'ogels in wintertijd. Het Zweedsche openluchtmuseum „Skansen" op een mistigen dag. Macktbexichteft- !Bucg.ec£iike Stand TOBIAS s een flinke ijslaag hel water bedekt, sne»- I wij met lange slagen over de bevrorei ;te voort. Glad zijn de ijzers, gladder nog is hei [let bevroren meer rust in den wuneisenen ban. geul is in het midden opengenouuen, waamoci enkele booi zich een weg paam onaer geschuu. jcknars der schotsen. In ae waxken hebben zien Enden meeuwen verzameld, aie probeerden m iipen water hier en daar nog een beetje te voed- 0, na hun dagelijkschen maaitijd op ae vuünis- I Meerkoeten en waterhoentjes zien er uir als je zwarte klompjes tusschen al het wit en grijs, [zy hebben het hard te verduren in de kou, zij vrijwel van hun natuurlijke voeaselbron jafgesloten. Voor hen en vooral voor de reigers, t,e hier en daar zien kleumen met den kop in jeeren, is het een slechte tijd. De laatste staan flang te wachten op een afvalletje, dat wordt gegooid. In Spaarnaam lelde me;: er eens jn en twintig, verzameld bij een palingrookerij e hoop hier wat velletjes of afval te kunnen be- htigen. Het is angstwekkend, te zien, hoe jdmager dergelijke vogels worden na een wat je vorstperiode. Merkwaardig ook is het, dat I reigers, die bleven, nu niet ter trek gaan naar jen, zuidelijker gelegen, waar zij nog voedsel leg zouden kunnen vinden. Maar dat komt om- let trekinstinct in dit jaargetijde eerder van jnaar Noord is gericht dan andersom. Ze blij- Idus en komen vaak jafrimerlijk om. n de open plekken hier en daar zien we ook de [en verzameld. De gewone wilde eend is een jnde verschijning. De groene koppen van de jden glanzen, terwijl de wijfjes in het stem- I bruin gekleed zijn. Mooie vogels zijn het en jiig schuw ook. Ze zoeken, evenals vele andere «abijheid van de stad om nog aan den kost te |en. Verder zien we te tafeleenden met den Ibruinen kop van den woerd, zwarten rug, witte |n en witte borsta De toppereend heeft borst hals zwart, rug, grijs, zijden wit. De kuifeend j op den topper, maar heeft een zwarten rug een kuifje, dat van den kop neerhangt. Hier- t is hij goed te herkennen. De brilduiker heeft witte vlek tusschen oog en snavel. Bovenzijde Urart en onderzijde wit. Dit dan, evenals bij de ge soorten, voor de volwassen mannetjes, daar vrouwtjes en de nog niet geheel uitgekleurde jen, veel minder opzichtig gekleed gaan. p de binnenwateren, ook die welke in verbin- Een praatje over de heilbotvisscherij ;t mag algemeen bekend worden geacht, dat de ibot" voor den vischhandel van onschatbare lewel het vleesch van de „Hippoglossus Vulga- niet zoo fijn is als dat van de „tarbot" en de it", wordt het toch veel gegeten, heilbot is de grootste van alle tot nog toe be- e platvisschen en is door haar staartvin, die r lats van afgerond, flauw gevorkt is, gemak- o k van genoemde soorten te onderscheiden. De ,rj n staan aan de rechterzijde van het lichaam, orüij deze vïsch de boven- tevens gekleurde zijde n,j)e kleuren zijn van licht- tot donkerbruin, de nrkant van het lichaam is wit gekleurd. 0 heilbot kan een groote lengte bereiken, n.plaren van 2 meter en langer, gepaard gaan iet een gewicht van 180200 K.G. en zwaar- ;id zijn lang geen zeldzaamheid. Bovendien is visch een geweldige roover, die zich hoofd- a lijk met andere visschen voedt, eeoewel het eigenlijke gebied van de heilbot de 5 delijke IJszee is, wordt zij eveneens aange zien bij de kusten van Groenland, Spitsbergen, su ind, Noorwegen en de westkust van Frank- j,0 Verder houdt zij verblijf bij de kusten van o -Foundland. New-England, New-York, Cali- ié. Britsch-Columbia, Alaska en Kamtschatka. m, visch