Tegen snurken. De zeilen drijf. jOaar het wemelt van g AGENDA Jiaastllsbaan Amsterdam SPORTHUIS „HAARLEM' U VOELT U NIET PÜETTIG Puzzlerubriek TOBIAS Nieuwe Boeken. n -*• Een kijkje achter de schermen bij den Nederlandschen Omroep. De taak van het personeel in de controlekamer met haar talrijke schakelaars en apparaten is niet eenvoudig. (foto Fax-Holland-de Haan c) 1 Schipbreukelingen van de „Meppel 2" beleefden kommervolle J uren Veertien uren op „Pampus" AMSTERDAM, 20 October. Het stoomschip „Mep- pel 2" ligt gemeerd nabij de terreinen van de Am- Eterdamsche Droogdok Mij. en maar weinig wijst op de moeilijke reis, die dit vaartuig van Verschure en Co.'s Algemeene Binnenlandsche Stoomvaart Mij. Zaterdag en Zondag heeft gehad. Naast het 135 ton metende vrachtbootje met passagiersruimte ligt ech ter nog steeds de sleepboot Droogdok 10 te pompen en houdt_ op deze wijze den schipbreukeling drijvende. En het interieur, voor zoover daarvan nog gespro ken kan worden, spreekt boekdeelen. Het water heeft zijn scoren nagelaten in alle ruimen, kajuiten en kamers. De bemanning heeft zware dagen achter den 'rug. Niettemin waren echter de meeste leden der equipage Maandag vroeg al weer aan dek. Niet om een kijkje te nemen in de troostelooze kajuiten, doch om de handen uit de mouwen te steken en te trachten zoo spoedig mogelijk alles weer In orde te brengen. Hun eerste ervaringen waren echter, dat van het vracht goed weinig meer te redden viel. Dit is grootendeels verloren gegaan ln den strijd tegen de ziedende en kolkende golven van het IJselmeerwater. Hoe moeilijk kapitein R. de Bruyn en zijn mannen het hebben gehad in dezen ongelijken strijd tegen de r.aluurelomqjiten, waarvan we Maandag al een en ander hebben gemeld, blijkt wel uit hetgeen de ma chinist A. Kattouw vertelde. Mee^ dan dertig jaar vaart deze man reeds. Vele avonturen heeft hij mee gemaakt, doch hij heeft nog niet beleefd, dat een schip zooveel water binnen betrekkelijk korten tijd binnenkreeg als de „Meppel 2" Zaterdagavond Dien avond om 5 uur was de boot reeds nabij „Pampus" aangekomen na een zware reis van Meppel af, dat 's morgens om acht uur was verlaten. Bij „Pampus" raakte het schip aan den grond, doch na een paar uur martelen gelukte het toch om binnen den hoek van het IJ, de z.g. „Vuurtoren" te komen. Het einde leek in zicht. Doch halverwege het buiten IJ moest weer rechtsomkeert gemaakt worden. Tusschen den vuur toren en het fort Pampus twee eilandjes, besloot men het anker uit te gooien en den volgenden morgen af te wachten. „We gaan maar een poosje uitrusten" dachten We en zetten een wacht bij de machinekamer", aldus onze zegsman. „Nauwelijks hadden we echter aan ons voornemen uitvoering gegeven, of de wind schoot uit, het anker sloeg los, van draaien was geen sprake en voordat wij het wisten, dreef onze schuit tegen de steenen van „Pampus". Dit alles speelde zich af bin nen een paar minuten. Het schip stootte lek, naden sprongen los en het water stroomde naar binnen, waardoor de boot over stuurboord viel". Machinist Kattouw bevond zich op dit moment in 'de machinekamer. De vuren moesten gedoofd worden om ongelukken te voorkomen. Tot zijn middel stond de ervaren zeeman in het water, maar het gelukte hem de dreigende gevaren in den kiem te smoren. Intusschen was het gevaar voor omslaan lang niet 'denkbeeldig. Ieder oogenblik kon de boot, die