Van 3.000 tot 151.000
Liedeke in proza
Een overzicht
van Haarlems geschiedenis in ijl-tempo.
«És
ï'Aa
op Haarlem.
Het is natuurlijk ondoenlijk in kort be
stek een volledig overzicht te geven van
Haarlems geschiedenis in de verstreken
700 jaar. Met enkele grepen moeten wij
volstaan.
DE VESTING.
Toen Haarlem stad werd, was de veste
klein. Zij werd omsloten door het Spaarne
Oude Gracht - Kraaienhorstergracht
(thans Nassaulaan, Nassaustraat en Rid
derstraat) - Bakenessergracht. In den loop
der eeuwen moest de vesting eenige kee-
ren vergroot worden om plaats te bieden
aan de toegenomen bevolking. Tijdens de
belegering door de Spanjaarden, in 1572-
1573, werd zij omsloten door Spaarne -
Papentorensingel - Heerensingel - Kam
persingel - Gasthuissingel - Raamsingel -
Raamgracht - Kraaienhorstergracht. In
het Oosten en Zuiden waren er dus groote
stukken bijgekomen.
Later kwam er nog een uitbreiding in
het Noorden, toen de Kinderhuis-, de Scho-
ter- en de Kloppersingel gegraven werden.
Van de vesting, vooral van de poorten,
bestaan vele afbeeldingen. Zij toonen aan,
dat onze voorouders bouwmeesters waren,
want de schilderachtige plekjes zijn vele.
Als monument is alleen de Amsterdam-
sche poort bewaard gebleven. Nu denken
wij dat dit niet de mooiste poort was,
maar dat komt wel omdat zij niet meer
in de oude omlijsting staat. Onder de af
beeldingen in dit nummer geven wij een
teekening van de Kleine Houtpoort, die
vooral indruk maakt door de omgeving.
De Kleine Houtpoort
In het midden der 19e eeuw nam het
verkeer toe. Haarlem ging het keurslijf
der vesting te knellend vinden en het
sloopen begon. De een na de andere poort
werd afgebroken en ook de Oude Gracht,
de Raamgracht, de Kraaienhorstergracht,
de Raaks en de Beek werden gedempt.
Daardoor kreeg men betere wegen in de
stad, terwijl bovendien goede communi
catie met de buitengemeenten mogelijk
werd.
De afbraak was bovendien logisch, want
als verdedigingswerk had de vesting
geen beteekenis meer.
WINKELS IN OUD HAARLEM.
Alles heeft zijn tijd en past in zijn tijd.
Beziet de reproducties van de Groote
Houtstraat in de 17e eeuw. Mooie trap
gevels die met de luifels en banken voor
de huizen een geheel vormen. Maar die
alleen levend te denken zijn in dien kalm-
bezadigden tijd, toen de winkelier en de
klant beiden in de kleurige decoratieve
kleedij der gouden eeuw tijd hadden
voor een rustig praatje.
Een onderwerp van conversatie was in
de 17e eeuw in het bijzonder de wind
handel in tulpen en hyacinten. Daar
voor interesseerde zich vrijwel iedereen.
De een werd er van arm rijk door. de
ander van rijk arm.
Als het mooi weer was werd een groot
deel van het winkelbedrijf op straat afge
handeld. Dit verlevendigde het stadsbeeld.
Jaarmarkten werden hier ter stede gehou
den sinds 1355, dit werden feesten die soms
dagen duurden.
Veel vertier brachten ook de schutters.
Deze corpsen waren ingesteld bij ordenan-
tie van 1402. De schutters hadden eenige
„doelen", plaatsen waar zij oefenden. Een
was in ,,de Doelen" in de Gasthuisstraat,
een ander in het tegenwoordige Prove
niershuis in de Groote Houtstraat.
Ook de rederijkers hielden dikwijls
groote wedstrijden in de openlucht. Ook
dat bracht dagen van drukte en vertier.
i,±W
Aan die feesten is de naam van Pieter
Langendijk blijvend verbonden.
Vroeger was alles gemoedelijk. Dat toont
ook de teekening van de Groote Houtstraat
met de Houtpoort op den achtergrond.
