Literaire kanttekeningen
VOOR HEN
HetNederlands kantwerk zeer in trek
in het buitenland
L
MARIE-LOUISE DOUDART DE LA GRéE: Emmaus.
Roman, met tekeningen van HAN VAN MEEGEREN.
Bruna Zn., Utrecht.
Dh,
E SCHRIJFSTER VAN „EMMAUS"
heeft niet alleen haar boek betiteld als
roman", ze gaf er ook de vorm aan van
Jen roman. Als zodanig, als een vrucht van
schrijfarbeid die gerekend wil worden tot
(je oogst van litteraire schoonheid, moet
Jet dus beoordeeld worden. Niet als apo
logie, nooh als aanklacht van een veront
waardigd hart, evenmin als poging tot een
waardebepaling van zekere voortbrengse
len onze moderne schilderkunst.
Zelden bestaat er aanleiding, het uit
gangspunt zó scherp te bepalen als bij de
beoordeling van deze roman, die de levens
strijd van de luidruchtig omstreden figuur
van Han van Meegeren tot onderwerp
beeft. Heel wat bijgeluiden dienen tot
jwijgen gebracht te worden, alvorens de
criticus niets meer hoort dan dat enige,
waaraan hij bij zijn be- (en als het zo moet
lijn ver-)oordeling gehoor mag geven:
san wat ik wil noemen de stem van zijn
litterair geweten. Immers dan pas blijft
buiten geding of men de mens Van Mee
geren al dan niet hard meent te moeten
vallen vanwege zijn „politieke" houding:
o£ men de schilder Van Meegeren een
technisch-vaardig imitator dan wel een
geniaal beeldend kunstenaar moet achten;
of men de staatsburger Van Meegeren een
nagemaakte signatuur zwaar of nauwelijks
wil aanrekenen. Het laatste woord is over
dit alles nog niet gezegd en zodra het
valt, zal het niet de letterkundige criticus
lijn, die het mag uitspreken. Diens taak
blijve het, te bepalen hoe het schriftuur
zich verhoudt tot het schoon der woord
kunst.
Daarvan nog altijd mèt de Tachti
gers doordrongen, heb ik bij de aanvang
van mijn lectuur getracht een sfeer, die
zo jammerlijk vertroebeld is door een
jensationeel verleden, te zuiveren, door
deze bewogen levensgeschiedenis geheel
en al los te maken van de persoon van
Han van Meegeren en te ondergaan als
die van een mij onbekend schilder, laten
we zeggen „Jansen" van naam. Te bewus
ter heb ik dit gedaan omdat enkele blad
zijden lezens, eigenlijk al de eerste regels,
aanspoorden tot waakzaamheid. „Een
koepel van stilte omwelft het eenzame
huis". Zo staat het er, met fraaie woorden.
Maar wat kan me doen gelóven in die stilte
en eenzaamheid? Men weet niet, wat ach
terdochtiger maakt: de traditionele koepel
of dit overbodige „omwelven". Herinner u
de inzet van Van Schendels novelle „Ma
neschijn": „Wij zaten dien eersten avond
nadat wij aan land waren gekomen tot
laat in den tuin van mijn broeder, ik heb
nog nimmer zulk een schoonen maanlichten
avond weer gezien daar is de stilte,
daar hóórt ge de stilte, omdat de schrijver
ervan vervuld was en van zijn vervuld-
zijn kon meedelen aan het onopzettelijk
rhythme van zijn zin, zonder daarbij hoog
dravende beeldspraak en het buitennissige
woord te behoeven.
Maar goed. Daar staat de schilder „Jan
sen": „de droom heeft hem omsponnen".
„Een verbeten trek glijdt om zijn mond":
een ve r b e t e n trek die glijdt nu gelóóf
ik het niet meer: dat .is niet waar, niet
edit. Op dezelfde bladzijde lees ik van
een „bovenaards wit, dat het late licht
uit het venster vangt", iets verder van een
„droeve glimlach die om zijn lipipen beeft",
„woorden die van zijn lippen vlieden" en
„een siddering die door hem heen vaart".