een twintig meter van het eiland lag, kapseizen. Zoo gauw mogelijk moesten dus allen van boord gebracht worden, wat geen gemakkelijke jaak was. De houten reddingssloep werd uitgezet, maar nauwelijks lag zij op het water of ook zij stootte lek. Nieuwe mogelijk heden moesten worden gezocht om de twintig passa giers, waaronder vrouwen en kinderen, in veiligheid te brengen. Loopen was uitgesloten, daar zich ach ter de steenen, waartegen het schip heen en weer werd gezwiept, een dlefie kuil bevond. Toch wilden allen naar wal. Iedereen was zenuwachtig. Enkele vrouwen en kinderen begonnen te huilen, doch van een paniekstemming was dank zij de rustige leiding van kapitein de Bruyn, geen sprake. Het was reeds half elf 's avonds geworden. Een ondoordringbare duisternis had zich over de zee ge legd. Er restte nog maai één middel. Toevallig be hoorde tot de lading een groot aantal battings en dit b'eteekende de redding van het gezelschap. Stuurman stoter, stoker Hulst en matroos Snippe stapten reso luut de golven ln. Hun eerste taak was een zwaren staaldraad van het schip naar Pampus te brengen, opdat hun.boot niet telkens achteruit kon schuiven. Een moeilijk en gevaarlijk karwei wachtte den stoeren mannen daarna. Tot hun middel stonden zij in het water, dat rond hen kolkte en bruiste. Stort zeeën gingen over hun hoofden, maar zij' hielden moedig vol en na een uur werken gelukte het hun om de balken aaneen te binden, zoodat een primitief vlotje tot stand kwam van lVs meter breed eD 6 (Er is een nieuw middel tegen het snurken uitgevonden, bestaande in een toestel dat door een luidspreker het geluid vele malen versterkt en den snurker daardoor wekt). Ik ben een leek op snurkgebied En 'k doe het zelf gelukkig niet, Althans het is mij nooit verweten, Ik mag dus buitenstaander heeten, Of, hebt u tegen 't woord bezwaar. Zegt u dan buitenligger maar. Ik heb dus objectief gelezen, Dat er weer iets bedacht moet wezen, 4 Dat alle snurkers helpen moet Hun snurk te staken, en voor goed. Het zal degenen die zoo lijden Aan deze kwaal wel zeer verblijden, Want eljce snorker is toch vrij, Meen ilt, van elke snorkerij Op 't euvel waarvan, zelf ln ruste, Hij andren ongevraagd laat lusten. 't Systeem waarmee,hier wordt gewerkt, Is dat de wanklank wordt versterkt, Tot hij (of zij) die hem doet'hooren, Daarmee de eigen rust verstoren. Dat is vernuftig uitgebroed, Maar toch, ik srtap het nog niet goed. Hoe moet dit noij, de kwaal genezen, Het kan alleen maar lastig wezen Dat hij (of zij dan) zelf ontwaakt, Het ook de ander zwaarder maakt, Om, als de slaap weer is hervonden Te starten voor een nieuwe ronde. Nee, als een snurker daarvoor zwicht En het bestelt op (nachtlijk) zicht, Dan zal hij al bij 't eerst probeeren Heel anders er op reageeren, Dan gooit hij op het eerst geluid, Denk ik, het ding het venster uit, Met accompagnement van woorden Die nimmer iemand van hem hoorde Om dan vanouds den heelen nacht Weer door te snurken maar dan zapht. P. GASUS. HAARL. DAGBLAD, Dinsdag 21 Oct. 1241 tv. bacteriën, beschermen 'Kds2';0ieuas vertriinbar bil en Omgisten f - 50 (Adv. Ingez. Med.) (Adv. li}gez. ivied.) Heden: DINSDAG 21 OCTOBER. Frans Hals Theater: „Proces met gesloten deu ren", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Luxor Theater: „Heisses Blut", 2.30, 6.30 en 8.45 Uur. Palace: „Gescheiden op stap". 