Verkeer was er zelfs in de hoofdstraat
Groote Markt omstreeks 1700.
weinig. Een paar keer per dag passeerde
de postkoets, maar die had geen moeite de
weinige equipages die er reden, uit den
weg te blijven. Als regel vond men langs
den weg alleen de rustig wandelende bur
gerij die den heelen weg opeischte. Trot
toirs zijn een uitvinding van den lateren
tijd, toen de voetganger een toevlucht
moest zoeken voor het jachtende rijver-
keer.
KLOOSTERS.
In de 15e en 16e eeuw waren te Haar
lem een 25-tal kloosters. (In enkele ge
bouwen hebben wij nog overblijfsels van
kloosters, o.a. de Bank van Leening in de
Kleine Houtstraat). Dit werkte mede om
hier een sfeer van rustige kloosterstem
ming te brengen. Sommige kloosters had
den een groote uitgestrektheid, zoodat het
te verklaren is, dat zij in de nog kleine
stad veel invloed hadden.
BELEGERINGEN.
Haarlem heeft meermalen te lijden ge
had van het krijgsgewoel. Eenige belege
ringen moest het doorstaan. De ergste was
die der Spanjaarden in 1572-1573. Toen is
veel van de stad verwoest. Er is aange-
teekend, dat de Spanjaarden 10402 kanon
kogels op haar losten. Op eenige plaatsen
(in de Groote Kerk en in de Spekstraat)
zitten kanonskogels in de muur, die be
waard zijn gebleven als een herinnering.
De Spanjaarden toonden zich wreede te
genstanders. In strijd met de voorwaarden
waarop de stad werd overgegeven, werden
1200 soldaten ter dood gebracht. 247 sol
daten werden rug aan rug gebonden en in
het Haarlemmermeer gegooid.
Groote Houtstraat bij de Anegang
ia de 17e eeuw.
Groote Houtstraat met Houtpoort op den
achtergrond.
In 1445 was Haarlem belegerd door Phi
lips van Bourgondië. Hij eischte een schat
ting en verlangde bovendien dat 100 nota
bele burgers op bloote knieën vergiffenis
vroegen voor een beleediging zijn gemalin
aangedaan. Dat was tenminste minder
wreed!
Ook de Hoeksche en Kabeljauwsche twis
ten, evenals de geschillen tusschen het
Kaas en Broodvolk brachten onheilen over
Haarlem.
VEEL ZIEKTEN.
De historieboeken gewagen herhaalde
lijk van epidemieën. In 1439/1440 en in
1509 stierven duizenden aan de „zwarte"
ziekte, vermoedelijk pest of cholera.
In 1636 bezweken 6000 menschen dus
meer dan een kwart van alle inwoners
aan een ziekte die de „swarichheit" werd
genoemd. Wij weten niet wat dit voor een
ziekte was.
Bijzondere maatregelen waren genomen
om de melaatschen eenigszins te isolee-
ren. Die vreeselijke ziekte kwam nog
al veel voor.
Haarlem heeft steeds vooraan gestaan
in de zorg voor zieken. Er waren verschil
lende ziekenhuizen, maar.... de genees
kunst stond nog in haar kinderschoenen.
Barbier en chirurgijn was één beroep!
Pas in 1860 werd een einde gemaakt aan
de open heulen (riolen) die natuurlijk een
bron van besmetting waren!
AANTAL INWONERS.
Het aantal inwoners van Haarlem in
1245 is niet geboekstaafd, vermoedelijk
waren het er ongeveer 3000. Slechts lang
zaam steeg het. Toen Haarlem in 1572
door de Spanjaarden belegerd werd. was
het zielenaantal tot 18.000 gestegen. Toen
waren meer dan drie eeuwen noodig voor
een verdubbeling (in 1877: 36.000). Het
eigenaardige is, dat er onder de bevol
king eb en vloed was. Niet altijd was er
aanwas, soms liep het aantal inwoners
zelfs belangrijk terug. Dit verschijnsel
hield niet alleen verband met een hooge
sterfte, maar ook met nijverheid in de
stad. die nu eens bloeide en dan weer
taande. Voor een nieuwe verdubbeling
was slechts 43 jaar noodig (1920: 76.300).