„De ruimte stulpt zich om hem heen" en
„het licht dooft zijn schijnsel". Ik put deze
bloemlezing van tot op de draad toe ver
sleten roman-confectie uit de eerste drie
bladzijden en het zou mie weinig moeite
kosten, willekeurig opslaand, dozijnen be
wijsplaatsen te verzamelen voor het eind
oordeel: dit boek is als roman, als kunst
werk, een volslagen mislukking.
Het is jammer. Niet zozeer vanwege de
eerlijke bedoelingen van de schrijfster, be
zield door oprechte waardering en daar
door ook van felle verontwaardiging
dat alles moet immers buiten beschouwing
blijven maar veeleer ter wille van de
tragische romanfiguur die, getekend all
door een verminkte jeugd, een zo zware
levensweg moet gaan, een zo verbeten
strijd moet leveren tegen een fnuikend
wanhopen aan eigen talent, waaraan door
de mateloze eerzucht ééns groot te zijn als
de Groten, de oude meesters, zulke zelf-
folterende en bijna bovenmenselijke eisen
gesteld worden. Een zichzelf verterend,
fanatiek-strevend mens, deze schilder,
heen en weer gedreven tassen virtuositeit
en genialiteit, eerzucht en scheppingsdrift
één die zonder aanmoediging en bewon
dering (welke hem door de zozeer beminde
en bezielende Jolanthe, die zijn afgronden
en duistere drang niet vreest, geschonken
wordt) scheppen noch leven kan en toch
haar, de enige menselijk-nabije, bijna ver
speelt door zijn bezeten drift dat te berei
ken wat voor hem hoogste kimstdoel is:
evenaring van het meesterschap onzer 17de
eeuwse schilders, Venneer bovenal. Met
een duister-woelende arbeid swa anzin
waaraan alles geofferd wordt: gestel, ge
zin, vriendschap, zelfs het liefste, Jolanthe,
voor wie hij zich rechtvaardigen wil en
zijn naam groot maken, wordt het onge
looflijke bereikt: Vermeer hen-ijst in de
Emmaüsgangers en een valse signatuur
stelt de kunstcritiek op de neteligste proef.
Niet geld-, maar roemzucht wordt be
vredigd, waarnaar met de inzet van een
leven is gehaakt en die zo duur betaald
wordt: vrijheidsberoving, hoon, wroeging
maar de verlossing uit een ondragelijke
levenstweespalt als uiteindelijke winst
brengt.
Sympathiek het romangegeven: de schil
der „Jansen", maar mislukt het met zo
veel zorg uitgegeven boek: door overdaad
va,n woorden, theatrale compositie, te
kort aan eigen stijlmiddelen, pathos der
mooischrijverij. „Groot of fijn gevoelsleven,
dat is: iets, dat misschien beter is dan
kunst, maar dat niet is: kunst" gulden
woorden uit een jarenoude critiek van
Van Deyssel. Daarmee is alles gezegd.
C. J. E. DINAUX.
'V O LANG er films zijn, hebben de fil-
mers geprobeerd hun toeschouwers
aan het lachen te brengen. Een van de
eerste filmpjes die ooit vertoond zijn:
„L'aroseur arosé" van de Lumières legde
al de grondslag voor wat later de komi
sche film zou worden, door te laten zien
hoe een tuinman met zijn eigen water
slang bespoten wordt.
De lach hoort tot ons
Sprïng"-time
Voor de kunstminnaar Göring
was verzamelen geen kunst
Italië krijgt het een en
ander terug
De Amerikaanse autoriteiten hebben Ita
lië een eerste collectie schilderijen, aqua
rellen en kunstvoorwerpen teruggegeven,
welke in het klooster Monte Cassino wa
ren opgeslagen, waar de Göring-divisie ze
in beslag nam om ze naar Duitsland, te
brengen voor Göring's verjaardag.