2, 6.30 en 8.45 Uur. Rembrandt Theater: „Prima Donna", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Moviac Theater: Doorloopende voorstellingen 12—23 uur. Frans Halsmuseum: Groepstentoonstelling „Kunst zij ons Doel", 104 uur. WOENSDAG 22 OCTOBER. Stadsschouwburg: Paketboot „De Volharding", door „Het Masker", 7.30 uur. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds. Nachtdienst Apotheken I De volgende apotheken te Haarlem zijn van des avonds acht tot des morgens acht uur (ook op Zondag) geopend: Firma C. G. Loomeijer en Zn., Hdrteljorisstraat 11, Tel. 10175. Park Apotheek. Kleverparkweg 13. Tel. 11793. Teylcr Apotheek, Teylerplein 79, Tel. 17946. Te Heemstede is geopend: Heemsteedsche Apotheek, Binnenweg 98, Tel. 88197. meter lang. Een passagier uit IJmuiden bleef niet toezien, doch hielp ijverig mee. Het was echter niet vertrouwd om meer dan één passagier met dit „veerpontje" over te brengen, zoo dat stuurman Stoter meer dan twintig maal heen en weer moest varen, voordat allen veilig op het eiland waren gebracht. Langs het touw trok de stuurman zijn vlotje over. De eerste vrouw die den overtocht maakte, mevr. A. Kappers-Swiggelaar uit Zwartsluis, raakte door haar nervositeit te water. Zij verdween kopje onder, doch de stuurman heesch haar direct weer op het vlot, Verder verliep de overtocht zonder ongelukken. Terwijl de bemanning het schip niet verliet, kwa men de dames en heeren verkleumd, moe en nat op het onbewoonde eiland „Pampus" aan. Eenige dek- kleeden waren naast balken en banken door de zee lieden overgebracht en hiermede werd een tent ge maakt op „Pampus", waaronder de reizigers een on derdak vonden. Later verhuisde het geheele gezel schap naar een betonnen kamertje. De schipper van een vaartuig, dat daar toevallig gemeerd lag, maakte ln deze bescheiden ruimte een kacheltje aan en zette koffie. Beschut en warm brachten allen er den nacht door. Zoo was het nog vrij gezellig. Toch kropen de uren maar langzaam voorbij Men verwachtte Zondagmorgen vroeg uit zijn isole ment te word,en verlost. Hulp kwam echter niet op dagen. De schipper, die reeds zooveel had gedaan om het leven der schipbreukelingen zo> prettig mogelijk te maken, nam daarop zijn boot en roeide naar Muiden. Daar telefoneerde hij naar de hoofdstad en eerst tegen eenen na een verblijf van veertien uur op het eenzame „Pampus", arriveerde hulp in den vorm van het stoomschip „IJssel" van dezelfde ree- derij en de sleepboot „Redding in nood" van de fa. D. Goedkoop, Dit laatste vaartuig kon den steiger bereiken en allen naar de „IJssel" overbrengen die voor het ver voer naar Amsterdam zorgde. Een hachelijk avontuur was daarmede ten einde. (A.N.P.) (Naar aanleiding van „Drijfzeilen") Zaterdagmiddag tijdens een gietbui. Een vriend belt o_p met de mededeeling: „Je mag vanmiddag wel met mijn „Gaudeamus" gaan zeilen, als je zin hebt". Op mijn vraag ."„Stortregent het bij jou ook zoo?" kwam als antwoord: „Daarom zeg ik het juist". Ik dacht iets,» dat men soms aan boord zegt (immers: zooals Pa aan' boord vloekt, vloekt hij nergens) maar niet mag zeggen, zeker niet in een Courant van standing, en bedankte hem voor zijn vriendelijk aanbod, dat ik in welwillende over weging zou nemen. Maar toen na een kwartiertje de zon weer lekker doorkwam, besloot ik het er maar op te wagen en weinige minuten later zat ik op mijn karretje en liet mij voor den wind naar