is van zeer groote waarde voor de inlanders, die ze in lange strooken snijden, fee na in de lucht gedroogd te zijn, voor win- jj rovisie worden aangewend, ui tof. W. F. Thompson, een zeer bekende ich- ding met de zee staan, zien we de zaagbekken grootste-, middelste- en kleine- of nonnetje, welke laatste een mooi zwart en wit geteekend eendje is. Verder ontdekken we nog zwarte- en. groote zee eenden, soms een eidereend of een ijseend, die echter tot de meer zeldzame soorten behooren. Een '.eeken des tijds is, dat al deze eendensoorten zich dit jaar schuwer betoonen dan anders, waarschijn- Heilbot. (Teekening van K. A. Kruyff) iloog, die gedurende geruimen tijd het leven de voortplanting van deze visch bestudeerde, ifeef hierover eenige jaren geleden, o.a. het ende: e heilbot is een bodemvisch, die slechts zelden de oppervlakte van de zee verschijnt, maar grootste gedeelte van haar leven op den bo- i doorbrengt. ij groeit langzaam; ongeveer 50 pet. van de 2 inelijke exemplaren zijn eerst na een tijdsver- ldj i van 12 jaren geslachtsrijp. renals de meeste visschen, welke hun leven op bodem van de zee doorbrengen, verwijdert de bot zich waarschijnlijk eveneens niet ver van iT plaats om zich te kunnen voeden, doch stelt i blijkbaar tevreden met het voedsel, dat op d« k waarop zij leeft, aanwezig is. it feit, gepaard gaande met de afmetingen var e visch, doet het vermoeden rijzen, dat zij ge- elijk over de vischgronden is verspreid en niet groote scholen samen leeft, zooals dit bij visschen het geval is. ,a verband met de groote waarde, welke de bot voor den handel heeft, wordt er in meer- 'L landen van Europa, de Vereenigde Staten van d erika, Canada, Alaska, enz. een intensieve vis- bcïrij op deze platvisch uitgeoefend, welke aan "%t in bovengenoemde landen meestal een goed taan oplevert. '°l "ooral is dit het geval langs het gedeelte der '-L1 ;estrekte kust van den Grooten of Stillen aan, tusschen Puget Sound en Alaska, angs deze kuststrook zijn de vischgronden in ectoren verdeeld, het vischseizoen neemt J w art een ^anvang en wordt gewoonlijk tot Oc- UI er voortgezet. •t let gebeurt echter ook wel, dat het vischseizoen C ter is en reeds voor October is afgeloopen, aan- ien dit ten nauwste verband houdt met de hoe- UI lheid visch, die er wekelijks wordt aange- kt cht. Zoodra echter het vastgestelde quantum, ie taande uit pl.m. 50.000.000 lbs. heilbot per sei- a is bereikt, wordt de visseherij beëindigd. 7. ie heilbotbanken liggen hier van 80 tot 200 zee- n len uit de kust. Het visschen geschiedt hoofd- elijk met lijnen, waaraan gemiddeld 125 met arslijnen voorziene hoeken zijn bevestigd. Dat lijnen een behoorlijke lengte moeten hebben hieruit, dat er meermalen op een diepte van 'c,er dan 250 vadem moet worden gevischt. 'o lis aas gebruikt men haring, de lijnen, welke aan "■sien zijn vast gemaakt, blijven vele uren in het len stel van boeien voorziene lijnen wordt aan Pacii'ickust een „Skate" genoemd, oowel in Noord-Amerika als in Europa brengt n den heilbot versch, bevroren, gezouten en ge kt in den handel. Ir is een tijd geweest, dat het rooken van hell een belangrijke industrie in Amerika was. Te- 'f iwoordig heeft deze industrie echter veel aan angrijkheid ingeboet, hetgeen hoofdzakelijk moet rden toegeschreven aan de door den handel eds grooter wordende vraag naar versche en be- iren heilbot, zoodat het restant, dat doorgaans t groot is. voor de rookeiij is bestemd, let rooken van heilbot in Amerika bereikte ar hoogtepunt in het jaar 1872 toen er pl.m. 000.000 pond gerookt werd. De hoeveelheid, thans in Nieuw-Engeland gerookt wordt, be- [kt