Ook zal Italië een werk van Vipiteno te
rugontvangen, voorstellende het leven van
Christus in acht afbeeldingen, dat Musso
lini Göring als verjaarsgeschenk had aan
geboden. Volgens Amerikaanse schatting
had Göring uit heel Europa „gekocht" of
gestolen: 1375 schilderijen, 108 tapijten, 250
beeldhouwwerken, 200 oude meubels, 60
Perzische- en Franse tapijten en 175 ge
brandschilderde ramen. Dit betreft alleen
de vondst in de Amerikaanse zones.
Oostenrijkse kunstschatten
in het Rijksmuseum
Veertien doeken van Titiaam, acht van
Tintoretto, vijf van Veronese en verder een
imposante falanx van werken van Velas
quez. Correggio, Jan van Eyk, Rogier van
de Weyden, Hugo van der Goes, Breughel,
maar ook drie zelfportretten van Rem
brandt en het beroemde „Atelier" van Ver
meer (de echte) zullen op een grote ten
toonstelling van Oostenrijkse kunstschat
ten in het Rijksmuseum te Amsterdam te
zien zijn.
Deze expositie, die door omvang en kwa
liteit een unieke gebeurtenis belooft te
worden, zal tevens een afdeling beeldhouw
kunst en kunstnijverheid omvatten, die het
beste zal bevatten van de ongeëvenaarde
Weense verzamelingen.
Romaanse en Gotische beelden en goud
en zilversmeedwerk, bronzen der Italiaanse
renaissance, miniaturen, ivoren, wand
tapijten, voorwerpen uit bergkristal, kei
zerlijke wapenrustingen en Oostenrijkse
barok, dit alles zal in Juli en Augustus in
de zalen en vitrines van het Rijksmuseum
tentoongesteld worden.
De climax zal gevormd worden door de
z.g. „Bourgondische schat", de kostbare
vijftiende eeuwse misgewaden en versier
selen van de Orde van het Gulden Vlies.
sv kostbaarste bezit. Demo-
i r-»*! i krites, de Griekse wijsgeer
h 1 lm I zei heel duidelijk dat het
als een lange reis zonder
herberg. Iedereen voelt op
een gegeven ogenblik behoefte om te
lachen en op de zeepbel van zijn vrolijk
heid stijgt hij boven de alledaagsheid uit
en bevrijdt hij zich van zijn zorgen. Nie
mand kan precies zeggen wat lachen is;
zelfs de omschrijving van de moderne den
ker Bergson, dat lachen een soort weer
wraak is tegen bepaalde stroeve elementen
die zich tegen het principe van het leven
verzetten, geeft nog niet alles weer wat in
de lach besloten ligt. Maar de lach is uni-
Een van de meest bekende dwazen-paren
van het witte doek, de „dikke" (Oliver
Hardy) en de „dunne" (San Laurel).
verseel en over de hele wereld zijn het
vrijwel dezelfde oorzaken, die de mensen
aan het lachen maken.
Het is dan ook geen wonder dat de film
van meet af kluchten heeft voortgebracht.
De natgespoten tuinman van de Lumières
heeft school gemaakt en is gevolgd door
duizenden Amerikaanse „slap-stick" come
dies waarin de helden elkaar met stoelen
om de oren kletsen en het servies op el-
kaars hoofden stuk sloegen. Die tijd van
roomtaartsmijterij heeft een beetje pijnlijke
herinneringen nagelaten, maar het ken
merk bij uitstek van de lach was er in be
sloten, namelijk dat zij veroorzaakt wordt
door een ongelijkvormigheid tussen het
geen wij ons voorstellen en hetgeen er wer
kelijk is, een incongruentie tussen begrip
en object.