Aals meer blazen. Het optüigen van de Valk kostte me ik was alléén eenige moeite: toen de mast stond, bleek ik het vaantje te hebben vergeten, zoodat strijken en weer hijschen noodig bleek, want ik moest toch weten uit welken hoek de wind kwam. Voor dat optuigen moest je eigenlijk een fokkemaatje voor uit sturen, zoodat je alleen maar behoeft in te stappen en zoo weg kan varen, of beter nog: de vindingrijke Bruynzeel moest de boot inplaats van half-automatisch vol-automatisch maken zoo dat je met omzetting van'een handle of met één druk op den knop alle manipulaties om zeilree te komen kon uitvoeren: dekzeil eraf, vaantje in top, mast en zeilen geheschen, boot gezwabberd en ge droogd. Het idéé zal ik hem voorleggen: misschien schenkt hij me wel de volautomatische Vajk no. 1 als uitvindersloon. Er stond een flinke bries toen ik onder vol zeil uitvoer, windkracht 7 en die gaf -mij handenvol werk om het schip in bedwang te houden. Een Pampus, die tegelijk met mij het ruime sop koos, keerde'onmiddellijk terug, vermoedelijk bedenkend dat dezen zomer (voor het eerst) een van zijn klas- segenooten was omgeslagen en beangst dit lot te moeten deelen. Met een prachtig bakslagwindje vloog ik de Kleine Poel over. Inderdaad: als je een rook wolkje in het grootzeil blaast loopt de Valk, als het flink waait, vliegt hij. Ieder rukwindje gaf mijn boot nog een extra stootje, zoödat ik af en toe de sensatie kreeg over het water te scheren en van alle aardsche wrijving bevrijd te zijn. Mijn plan was even een kijkje te gaan nemen op de „Na-Brasem", die dezen middag zou worden gehouden. De nauwe doorgang naar den Blauwen Beugel bleek echter onvindbaar. „Dichtgewaaid" schreeuwde een tegen den storm oproeiend tuinder mij, toe. De weg over den Grooten Poei leek, ongeballast en volgetuigd als mijn boot was, te gevaarlijk, zoo dat ik mijn plan om naar de Brasemermeer te gaan maar opgaf en besloot op den Kleinen Poel te blij' ven kruisen. Inmiddels was de zon verdwenen en de lucht dreigend geworden: een zware bui stond op het punt los te barsten. Enkele vóór de bui uitschie tende vlagen baarden mij de grootste zorgen om het schip overeind en in zijn koers te houden. Lucht en water waren loodgrijs, schuimgeklopte golven beukten op mijn schip, zwaar resonneerend in de holte van de boot. Van varen was geen sprake meer, het eenige wat ik kon doen was, de zeilen te laten klapperen en den boeg op den wind te houden. Windstooten ranselden de golven en joegen het water in groote druppels uit de golven omhoog, de punt van de giek sloeg met iederen rukwind in het water, de boot lag zóó scheef, dat er telkens een golf water over den kuiprand heenkwam. Even neg kwam de zon door de wolken heengluren. Vol gens de lichttheorieën, die mij in mijn H.B.S.-tijd zijn bijgebracht, moest ergens tussen en de mast en de fokkestag een regenboog zijn ontstaan, die ik echter niet vermocht te ontdekken. Toen begon het hevig te regenen, wat tengevolge had: de zei len drijf en ik-zelf drijf. Gelukkig nam ook de storm iets in hevigheid afu zoodat ik heel langzaam en heel voorzichtig den Opperwal kon bereiken, waar ik op een luw plekje de boot meerde met wat een zeiler van de kleine vaart een „land-vassie" en een dichter of een zeezeiler-een „tros" noemt. De fok werd ingehaald en opgeborgen, het grootzeil ge reefd, totdat er nog maar een lapje van 5 vierkante meter (een „zakdoek": 1 punt van de textielkaartr bijstond. Ik bepeinsde, dat drijf-zeilen zonder wind met als voortstuwingskracht wolkjes sigarenrook, ge blazen in het zeil (met 10 sigaren schijnt'men een heelen tocht te kunnen maken; één op vier loopen noemt een automobilist dat) toch heel wat aan lokkelijker moet zijn, dan regen en stuurman en zeilen drijf en besloot eenige sigaren van mijn kleine voorraad voor een dergelijk experiment te reserveeren. Misschien zou ik enkele kettingrookers voor een dergelijk tochtje kunnen inviteeren, mits zij natuurlijk hun eigen mondvoorraad meebrengen. Wanneer de boot op een moderne papieren sigaar even gunstig reageert als op de ouderwetsche ta baks-sigaar (dit moet natuurlijk worden afge wacht en zal er van afhangen of het schip misschien aan een bepaald merk is gehecht) kan' dit nog aen aanmerkelijke besparing opleveren. Met mijn vijf vierkante metertjes zeil keerde ik langzaam maar zeker en zonder opwindende be levenissen terug nhar de veilige haven. Andere schepen zag ik niet}, behalve een B.M., die als een kano werd voortgepagaaid en en Olympiajol die aan lager wal zat. Eenigszins teleurgesteld mijn doel, de Brasemer meer, niet te hebben bereikt trapte ik tegen wind weer huiswaarts, waar ik een slechts sober verhaal van mijn tocht deed, vreezend dat een relaas naar zuivere waarheid wel eens een door mijn eega opgelegd startverbod ten gevolge zou kunnen hebben. Misschien, zoo overwoog ik, zou het ge- wenscht zijn, bij een windkracht van 7 of meer voortaan ballast mee te rfemen, bijvoorbeeld een stevige Kudelstaartsche schoone, uitsluitend voor meerdere stabiliteit van het schio. Deze overweging hield ik echter maar voor me. Het zeilseizoen loopt toch ten einde en volgend jaar is misschien ook de wind gerantsoeneerd. Ik hoorde later, dat de Na-Brasem het tegendeel van een zeilfeest was 'geweest: van de Valken kwam er slechts één door de finish, de andere waren omgeslagen, gestrand of volgeloopen. Eén der zeilers had slechts het veege lijf plus den helmstok weten te redden. T. ORGANISATIE VAN HET VERZEKERINGS BEDRIJF. 's-GRAVENHAGE, 20 October. In de Ned. Staatscourant van heden is opgenomen een be schikking van de organisatie-commissie Woltersom betreffende de organisatie van het verzekerings bedrijf. Daarbij wordt ingesteld de hoofdgroep „ver zekering" onderverdeeld in de bedrijfsgroepen „schadeverzekering" en „levensverzekering". De bedrijfsgroep „schadeverzekering" is onderverdeeld in vier vakgroepen. (ANP) Voor inlichtingen en prospecti Groote Houtstraat 123 Telefoon 12215 (Adv. Ingez. Med.) Het Nederlandsche Roode Kruis en de geïnterneerden Gedenkt de collecte op 25 October Pakketten voor krijgsgevangenen en geïnterneerden. Vele duizenden levensmiddelenpakketten van het Nederlandsche Roode K>üis zijn in de laatste an derhalf jaar, mede dank zij de medewerking van het Rijksbureau voor de voedselvoorziening in oor logstijd, aan de Nederlandsche krijgsgevangenen, civiele geïnterneerden en geïnterneerden als repre saille, in Duitschland toegezonden, Groote bedragen-, zijn daarmee gemoeid. Aan de Nederlandsche krijgsgevangenen alsmede aan de civiele geïnter neerden wordt twee keer per maand een eenheids pakket gezonden, aan hen die als represaille geïn terneerd zijn een keer per maand. Bovendien wer den verschillende malen aan krijgsgevangenen en geïnterneerden