Daarop volgde een nieuw record, name
lijk een verdubbeling in 25 jaar (1945:
151.000), maar in die periode viel de an
nexatie van 1927, die voor een aanwas
zorgde van 25.000.
INDUSTRIEëN.
Haarlem is altijd een industriestad ge
weest. In de 17e eeuw werden hier niet
minder dan 50 groote bierbrouwerijen ge
vonden. Nu is er geen een meer over. In
de 17e en 18e eeuw waren ook veel laken
weverijen en zijdefabrieken, duizenden
verdienden daar hun brood mee. Ook die
tak van nijverheid is verdwenen, maar
gelukkig zijn er andere voor in de plaats
gekomen.
In dien tijd was het gildewezen zeer uit
gebreid.
De Haarlemmerolie werd voor het eerst
in 1698 gefabriceerd.
GROOTE BRANDEN.
In vroeger eeuwen werd de stad meer
malen geteisterd door groote branden. We
noteerden de volgende feiten:
1328: brand vernielt de heele stad, 14
dooden.
1347: groote brand, geen huis bleef on
geschonden.
1576: 449 woningen afgebrand.
De brandweer was in dien tijd primi
tief. Pas in 1690 werden voor bet eerst
brandspuiten gebruikt.
De Raakstorens, afgebroken in 1866.
DE HOUT.
Nu klagen wij over kale stukken in den
Hout. Wie in oude historieboeken bladert
wordt getroost, want het is niet voor den
eersten keer dat zoo iets gebeurt.
Wij vinden de volgende jaartallen:
1426: In verband met het beleg der stad
door Jacoba van Beieren wordt de geheele
Hout omgehakt. Evenzoo de boomgaarden
buiten de poorten.
1573: De Spanjaarden kappen alle hoo
rnen in den Hout, uitgezonderd aan de
Spanjaardslaan.
DE HAARLEMSCHE SCHILDERS
SCHOOL.
In de 17e eeuw telde Haarlem vele be
kende schilders. In 1661 waren niet min
der dan 72 penseelvoerders bij het St.
Lucasgilde aangesloten. De bekendste
leden der Haarlemsche schilderschool wa
ren uit dien tijd Frans Hals, Jan van
Goyen, S. en J. van Ruysdaei, Hercules
Seghers, Ph. Wouwerman, Joh. Ver-
spronck, S. en J. de Bray, A. Brouwer, J.
Leystér, J. en E. v. d. Velde, A. en I. van
Ostade. Ook Jan Steen heeft hier eenigen
tijd gewerkt.
Van de 15e eeuw noemen wij Albert van
Ouwater en Geertgen tot St. Jans, van de
16e J. J. v. Calcar, K. v. Mander, Goltzius,
Cornelis Corneliszoon en van Heems-
kerck.
DE VOLKSVERTEGEN
WOORDIGING
Voor het eerst werd een vertegenwoor
diging van de burgerij gekozen in 1428,
toen een vroendschap werd samengesteld.
HET VERKEER.
In het midden der 19e eeuw ging het
verkeer zich ontwikkelen. Trekschuit en
postkoets voldeden niet meer. In 1839
werd de spoorlijn Haarlem-Amsterdam
geopend, in 1847 volgde die naar Leiden,
in 1867 naar Uitgeest en in 1886 naar
Zandvoort.
De Kraaienhorstergracht, thans Nassau
laan, 17e eeuw.
De stoomtram naar Leiden ging in 1881
rijden Later volgde ook de stoomtram
naar Alkmaar.
Bierbrouwerij Het Scheepje aan de
Hooimarkt in de 17e eeuw.
In 1878 ging de paardentram door Haar
lem rijden, namelijk van het Stationsplein
naar den Hout.
GAS WATER, ELECTRICITEIT
EN TELEFOON.
In 1846 gaf Haarlem concessie aan een
Engelsche maatschappij om hier een gas
fabriek te exploiteeren. Haarlem was een
der eerste steden in ons land waar gas
geproduceerd werd. In 1903 nam de ge
meente de exploitatie in eigen hand.
Duin water kwam er in 1854 te Haar
lem, het eerst in samenwerking met de
gemeente Amsterdam. Dit bleef zoo tot
Haarlem een eigen bedrijf opende.
