ZOMER-METAMORFOZE.
Foto Persoonsbewijs.
BON ERA-GOUDA
LANGS DE STRAAT.
EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM
ONE HOUR 0
CLEANING SERVICE
Schrikbeeld.
TOBIAS
ZATEHD A G 28 J U N I 1941
HAARLEM'S DAGBLAD
3
Vruchten, Groenten en Visch
als broodbelegsels.
Het Voorlichtingsbureau van den Voedingsraad
deelt mede: De broodbelegsels zijn er niet alleen om
de boterham smakelijk te maken, zij dienen ook om
de voedzaamheid te verhoogen. Nu de gebruikelijke
belegsels en smeersels, zooals kaas, vleesch, boter en
jam in beperkte mate te verkrijgen zijn, is het moei
lijker dan anders de boterhammen zoo te beleggen, dat
zij smakelijk zijn en voldoende voedingswaarde be
zitten. Men kan trachten toch met het gerantsoe
neerde uit te komen door de verschillende beleg
sels een oogenschijnlijke vermeerdering te laten
dergaan. Eenige voorbeelden hiervan zijn: gewelde
boter, geraspte kaas, gesneden boterhamvleesch in een
sausje e.d. Het bezwaar hiervan is, dat wel het vo
lume, maar niet de voedingswaarde vermeerderd
wordt. Er zijn echter ook andere beiegsels, die in
begin vreemd lijken, maar die zeer smakelijk en
voedzaam zijn. Zij hebben tevens het voordeel,
dat zij zonder boter op de boterham gesmeerd kun
nen worden.
Te noemen zijn mengsels als: boonen-puree, met
tomatenpuree, peper en zout; boonen-puree met ge
hakte of geraspte uien, al of niet in een weinig boter
gaar gemaakt; kwark (wrongel) met fijngesneden
garnalen, peterselie en zout. kwark (wrongel) met
verschillende fijngesneden groenten, versche kruiden:
(peterselie, kervel, selderij, tomaat, radijs, ramenas) en
zout; kwark (wrongel) met jam, stroop of vruchten
moes.
Zoekt men naar belegsels, die nog te krijgen zijn,
dan heeft men uitstekende voedingsmiddelen in visch,
garnalen en groenten. Visch en garnalen staan in
voedingswaarde gelijk met vleesch en kunnen het
boterhamvleesch zeer goed vervangen. Zoo kan men
in plaats van ham, rookworst en rookvleesch, ge
kookte of gezouten visch nemen.
Voor een warm belegsel leent zich bij uitstek visch-
of garnalen ragout, met een sausje van melk of visch-
water, dat met bloem gebonden is.
De verschillende In stukjes gesneden of geraspte
groenten vormen een uitstekend belegsel; zij be
vatten weliswaar niet de voedingswaarde van vleesch
maar zij bevatten vitaminen die het weerstandsver
mogen helpen vergrooten. Deze groentenbelegsels
moeten niet te lang van te voren klaar gemaakt wor
den; men doet het beste ze aan tafel te snijden of te
raspen. De meeste van deze beleggingen smaken
heel goed met een weinig boter.
Als zoet belegsel kunnen ook de versche vruchten
dienst doen. Zij bevatten meer vitaminen en vragen
ir.inder suiker dan jam.
Algemeen bekende groenten- en vruchtenbelegsels
zijn: geraspte wortel, aardbeien of plakjes tomaat,
komkommer ramenas en radijs. Men denkt echter te
weinig aan frambozen, bramen, tuinkers, geraspte
knolraap, appel en peer.
De groenten of vruchten moeten zorgvuldig gewas-
schen worden en aan tafel gesneden of geraspt. De
smaak wordt nog verbeterd door toevoeging van sui
ker, zout of'een sausje van wat karnemelk met ge
raspte ui, zout, azijn of citroensap en afwisselend wat
mosterd, aroma, soja of ander smaak en kleur ver
anderend product.
TH. KOLDERIE.
Bloembollencultuur verneemt, dat de heer Th.