Dat is ook het in de grond tragische in de
lach, dat Chaplin zo duidelijk het zien: de
droeve situatie van de mens die nederlagen
lijdt in zijn eeuwige strijd tegen de wereld
om hem en zelfs in hem. De held uit een
filmklucht is altijd vol goede voornemens,
maar helaas er zijn emmers waar hij over
struikelt, palen die hem verpletteren, jas
sen die scheuren juist als iedereen naar
hem kijkt en riolen die hem op het onver
wachtst verzwelgen. Van alle zelfbewust
heid van de komische held komt niets te
recht: het domme tegenwerkende mecha
nisme zit zelfs binnen in hem; als hij een
befaamde millionnair geworden is kan hij
niet nalaten te bukken om een sigaretten
peukje op te rapen juist als in de tijd die
hij verzwijgen wilde toen hij een, arme
zwerver was. In ieder mens leeft een boze
kabouter die hem dingen laat doen die hij
niet van plan is.
Die boze kabouter in actie te zien is de
aantrekkelijkheid van komische situaties
voor het publiek, dat onbewust zijn eigen
kwade kabouter herkent en door te lachen
izich bevrijdt van zijn eigen angst om óók
eens zo van de trap te tuimelen of zo'n
roomtaart op z'n neus te krijgen.
De klucht geeft de tegenstellingen schril
en onbarmhartig. Ze onthult onze domheid
en lelijkheid, onze onvolkomenheid en
ons onvermogen zo openhartig als de hof
nar in vroeger eeuwen zijn vorstelijke
meester de waarheid mocht zeggen. Lachen
heeft iets satanisch, zoals Baudelaire zei:
het is tegelijk zinnebeeld van grootheid
en van ontzettend lijden.
Maar het komische in al zijn schake
ringen werkt altijd bevrijdend, het dwingt
ons nooit de laatste tragische consequen
ties te aanvaarden van de onvolmaaktheid
die ons deel is. Het is even simpel als won
derbaarlijk en al zijn we dan gewénd de
kunstenaars die ons doen lachen niet zo
hoog aan te slaan als degenen die ernstiger
genres van kunst beoefenen, we willen hen
niet missen.
Het is veel moeilijker iemand aan het
lachen te maken dan hem tot het besef te
brengen dat er veel leed en zorg in het
aardse bestaan is. Door te lachen ontladen
we onze inwendige spanning en daardoor
blijft ons leven dragelijk. Daarom: ere zij
de dwazen van de film.
v. G.
In een donkere nacht valt een stille
lente-regen op hun graven.
In de ochtend suizelt een zachte wind
door de struiken eromheen. Een haan
la-aait, maar zij ontwaken niet.
In de middag valt de zon op de stille
stenen en de wind brengt een enkel geluid
mee, van ver waar mensen wonen, maar
zij roeren niet.
Zij slapen de lange slaap in de koele
grond van het land, voor welks vrijheid
zij zichzelf gaven.
Voor hen was het niet nodig te hopen
om te strijden.
Niet nodig te slagen om te volharden.
Zij streden al, toen de strijd nog ver
loren scheen.
Nu de bitterheid om hun sterven ver
zacht is in de jaren die liggen tussen toen
en nu en de hopeloze leegte gevuld is met
de herinnering aan hun leven, staan wij
aain hun graf.
Een vlag waait halfstok.
Voor hen klinkt vandaag in het Wil
helmus:
„De tyranny verdrijven, die mij mijn
hert doorwondt".
In de strijd tegen die tyrannie zijn zij
gevallen, moe en gemarteld en gebroken.
Voor hen buigen wij in stille eerbied
,het hoofd. W. L. B.
DE Nederlandse kantindustrie werkt
op volle toeren, doch produceert uit
sluitend voor de export. Er zijn in Ne
derland nog slechts drie fabrieken, die dit
artikel maken, waarvan de voornaamste
twee in Hengelo te vinden zijn. De baker
mat van de kantfabricage is Noord-Frank
rijk; van daar verplaatste het ambacht
zich naar Vlaanderen en later naar
Duitsland en Oostenrijk. Honderden
jaren lang is het kloskant uitsluitend door
nijvere vrouwenhanden vervaardigd. Men
werkte hoofdzakelijk aan de hand van een
van te voren getekend patroon dat op een
kussen werd gespeld, waardoor de kant
werkster de kruisingen der draden kon af
lezen.