Electriciteit werd reeds in 1900
opgewekt door eenige particuliere centra
les. De gemeente nam de exploitatie in
1903 eveneens over.
De telefoon kwam hier ter stede in
1883. Het bedrijf der Bell Telephone My.
werd later door het rijk genaast.
BEKENDE HAARLEMMERS.
Een opsomming van bekende Haarlem
mers zou lang worden. Daarom volstaan
wij met de aller belangrijkste.
Laurens Coster, die 1425 de
losse letter bij de drukkunst uitvond.
F r a ns Hals, schilder 17e eeuw.
Simon Kenau Hasselaer en
R i p p e r d a, figuren uit Haarlem's be
leg 1572 1573.
Prof. H. Lorentz, 20e eeuw, grond
legger der atoomtheorie.
A. Fokker, 20e eeuw, vliegtuigbou
wer.
Haarlem!, stad waarnaar mijn gedachten
uitgaan, telkens weer, wanneer het leven
mij plant in de groene velden van het zon
nige Andalusië, wanneer de verblindende
moskeeën van Voor-Indië oprijzen voor mijn
oogen als smettelooze vogels van wondere
gestalte.
Haarlem! Je bent vastgeklonken aan mijn
stille uren, wanneer de tropische regens het
bladerdak van mijn armzalig onderkomen
striemen, wanneer de hitte mij het denken
bijkans belet. Jij stuurt met je herinnerin
gen aan mijn ouderhuis mijn daden onbewust
'n een richting die de goede is.
Jouw hofjes, je klare, oude huizen staan
:n mijn gedachten als tastbare vertegen
woordigers van een onvergetelijke jeugd.
Men vraagt mij, waar ik geboren ben en
steeds is het antwoord een kleine ontroering.
Men vraagt mij naar mijn Vleeschhal (ja, ook
/an mij, een klein stukje van zijn heerlijke
steen!), mijn Bavo en mijn stadhuis en ik
/ertel aan de vrienden, die jouw schoon
heden slechts uit de boeken kennen, van je
grijze tinten, Groote Kerk, van jouw om
beren schaduw, stadhuis, en ik ben trotsch
en blij uit jouw straten te zijn gekomen.
Haarlem, onder de Damiaatjes te zijn ge
boren met hun zilveren, fluisterende geluid
jes, als kind de heerlijkheden van een on
geschonden Hout te hebben beleefd. Wat lag
het licht niet in gouden stolping over den
Zondagmorgen, als de bedehuizen hun kin
deren riepen, wat klonken en trokken de
klokken hun klanken in hooge deining over
de daken, ver uitdragend de roep van hun
bronzen hart, wat waren daar de Hofjes stil
onder het schaduwbeweeg van hun hooge
iepen.
Ach Haarlem en dan je Spaarne! Het
brekende, eindeloos dansende water lag er
zoo zilver onder de witte kringen van de
gaslichten.
Je grachten! Een loflied op die nooit-
vergeten strekking onder de bruggen, heeft
geen eind. zooals je eigen water, dat steeds
weer raakt aan zijn begin, omsluitend de
„veste aan het Sparen", de stad, het warrige
samenstel van nauwe straten en onverhoed-
sche zijgangen.
Je hebt ook veel ellende gekend, goede
stad. Natuurlijk weet je nog, hoe de zware
kogels van de Spaansche overweldigers
kraakten op je huizen, hoe je bevolking leed
onder den honger, onder het juk. Dc tijden
keerden en nog eens moest je de valse
triste van den oorlog beleven en meedansen.
Maar, stad, je bent ontkomen! Je hebt de
tijdelijkheid van je af geschud en je wonden
hersteld, je bent geblevenmijn Haarlem.
Ik zou door willen zingen van mijn mooie
stad, ik zou verder kunnen zingen. Genoeg
echter. Ge zoekt in mij den chauvinist? Dan
hebt ge Haarlem nimmer goed gezien, van
Spaarne tot Raaks, van Bolwerk tot Raam-
vest. Er zijn rijker, vernuftiger, ach ja,
misschien zelfs schooner steden op God's
ronde aarde, maar nergens tinkelt het carillon,
zóó als over Groote Markt, Bartel Joris-» ove*
Groote Hout- en Kruisstraat»