Kolderie, verbonden aan den Bond van Bloem
bollenhandelaren, dezer dagen het feit herdenkt
dat het 25 jaar geleden is dat hij bij den Bond
in functie trad. Daar het begrijpelijk is dat men
aan dit jubileum in de kringen van het vak
gaarne aandacht zal willen schenken, deelen wij
mede dat op Maandag 30 Juni, 's nam. van 35
uur bij Rest. Brinkmann, een receptie zal worden
gehouden om den jubilaris te complimenteeren.
CENTRALE KEUKEN HAARLEM-HEEMSTEDE.
Het menu van 2 t.m. 8 Juli luidt:
2 Juli, Woensdag: purée met andijvie.
3 Juli, Donderdag- stamppot bloemkool.
4 Juli, Vrijdag: peulvruchtcnsoep.
5 Juli, Zaterdag: stamppot wortelen.
7 Juli, Maandag: purée met spinazie.
8 Juli, Dinsdag: groentesoep.
Consultatiebureau voor Alcoholisme
We ontvingen het jaarverslag over 1940 van de
Vereeniging tot Instandhouding van het Medisch-
Maatschappelijk Consultatie-Bureau voor Alcoholis
me voor Haarlem en Omstreken, waaraan we het vol
gende ontleenen:
1-Iet is begrijpelijk, dat de gebeurtenissen, die in
1940 plaats vonden ook op den arbeid van het Bureau
hun invloed hebben doen gelden. Toch heeft het
werk regelmatig voortgang kunnen vinden.
De financieelc toestand van het Bureau is niet
rooskleurig. Het aantal contribuanten daalde weer
door bedanken en overlijden. Het subsidie der ge
meente Haarlem bleef gehandhaafd op f 450; dat van
het Departement van Justitie op f 300. Ook van het
Bureau van Maatschappelijk Hulpbetoon werd weer
dc gebruikelijke vergoeding van f 525 ontvangen. De
uitkeering uit de opbrengst van de Reclasseerings-
collecte bedroeg in 1939 f 225; in 1940 was dat slechts
f 100. Toch is het dank zij een strikt doorgevoerde
zuinigheid mogen gelukken de rekening over 1940
sluitend te maken. Voor 1941 zijn de vooruitzichten
echter weinig hoopgevend: we vertrouwen echter, dat
particulieren en overheid het zoo belangriike werk
van het Consultatie-Bureau ook in de toekomst mo
gelijk zullen blijven maken.
Het adres van den penningmeester is: R. Steensma,
Garenkokerskade 62, Haarlem.
In 1940 werd wederom eiken Dinsdag zitting gehou
den, in totaal 53 zittingen.
In totaal werden in 1940 gebracht 2484 bezoeken.
Van de 30 personen, die door ons werden opgeroe
pen, waren er 26 die een bekeuring voor openbare
dronkenschap hadden gehad. De meesten blijven maar
korten tijd in behandeling, doch bij latere controle
blijkt wel. dat zij de raadgevingen, die zij op het
Bureau gekregen hebben, wel ter harte hebben geno
men.
Einde 1940 waren nog in behandeling 78 personen.
De afvoering geschiedde in de eerste plaats omdat
dc menschen aan het werk kwamen, meestal in de
werkverschaffing of weer handel gingen drijven Ook
werden er echter afgevoerd, omdat zij dermate ver
beterd waren, dat zij weer op eigen beenen konden
staan.
De uit te keeren steunbedragen werden steeds door
den ambtenaar van het Bureau den heer Van der Leer
bij de vrouw, in het kosthuis of het logement thuis
bezorgd. In totaal werd door ons uitgekeerd een be
drag van f 27.993.79.
Begin 1940 stonden 18 personen met een voorwaar
delijke straf onder ons toezicht, in den loop van het
jaar kwamen er 6 bij. totaal 24. Afgevoerd werden er
vier, van drie verliep de proeftijd zeer goed, terwijl
van één persoon het vonnis moest worden omgezet,
omdat hij zich opnieuw aan eerr strafbaar feit had
Schuldig gemaakt.