In een halve cirkel hingen de klosjes,
waarop het gebleekte linnen garen was
gewikkeld, om het kussen. Door de klosjes
heen en weer te werpen, al naar het pa
troon vroeg, werd het kant geklost.
Te Wijdenes in Noordholland bestaat een
school, waar men dit handwerk nog kan
leren. Met voor de leek onbegrijpelijke
vlugheid werpt de kantwerkster de klosjes
dooreen en heel langzaam ziet men de fi
guren in het kant ontstaan.
De gouden eeuw was een periode van
rijkelijk kantgebruik. Zij, die zich dit kon
den veroorloven, droegen fraaie kanten
kragen, beroemd geworden door de schil
derijen der grote Nederlandse meesters.
Ook werd veel kant gebruikt voor het af
zetten van kledingranden. Toen kant min
of meer verdrongen werd, veroverde het
zich toch weer een plaats bij de versie
ring van het intérieur. In Duitsland en
ook elders kent men de sierkussens, rijke
lijk voorzien van kant. Ook het kanten
sierkleedje en gordijnen van kant zijn be
kend.
Daar de machinale vervaardiging van kant
niet volgens een eenvoudige weef methode,
dus met schering en inslag, tot stand kon
komen, was de kantmachine niet een der
eerste textielmachines. Pas nadat de tech
niek grote vorderingen had gemaakt,
slaagde men er in machines te construëren,
die het klossen van kant tot een feit
konden maken. Het handwerk biedt nog
steeds veel grotere mogelijkheden; de
kantmachine is eigenlijk een mechanisch
kantkussen; de klosjes en katoenen of
kunstzijden garen staan ook hier in een
kring opgesteld. De draden komen op een
centraal punt bijeen, waar hun kruising
tot stand komt, als de klosjes van plaats
verwisselen.
Het kardinale punt was, een middel te
vinden, om die verwisseling te dirigeeren.
Dat middel is de „jacquardkaart".
Wie wel eens draaiorgel bekeek of een
pianola kent, weet, dat men bij deze in
strumenten werkt niet kaarten, waarin
gaatjes geponst zijn. Een „jacquardkaart"
is iets dergelijks.. Het ontworpen patroon
wordt op een kaart vastgelegd door het in
ponsen van gaatjes en de machine is zo
geconstrueerd, dat de klosjes met garen
reageren op de uitstansingen. Met een
waarlijk verbijsterende snelheid verwisse
len de klosjes van plaats, huppelen als het
ware om elkaar, gaan naar links, springen
naar rechts, „wandelen" soms zelfs gro
tendeels rond.
Door een stelsel van veertjes worden de
draden op spanning gehouden. Breekt een
draad, dan stopt de machine automatisch.
Betrekkelijk langzaam vordert de produc
tie en geleidelijk ontwikkelt zich in een
eylindervorm de strook kant. De ronde
vorm ontstaat door een hulpdraad die
later verwijderd wordt. Na controle op
fouten, wordt het kant opgewikkeld, ver
werkt tot kleedjes en zo meer.
Het product der Nederlandse indus
trie wordt momenteel veel gevraagd op
de wereldmarkt. Vooral Engeland en Zuid-
Af rika kopen het graag, wat voortspruit
uit de ge woon te in die landen, om een
tafel niet te dekken met een tafellaken,
doch voor elk bord en voor elke schotel
een afzonderlijk sierkleedje te gebruiken.
Men koopt deze kleedjes in „sets" van
twaalf grote en twaalf kleine, waarbij
veelal ook een speciaal groter kleed voor
een dressoir behoort. Voor de Nederlandse
handelsbalans is de uitvoer van kant zeer
belangrijk.