nog geen 300.000 pond per jaar. - De versche, bevroren en gerookte heilbot, welke pr te lande geïmporteerd wordt is hoofdzake- afkomstig uit Noorwegen, al waar deze visch 'angen en verder verwerkt wordt. D. KRUIJFF. al het ijs uit sloot en vaart verdwenen, hetgeen overigens vaak langer duurt dan men in de stad wel aanneemt, dan komen de vogels er vanzelf weer boven op, vaak zelfs in verbluffend korten tijd. Als we de schaatsen onderbinden, fietsen of of loopen in de wintermaanden, altijd moeten we goed onze oogen den kost geven. Ook de wintertijd 's rijk aan natuurleven. Als we dan in het duin de chim zien van een vischarend, of meenen een zee arend bespeurd te hebben, als ganzen of zwanen hoog overtrekken, als de zon ondergaat als een uurroode bol en de schemering daalt over het land, dan hebben we een genoegen gesmaakt dat niet ge- ••ine te achten is. Soms hangen de wolken laag en dreigend en striemt de regen het land. Een ander maal krommen de kale takken zich onder den druk van den wind of dansen de witte vlokken zachtkens neer. Altijd is het mooi buiten, altijd is er wat bijzonders te zien. Daaromerop uit! H. H. N. Jr. Nieuwe zeepkaarten voor kinderen En toeslagkaarten voor bijzonderen arbeid 's-GRAVENHAGE. 8 Januari. De secretaris generaal van de departementen van handel, nijver heid en scheepvaart en van landbouw en visscherï maakt hét volgende bekend. ZEEPKAART VOOR KINDEREN. In het tijdvak van Donderdag 15 Januari tot en met Vrijdag 23 Januari a.s. zal de uitreiking plaats heb ben van nieuwe zeepkaarten voor kinderen. De nieuwe kaarten zijn, in tegenstelling tot die. waarvan thans de laatste bonnen in gebruik zijn. slechts bestemd voor een tijdvak van drie maanden en bevatten elk drie bonnen. Ten behoeve van kinderen, die op 1 Februari 1942 nog geen twee jaar oud zullen zijn, en dus zijn ge boren na 1 Februari 1940. wordt één kaart voor zeep en één voor toiletzeep uitgereikt. Ten behoeve van kinderen, die op 1 Februari 1942 den leeftijd van 2 jaar zullen hebben bereikt, doch nog niet dien van 8 jaar en die dus geboren zijn na 1 Februari 1934, doch vóór 2 Februari 1940, wordt één kaart voor zeep uitgereikt. Belanghebbenden dienen bij de uitreiking de distri butiestamkaarten der betrokken kinderen te toonen en worden voor wat betreft den dag van uitreiking verwezen naar de bekendmaking van den distributie- dienst in de gemeente hunner inwoning. Knobbelzwaan. lijk een gevolg van de intensievere jacht, die op hen gemaakt wordt. Tijdens de vorstperioden ko men al deze vogels samen op het nog open geble ven water, en daar kan men ze dan goed waar nemen. De Burgemeester. Deze echter zijn toch nog de meer gewone ver schijningen, die we elk jaar tegenkomen. Op welke we dus gaan rekenen. Soms echter zien we een an deren vogel, die slechts zelden gesignaleerd wordt. Dat was bijv. de Burgemeester-meeuw, een soort, die o.a. in de barre kilten van Spitsbergen zijn do mein heeft en waarvan in een vorigen winter twee afgezanten naar de ijsvlakten achter Spaarndam wa ren gezonden. De jonge vertegenwoordigers van dit ras lijken veel op de jonge zilver- en mantelmeeu wen, zij missen echter de zwarte slagpennen, ter wijl bovendien hun tint iets rossiger is. Deze gasten uit het hooge noorden waren zeer mak en zochten tusschen garnalenvellen en leege mosselschalen naar resten voedsel. Ze zouden gefilmd worden, maar toen de operateur op knieën en buik naar vo- en was gekropen en juist de eerste meters zou gaan opnemen, kwam er een klein, maar ondernemend jongmensch, dat het noodzakelijk achtte, dit plan te verstoren. We hebben hem zachtkens, maar op