'ogels in wintertijd.
Het Zweedsche openluchtmuseum
„Skansen" op een mistigen dag.
Macktbexichteft-
!Bucg.ec£iike Stand
TOBIAS
s een flinke ijslaag hel water bedekt, sne»-
I wij met lange slagen over de bevrorei
;te voort. Glad zijn de ijzers, gladder nog is hei
[let bevroren meer rust in den wuneisenen ban.
geul is in het midden opengenouuen, waamoci
enkele booi zich een weg paam onaer geschuu.
jcknars der schotsen. In ae waxken hebben zien
Enden meeuwen verzameld, aie probeerden m
iipen water hier en daar nog een beetje te voed-
0, na hun dagelijkschen maaitijd op ae vuünis-
I Meerkoeten en waterhoentjes zien er uir als
je zwarte klompjes tusschen al het wit en grijs,
[zy hebben het hard te verduren in de kou,
zij vrijwel van hun natuurlijke voeaselbron
jafgesloten. Voor hen en vooral voor de reigers,
t,e hier en daar zien kleumen met den kop in
jeeren, is het een slechte tijd. De laatste staan
flang te wachten op een afvalletje, dat wordt
gegooid. In Spaarnaam lelde me;: er eens
jn en twintig, verzameld bij een palingrookerij
e hoop hier wat velletjes of afval te kunnen be-
htigen. Het is angstwekkend, te zien, hoe
jdmager dergelijke vogels worden na een wat
je vorstperiode. Merkwaardig ook is het, dat
I reigers, die bleven, nu niet ter trek gaan naar
jen, zuidelijker gelegen, waar zij nog voedsel
leg zouden kunnen vinden. Maar dat komt om-
let trekinstinct in dit jaargetijde eerder van
jnaar Noord is gericht dan andersom. Ze blij-
Idus en komen vaak jafrimerlijk om.
n de open plekken hier en daar zien we ook de
[en verzameld. De gewone wilde eend is een
jnde verschijning. De groene koppen van de
jden glanzen, terwijl de wijfjes in het stem-
I bruin gekleed zijn. Mooie vogels zijn het en
jiig schuw ook. Ze zoeken, evenals vele andere
«abijheid van de stad om nog aan den kost te
|en. Verder zien we te tafeleenden met den
Ibruinen kop van den woerd, zwarten rug, witte
|n en witte borsta De toppereend heeft borst
hals zwart, rug, grijs, zijden wit. De kuifeend
j op den topper, maar heeft een zwarten rug
een kuifje, dat van den kop neerhangt. Hier-
t is hij goed te herkennen. De brilduiker heeft
witte vlek tusschen oog en snavel. Bovenzijde
Urart en onderzijde wit. Dit dan, evenals bij de
ge soorten, voor de volwassen mannetjes, daar
vrouwtjes en de nog niet geheel uitgekleurde
jen, veel minder opzichtig gekleed gaan.
p de binnenwateren, ook die welke in verbin-
Een praatje over de
heilbotvisscherij
;t mag algemeen bekend worden geacht, dat de
ibot" voor den vischhandel van onschatbare
lewel het vleesch van de „Hippoglossus Vulga-
niet zoo fijn is als dat van de „tarbot" en de
it", wordt het toch veel gegeten,
heilbot is de grootste van alle tot nog toe be-
e platvisschen en is door haar staartvin, die
r lats van afgerond, flauw gevorkt is, gemak-
o k van genoemde soorten te onderscheiden. De
,rj n staan aan de rechterzijde van het lichaam,
orüij deze vïsch de boven- tevens gekleurde zijde
n,j)e kleuren zijn van licht- tot donkerbruin, de
nrkant van het lichaam is wit gekleurd.
0 heilbot kan een groote lengte bereiken,
n.plaren van 2 meter en langer, gepaard gaan
iet een gewicht van 180200 K.G. en zwaar-
;id zijn lang geen zeldzaamheid. Bovendien is
visch een geweldige roover, die zich hoofd-
a lijk met andere visschen voedt,
eeoewel het eigenlijke gebied van de heilbot de
5 delijke IJszee is, wordt zij eveneens aange
zien bij de kusten van Groenland, Spitsbergen,
su ind, Noorwegen en de westkust van Frank-
j,0 Verder houdt zij verblijf bij de kusten van
o -Foundland. New-England, New-York, Cali-
ié. Britsch-Columbia, Alaska en Kamtschatka.
m, visch is van zeer groote waarde voor de
inlanders, die ze in lange strooken snijden,
fee na in de lucht gedroogd te zijn, voor win-
jj rovisie worden aangewend,
ui tof. W. F. Thompson, een zeer bekende ich-
ding met de zee staan, zien we de zaagbekken
grootste-, middelste- en kleine- of nonnetje, welke
laatste een mooi zwart en wit geteekend eendje is.