kleeren, schoenen, sportartikelen, spelen enz. gezonden. Voorts verleent het Nederlandsche Roode Kruis zijn bemiddeling bij het zenden van pakketten enz. naar krijgsgevangenen van andere nationaliteiten. Aan geïnterneerde schepelingen worden eveneens eenheidspakketten gezonden. Ook de nood van behoeftige Nederlanders in andere landen werd door het Nederlandsche Roode Kruis gelenigd door levensmiddelenzendingen. Gij steunt dus uw minder fortuinlijke landgenoo- ten door bij te dragen aan de collecte van het Ne- derlandschë Roode Kruis op Zaterdag 25 October. ALS uw lever niet voldoende LEVER-GAL afscheidt. lederen dag moet uw lever een liter lever-gal in uw Ifigewanden doen vloeien. Wanneer deze stroom van lever-gal onvoldoende ls. verteert uw voedsel niet. het bederft, voelt u opgeblazen, u raakt verstopt. Uw Hchaam ls vergiftigd, u voelt u beroerd en ellendig, u ziet alles zwart. De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmiddelen. D moet CARTER'S LEVER-PILLETJES nemen om deze liter lever-gal vrij te doen vloeien en u zult u ee« geheel ander mensch voelen. Onschadelijk, plantaardig, zacht, onovertroffen om de lever-gal te doen vloeien. Elscht Carter's Lever-Pilletjes bij apothekers en drogisten f 0.75. OPLOSSINGEN VAN ZATERDAG J L. VISITEKAARTJES-PUZZLE Koperslager. Muntsnljder. Landbouwer. CIJFERRAADSEL A ls 15 B ls 9 C ls 10. D ls S E IS 6 F ls 14 G ls 13 H ls 17 I ls 12 K is 11 L is 16 M is 7 (Adv. Ingez. Med.) Onze volkskracht wordt mede door Winterhulp in stand, gehouden. Gironummer van de WHN: 5553. Wat is een „wondyrchroim" In de dagen van Eduard I waren de vischprijzen bij ordonnanties vastgesteld Opvallend was, dat de voor tong vastgestelde prijzen zeer laag waren. Een groote schol kostte lVs stuiver per stuk eeen groote tarbot 6, een groote schelvisch 2, maar groote tongen kostten slechts 3 stuiver per dozijn. Hoe kwam het, dat de tong zoo buitengewoon goed koop was. vergeleken bij andere vischsoorten? Ze was klaarblijkelijk zeer algemeen en werd bij groote hoe» veelheden aangevoerd.' Tong kan zeer zeker tot een beperkte hoeveelheid aan den hoek gevangen worden, maar de manier om ze te vangen was steeds met het trawlnet. In de geschiedenisboeken, die handelen over de vlsscherij vindt men o.a. ook het woord „w o n d y r- chroun"; en het is .vermoedelijk met deze „wcr.dyr- chroun", dat in oude tijden zooveel tong gevangen werd, dat dezè visch tot de minderwaardige soorten gerekend kon worden. Een wondyrchroun is dus een net en het is ver moedelijk niet anders dan onze wonderkuil, waarmee veel op de Zuiderzee geviseht werd. Evenals in onzen tijd was er ook in vroegere tijden veel agitatie tegen het gebruik van dit net, dat een sleepnet was. waarmee veel vischbroed vernield werd. In een zitting van het Lagerhuis in 1376 werd ver zocht, het visschen met de wondyrchroun in kreken en zeehavens te verbieden. Het toestel werd in het verzoek beschreven; uit deze beschrijving blijkt dui delijk, dat het een trawlnet was.'Wat bovendien nog uit het in het Normandisch-Fransch gestelde verzoek schrift valt af te leiden is, dat de geschiedenis zich herhaalt, omdat toen, evenals thans, bij herhaling ge waarschuwd werd tegen het uitroeien der visscherij. Het verzoekschrift luidde als volgt: Daar in ver schillende plaatsen van het Rijk in kreken en zee havens, waar voorheen overvloedig visch werd ge vangen, tot