Aan dc Juslitieele autoriteiten werd negen maal een
voorlichtingsrapport uitgebracht niet altijd kon dat
gunstig luiden; de beslissingen, door de rechterlijke
autoriteiten genomen waren gewoonMik in overeen
stemming met de door ons uitgebrachte adviezen.
Aan den Reclasseerïngsraad werd ook verscheidene
malen een rapport uitgebracht in verband met de
«ventueele voorwaardelijke invrïjheidsstelling.
Tn totaal werd in 1940 aan voorschot verstrekt een
bedrag van f 643.09.
De terugbetalingen geschieden meestal met bedragen
van f 0.50 tot f 1 oer week: natuurlijk wordt ook wel
eens een voorschot verstrekt, waarbij vooruit wel ge
zien kan worden, dat terugbetaling niet goed moge
lijk zal zijn.
Over het algemeen hebben we over de terugbetalin
gen der verstrekte voorschotten geen klagen, zoo
kwam van het nadeelig saldo van 1939 groot f 67.65
in 1940 nog f 42.15 binnen
Lettende op de tijdsomstandigheden mogen we over
resultaten wel tevreden zijn.
We ziin er dan ook van overHiigd dat het ons ge
lukt is. ook in 1040 tal van menschen in het rechte
spoor Ir hebben gehouden die anders hoogst waar
schijnlijk waren afgedwaald wat niet alleen van be
lang is voor henzelf, doch ook voor hun gezin en
Biet minder voor de gemeenschap.
door P. v. d. HEM.
n DE POST - My M HEI
TVANjJSRHefA
Zelf kieken, zich laten kieken
Is een amusante sport,
Die, weet 'k zonder statistieken,
's Zomers druk beoefend wordt.
En daarbij is ieder happig
Dat men er naar wensch op staat,
Stoer of mooi of lief of grappig
Is 't gezochte resultaat.
Vrienden, voor persoonsbewijzen
Geldt nauwkeuriger critiek,
Hoezeer gij uw bee'.d moogt prijzen,
Hier passeert geen rarekiek.
Niet slechts moet uw foto lijken,
Maar zij zij precies in vorm,
Zij moet zuiver passend blijken
Naar den streng gestelden norm.
Hebt gij naar de juiste maten
Niet een foto in bezit,
Dan kunt gij als Brugman pralen,
Maar dat helpt geen sikkepit.
Laat u nog een keertje nemen.
Fotografen weten wel
Zeer precies van de problemen
En zij. kieken u model.
't Is een lichte operatie,
Dat geldt tijd zoowel als prijs,
En gij mijdt daarmee stagnatie
Straks voor uw persoonsbewijs
Pepermunt van Bonera
Bonera peper
munt is in keu
rig verpakte
"en overal
verkrijgbaar
10 en 5 cent
per rol. Vraagt
Uw winkelier.
Gouwe 218
(Adv. Ingez. Med.)
EEN DIERENVRIEND.
De groentehandelaar van de buurt was" in de
straat Hij had werkelijk een aanlokkelijken wa
gen en de huisvrouwen stonden met elkaar en
met den groenteman de dagelijksche groenteleve
ranties te bespreken: de soorten en de qualiteit
van de groente, de prijzen en de moeilijkheden die
zich tegenwoordig voor de huisvrouwen bij de
levensmiddelenvoorziening van haar gezinnen
voordoen.
Een kleine jongen had al eenigen tijd de groep
met belangstelling gadegeslagen en vooral den
inhoud van den wagen nauwkeurig geïnspecteerd.
In het bijzonder trokken de mooie bossen wortelen
zijn aandacht. Herhaaldelijk had hij er met belang
stelling naar gekeken, dan trok hij eindelijk de
stoute schoenen aan en wendde zich tot den exploi
tant van den rijdenden groentewinkel.
„Meneer", zei hij. „Hoort u eens: ik heb een ko
nijn. En nou wou ik u vragen: „zou ik daar een
naar wortelen van u voor kunnen krijgen?"
