9tacvdem
Proclamatie
Kremer's Koffie en Thee
viert zijn 700sten verjaardag
Een Haarlem-lied
Gala-Avond
in de Concertzaal
Zeven eeuwen Haarlem
in vijf zalen
Sinds 1792
De ouden braken af,
de jongen bouwen op
DE feestelijkheden, georganiseerd ter
viering van Haarlems 700-jarig
stadsbestaan, zijn gisteravond geopend
met een officieelen herdenkingsavond.
De Gemeentelijke Concertzaal was ge
vuld met burgerlijke-, militaire- en
rechterlijke autoriteiten met vertegen
woordigers der kerken, der organisa
ties op het gebied van handel en nij
verheid, letteren en kunsten en voorts
met vele vooraanstaande personen op
allerlei terreinen des levens. Hier was
Haarlem in zijn geheel vertegenwoor
digd. En de herdenking zelve is er één
geworden, dit zevende eeuwfeest
waardig.
De avond werd geopend met het ge
meenschappelijk zingen van het eerste
couplet van het Wilhelmus, begeleid door
de H.Ö.V.. waarna de Kon. Liedertafel
„Zang en Vriendschap" het zesde couplet
zong.
De burgemeester, de heer M. A. Reinal-
da, herdacht de millioenen dooden, die in
den strijd voor vrijheid en gerechtigheid
zijn gevallen, sprak woorden van welkom,
dankte de velen, die in luttele weken de
feestelijkheden hebben voorbereid, waar
bij ook genoemd werden de vereeniging
„Haerlem", „Zang en Vriendschap". H.O.
V., Gemeente-archief en Frans Halsmu
seum. Aparte woorden van welkom richtte
de burgemeester tot baron en baronesse
De Vos van Ste.enwijk, mgr. J. P. Huibers,
de besturen der omliggende gemeenten en
tot de burgemeesters van Venray èn Nij
megen. Voor den door deze beide „pete
kinderen" getoonde geestkracht heeft
Haarlem de grootste hoogachting gekregen.
Het handvest van 1245, waarbij Haarlem
stadsrechten kreeg, bracht spr. in verband
met het Handvest van 1945. Hij hoopte,
dat dit laatste zal blijken het begin te zijn
van hooger opbloei der beschaving en van
een vooruitgang van recht, vrijheid en
vrede onder de volken.
Dr. C. Spoelder, rector van het Gymna
sium, sprak een geestige herdenkingsrede
uit, welke gekruid was met vele speelsche
invallen en humoristische intermezzo's,
waarbij tevens de gelegenheid werd aan
gegrepen zekeren speurders naar het ont
staan van den naam Haarlem een „steun"
te geven voor hun veronderstellingen.
Uit vele, door de geleerden betwiste
historische zekerheden bouwde dr. Spoel
der echter op humoristische wijze
een kenschetsing op van Haarlem en
zijn inwoners. Al in oude tijden is hier
handel en nijverheid geweest, heeft men
belangstelling gehad voor wetenschap en
kunst. De mannen waren arbeidzaam,
trouw en degelijk, de vrouwen kloek. E~H
waar ter wereld de Haarlemmer ook is,
hij zal zich zijn stad blijven herinneren en
bovenal de Groote Markt en de Bavo, die
geen boeiende Middeleeuwsche roman is
als de Bossche St. Jan. maar een lieve,
oude. trouwe, grijze vriend. Denkt men
aan dit bouwwerk, aan de Vleeschhal, de
Hoofdwacht, het Stadhuis, aan die vele
mooie plekjes in de stad en die oude ver
rassende straten en straatjes, dan prijst
men zich gelukkig Haarlemmer te zijn.
Daarnaast is er de Hout, nu geplunderd,
maar toch nog, bij licht en donker, voor-
en najaar, in zomer en winter mooi.
Spr. richtte zich verder nog tot het ge
meentebestuur, tot de vertegenwoordigers
van handel en nijverheid, tot geestelijken
en leeraren, en vertrouwde, dat zij de
kracht zouden vinden de stad weer in wel
vaart vooruit te brengen en de jeugd op
te kweeken tot goede, eerlijke deugdelijke
menschen. En tot slot riep hij allen op de
Haarlemsche levensspreuk voor oogen te
houden, die leert, dat de degelijkheid, de
mannenmoed, de deugd, het geweld, het
demonische overwint:
VICIT VIM VIRTUS.
De Commissaris der Koningin, dr. J. E.
baron De Vos van Steenwijk, vertolkte de
gelukwenschen van het provinciale be
stuur en alle aanwezigen, waarbij hij mede
deelde, dat het H. M. de Koningin behaagd
had den heer M. A. Reinalda tot burge
meester te benoemen (langdurig applaus).