Verder ontdekken we nog zwarte- en. groote zee
eenden, soms een eidereend of een ijseend, die
echter tot de meer zeldzame soorten behooren. Een
'.eeken des tijds is, dat al deze eendensoorten zich
dit jaar schuwer betoonen dan anders, waarschijn-
Heilbot.
(Teekening van K. A. Kruyff)
iloog, die gedurende geruimen tijd het leven
de voortplanting van deze visch bestudeerde,
ifeef hierover eenige jaren geleden, o.a. het
ende:
e heilbot is een bodemvisch, die slechts zelden
de oppervlakte van de zee verschijnt, maar
grootste gedeelte van haar leven op den bo-
i doorbrengt.
ij groeit langzaam; ongeveer 50 pet. van de
2 inelijke exemplaren zijn eerst na een tijdsver-
ldj i van 12 jaren geslachtsrijp.
renals de meeste visschen, welke hun leven op
bodem van de zee doorbrengen, verwijdert de
bot zich waarschijnlijk eveneens niet ver van
iT plaats om zich te kunnen voeden, doch stelt
i blijkbaar tevreden met het voedsel, dat op d«
k waarop zij leeft, aanwezig is.
it feit, gepaard gaande met de afmetingen var
e visch, doet het vermoeden rijzen, dat zij ge-
elijk over de vischgronden is verspreid en niet
groote scholen samen leeft, zooals dit bij
visschen het geval is.
,a verband met de groote waarde, welke de
bot voor den handel heeft, wordt er in meer-
'L landen van Europa, de Vereenigde Staten van
d erika, Canada, Alaska, enz. een intensieve vis-
bcïrij op deze platvisch uitgeoefend, welke aan
"%t in bovengenoemde landen meestal een goed
taan oplevert.
'°l "ooral is dit het geval langs het gedeelte der
'-L1 ;estrekte kust van den Grooten of Stillen
aan, tusschen Puget Sound en Alaska,
angs deze kuststrook zijn de vischgronden in
ectoren verdeeld, het vischseizoen neemt J
w art een ^anvang en wordt gewoonlijk tot Oc-
UI er voortgezet.
•t let gebeurt echter ook wel, dat het vischseizoen
C ter is en reeds voor October is afgeloopen, aan-
ien dit ten nauwste verband houdt met de hoe-
UI lheid visch, die er wekelijks wordt aange-
kt cht. Zoodra echter het vastgestelde quantum,
ie taande uit pl.m. 50.000.000 lbs. heilbot per sei-
a is bereikt, wordt de visseherij beëindigd.
7. ie heilbotbanken liggen hier van 80 tot 200 zee-
n len uit de kust. Het visschen geschiedt hoofd-
elijk met lijnen, waaraan gemiddeld 125 met
arslijnen voorziene hoeken zijn bevestigd. Dat
lijnen een behoorlijke lengte moeten hebben
hieruit, dat er meermalen op een diepte van
'c,er dan 250 vadem moet worden gevischt.
'o lis aas gebruikt men haring, de lijnen, welke aan
"■sien zijn vast gemaakt, blijven vele uren in het
len stel van boeien voorziene lijnen wordt aan
Pacii'ickust een „Skate" genoemd,
oowel in Noord-Amerika als in Europa brengt
n den heilbot versch, bevroren, gezouten en ge
kt in den handel.
Ir is een tijd geweest, dat het rooken van hell
een belangrijke industrie in Amerika was. Te-
'f iwoordig heeft deze industrie echter veel aan
angrijkheid ingeboet, hetgeen hoofdzakelijk moet
rden toegeschreven aan de door den handel
eds grooter wordende vraag naar versche en be-
iren heilbot, zoodat het restant, dat doorgaans
t groot is. voor de rookeiij is bestemd,
let rooken van heilbot in Amerika bereikte
ar hoogtepunt in het jaar 1872 toen er pl.m.