„Nou", antwoordde de groenteman, „een paar
wortelen, die verkoop ik eigenlijk niet. Ik verkoop
ze altijd per bos."
„O", zei de jongen, merkbaar teleurgesteld. „Ja,
ziet u: een bos. dat hoeft eigenlijk niet. Ik wou er
maar een paar hebben. Ik heb ook geld!" voegde
hii er bij.
..Hoeveel geld heb ie dan*"' vroeg de man.
„Ik zal eens even tellen!" zei het ventje, weer
wat meer hoopvol gestemd.
Hii haalde een kleine oortemonnaie uit zijn zak
en legde die op zijn hand.
„Zeven centen", was de totaalsom, waartoe hij
kwam. „Zou ik daar een halven bos voor kunnen
kriipen?"
„Ja", zei de koopman, „een halve bos, dat zou
dan misschien wel gaan."
De oogen van den jongen begonnen te stralen
v=n "reugde.
„Geeft u mij dan alstublieft een balven bos?"
vroeg hij blii en hij stak den groenteman de zeven
centen toe. Dez.e bedacht zich even. Misschien had
hij zelf thuis kinderen en wellicht hadden die ook
een konijn.
.Weet je wat", zei hij toen. „geef mij die zeven
centen, dan krijg ie van mij een heelen bos!"
„O!" riep de kleine konijnenhouder uit. „Wat
fiin is dat" En wat zal m'n konijn nu blij zijn. Ik
dank u wel!"
De groenteman zocht een mooien bos uit, gaf
hem dien en aanvaardde de koopsom.
De jongen klemde den bos wortelen onder zijn
arm en wilde weghollen.
Daar viel zijn oog op een klein, onoogelijk wor
teltje. dat onder den wagen in het stof van de
straat lag.
Hii keek er even naar. Toen bukte hij zich, raap
te het worteltje op, blies er wat stof af en at het op.
Hij hield blijkbaar zelf ook wel van rauwe wor
telen. Maar die mooie, grootc, van den bos, die
waren voor zijn konijn!
De menschelijke waardigheid.
In ieder jeugdig, levenskrachtig organisme schuilt
de drang om grooter te worden en om een hooger
peil te bereiken: één enkele bevruchte eicel gaat
zich deelen, waardoor steeds meer nieuwe cellen
gevormd worden, millioenen. milliarden, billioe-
nen. Maar daar blijTt het niet bij: er vormen zich
verschillende soorten cellen, waarmee gepaard gaat
een toenemende arbeidsverdeeling; tenslotte vor
men zich talrijke zeer uiteenloopende organen die
elk een eigen taak vervullen binnen het geheel.
In den loop van zijn ontwikkeling wordt daardoor
net levende geheele veel samengestelde, gedifferen
tieerder en in staat tot steeds meer en verfijnder
verrichtingen, tot steeds beter aanpassing aan
zeer uiteenloopende eischen: het bereikt daardoor
een hooger peil van ontwikkeling.
En let nu op den rijkdom van de taal: het woord
ont-wikkeling duidt reeds aan dat dit latere, deze
ontwikkelingsmogelijkheid, blijkbaar al gegeven
was in de kiem: alleen was die mogelijkheid, dat
vermogen, die dispositie toen nog sluimerend, latent,
nog in-gewikkeld, waardoor men er nog niets van
merken kon; die moest eerst nog ont-wikkeld wor
den van de wikkels die de ontplooiing nog tegen
hielden. Reeds Aristoteles legde den nadruk op
deze entelechïe: zijn eigen bestemming, zijn eigen
vol-making in zich dragen, zijn eigen doel. Dat wil
zeggen dat een levende kiem. een levend zaadje
veel meer is dan zooveel milligram loutere stof:
de heele toekomstige ontwikkeling ligt er reeds in
opgesloten
De waardigheid van den mensch ligt niet alleen
in wat hij is op één gegeven moment maar
in alles wat er uit hem te voorschijn kan komen,
alles wat er uit hem kan opbloeien, alles wat uit
hem kan voortkomen.