„Gij weet mijn persoonlijke gev/clens en
gij weet hoezeer ik deze benoeming toe
juich. Waardeer dit als een eerlijk ver
kregen gave, maar vergeet nimmer de
plicht die u dit oplegt tegenover Vorstin
en Vaderland, zoo voegde de Commissaris
aan deze mededeeling toe. Na een kort
historisch overzicht te hebben gegeven,
stelde baron De Vos van Steenwijk de
vraag: wat zal de toekomst brengen? Als
het openbare apparaat weer zal function-
meeren, zal de kiezer weer belangstelling
voor de publieke zaak moeten toonen. De
gekozene zal het algemeen belang boven
het groepsbelang moeten stellen. Er zal
weer aan de geschiedenis gebouwd moeten
worden en de historieschrijvers zullen ons
geen gebrek aan geestelijke spankracht
mogen verwijten. Oneerlijkheid, plichts
verzaking en onzedelijkheid zullen weer
moeten verdwijnen. Het oude peil van
vóór 1940 zal ten aanzien van deze zaken
weer moeten worden bereikt. Verdraag
zaamheid zal in de plaats van gespleten
heid moeten komen, het farizeïsme moet
uitgedreven. Laat men in dit geestesmerk
aan de 8ste eeuw van Haarlems stadsge
schiedenis beginnen, aldus eindigde de
Commissaris der Koningin zijn toespraak.
De H.O.V. zette onder Fritis Schuurman
deze redevoeringen in een muzikale om
lijsting, waarbij „Zang en Vriendschap"
medewerkte met de vertolking van den
Lofzang van Philip Loots. Het orkest speel
de de Triomfmarsch uit Sigurd Jorsalfar"
van Edv. Grieg en sloot den avond met de
„Piet Hein"-Rhapsodie van Peter van An-
rooy. Het mocht terecht zeer veel bijval
krijgen.
Het rood-wit-en-blauw verlevendigde
vanmorgen de jubileerende stad en de
feestelijke klanken van het carillon woei
en in heldere kabbeling over de oude bin
nenstad. Het is bekend, dat een klokken
spel het beste te beluisteren is, een eind-
weegs van den toren, in een stille straat.
Daar klonken de oude liedjes fijn dóór,
de aloude wijsjes van vaderland en vor
stenhuis, de tinkelende menuetten, de
stevige boerendansen.
Inmiddels was de Groote Markt vol
gestroomd met duizenden jongens en
meisjes van de Middelbare Scholen van
Haarlem. Vlaggen leunden traag tegen
den kouden wind tot plotseling de lucht
vervuld werd met een klaterende fanfare.
Op het balkon van het Stadhuis was een
heraut verschenen, die naar oude zede de
proclamatie van den burgervader inleidde
met koperen klanken. Een welverdiende
ovatie werd zijn deel. Toen de pasbenoem
de Burgemeester, de heer M. A. Reinalda
op het bordes verscheen, werd aller aan
dacht gespannen op hetgeen hij de Haar
lemsche burgerij „kond zou doen".
Met heldere stem las burgemeester Rei
nalda:
Stadgenooten.
Heden is het 700 jaar geleden, dat
Haarlem stad werd. Immers op 23 No
vember 1245 kreeg Haarlem van graaf
Willem II stadsrecht, d.w.z. dat het
toen boven het platteland verheven
werd door een eigen rechtspraak en
een eigen bestuur van Schout en Sche
penen. Haarlem stond aldus niet lan
ger direct onder den Graaf en zijn in
woners of poorters werden daardoor
van hoorigen tot vrije burgers. Slechts
een vast bedrag in de jaarlijksche bede
van den landsheer en een zeker aantal
mannen voor zijn heervaart waren de
verplichtingen, die de stad werden op
gelegd.
In de afgeloopen 700 jaar heeft Haar
lem zich ontwikkeld van het kleine
Middeleeuwsche handelsstadje tot een
voorname industriestad; de vijfde stad
van het land. Dit is niet in één rechte
lijn gegaan. Ook Haarlem kende tijden
van bloei en verval. De industrieele
bloei van de Middeleeuwen werd ge
volgd door een tijdperk van moeilijke
financieele omstandigheden ten gevol
ge van binnenlandsche onlusten en vele
oorlogen, maar na het met zooveel
dapperheid doorstane beleg van 1572-
'73 is weldra wederom een groote op
bloei in de stad gekomen, vooral ten
gevolge van de komst van vele emi
granten uit de Zuidelijke Nederlanden.
De 17e eeuw was ook voor Haarlem te
recht de gouden eeuw, waarin kunst en
nijverheid haar hoogtepunt bereikten.
Daarna komt weer een tijdperk van
verval in de 18de en 19de eeuw, het
diepst in den Franschen tijd, den tijd
van vreemde overheersching. maar op
het eind van de 19de eeuw is Haarlem
opnieuw opgekomen als industriestad.