Kantmachines zijn zeer kostbaar. Het is
dus van belang een grote productie te
bereiken, wanneer de vraag groot is. Van
daar dat de Nederlandse kantindustrie
momenteel een continu-bedrijf is, waar in
drie ploegen wordt gewerkt. De bedrijven
ontvangen de garens van de kunstzijde
industrie, spoelen deze garens om, twijnen
ze al naar believen en verwerken de kant
na productie tot kleedjes, voor zover
daarnaar vraag is.
De kantproductie vraagt voortdurend
nieuwe patroontjes, welke door de fa
brieken veelal zelf worden ontworpen.
Helaas zijn de patronen nog niet tegen na
maak beschermd, zodat imitatie niet uit-
gesloten is. De kantindustrie is, zooals
reeds opgemerkt, sterk aan mode onder
hevig, zodat de fabrikanten van kant
voortdurend paraat moeten zijn en zich
dienen in te stellen op wijzigingen van
markt en vraag.
Kimst^smppers
Bü Kon. Besluit is met ingang van 7 Mei
benoemd tot chef der nieuwe afdeling moderne
kunsten (toneel, muziek en letteren) van het
departement van onderwijs, kunsten en weten
schappen dr. N. R. A. Vroom, thans directeur
het gemeentelijk museum tc Arnhem cn
secretaris van de stichting „Nationaal kunst
bezit".
Tijdens het Tsjechisch filmfestival dat deze
weck te Londen geopend werd. worden de vol
gende rolprenten vertoond: „Toyland revolt"
een strijd tegen de Gestapo tijdens de bezet
ting: „Warriors of faith" een kleurenfilm over
de Hussietenoorlog en „Men without wings"
een film van de verzetsbeweging. Ook zal een
poppenfllm „Christmas dream" gedraaid wor
den. Een aantal Tsjechische filmsterren is bij
het festival aanwezig.
Het Zuldnederlands toneel (artistiek leider.
Pierre Balledux) heeft v<jor het seizoen 1047 '48
„Het lied van Bemadette" van F ran/. Werfel
op het repertoire genomen. Wouter Paap Is
aangezocht bij dit stuk muziek te componeren.
Voorts werd het opvoeringsrecht verworven
voor een tweetal oorspronkelijke Nederlandse
toneelstukken van Jan Bresser, n.l. „Voorstad"
en „Rembrandt op de zwarte markt", een blij
spel naar een inval van Eduard Veterman.
De komende zomermaanden zullen als ope.i-
luohtvoorstelling „Dit. is de dag van het recht"
van Von Kleist en „De knecht van twee mees
ters" van Goldoni worden gegeven. De Hooft-
herdenklng zal met „Warenar" of „Granlda"
gevierd worden.
KrUgt Amsterdam met het volgende toneel-
seizoen z(jn „Kleine Comedle", die gevestigd
zal zijn in het gebouw „Salvaiora" en bespeeld
zal worden door het „Nederlands Toneel" van
Cor v. d. Lugt Meiseri en Johan Kaart, de
Residentie krijgt een eigen gezelschap, dat de
naam zal dragen van „De Haagse Comedle"
onder leiding zal staan van Cees Lnseur en d<
Koninklijke Schouwburg zal bespelen. Het Re
sidentie-toneel wordt een particulier gezel
schap.
Leopold Stokowsky ontving een uitnodi
ging bij de Salzburger Festspieïe een concert
van de Weense Philharmonie te komen diri
geeren. Stokowsky heeft deze invitatie aanvaard.
Behalve Stokowsky komen Klemperer, Knap-
pertsbusch, Ansermet, Barblrolli en Miineh
dirigeeren.
De voordraclitskunstenaresse Marguerite
Couperus, die na haar herstel met- groot su<
in Zwitserland optrad, is uilgenodigd om in
Mei te Parijs op te treden in het „Maison in
ternationale des intellectuels" (afdeling weten
schap en schone kunsten). Ook zal zij zich weer
op het kasteel ,.le Bols Robin" in haar reper
toire van oude Franse en Normandische balla
den en liederen doen horen.