overtuigende wijze de waarheid gezegd. Tijdens strenge vorst kan men overal ganzen en zwanen zien. HET STRAND LANGS Ook hier zijn vele vogels, hoewel minder in vorst perioden. Er zijn bijv. de kloeke zilvermeeuwen, die het aanspoelsel nazoeken. Mooie groote vogels zijn het, met witte borst en zilverkleurige vleugels. Hun kop vertoont in den winter kleine bruine lengte streepjes. Snavel en pooten zijn geel, resp. vleesch- kleurig. Op hen gelijkt de mantelmeeuw, die echter iets grooter is en zwarte vleugels heeft. Ook dit zijn prachtige verschijningen. De kapmeeuw een trouwe gast in onze steden - is wat kleiner van structuur en heeft een rooden snavel en pooten, wat hem goed doet onderschei den van den stormmeeuw, die even groot is, maar groengelen snavel en pooten heeft. Ook mist deze het. zwarte vlekje achter het oog, dat de kap meeuw kenmerkt, en dat in het voorjaar uitgroeit tot een geheel zwarten kop. De stormmeeuw is een verkleinde uitgave van den zilvermeeuw. Ook zien we nog meeuwen, zoowel groote als kleine, waarin de bruine kleur overheerscht. Dat zijn de iongen. die nog het jeugdkleed dragen. Pas in zijn derde jaar is dé zilvermeeuw volwassen. De jongen van mantel- en zilvermeeuw lijken veel op elkaar, het onderscheid is soms moeilijk te maken. Het is een aardig gezicht deze vogels in lange rijen op de banken te zien staan. Als we naderen, steken ze hun vleugels uit, loopen een eindje en vliegen op. Tusschen de meeuwen door zien we kleine vogeltjes op vlugge pootjes snellen. Dat zijn de strandloopertjes. waarvan er vele soorten zijn. zooals bonte-, drieteen- en paarse. Deze iaatste zoekt het meer op de basaltglooiingen. Ook het steenloopertje vinden we daar. Verder zijn er de bontbekjes, een enkele kuifleeuwerik en een paar bonte kraaien, die de vloedlijn afspeuren naar voedsel. DICHT BIJ HUIS. In onze tuinen is het drukker dan anders. Be halve musschen en spreeuwen zien we meezen, die hun acrobatenkunstjes uithalen aan takken. Lijsters, roodborstjes en een enkele Vlaamsche gaai komen kijken wat de pot schaft. Het verdient in den winter ook aanbeveling wat water neer te zetten, maar dan zoo dat de vogels er alleen met hun kop bij kunnen komen, daar ze anders bij het nemen van een bad. kans hebben bevroren vleugelveeren te krijgen. De roofvogels, zooals het torenvalkje en de sperwer, komen dichter bij de stad. Soms zien we ineens de schaduw van de laatste voorbij schieten bij zijn jacht op de musschen. De torenvalk pro beert de muizen te verschalken op de weilanden en zal waarschijnlijk wel niet gemakkelijk aan den kost komen. Boven het duin kringen de buizerden en soms zien we een jagenden slechtvalk stooten op zijn prooi. In de wakken, bijten en open plekken is de watervogelwereld verzameld. Zoo zien we dus, dat overal, zelfs in den strengsten winter nog leven is. Zij het dan, dat er soms bitter gebrek wordt ge leden. Hier kunnen de menschen helpen, voor zoo ver dat mogelijk is. Is eenmaal de vorst geweken en Het Staatsboschbelieer is overgegaan tot den aankoop van het bekende kasteel en landgoed „Groeneveld" onder de gemeente Baarn. Dit landgoed, dat met het kasteel uit de zeventiende eeuw dateert, is meer dan 90'hectaren groot. (Pax-Holland-De Haan-c) Tevens zullen op nader door de plaatselijke distri butiediensten bekend te maken dagen gedurende het tijdvak van 15 Januari tot en met 22- Januari a.s. de toeslagkaarten voor bijzonderen arbeid voor de twee de periode van 1942 worden uitgereikt. Voor de uitreiking gelden dezelfde normen als tot dusverre. Zij, die recht kunnen doen gelden op een toeslagkaart voor langdurigen arbeid, doch tot nu