Rekent men dan nog met het feit dat ieder af
zonderlijk wezen als individu slechts een schakel
is in de eindelooze keten van het voorgeslacht tot
het verre nageslacht, dan begrijpen we dat de waar
digheid van één menschelijk individu niet alleen
ligt in zijn bestaansvorm en verschijningsvorm van
het oogenblik. maar in zijn beteekenis voor het
heele menschengeslacht. in zijn waarlijk mensch-
zijn. Alleen reeds biologisch beschouwd ontleent
ieder individu zijn waardigheid aan het eindelooze
leven, waarvan hij een tusschenschakel vormt. Dat
de geestelijke invloed van een mensch verre kan
uitreiken boven de korte episode van ziin indivi-
dueele leven, van zijn aardsche bestaan, blijkt alleen
reeds hieruit dat zijn beteekenis met zijn dood niet
tot nul is teruggebracht: hij is een eeuwigheids
wezen, wiens waardigheid samenhangt met blij
vende waarden, met eeuwigheids waarden.
Waar wij nu het meeste onder den indruk komen
van eeuwigheidswaarden bij het beschouwen van
den hemel, van het Heelal, daar is het begrijpelijk
dat reeds de primitiefste volken de onsterfelijke
waarde van den mensch daarmee in verband ge
dacht hebben. De orde en regelmaat van den ster
renhemel, blijkbaar gebonden aan eeuwige wetten,
heeft den menschen reeds vroeg vervuld met hei
lig ontzag; men zag daarin de werkzaamheid, de
hand van hooger macht.
Met de toenemende kennis is dit ontzag eerst aan
merkelijk verminderd, omdat men er vertrouwd
mede raakte: men leerde de wetten kennen die de
beweging van planeten en andere hemellichamen
bepalen en leerde daardoor allerlei verschijnselen
te voorspellen; dit gaf een gevoel van macht: het
was alsof men de wetten hunner beweging
kennende als het ware aan de sterren haar baan.
haar doel kon voorschrijven.
Maar beperkte kennis moge tot zelfoverschatting
leiden verdiepte kennis brengt den mensch
weer tot bescheidenheid. In het begin van onze
eeuw wist men dat het licht der vaste sterren
verscheidene, zelfs vele jaren noodig had om tot ons
te komen. Zoo bepaalde men den afstand der ster
ren in lichtjaren: deze ster had vijf jaren noodig
om haar licht tot ons te doen doordringen, gene
tien jaren, honderd jaren en meer. Dat waren al
geweldige afstanden, want het licht legt 300.000 KM
af in een seconde en één lichtjaar beteekent dus
een afstand van 60 x 60 x 24 x 300.000 KM. Maar
tegenwoordig rekent men met afstanden van mil
lioenen lichtjaren: het bekende Heel-al (dwz de
Wereld in zijn alomvattend geheel) is dus alleen
al m die laatste veertig jaar trillioenen malen
grooter gebleken dan men zich eerst gedacht had
Hoe meer kennis en wetenschap zich verdiepen
hoe sterker de afzonderlijke mensch zijn betrekke
lijke kleinheid gaat beseffen ten opzichte van tijd
en ruimte, van eeuwigheid en heelal. Wanneer ik
zeg: die ster stond gisteren daar, dan zou ik feitelijk
moeten zeggen: voor zooveel millioen jaren want
«ft lidit dat nu in mijn oog valt en daar werkzaam
blijkt, is voor zooveel millioen jaren reeds afge
zonden en heeft al dien tijd met de geweldige
snelheid van het licht de wereldruimte doorkruist
en niet alleen toevallig maar in de richting van
mijn oog, maar naar alle richtingen: dat licht was
alom tegenwoordig of ik het opmerkte of niet.
Wie niet verder kijkt dan zijn neus king is,
vindt het gek wanneer hij uitspraken hoort als
„duizend jaren zijn als één dag", wanneer hij ter
men hoort als onsterfelijkheid, alomtegenwoordig
heid en vele meer.