000.000 pond gerookt werd. De hoeveelheid,
thans in Nieuw-Engeland gerookt wordt, be-
[kt nog geen 300.000 pond per jaar.
- De versche, bevroren en gerookte heilbot, welke
pr te lande geïmporteerd wordt is hoofdzake-
afkomstig uit Noorwegen, al waar deze visch
'angen en verder verwerkt wordt.
D. KRUIJFF.
al het ijs uit sloot en vaart verdwenen, hetgeen
overigens vaak langer duurt dan men in de stad wel
aanneemt, dan komen de vogels er vanzelf weer
boven op, vaak zelfs in verbluffend korten tijd.
Als we de schaatsen onderbinden, fietsen of
of loopen in de wintermaanden, altijd moeten we
goed onze oogen den kost geven. Ook de wintertijd
's rijk aan natuurleven. Als we dan in het duin de
chim zien van een vischarend, of meenen een zee
arend bespeurd te hebben, als ganzen of zwanen
hoog overtrekken, als de zon ondergaat als een
uurroode bol en de schemering daalt over het land,
dan hebben we een genoegen gesmaakt dat niet ge-
••ine te achten is.
Soms hangen de wolken laag en dreigend en striemt
de regen het land. Een ander maal krommen de
kale takken zich onder den druk van den wind of
dansen de witte vlokken zachtkens neer. Altijd is
het mooi buiten, altijd is er wat bijzonders te
zien. Daaromerop uit!
H. H. N. Jr.
Nieuwe zeepkaarten voor kinderen
En toeslagkaarten voor bijzonderen arbeid
's-GRAVENHAGE. 8 Januari. De secretaris
generaal van de departementen van handel, nijver
heid en scheepvaart en van landbouw en visscherï
maakt hét volgende bekend.
ZEEPKAART VOOR KINDEREN.
In het tijdvak van Donderdag 15 Januari tot en met
Vrijdag 23 Januari a.s. zal de uitreiking plaats heb
ben van nieuwe zeepkaarten voor kinderen.
De nieuwe kaarten zijn, in tegenstelling tot die.
waarvan thans de laatste bonnen in gebruik zijn.
slechts bestemd voor een tijdvak van drie maanden en
bevatten elk drie bonnen.
Ten behoeve van kinderen, die op 1 Februari 1942
nog geen twee jaar oud zullen zijn, en dus zijn ge
boren na 1 Februari 1940. wordt één kaart voor zeep
en één voor toiletzeep uitgereikt.
Ten behoeve van kinderen, die op 1 Februari 1942
den leeftijd van 2 jaar zullen hebben bereikt, doch
nog niet dien van 8 jaar en die dus geboren zijn na
1 Februari 1934, doch vóór 2 Februari 1940, wordt één
kaart voor zeep uitgereikt.
Belanghebbenden dienen bij de uitreiking de distri
butiestamkaarten der betrokken kinderen te toonen
en worden voor wat betreft den dag van uitreiking
verwezen naar de bekendmaking van den distributie-
dienst in de gemeente hunner inwoning.
Knobbelzwaan.
lijk een gevolg van de intensievere jacht, die op
hen gemaakt wordt. Tijdens de vorstperioden ko
men al deze vogels samen op het nog open geble
ven water, en daar kan men ze dan goed waar
nemen.
De Burgemeester.
Deze echter zijn toch nog de meer gewone ver
schijningen, die we elk jaar tegenkomen. Op welke
we dus gaan rekenen. Soms echter zien we een an
deren vogel, die slechts zelden gesignaleerd wordt.
Dat was bijv. de Burgemeester-meeuw, een soort,
die o.a. in de barre kilten van Spitsbergen zijn do
mein heeft en waarvan in een vorigen winter twee
afgezanten naar de ijsvlakten achter Spaarndam wa
ren gezonden. De jonge vertegenwoordigers van dit
ras lijken veel op de jonge zilver- en mantelmeeu
wen, zij missen echter de zwarte slagpennen, ter
wijl bovendien hun tint iets rossiger is. Deze gasten
uit het hooge noorden waren zeer mak en zochten
tusschen garnalenvellen en leege mosselschalen
naar resten voedsel. Ze zouden gefilmd worden,
maar toen de operateur op knieën en buik naar vo-
en was gekropen en juist de eerste meters zou gaan
opnemen, kwam er een klein, maar ondernemend
jongmensch, dat het noodzakelijk achtte, dit plan
te verstoren. We hebben hem zachtkens, maar op
overtuigende wijze de waarheid gezegd.
