ze te veroor zaken en geen handsballen, want niemand kon meer een hand uitsteken. En al hadden ze het gekund- de scheidsrechter had geen adem meer om te fluiten. Nog steeds probeerden de voetballers den bal in de goede richting te krijgen en steeds werden zij vermoeider en slapper en langzamerhand konden ze nauwelijks meer staan en wilden zij gaa nzitten en liggen en nooit meer opstaan. „Waarom is dit9", vroeg ik heesch. na mijn tong van mijn verhemelte te hebben losgetrokken. „Promotie-degradatie", zei men. J. J. P. STRAATPREDIKING. Hedenavond (Zaterdag) is er straatprediking, uitgaande van de Gereformeerde Evangelisatie en wel: op het Pretoriaplein in Haarlem (Noord): spreker de heer; W. Geuzebroek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5