De denkers en wijzen uit de grijze oudheid waren
nog veel meer vertrouwd met een cosmisch besef:
zij zagen den mensch niet als een volkomen onaf
hankelijke centrale figuur, waar de heele wereld
omheendraaide; integendeel: zij beseften dat de
mensch een deel uitmaakte van een geweldige, al
omvattende wereldorde, van den macro-cosmos;
anderzijds zagen zij in den mensch een afspiegeling
van diezelfde ordenende machten en krachten, een
micro-cosmos. Dit wijze en diepzinnige inzicht ver
vulde hen met heiligen eerbied voor de majesteit
van het onzienlijke en onkenbare.
Naderhand beschouwde de mensch zichzelf wel
als middelpunt en kernpunt van het heelal. Kramp
achtig verzette hij zich tegen de erkenning dat
het heelal niet om ons, om onze aarde draaide:
krampachtig verzette hij zich tegen de erkenning
dat de mensch niet een schepsel was van volslagen
andere makelij dan andere levende wezen, dieren
en planten; krampachtig verzette hij zich tegen de
erkenning dat zelfs zijn bewuste ik geen volmaakt
centrale en dor neerende positie innam in zijn
geheele wezen, maar dat hij grootendéels voort
bewogen werd door onbewuste krachten en stroo
mingen. Krampachtig verzette hij zich tegen de
erkenning dat geen enkel punt vast. onbewegelijk
en onveranderlijk is, maar dat alles relatief is.
betrekkelijk ten opzichte van al het andere. De
namen Galileï. Copernicus, Darwin, Freud her
inneren ons direct aan den strijd, die om deze
figuren gestreden werd.
Wanneer wij spreken over de „waardigheid van
den mensch", dan beseft iedereen hoe weinig
hij zich ook verdiept heeft in dit probleem dat
er méér op het spel staat dan de waarde van Jan
tje of Pietje als arbeidskracht, als clubgenoot, als
echtgenoot op dit eene oogenblik op deze eene
plaats. Instinctief beseft iedereen dat veeleer al
datgene wat als mogelijkheid in hem sluimert de
inzet is en dan weet iedereen dat geen enkel ander
levend wezen zooveel mogelijkheden heeft, dat de
mensch door zijn vermogen tot redelijk denken en
bewust willen, door. zijn intuïtie en door zijn ver
mogen om groote samenhangen te kunnen beseffen
of schouwen tot meer in staat is dan het dier
dat de van den eenen dag in den anderen dag
levende mensch niet waarlijk „mensch" is, omdat
hij de kostelijkste van zijn gaven ongebruikt laat
liggen of verspeelt, dat hij zij4 „waardigheid"
daarmee naar beneden haalt. De mensch heeft een
hoogere „bestemming", hij draagt ;n zich de mo
gelijkheden tot grooter volmaaktheid, wat echter
ook zekere verplichtingen aan hem oplegt. Evenzeer
als adeldom verplicht, verplicht de „menschelijke
waardigheid" het individu ertoe de hem geschon
ken gaven goed te besteden, zichzelf niet neer te
halen, te verslingeren of te vergooien.
DR. J. M. ROMBOUTS.
Oom Pieler, die moest tiaar een feest
Maar - n rok zag er uit als een beest
Toen kicatn Cleaning 'm halen
En hij werd zonder falen
i\og mooier dan ie ooit was geweest.
Chemisch reinigen en persen
Cosluum I. 2.97
DemI. 2.56
Regenjas f. 2.56
Japon vanaf f. 2.05
lAdv Ingez. Med.)
Boonen....
De zon straalde aan den effen blauwen hemel; zij
straalde met een felheid die men slechts op Augus
tusdagen aantreft. Zij wierp zich op het gras, dat
langzamerhand bruine tinten aan begon te nemen
onder haar verzengende hitte; zij wierp zich op het
asfalt, dat kleffe indrukken van loom neergezette
voetzolen liet zien. Zij slingerde zich op het water
van de vaarten, dat zich niet bewoog, alleen maar
een beetje verdampte en heel erg stonk; zij luchtte
haar oververhit gemoed op daken van huizen, die
haar niet konden weerstaan en blakend de warmte
tot in de onderste verdieping lieten doordringen. En
zij kwelde de menschen die alles wat zij van hun
kleeding konden missen afgelegd hadden enver
langden naar diepe witte sneeuw, parelend blank
afstekend tegen donkere kale boomstammen en
rnode muren.