Tijdens strenge vorst kan men overal ganzen en
zwanen zien.
HET STRAND LANGS
Ook hier zijn vele vogels, hoewel minder in vorst
perioden. Er zijn bijv. de kloeke zilvermeeuwen, die
het aanspoelsel nazoeken. Mooie groote vogels zijn
het, met witte borst en zilverkleurige vleugels. Hun
kop vertoont in den winter kleine bruine lengte
streepjes. Snavel en pooten zijn geel, resp. vleesch-
kleurig. Op hen gelijkt de mantelmeeuw, die echter
iets grooter is en zwarte vleugels heeft. Ook dit
zijn prachtige verschijningen.
De kapmeeuw een trouwe gast in onze steden
- is wat kleiner van structuur en heeft een rooden
snavel en pooten, wat hem goed doet onderschei
den van den stormmeeuw, die even groot is, maar
groengelen snavel en pooten heeft. Ook mist deze
het. zwarte vlekje achter het oog, dat de kap
meeuw kenmerkt, en dat in het voorjaar uitgroeit
tot een geheel zwarten kop. De stormmeeuw is een
verkleinde uitgave van den zilvermeeuw. Ook zien
we nog meeuwen, zoowel groote als kleine, waarin
de bruine kleur overheerscht. Dat zijn de iongen.
die nog het jeugdkleed dragen. Pas in zijn derde
jaar is dé zilvermeeuw volwassen. De jongen van
mantel- en zilvermeeuw lijken veel op elkaar, het
onderscheid is soms moeilijk te maken.
Het is een aardig gezicht deze vogels in lange
rijen op de banken te zien staan. Als we naderen,
steken ze hun vleugels uit, loopen een eindje en
vliegen op. Tusschen de meeuwen door zien we
kleine vogeltjes op vlugge pootjes snellen. Dat zijn
de strandloopertjes. waarvan er vele soorten zijn.
zooals bonte-, drieteen- en paarse. Deze iaatste
zoekt het meer op de basaltglooiingen. Ook het
steenloopertje vinden we daar. Verder zijn er de
bontbekjes, een enkele kuifleeuwerik en een paar
bonte kraaien, die de vloedlijn afspeuren naar
voedsel.
DICHT BIJ HUIS.
In onze tuinen is het drukker dan anders. Be
halve musschen en spreeuwen zien we meezen, die
hun acrobatenkunstjes uithalen aan takken. Lijsters,
roodborstjes en een enkele Vlaamsche gaai komen
kijken wat de pot schaft.
Het verdient in den winter ook aanbeveling
wat water neer te zetten, maar dan zoo dat de
vogels er alleen met hun kop bij kunnen komen,
daar ze anders bij het nemen van een bad. kans
hebben bevroren vleugelveeren te krijgen.
De roofvogels, zooals het torenvalkje en de
sperwer, komen dichter bij de stad. Soms zien we
ineens de schaduw van de laatste voorbij schieten
bij zijn jacht op de musschen. De torenvalk pro
beert de muizen te verschalken op de weilanden en
zal waarschijnlijk wel niet gemakkelijk aan den
kost komen.
Boven het duin kringen de buizerden en soms
zien we een jagenden slechtvalk stooten op zijn
prooi. In de wakken, bijten en open plekken is de
watervogelwereld verzameld. Zoo zien we dus,
dat overal, zelfs in den strengsten winter nog leven
is. Zij het dan, dat er soms bitter gebrek wordt ge
leden. Hier kunnen de menschen helpen, voor zoo
ver dat mogelijk is. Is eenmaal de vorst geweken en
Het Staatsboschbelieer is overgegaan tot den aankoop van het bekende kasteel en
landgoed „Groeneveld" onder de gemeente Baarn. Dit landgoed, dat met het
kasteel uit de zeventiende eeuw dateert, is meer dan 90'hectaren groot.
(Pax-Holland-De Haan-c)
Tevens zullen op nader door de plaatselijke distri
butiediensten bekend te maken dagen gedurende het
tijdvak van 15 Januari tot en met 22- Januari a.s. de
toeslagkaarten voor bijzonderen arbeid voor de twee
de periode van 1942 worden uitgereikt.