groot profijt van het Rijk, deze visscherij nu ten deele vernield en voor langen tijd waardeloos is gemaakt, doordat de laatste jaren de visscherij wordt uitgeoefend met een nieuw, listig samengesteld toestel, door hen genoemd wondyrchroun, gemaakt in den vorm van een oesternet, maar van een buiten gewone grootte („outre mesure long"), verzoeken wij om remedie". Aan dit toestel is een net bevestigd met zulke kleine mazen, dat geen vischje, hoe klein ook, dat in het' net komt, er uit kan, maar er in blijft en dan gevangen worijt. Bovendien schuurt het lange Voorzorg.. en zware ijzer van de wondyrchroun zóó hard over den bodem, dat het 't levende broed van oesters, mosselen en andere soorten visch, alsmede de op den bodem levende planten, waarmede de visch zich voedt, vernietigt. Met welk toestel, genaamd wondyrchroun de bovengenoemde 'visschers in vele meergenoemde plaatsen zulk een massa kleine visch weghalen, dat ze niet weten, wat ze er anders mee moeten doen dan hun varkens er mbe te voeden en vet te mesten. Tot groote schade van alle blirgers van het Rijk en tot vernietiging van de visscherij in alle bovenge noemde plaatsen. Het resultaat van dit verzoek was. dat een commis sie van onderzoek werd'iggcstcld, bestaande uit des kundigen. Valt uit den naam duidelijk af te leiden, dat het hier geldt een Engelschè benaming voor onzen won derkuil, toch was er veel verschil ln het een en het ender. De wondex-kuil toch heeft geen ijzeren frame, doch wordt voortgetrokken tusschen twee booten, terwijl het aan de bovenzijde wordt opengehouden door kurken, en aan den benedenkant door lood ver zwaard wordt. Dit nét werd vroeger speciaal ge bruikt voor de nestvisscherij. CENTRAAL TOONEEL. De Barbier van Sevilla Het is met „De Barbier van Sevilla" ongeveer als met de „Faust"; de opera heeft voor velen het tooneel- stuk verdrongen. Het verhaaltje van Bartholo, Almaviva en Rosine kent bijna elk beschaafd mensch; een ieder heeft immers wel eens in zijn leven Figaro, Basilio, Rosine in de opera van Rossini hooren zingen. Maar hoe weinigen hebben den fonkelenden dialoog van den brutalen, cynischen spotter Bcaumarchais gelezen of gehoord? Voor ons, twintigste eeuwers, heeft De Barbier van Sevilla niet meer die beteekenis, welke het werk voor de tijdgenooten van Beaumarchais had. De directe toespelingen op de Fransche toestanden van 1775 gaan ons voorbij; wij herkennen niet, zooals de Franschen uit de achttiende eeuw, in Figaro Beaumarchais en genieten dus ook niet meer in dezelfde mate van Figaro's tirades over de „groote heeren", de ency clopedisten en de misstanden van voor de revolutie. Maar wat is gebleven en altijd blijven zal, is de spot tende geest, de soepele, schitterende dialoog, en de luchtige fantasie van dezen geestigen Franschen blij spelschrijver, den grootsten misschien na Molière. In de opvoering onder regie van Cees Laseur in Het Centraal Theater komen deze brillante eigen schappen alle geheel tot hun recht. Het was alles licht, speelsch, charmant en zonder nadrukkelijk heid; in één woord het was van Franschen esprit zooals ook het werk is van Beaumarchais. Een «werk als „De Barbier" kan eigenlijk nooit licht genoeg ge speeld worden. Dat heeft Laseur volkomen begrepen en als een luchtige fantasie vól jeugdigen overmoed dit blijspel met zijn brio in vlug Fransch tempo als een wervelwind ons voorbij, zoodat