Nederland de eerste klant
der Brits-Amerikaanse zone
Gereedschappen voor
34.000 dollar
De gecombineerde bezettingszones van
Amerika en Engeland in Duitsland heb
ben een gezamenlijke import- en export
organisatie opgericht, die de handel met
andere landen zal regelen. Deze organisa
tie heeft de naam van „Joint Import Ex
port Agency" en sluit handelsverdragen
voor rekening van de Brits-Amerikaanse
gecombineerde belangen in Duitsland. Het
eerste contract is thans met Nederland
afgesloten, omvattende de verkoop van
gereedschappen en onderdelen voor een
waarde van 34.000 dollar. Voorts zal Tur
kije 25 millioen yards katoen, die het in
Amerika kocht, via Duitsland betrekken,
met dien verstande, dat de grondstoffen
ui-t Amerika naar Duitsland zullen worden
vervoerd, waar zij tot katoen zullen wor
den verwerkt.
Twaalfhonderd man met de
„Indrapoera" naar Indië
Gistel-middag om half vijf is de „Indra
poera" met een troepencontingent van 1200
man, waaronder vijf reserve-compagnieën
infanterie, een detachement van het K. N.
I. L. en technische troepenafdelingen van
de vijfde en zesde infanterie brigade, uit
Rotterdam naar Indië vertrokken.
Treinvandalen
De spoorwegen beschikken thans nog
slechts over de helft van het aantal zit
plaatsen van vóór de oorlog, waardoor
sommige trajecten nog niet bereden kun
nen worden. Sommige reizigers blijken ech
ter weinig besef te hebben van de moei
lijkheden. waarmee de spoorwegen te kam
pen hebben en schijnen door de Duitse
vernielingsbacil geïnfecteerd te zijn. De
zer dagen moest een pas in dienst gesteld
nieuw personenrijtuig naar de Centrale
Werkplaats te Haarlem teruggezonden
worden, omdat de bekleding gedeeltelijk
was gestolen en voor de rest stuk gesne
den
DE „ARCHERS" MAKEN FILM VOOR
KORDA
Sir Alexander KWda's London Film Pro
ductions delen mede, dat het bekende
Engelse filmteam Michael Powell en Erne-
ric Pressburger (de „Archers") een con
tract heeft gesloten met. deze maatschappij
om in het begin van 1948 een film voor
Korda te maken. Dit zal zijn „The Promo
tion of the Admiral".
Over Muziek
Overwegingen
OEZER DAGEN stond achter in een tijd
schrift een advertentie waarin voor
een H.B.S. in één der grote steden wordt
gevraagd een leraar(-ares) in „muziek en
zang". Ik weet niet of de directeur of de
portier of iemand ten gementehuize deze
advertentie heeft opgesteld, maar in ieder
geval kan het nuttig zijn als degene die de
annonce schreef zelf die nieuwe cursus als
leerling volgt, want dan zal hij leren dat
zang een soort muziek is, en niet iets aparts.
Jaren geleden maakte Charivarius een
aardige opmerking over deze ingewortelde
fout. Hij had ergens gelezen: „wat zou het
leven zijn zonder muziek en zang" en hij
antwoordde in zijn rubriek in de Groene
Amsterdammer: „Och. dan hadden wij al
tijd nog de natuur en de bomen". de
fout stemt als begripsbepaling overeen met
de mededeling „in de auto waren gezeten
twee heren en een musicus", zoals iemand
onlangs voorlas uit een dagblad.