Voor de uitreiking gelden dezelfde normen als tot
dusverre. Zij, die recht kunnen doen gelden op een
toeslagkaart voor langdurigen arbeid, doch tot nu toe
rantsoenbonnen hebben ontvangen, zullen een toe
slagkaart. ontvangen, indien sedert het tijdstip van
uitreiking dier bonnen dertien weken verloopen zijn.
Van de thans in gebruik zijnde toeslagkaarten voor
zwaren en zeer zwaren arbeid zal een der aardappel
bonnen niet worden aangewezen. In verband hier
mede komen op de betreffende nieuwe kaarten vijf in
plaats van vier bonnummers voor, namelijk „05" tot
en met „09", zoodat de bon, welke extra wordt ge
geven, in de komende periode recht zal geven op het
koopen van het rantsoen, dat in de eerste periode
niet wordt verstrekt.
De regeling voor zelfverzorgers blijft ongewijzigd.
Degenen, op wier distributiestamkaart het vakje KI
of LI gedateerd is. komen niet voor toeslagkaarten. in
aanmerking.
Eerst bij de uitreiking voor de vierde periode zal
men wederom kunnen kiezen of men van de zelfver-
zorgersregeling gebruik wil maken dan wel toeslag
kaarten wil ontvangen. Dit is dus thans niet mogelijk.
EEN NIEUW SPOORBOEKJE.
UTRECHT, 8 Januari. Met ingang van Maandag
Januari a.s. zal een nieuw spoorboekje verschij
nen, waarin alle tot nu toe op den winterdienst van
6 October 1941 verschenen aanvullingen, 13 in getal,
zullen zijn verwerkt. De aandacht wordt er op geves
tigd, dat in enkele trajecten van dit nieuwe boekje wij
zigingen zijn aangebracht, welke op 12 Januari ingaan
en die dus nog niet door middel van aanvullingen wer
den bekend gemaakt. (A.N.P.)
SALARISREGELING PROVINCIAAL PERSONEEL.
In de Statenzitting van Noord-Holland d.d. 8 Juli
1941 werd* een regeling vastgesteld tot het toekennen
van een tijdelijke toelage aan lager bezoldigd gehuwd
personeel en tot tijdelijke verhoogïng van de kinder
toelage, bedoeld in art. 5 van het salarisreglement
1920.
In verband met het ongedaan maken van de salaris-
korting van 5% voor het Rijkspersoneel hebben de
betreffende Departementshoofden medegedeeld, geen
bezwaar te hebben, dat deze regeling ook voor het
provinciale personeel zal gelden, in verband waar
mede besloten is, de regeling inzake het toekennen
van een tijdelijke toelage aan lager bezoldigd gehuwd
personeel enz. te wijzigen, door in art. 1 te lezen in-
plaats van f 1900: f 2000.
VERKLARING VAN GANDHI.
SJANGHAI 8 Januari (D. N. B.). Naar uit Delhi wordt
gemeld heeft Gandhi verklaard dat de tegenstanders van
den oorlog de ongehoorzaamheidscampagne in Indlë moe
ten voortzetten, nu hijzelf nauwelijks nog in aanmerking
komt voor de organisatie der campagne, doordat hij uit
het Congres is getreden
De toestand op Malakka
STOCKHOLM. 8 Januari (D.N.B.) In een hoofd
artikel schrijft de „Times" dat de laatste berichten
van Malakka verontrustend zijn. Het blad geeft on
omwonden toe dat de Britsche troepen aan de West
kust opnieuw tot den terugtocht moesten overgaan
tengevolge van nieuwe Japansche landingen. Afge
zien van de strategische beteekenis van Singapore is
het reeds een ernstig gevaar voor de Britsche oor
logsindustrie dat rubber, tin en andere kostbare grond
stoffen in handen der Japanners zijn gevallen.
De „Daily Mail" schrijft: „Men heeft gezegd dat al
het zware geschut te Penang op zee gericht was en
dat men niet heeft getracht de vesting aan de land
zijde te beschermen. Is Singapore misschien ook al
leen aan den zeekant onneembaar gemaakt?"
Luchtaanval op Bangkok
BANGKOK, 8 Januari (D.N.B.) De stad Bangkok
heeft vandaag om 4.30 uur in den ochtend haar eer
sten luchtaanval beleefd. Er werden enkele bommen
geworpen.
Volgens een bericht van den zender Rangoon is gis
termiddag de stad Moulmein in Birma zwaar gebom
bardeerd.
HAVEN IN BRITSCH-BORNEO GEBOM
BARDEERD.