toe rantsoenbonnen hebben ontvangen, zullen een toe slagkaart. ontvangen, indien sedert het tijdstip van uitreiking dier bonnen dertien weken verloopen zijn. Van de thans in gebruik zijnde toeslagkaarten voor zwaren en zeer zwaren arbeid zal een der aardappel bonnen niet worden aangewezen. In verband hier mede komen op de betreffende nieuwe kaarten vijf in plaats van vier bonnummers voor, namelijk „05" tot en met „09", zoodat de bon, welke extra wordt ge geven, in de komende periode recht zal geven op het koopen van het rantsoen, dat in de eerste periode niet wordt verstrekt. De regeling voor zelfverzorgers blijft ongewijzigd. Degenen, op wier distributiestamkaart het vakje KI of LI gedateerd is. komen niet voor toeslagkaarten. in aanmerking. Eerst bij de uitreiking voor de vierde periode zal men wederom kunnen kiezen of men van de zelfver- zorgersregeling gebruik wil maken dan wel toeslag kaarten wil ontvangen. Dit is dus thans niet mogelijk. EEN NIEUW SPOORBOEKJE. UTRECHT, 8 Januari. Met ingang van Maandag Januari a.s. zal een nieuw spoorboekje verschij nen, waarin alle tot nu toe op den winterdienst van 6 October 1941 verschenen aanvullingen, 13 in getal, zullen zijn verwerkt. De aandacht wordt er op geves tigd, dat in enkele trajecten van dit nieuwe boekje wij zigingen zijn aangebracht, welke op 12 Januari ingaan en die dus nog niet door middel van aanvullingen wer den bekend gemaakt. (A.N.P.) SALARISREGELING PROVINCIAAL PERSONEEL. In de Statenzitting van Noord-Holland d.d. 8 Juli 1941 werd* een regeling vastgesteld tot het toekennen van een tijdelijke toelage aan lager bezoldigd gehuwd personeel en tot tijdelijke verhoogïng van de kinder toelage, bedoeld in art. 5 van het salarisreglement 1920. In verband met het ongedaan maken van de salaris- korting van 5% voor het Rijkspersoneel hebben de betreffende Departementshoofden medegedeeld, geen bezwaar te hebben, dat deze regeling ook voor het provinciale personeel zal gelden, in verband waar mede besloten is, de regeling inzake het toekennen van een tijdelijke toelage aan lager bezoldigd gehuwd personeel enz. te wijzigen, door in art. 1 te lezen in- plaats van f 1900: f 2000. VERKLARING VAN GANDHI. SJANGHAI 8 Januari (D. N. B.). Naar uit Delhi wordt gemeld heeft Gandhi verklaard dat de tegenstanders van den oorlog de ongehoorzaamheidscampagne in Indlë moe ten voortzetten, nu hijzelf nauwelijks nog in aanmerking komt voor de organisatie der campagne, doordat hij uit het Congres is getreden De toestand op Malakka STOCKHOLM. 8 Januari (D.N.B.) In een hoofd artikel schrijft de „Times" dat de laatste berichten van Malakka verontrustend zijn. Het blad geeft on omwonden toe dat de Britsche troepen aan de West kust opnieuw tot den terugtocht moesten overgaan tengevolge van nieuwe Japansche landingen. Afge zien van de strategische beteekenis van Singapore is het reeds een ernstig gevaar voor de Britsche oor logsindustrie dat rubber, tin en andere kostbare grond stoffen in handen der Japanners zijn gevallen. De „Daily Mail" schrijft: „Men heeft gezegd dat al het zware geschut te Penang op zee gericht was en dat men niet heeft getracht de vesting aan de land zijde te beschermen. Is Singapore misschien ook al leen aan den zeekant onneembaar gemaakt?" Luchtaanval op Bangkok BANGKOK, 8 Januari (D.N.B.) De stad Bangkok heeft vandaag om 4.30 uur in den ochtend haar eer sten luchtaanval beleefd. Er werden enkele bommen geworpen. Volgens een bericht van den zender Rangoon is gis termiddag de stad Moulmein in Birma zwaar gebom bardeerd. HAVEN IN BRITSCH-BORNEO GEBOM BARDEERD. SJANGHAI, 8 Januari (D.N.B.) Tachtig