wij geen tijd had den om op adem te komen. Een groot en verdiend succes voor Bcaumarchais, Cees Laseur en en de artlsten van Het Centraal Too- neel. Mary Dresselhuys brengt van zich zelf reeds veel mee voor Rosine, de eenige vrouwenrol in dit stuk. waarvan Figaro zegt. dat zij is zacht, jong, tee- der en pikant. Zij speelt de rol met fijnen toets en geeft aan dit door Bartholo zoo streng bewaakte cn door graaf Almaviva vei-overde Spnansche meisje vrouwelijke charme en natuurlijke gratie. Remmelts is een uitstekende Figaro, die licht en spottend' door heel dit stuk gaat als een naneef van den nar uit Shakespeare's blijspelen. Gysbert Ter- steeg miste in het begin nog wat de zwier en de elegance van den Spaanschen grande maar hij kwam er al meer en meer in in zijn vermommingen, voorat toen hij verscheen als de leerling van Don Basilio. Hoe geestig en dol vermakelijk was de zangles met de slapende Bartholo en hoe voortreffelijk van samen spel was hier ook het geheel. Hans van Meerten speelt Bartholo, een zijner beste rollen. Zijn spel als deze jaloersche, oude vrijer was van een rijk-komische verve, zonder een moment van inzinking. Arend Hauer voldeed als Don Basilio, al denk ik mij deze rol nog markanter en de beroemde tirade op den laster hoe prachtig was dat indertijd van Royaards! kleurrijker en scherper. Jacques Snoek heeft twee zeer mooie, zuiver Spaansche decors voor dezen Barbier van Sevilla geschilderd en ook de fraaie costuums droegen bij tot verhooging van het effect. Zoo werd deze opvoering van Beaumarchais' klassiek blijspel in de voortreffelijk klinkende verta ling van Jan Engelman een vreugde voor den geest, het oog en het oor. J. B. SCHUIL, DE DWERGEN-BEEK9. Van Holkema Warendorf te Amsterdam heb ben tien heel kleine boekjes het licht doen zien. Zij doen sterk aan zakagenda's denken, maar hun in houd is van oneindig kostbaarder gehalte. „De Dwei-gen", door den uitgever aangekondigd met het pakkende slagwoord „Kleine Boeken met Grooten Inhoud", tien in getal, bevatten het vol gende: Een zeer genoeglijke en vermakelijke his torie van Reynaert de Vos. de Faambazuin der Hol- landsche zeelieden (Liederen en gedichten over onze mannen ter zee), Amoureuze Liederen door G. A. Brederoo, In Den Haag daar woont een Graaf (een bundel kinderrijmpjes), Natuurlijke Historie voor de Jeugd door den Schoolmeester, Gelijkenissen en Wonderen van Jezus Christus, Uit den Persiaanschen Bogaard van Musladie Saadi, Hugo de Groot door C. Busken Huet, Tijd- dichten op Gebeurtenissen in Holland en daarbuiten door Joost van den Vondel en Van Mensch tot Mensch, Liedjes van Vrede en Vreugde door P. A. de Genestet. De eerstgenoemde vijf zijn door J. H. van Krim pen verzorgd, het tweede vijftal door S. H. de Roos. Die namen spreken meteen voor hun uit voering. Dames zullen erdoor bekoord worden van wege het miniatuur en de handzaamheid zal ook menig man ertoe brengen er in zijn zak te steken en er lange uren, op reis of anderszins in afwach ting doorgebracht, niet alleen mee te korten maar ze te besteden tot zijn verrijking. De tien boekjes zijn m drie uitvoeringen: gebonden in papier, linnen of leer, verkrijgbaar; elk bevat om en nabij .de 100 pagina's druks en is minder dan een centimeter dik. De gebruikte lettertypen zijn zonder uitzonde ring zeer mooi en helder.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5