SJANGHAI, 8 Januari (D.N.B.) Tachtig Japan
sche vliegtuigen hebben, naar uit Batavia gemeld
wordt, Dinsdagnacht de haven Ambong in Britsch
Noord-Borneo aangevallen.Er werden bommen ge
worpen en voor de oorlogvoering belangrijke instal
laties met machinegeweren beschoten. Ook boven an
dere deelen van Noord-Borneo zijn Japansche vlieg
tuigen waargenomen.
Heel het volksleven speelt zich af op enkele
hectaren grond.
(Van onzen correspondent te Stockholm).
Dezen weemoedig-herfstigen morgen moet de man
met „Skansen" op z'n pet uit zijn warme huisje ko
men om den eenzamen wandelaar binnen te laten
door het eenige van de acht tourniquets dat open is.
De boomen druipen van den ochtendmist en in het
park van de ridderhofstede ruimt de oude tuinman
de vannacht bruin-bevroren dahlia's weg. Er ploft een
appel neer in 't natte gras bij de van bessen roode
meidoornhaag, zoodat een eekhoorntje verschrikt
weg-stuift naar de dennen achter de smidse. Daar
klinkt nu hamerslag op hard metaal, want de sneeuw
ploeg heeft veel geleden den vorigen winter en moet
nieuw-beslagen klaar staan als straks de sneeuw weer
komt, maar het is of de witte nevels tusschen de
boomen die klanken opslorpen, het gehamer stoort
de stilte niet. net zoo min als het getokkel van de
klokken van de witte Jamtlandsche koeien, die op
hun boomlooze bergweitje zich ergens in de bergen
van Jamtland kunnen wanen, nu de mist, dicht en
ondoordringbaar, voor het uitzicht op de tien ver
diepingen hooge flat-blokken van Stockholm's nieuw
ste woonwijken hangt.
De eenzame wandelaar blijft een oogenblik staan
aan den rand van de rotsen, waar hij beneden het
water weet. Maar uit de witte ruimte rollen steeds
nieuwe wolkenflarden aan, die alles hier op de
hoogten van de oude schans omhullen. Hij gaat ver
der langs de rotsen en onder de boomen. En uit den
natten mist van dezen dag in October doemen hoeven
op en hutten en molentjes en steile stadsstraatjes met
oude huizen, doemen telkens weer andere beelden op,
die wat later weer verdwijnen in den mist om plaats
te maken voor nieuwe.
Daar is een witte hoeve onder een lang strooien
dak. Ganzen scharrelen er bij de houtmijt, een gele
wilg buigt zich over het bakhuis met zijn oven van
zware veldkeien, een meid met witten hoofddoek
loopt over het erf met voer voor de schapen. Een
klein wereldje, waarheen weg uit den mist naar toe
leidt en een weg vandaan voert, den mist in. Dan
schïmt achter rijzige sparren groot en donker
houten kerk. De deur staat aan en even wijlt de
zoeker er, zittend op een glad-gesleten houten bank.
terwijl zijn oog de speelsche lijnen van de bleeke
bloemenranken op de houten zoldering volgt. De oude
staande klok naast het altaar tikt als de staf van den
langzaam voort-schrijdenden Tijd op den eeuwigen
weg, den zandlooper op den preekstoel loopt niet
meer, maar op het witte altaarkleed pronken late
goudsbloemen.
BARNEVELD (Donderdag). Pluim veemarkt. Oude kip
pen f 1.75—f 3. Oude kippen per K.G. f 0.90; Oude hanen
f 2,35—f 3.75. Jongen hanen f 1,65—f 2.50. Jonge hanen per
K.G. f 0.90. N.H. Blauwen per K.G. f 0.90. Jonge hennen
f3—f5. Tamme eenden fl,30—fl,80. Wilde eenden (in
jachttijd) f 1.35. Ganzen f 3—f 6. Kalkoenen per K.G. f 0.90.
Tamme konijnen f 3,50—f 6,50. Wilde konijnen f 1,10. Hazen
(in jachttijd) f 4. Fazanten (in jachttijd) f 2,10. Aanvoei
1900. Handel redelijk.
Eiermarkt. Witte eieren f 1,32 per K.G. Bruine eieren
f7 per K.G. Aanvoer 4500. Handel vlug.
Veemarkt. Zeugen f 125—f 225 Biggen f 10—f 18. Nuchtere
kalveren f 12—f 20. Aanvoer 55. Handel iets vlugger.