Japan sche vliegtuigen hebben, naar uit Batavia gemeld wordt, Dinsdagnacht de haven Ambong in Britsch Noord-Borneo aangevallen.Er werden bommen ge worpen en voor de oorlogvoering belangrijke instal laties met machinegeweren beschoten. Ook boven an dere deelen van Noord-Borneo zijn Japansche vlieg tuigen waargenomen. Heel het volksleven speelt zich af op enkele hectaren grond. (Van onzen correspondent te Stockholm). Dezen weemoedig-herfstigen morgen moet de man met „Skansen" op z'n pet uit zijn warme huisje ko men om den eenzamen wandelaar binnen te laten door het eenige van de acht tourniquets dat open is. De boomen druipen van den ochtendmist en in het park van de ridderhofstede ruimt de oude tuinman de vannacht bruin-bevroren dahlia's weg. Er ploft een appel neer in 't natte gras bij de van bessen roode meidoornhaag, zoodat een eekhoorntje verschrikt weg-stuift naar de dennen achter de smidse. Daar klinkt nu hamerslag op hard metaal, want de sneeuw ploeg heeft veel geleden den vorigen winter en moet nieuw-beslagen klaar staan als straks de sneeuw weer komt, maar het is of de witte nevels tusschen de boomen die klanken opslorpen, het gehamer stoort de stilte niet. net zoo min als het getokkel van de klokken van de witte Jamtlandsche koeien, die op hun boomlooze bergweitje zich ergens in de bergen van Jamtland kunnen wanen, nu de mist, dicht en ondoordringbaar, voor het uitzicht op de tien ver diepingen hooge flat-blokken van Stockholm's nieuw ste woonwijken hangt. De eenzame wandelaar blijft een oogenblik staan aan den rand van de rotsen, waar hij beneden het water weet. Maar uit de witte ruimte rollen steeds nieuwe wolkenflarden aan, die alles hier op de hoogten van de oude schans omhullen. Hij gaat ver der langs de rotsen en onder de boomen. En uit den natten mist van dezen dag in October doemen hoeven op en hutten en molentjes en steile stadsstraatjes met oude huizen, doemen telkens weer andere beelden op, die wat later weer verdwijnen in den mist om plaats te maken voor nieuwe. Daar is een witte hoeve onder een lang strooien dak. Ganzen scharrelen er bij de houtmijt, een gele wilg buigt zich over het bakhuis met zijn oven van zware veldkeien, een meid met witten hoofddoek loopt over het erf met voer voor de schapen. Een klein wereldje, waarheen weg uit den mist naar toe leidt en een weg vandaan voert, den mist in. Dan schïmt achter rijzige sparren groot en donker houten kerk. De deur staat aan en even wijlt de zoeker er, zittend op een glad-gesleten houten bank. terwijl zijn oog de speelsche lijnen van de bleeke bloemenranken op de houten zoldering volgt. De oude staande klok naast het altaar tikt als de staf van den langzaam voort-schrijdenden Tijd op den eeuwigen weg, den zandlooper op den preekstoel loopt niet meer, maar op het witte altaarkleed pronken late goudsbloemen. BARNEVELD (Donderdag). Pluim veemarkt. Oude kip pen f 1.75—f 3. Oude kippen per K.G. f 0.90; Oude hanen f 2,35—f 3.75. Jongen hanen f 1,65—f 2.50. Jonge hanen per K.G. f 0.90. N.H. Blauwen per K.G. f 0.90. Jonge hennen f3—f5. Tamme eenden fl,30—fl,80. Wilde eenden (in jachttijd) f 1.35. Ganzen f 3—f 6. Kalkoenen per K.G. f 0.90. Tamme konijnen f 3,50—f 6,50. Wilde konijnen f 1,10. Hazen (in jachttijd) f 4. Fazanten (in jachttijd) f 2,10. Aanvoei 1900. Handel redelijk. Eiermarkt. Witte eieren f 1,32 per K.G. Bruine eieren f7 per K.G. Aanvoer 4500. Handel vlug. Veemarkt. Zeugen f 125—f 225 Biggen f 10—f 18. Nuchtere kalveren f 12—f 20. Aanvoer 55. Handel iets vlugger. HAARLEM, 8 Januari 1941. Getrouwd: 8 Januari: K. C. Willemse en A. H. Lamo- ree. Bevallen: 6 Januari: E. van EistHellemons z„ Januari: J. M. van HaazelKoetsier van der Waerden z., H. G. van AanhoutPrinsen z„ M. S. van Duffelen van Weeren d.. P. CornelissensVrolijk d., M. Tim merman—Bruins d., T. J. Faas-Jansen d. 8 Jan.: F. Dam- Dijkstra z„ J. M. RagetlieRuiteman d. Overleden: 6 Januari: P. de VriesGonggrijj 40 j. Hazepaterslaan; G. A. 10 m., d. van P. L. Schoonheim Koninginneweg; J. Valentijn 49 j„ Brouwersplein; T Weberde Groot 75 j„ Kenaupark; 7 Jan.: D. Hubert— Berkhout 85 j„ Zomerluststraat; J. W., 3 m., z. van L Goldberg, Hazepaterslaan: M. J. A. Fuhri Snethlage— van Iterson, 83 j.. Vijverlaan. 'n Mijn De eenzame wandelaar gaat verder en nu ontsluit de mist hem een rooden boerenburcht van stallen en schuren en woonhuizen, saamgegroept om een kleine vierkante binnenplaats. De zware poort van de wa genschuur, de eenige toegang tot deze houten vesting uit het Hooge Noorden, staat noodend open en de vrouw des huizes, breiend bij den haard, waarin een blokkenvuur vlamt, vindt het prettig, dat er eens iemand komt in de stilte van dezen herfstigen mor gen. Zij voert den bezoeker vol trots naar de kleer- kamer, waar de bont beschilderde kisten langs de wanden staan en de Zondagsche rokken van het vrouwvolk, opgevouwen en stijf met banden omwon den, opdat de plooien er niet uit gaan, aan de balken hangen; zij toont hem de keuken met het blinkende koper, de mooie kamer met de heerlijk natuurlijk- naïeve wandschilderingen, de pronkbedden boven met het zilver-glanzende, eigengereide linnen en de dekens van oranje-rood-bruin weefsel met blanke schaapsvacht er tegen aan; zij gaat hem voor door voorraadschuren en stallen en wijst hem, hoe hij loopen moet om bij de Lappen te komen. En de een zame wandelaar gaat weer verder, vangt even een glimp op van een watermolen aan een ruischend beekje, hoort in de laagte van een dal het zacht kra kende geluid, dat rendieren maken als ze loopen. staat in den mist voor een paar Lappenhutten met voor- raadschuurtjes op hooge palen ernaast. Maar Torker Torkelson weidt zijn kudden nog langs de herfstige flanken van de Laplandsche bergen en 't zal nog weken duren voor hij zijn vos-rooden hond aan zoo'n paal vastbindt en zijn rendieren spreidt rondoip het rookende vuurtje in de hut. Met zeven-mülslaarzen door Zweden. Weer verder gaat de eenzame wandelaar en zoo, in den witten mist van den "herfstdag, is het hem. of hij. in plaats van rustig te wandelen langs de bekende paden van Skansen. met zeven-mijls-iaarzen Zweden doorkruist. Want zoo-even stond hij in Lapland en nu, vijftig passen verder, staat hij drie-honderd-vijftig mijl verderop aan de scherenkust van de Botnische Golf. waar snuivende zeehonden opduiken tusschen de glad-gespoelde klippen. Weer vijftig schreden en hij ontwaart, grijs in de nevels, het ranke silhouet van een klokketorentje. dat hij herkent, dat hij eens op een voettocht door Jamtland ontdekt heeft naast een oud. klein kerkje onder blanke berken. En zijn zeven mijlslaarzen brengen hem, vlugger dan hij zijn pijp leeg kan rooken, langs een grauw-verweerde boer- derij uit het schrale land van Hörjedalen en een bruine hoeve uit Dalecarlië en kolenbrandershutten uit Bergslagen met groote, zwarte kringen van kolen- mijten aan den bosehrand. naar een buurtje met hob belige straatjes, waar hij het Stockholm van een halve eeuw geleden ontmoet het Stockholm van lage, houten huizen, rood en geel geverfd, en kleine winkeltjes en donkere werkplaatsen, waar de boek drukker een cents-prent van den breeden en den smallen weg drukt en de kruidenier lampolie ver koopt en wolkammen en suikerbrooden in blauw kardoes en