Nu hebben wij opnieuw vijf jaren
van onderdrukking en gebrek meege
maakt en dus wederom een groote in
zinking. Moge echter het feit dat
Haarlem zijn 700-jarig bestaan als stad
herdenkt in het jaar van de bevrijding
van ons vaderland, een goed voortee
ken voor de toekomst zijn!
Wanneer in de komende maand de Haar
lemmers naar het Klein Heiligland zullen
komen, om te zien hoe hun voorouders
leefden, dachten en werkten, hoe de stad
hunner inwoning in den loop der tijden is
gegroeid tot het Haarlem van heden, zul
len de nazaten van de mannen-met-prui
ken, de dochters van de vrouwen, die bij
de komst van een boreling een fraaie
kraamklopper buitenhingen soms ver
baasd staan over het Haarlem van weleer.
De tentoonstelling, die tot het volgende
jaar voor het publiek geopend is, vormt
daarom zoo'n interessant onderdeel van
de herdenking, omdat zij een volledig en
chronologisch overzicht geeft van Haar
lems Historie. Zij begint met 23 Novem
ber 1245, den dag waarop Graaf Willem II
de plaats Haerlem een charter verleende,
versierd met zijn zware zegel, waardoor
haar rechtspraak, haar college van Schout
en schepenen en verschillende andere
keuren en privileges gewaarborgd wer
den. Pauselijke bullen manifesteeren het
belang van Haarlem als religieus centrum
in de Middeleeuwen en de oudste druk,
die Haarlem bezit, toont aan, dat ook op
deze wijze onze stad een vooruitstrevend
cultuurdraagster is geweest. Een opmer
kelijk schilderij in de „Kapel" van het
museum, waar de middeleeuwsche ge
schiedenis van de Spaarnestad vertegen
woordigd is, wordt gevormd door het pa
neel van Geertgen van Sint Jans, die in
fijne grijzen onze Groote Kerk weergaf.
In de hall, waar de 16e en 17e eeuw zich
aandienen valt de groote kaart van Jac.
van Deventer op die den toestand van voor
het beleg weergeeft. Dit gedeelte van de
expositie heeft genoemd beleg en de
Kerkhervorming als kern en vertelt den
bezoeker veel wetenswaardigs over één
van de hardste winters, die Haarlems bur
gerij heeft doorstaan, nl. die van 1572-'73.
We zien, dat de Hout ook in die dagen als
brandstofleverancier heeft gediend, de
Spanjolen hadden er hun kampementen
opgeslagen en rooiden vele boomen met
het ons zoo bekende doel. De kunst en de
wetenschap uit vroeger tijden zijn niet
vergeten en blazoenen van de drie rede
rijkerskamers herinneren aan de letter-
kunde-in-keurslijf, zooals die een drie-,
vierhonderd jaar geleden ook in onze stad
„ambachtelijk" bedreven werd. In de
groote zaal zijn de 17e en 18e eeuw in hun
voortbrengsels aanschouwelijk gemaakt en
de vitrines bevatten een bonte rij docu
menten, een indruk achterlatend van de
dagen rond 1637, toen de wilde tulpen
handel velen schatrijk en anderen despe
raat maakte. Boeken en maquettes ver
volmaken het beeld van de renaissance,
den tijd van poederpruiken en hoofsche
manieren, de decadentie, voorafgaande aan
de Fransche revolutie. Twee „Buurtmees-
tersstaffen" attributen der waardigheid
van de oude „voorzitters" van vroege
equivalenten der huidige buurtvereeni-
gingen zullen zeker de aandacht trekken
van de minnaren van curiosia. Tenslotte
herbergen twee bovenzalen den nieuw-
sten tijd; in druk, teekeningen en foto
grafie heeft men een interessante verza
meling bijeen weten te brengen van Haar
lem's groei (die niet altijd gelijken tred
heeft kunnen houden met eischen van
schoonheid en romantiek) en een serie
afbeeldingen van historische gebeurtenis
sen met hun stoffelijke herinneringen als
de twee vergulde sleutels, die Napoleon
werden aangeboden bij zijn bezoek aan
Haarlem in 1811. Kraamkloppertjes van
velerlei soort en uitvoering, waarvan de
tand des tijds de onderscheidene kleur
heeft weggebleekt voeren den beschouwer
terug naar den tijd, waarin een geboorte
op andere wijze dan in een annonce werd
bekendgemaakt.
Dit panorama van Haarlems historie,
beginnende bij de verleening van de ste
delijke rechten en de intocht der Cana-
deezen als laatste „close up" vermeldend
is de belangstelling van iederen Haarlem
mer waard, die een instructief en hoogst
interessant lesuur in plaatselijke geschie
denis wil genieten. Rest ons nog te ver
melden, dat Mej. Dr. G. H. Kurtz, de ge-
meentearchivaresse deze belangwekkende
expositie met smaak heeft ingericht.