HAARLEM, 8 Januari 1941.
Getrouwd: 8 Januari: K. C. Willemse en A. H. Lamo-
ree.
Bevallen: 6 Januari: E. van EistHellemons z„
Januari: J. M. van HaazelKoetsier van der Waerden
z., H. G. van AanhoutPrinsen z„ M. S. van Duffelen
van Weeren d.. P. CornelissensVrolijk d., M. Tim
merman—Bruins d., T. J. Faas-Jansen d. 8 Jan.: F. Dam-
Dijkstra z„ J. M. RagetlieRuiteman d.
Overleden: 6 Januari: P. de VriesGonggrijj 40 j.
Hazepaterslaan; G. A. 10 m., d. van P. L. Schoonheim
Koninginneweg; J. Valentijn 49 j„ Brouwersplein; T
Weberde Groot 75 j„ Kenaupark; 7 Jan.: D. Hubert—
Berkhout 85 j„ Zomerluststraat; J. W., 3 m., z. van L
Goldberg, Hazepaterslaan: M. J. A. Fuhri Snethlage—
van Iterson, 83 j.. Vijverlaan.
'n Mijn
De eenzame wandelaar gaat verder en nu ontsluit
de mist hem een rooden boerenburcht van stallen en
schuren en woonhuizen, saamgegroept om een kleine
vierkante binnenplaats. De zware poort van de wa
genschuur, de eenige toegang tot deze houten vesting
uit het Hooge Noorden, staat noodend open en de
vrouw des huizes, breiend bij den haard, waarin een
blokkenvuur vlamt, vindt het prettig, dat er eens
iemand komt in de stilte van dezen herfstigen mor
gen. Zij voert den bezoeker vol trots naar de kleer-
kamer, waar de bont beschilderde kisten langs de
wanden staan en de Zondagsche rokken van het
vrouwvolk, opgevouwen en stijf met banden omwon
den, opdat de plooien er niet uit gaan, aan de balken
hangen; zij toont hem de keuken met het blinkende
koper, de mooie kamer met de heerlijk natuurlijk-
naïeve wandschilderingen, de pronkbedden boven
met het zilver-glanzende, eigengereide linnen en de
dekens van oranje-rood-bruin weefsel met blanke
schaapsvacht er tegen aan; zij gaat hem voor door
voorraadschuren en stallen en wijst hem, hoe hij
loopen moet om bij de Lappen te komen. En de een
zame wandelaar gaat weer verder, vangt even een
glimp op van een watermolen aan een ruischend
beekje, hoort in de laagte van een dal het zacht kra
kende geluid, dat rendieren maken als ze loopen. staat
in den mist voor een paar Lappenhutten met voor-
raadschuurtjes op hooge palen ernaast. Maar Torker
Torkelson weidt zijn kudden nog langs de herfstige
flanken van de Laplandsche bergen en 't zal nog
weken duren voor hij zijn vos-rooden hond aan zoo'n
paal vastbindt en zijn rendieren spreidt rondoip het
rookende vuurtje in de hut.
Met zeven-mülslaarzen door Zweden.
Weer verder gaat de eenzame wandelaar en zoo,
in den witten mist van den "herfstdag, is het hem. of
hij. in plaats van rustig te wandelen langs de bekende
paden van Skansen. met zeven-mijls-iaarzen Zweden
doorkruist. Want zoo-even stond hij in Lapland en nu,
vijftig passen verder, staat hij drie-honderd-vijftig
mijl verderop aan de scherenkust van de Botnische
Golf. waar snuivende zeehonden opduiken tusschen
de glad-gespoelde klippen. Weer vijftig schreden en
hij ontwaart, grijs in de nevels, het ranke silhouet van
een klokketorentje. dat hij herkent, dat hij eens op
een voettocht door Jamtland ontdekt heeft naast een
oud. klein kerkje onder blanke berken. En zijn zeven
mijlslaarzen brengen hem, vlugger dan hij zijn pijp
leeg kan rooken, langs een grauw-verweerde boer-
derij uit het schrale land van Hörjedalen en een
bruine hoeve uit Dalecarlië en kolenbrandershutten
uit Bergslagen met groote, zwarte kringen van kolen-
mijten aan den bosehrand. naar een buurtje met hob
belige straatjes, waar hij het Stockholm van een
halve eeuw geleden ontmoet het Stockholm van
lage, houten huizen, rood en geel geverfd, en kleine
winkeltjes en donkere werkplaatsen, waar de boek
drukker een cents-prent van den breeden en den
smallen weg drukt en de kruidenier lampolie ver
koopt en wolkammen en suikerbrooden in blauw
kardoes en portorica met den rookenden moriaan
er op.