portorica met den rookenden moriaan er op. Als de wandelaar het straatje oploopt is het hem of de lijsterbessen over de schutting van den leer looier wat meer gloed krijgen en als hij boven op de rotsen komt ziet hij, hoe de nevels uiteen-rafelen en verwaaien, hoe daarachter, daar in de laagte, steeds duidelijker de stad zich gaat afteckenen met haar breede watervlakken en haar toren en huizen en hoogten en kaden. De wandelaar legt zijn ochtend blad met oorlogsnieuws op een natte bank om voor de zooveelste maal van zijn leven te genieten van het gezicht op zijn schoone stad. Maar terwijl zijn ooecn zien en zijn ooren de zoo vertrouwde stadsgeruchten beluisteren, wijlen zijn gedachten bij dit onvolprezen Skansen, dat op net zoo'n Octoberdag als vandaag geopend werd, toen men 1891 schreef. Vijftig jaar is dit Skansen dus, dit eerste en beste openluchtmuseum ter wereld, maar het heeft nog altijd iets nieuws, iets jongs. Het leeft, zooals misschien geen ander museum ter wereld leeft Maar het is ook méér dan een open luchtmuseum. waar de ethnografica bijeengebracht zijn, die te groot waren voor museumvitrines, méér dan een bont en bloeiend bouquet van Zweedsche beelden, méér dan een Zweden in een notendop en zonder de eindelooze wouden en de wijde meren en de golvende landen. De kerk is niet alleen een prach tig voorbeeld van plattelandsbouwkunst uit de acht tiende eeuw, ms?r ook een kerk, waar 's zomers el- ken Zondag dienst is, waar men mcl Kerstmis bij 't licht van de kaarsen de schoone oude kerstliederen van 't Zweedsche land zingt, waar vele huwelijken ingezegend worden a raison van 200 kronen plus 75 öre entree voor eiken bruiloftsgast) Hier, op de weide bij de kerk. wedijveren op den vooravond van den eersten Meidag jonge mannen op boerenpaarden, wie de „kat" uit de ton kan knuppelen, maar als er sneeuw ligt In Januari ls op dezelfde plek de finish van een der grootste ski-rennen van den Stockholmschen winter. Op de dansbaan bij het marktplein voert niet alleen de buitengewoon goed geoefende danstroep van Skansen op gezette dagen volksdansen in kleerier- dracht uit, maar dansen ook de bezoekers oude polka's en walsen en hambo's. zooals men op een anderen dansvloer van Skansen bij een swingorkest heel den zomer, avond aan avond de dansen van dezen tijd doet. De jaarlijksche Dag van den Boer wordt op Skansen gevierd, maar ook de jaarlijksche Dag van de Vakbeweging. En wanneer een oud jaar in een nieuw verglijdt, wordt Skansen meer nog dan anders het middelpunt van Zweden, want dan dragen de aethergolven het gebeier van de klokken van Skansen over heel het Zweedsche land, vereenigen de klok- kenklanken van Skansen heel het Zweedsche volk. Terwijl hij dat zoo overdenkt, constateert de een zame wandelaar, hoe goed gezien het was, voor een van de beide afbeeldingen op de postzegels, die ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Skansen zijn uitgegeven, dat klokketorentje uit Jamtland te gebruiken. Voor de andere afbeelding nam men het portret van Arthur Hazelius. den schepper yan dit openluchtmuseum, aan wiens ver vooruitzienden blik en talent om kapitalen bij elkaar te bedelen, het te danken is dat Skansen is geworden wat het is. De eenzame wandelaar zoekt het graf van Hazêüus op, dat aan een stil pad hier op Skansen ligt. De herfst zon brandt In de lijsterbessen achter den hoogen grijzen steen en een paar kleine kinderen sloffen door de dorre blaren. Nee, een museum is Skansen niet, het is een stuk van het levende Zweden, een prachtig en kostbaar stuk Zweden. c. g. a.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1942 | | pagina 5