Zij vergat mij niet, terwijl ik over de wegen
dwaalde; zij maakte dat ik nog slechts slapjes
kon voortsukkelen met knikkende knieën en aan
mijn lichaam klevende kleeren, die ik af en toe
ergens lostrok wanneer zij zoo vast aan mijn lichaam
plakten dat ze er niet vanzelf af kwamen. Zij
maakte mij tot een beklagenswaardige figuur ter
wijl ik mijn sloffende schreden richtte naar een
menigte menscsen, die ik in de verte zag en die
ergens om heen geschaard scheen te zijn.
Zelfs uiterlijk beklagenswaardige figuren brengen
het soms nog heel ver; ik bracht het weliswaar
slechts tot de menigte menschen, maar verder wilde
ik ook niet en dus was ik tevreden. Ik wrong mij
tusschen een paar lieden door en bekeek het stukje
wereld waar zij omheen stonden; het bleek gras te
zijn. zooals alle gras bruinig geschroeid, maar des
ondanks met eenige ervaring te herkennen.
Toen werd mijn blik onweerstaanbaar getrokken
naar het vreeselijk schouwspel dat er zich op af
speelde: een troep luchtig gekleede figuren, die in
plaats van zich kalm te houden, met de grootst
mogelijke snelheid rondrende. Zij zagen er verbeten
uit, met hun stroomende en glanzende gezichten,
mest hun vochtige donker plakkende shirts hollend
achter den lichtbruinen voetbal, die, voor hitte im
muun het doel van al hun rennen was. Zij bleven
met de grootst mogelijke snelheid rennen, maar die
mogelijkheid nam steeds af en iedereen werd
loomer. loomer, alsmaar loomer. Zij zogen op ci
troenen, die hen van den kant werden aangereikt,
maar het waren warme citroenen, die tegen dorst
niet schenen te baten. Zij dronken glazen water,
maar het water was lauw en akelig. Zij droogden
zich af met handdoeken, maar de handdoeken waren
dadelijk drijfnat en zij zelf na een minuut ook
weer.
Zij wreven met de tongen over de lippen om die
te bevochtigen, maar de tongen hadden niet veel
meer af te staan.
Er omheen stonden die menschen te kijken. Zij
stonden met moeite en zakten bijna in elkaar en
konden geen kik meer geven, niet meer juichen, niet
meer aanmoedigen, niet meer fluiten. Zij stonden er
er nog slechts dicht op elkaar gepakt hun oogen
open te houden en hun knieën recht.
En de zon genoot en joeg op haar indirecte, doch
nimmer falende wijze het kwik in alle themometers
tot het toppunt en de energie van alle menschen
naar het minimum. Ook de energie van die voet
ballers; er werden geen free-kicks meer gegeven,
want niemand had meer de fut om ze te veroor
zaken en geen handsballen, want niemand kon meer
een hand uitsteken. En al hadden ze het gekund-
de scheidsrechter had geen adem meer om te fluiten.
Nog steeds probeerden de voetballers den bal in
de goede richting te krijgen en steeds werden zij
vermoeider en slapper en langzamerhand konden
ze nauwelijks meer staan en wilden zij gaa nzitten
en liggen en nooit meer opstaan.
„Waarom is dit9", vroeg ik heesch. na mijn tong
van mijn verhemelte te hebben losgetrokken.
„Promotie-degradatie", zei men.
J. J. P.
STRAATPREDIKING.
Hedenavond (Zaterdag) is er straatprediking,
uitgaande van de Gereformeerde Evangelisatie
en wel: op het Pretoriaplein in Haarlem (Noord):
spreker de heer; W. Geuzebroek.