Als de wandelaar het straatje oploopt is het hem
of de lijsterbessen over de schutting van den leer
looier wat meer gloed krijgen en als hij boven op de
rotsen komt ziet hij, hoe de nevels uiteen-rafelen en
verwaaien, hoe daarachter, daar in de laagte, steeds
duidelijker de stad zich gaat afteckenen met haar
breede watervlakken en haar toren en huizen en
hoogten en kaden. De wandelaar legt zijn ochtend
blad met oorlogsnieuws op een natte bank om voor
de zooveelste maal van zijn leven te genieten van het
gezicht op zijn schoone stad. Maar terwijl zijn ooecn
zien en zijn ooren de zoo vertrouwde stadsgeruchten
beluisteren, wijlen zijn gedachten bij dit onvolprezen
Skansen, dat op net zoo'n Octoberdag als vandaag
geopend werd, toen men 1891 schreef. Vijftig jaar is
dit Skansen dus, dit eerste en beste openluchtmuseum
ter wereld, maar het heeft nog altijd iets nieuws, iets
jongs. Het leeft, zooals misschien geen ander museum
ter wereld leeft Maar het is ook méér dan een open
luchtmuseum. waar de ethnografica bijeengebracht
zijn, die te groot waren voor museumvitrines, méér
dan een bont en bloeiend bouquet van Zweedsche
beelden, méér dan een Zweden in een notendop en
zonder de eindelooze wouden en de wijde meren en
de golvende landen. De kerk is niet alleen een prach
tig voorbeeld van plattelandsbouwkunst uit de acht
tiende eeuw, ms?r ook een kerk, waar 's zomers el-
ken Zondag dienst is, waar men mcl Kerstmis bij 't
licht van de kaarsen de schoone oude kerstliederen
van 't Zweedsche land zingt, waar vele huwelijken
ingezegend worden a raison van 200 kronen plus 75
öre entree voor eiken bruiloftsgast) Hier, op de weide
bij de kerk. wedijveren op den vooravond van den
eersten Meidag jonge mannen op boerenpaarden, wie
de „kat" uit de ton kan knuppelen, maar als er sneeuw
ligt In Januari ls op dezelfde plek de finish van een
der grootste ski-rennen van den Stockholmschen
winter. Op de dansbaan bij het marktplein voert niet
alleen de buitengewoon goed geoefende danstroep van
Skansen op gezette dagen volksdansen in kleerier-
dracht uit, maar dansen ook de bezoekers oude polka's
en walsen en hambo's. zooals men op een anderen
dansvloer van Skansen bij een swingorkest heel den
zomer, avond aan avond de dansen van dezen tijd
doet. De jaarlijksche Dag van den Boer wordt op
Skansen gevierd, maar ook de jaarlijksche Dag van
de Vakbeweging. En wanneer een oud jaar in een
nieuw verglijdt, wordt Skansen meer nog dan anders
het middelpunt van Zweden, want dan dragen de
aethergolven het gebeier van de klokken van Skansen
over heel het Zweedsche land, vereenigen de klok-
kenklanken van Skansen heel het Zweedsche volk.
Terwijl hij dat zoo overdenkt, constateert de een
zame wandelaar, hoe goed gezien het was, voor een
van de beide afbeeldingen op de postzegels, die ter
gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Skansen
zijn uitgegeven, dat klokketorentje uit Jamtland te
gebruiken. Voor de andere afbeelding nam men het
portret van Arthur Hazelius. den schepper yan dit
openluchtmuseum, aan wiens ver vooruitzienden blik
en talent om kapitalen bij elkaar te bedelen, het te
danken is dat Skansen is geworden wat het is. De
eenzame wandelaar zoekt het graf van Hazêüus op,
dat aan een stil pad hier op Skansen ligt. De herfst
zon brandt In de lijsterbessen achter den hoogen
grijzen steen en een paar kleine kinderen sloffen
door de dorre blaren. Nee, een museum is Skansen
niet, het is een stuk van het levende Zweden, een
prachtig en kostbaar stuk Zweden.
c. g. a.