Baron en baronesse de Vos van Steenwijk tijdens de pauze van den Gala-avond
in de Gem. Concertzaal in gesprek met den bisschop van Haarlem mgr. J. P.
Huibers. den vicaris-generaal mgr. N. L. A. Ammerlaan en den secretaris van
den bisschop.
Adv.
De heer Jaap Molijn heeft onder
staand Haarlem-lied gemaakt,
waarvoor de heer Albert de Klerk
de muziek schreef.
De weiden oost, de duinen west,
de bloemenvelden rond haar vest,
zoo ligt de stad omsloten.
Haar beeld, door d'eeuwen heen
gegroeid,
staat, als de avondhemel gloeit,
in Hollands land gegoten.
Refrein;
Mijn Haarlem, zoo verweerd en oud,
maar inning aan mijn hart vertrouwt^
weer staan, na jaren leed en pijn,
Je torens in den zonneschijn.
Doorstreden in hun heilig vuur
haar burgers 't stoute avontuur
bij Damiate's wallen,
thans joeg die trotsche burgerzin
den vijand mee den kelder in,
zijn duivelsch rijk moest vallen!
Refrein:
Mijn Haarlem, zoo verweerd en oud, enz.
Geen Spaansche drift ten ondergang,
geen Fransche overheerschingsdwang
vermocht de stad te breken.
Bij Gods genade, sterk en groot,
zijn Duitsche druk en hongersnood
van Haarlem's muur geweken
Refrein;
Mijn Haarlem, zoo verweerd en oud, enz.
Tentoonstelling bij Leffelaar
A. Melchior, de Haarlemsche arts-teekenaar
exposeert in de toonzalen van den kunst
handel Leffelaar aan de Groote Markt. De
karakteristieke plekjes en doorkijkjes van
onzen Bavo met zijn binten en balken, zijn
verweerde zolders en bestorven tinten heeft
de teekenaar treffend weergegeven. Ook de
oude straatjes en steegjes, waaraan onze stad
zoo rijk is hebben Melchior gegrepen en hij
heeft hun sfeer weten om te zetten in een
soms ontroerende picturale getuigenis van
Oud-Haarlem. Vooral de onbekende brokjes
van de Spaarnestad hebben hem bekoord en
een biutengewoon geslaagde verzameling ge
kleurde en conté-teekeningen werd het re
sultaat. Er gaat innigheid uit van deze werk
jes, die één voor één geslaagd mogen heeten.
Wij hopen, dat de heer Melchior onze stad
nog lang zal mogen zien en beleven, opdat
er meer dergelijke stemmingsstukjes aan zijn
vaardige teekenstift ontspruiten.
Met donderend geraas in de nachtelijke
stilte heeft menige stoere boom het den voor
bijen winter afgelegd tegen den tand der
zaag, gehanteerd door een van andere brand
stoffen verstoken huisvader (of -moeder).
Thans verrijzen overal in de stad jeugdige
boomjes, geplant door jeugdige schoolkinder
handen, om ons in staat te stellen het 750-
jarig bestaan der stad in het rijke lommer te
vieren van de niet meer kale straten, waar
door bijv. Haarlem-Noord tot op den dag
van heden ontsierd wordt.
Onze jongens zeggen hun
jarige stad vaarwel
Gistermiddag maakt II-4 R. I. het batal
jon van Haarlemmers en Zuid-Kennemer-
landers zijn afscheidsmarsch door de stad.
Voorafgegaan door de lustig blazende Poli-
tie-muziekvereeniging, die zich op de Groote
Martk terzijde opstelde, défileerde het batal
jon voorbij het bordes van het Stadhuis, waar
kol. De Ruyter van Steveninck. bevelhebber
van de voormalige brigade „Prinses Irene",
de parade afnam. Met hem hadden vele mili
taire autoriteiten een plaats op het bordes
gevonden, o.a. overste jhr. T. W. M. van Gro
tenhuis Onstein, maj. Van Vollenhove, na mr,
Sikkel, commandant van gewest 12 der B.S.,
kapt. Gualthérie van Weezei, cdt. KNID en
kapt. Van Maanen. De bataljonscommandant
is maj. Van Cammen.
De Groote Markt aanschouwde voor het
eerst na de bevrijding militairen in parade
pas, en al is deze niet volkomen gelijk aan
die der Duitschers, die van de Engelschen
maakt meer indruk door een zekere waardig
heid en soepelheid. De soldaten zagen er
door en door gezond uit en het deed wel
eenigszins komiek aan deze goed gevoede
jongelui met hun bolle-appelwangen zoo se
rieus aan een ons nuchteren Hollanders erg
zonderling lijkende lichaamsoefening te zien
deelnemen.