Laten wij voor onze gemoedsrust echter
alleen over zaken en niet over personen
spreken. De brave halsstarrigheid van de
uitdrukking „muziek en zang" heeft mij
altijd geïnteresseerd. Er zweeft namelijk
een half-bewuste mening in het volk dat
„zang" positiever is dan instrumentale mu
ziek; dat wil zeggen: men meent dat „zang"
volledig en duidelijk is en dat instrumen
tale muziek alleen ontspanning is. zonder
positieve betekenis. Velen menen dat
„zang", dit is dus vocale muziek, in prin
cipe hoger staat dan instrumentale muziek,
omdat men bij vocale werken in contact
is met woorden, met een tekst, waarvan
men de inhoud meeleeft. Men hoort dan in
die muziek de gevoelens en de gedachten
van de tekst in de muziek versterkt weer
gegeven en dit geeft een bevrediging. De
overtuiging komt niet zelden voor dat men
zich muzikaal acht omdat men een over
eenstemming hoort tussen de allure van de
muziek en de inhoud van de woorden. Al
gemeen is de neiging om in de muziek
graag verbeeld te zien wat men leest; men
w i 1 graag de muziek als een schildering
der woorden horen en men neemt dan aan
dat het zo is. Het klinkt misschien vreemd,
maar men kan zeggen dat vocale muziek
eerder onvolwaardige muziek kan zijn dan
instrumentale, omdat bij vocale muziek de
tekst een zodanige plaats kan innemen dat
het muzikale element slechts in betrekke
lijke zin in werking komt.
In beginsel is de instrumentale muziek
volledig en positief; de uitdrukkingsmoge
lijkheden zijn, menselijkerwijze gesproken,
onbeperkt. Nu is ook de menselijke stem
een instrument en wie zou niet graag er
kennen dat zij het eerste en edelste instru
ment is niet door mensenhanden ge
bouwd en in onmiddellijke eenheid met
lichaam en ziel. Het ligt ook voor de hand
dat de mensen, sinds zij hun gevoelens in
woorden geformuleerd zien, deze woorden
gebruiken wanneer zij zingen willen. In
wezen ontstaat het zingen niet door het
bestaan der woorden, maar gebruikt men
woorden om te kunnen zingen. Voor ons,
stijve en verlegen Hollanders lijkt dit on
aannemelijk; en toch. waarde lezers, van
nature is het niet anders. Zingen is op de
eerste plaats musiceren en heeft als zo
danig zijn volkomen waarde, onafhankelijk
van woorden of begrippen. Wanneer dus
het begrip „zang" waarde heeft, dan is het
omdat het „muziek" veronderstelt. Wan
neer ik „zingen" boven alles superieur stel
dan is dit omdat de menselijke stem het
onmiddellijke, ingeschapen muziekinstru
ment is, dat onbegrensde, onbepaalde ge
voelens kan uiten. Gezongen woorden heb
ben verhoogde waarde omdat ze g e-
zongen worden. De instrumentale mu
ziek behoeft de „zang" niet de woorden te
benijden. In het gezelschap der muziek
instrumenten is de menselijke stem niet
een bijzonder instrument omdat zij iets
zegt, maar omdat zij zing t. Zij is een
engel onder de instrumenten. Dit klinkt
idyllisch en lyrisch en bovendien enigszins
onbeholpen; ik spreek niet over de praktijk
in de maatschappij, maar over de natuur.
En zo kan de instrumentale muziek zich
dus in zekere zin gelukkig prijzen dat zij
de begrenzing van liet woord niet heeft en
de illusie van het zingen in volle vrijheid
kan beleven. Overigens is de muziek niet
alleen zingen: even primitief als juichen en
klagen is de muzikale behoefte aan rythme
op zichzelf. Het zou te ver voeren de po
sitieve en de negatieve betekenis van al-
leen-rythmische uitingen volledig te be
handelen, maar na het bovenstaande is het
niet overbodig op te merken dat de zoge
naamde rythmische instrumenten eigen
schappen van de muzikaliteit uiten die
evenzeer tot de natuur behoren. Wanneer
men zou menen dat deze instrumenten be
perkt van betekenis zijn omdat zij zover
van alle woorden verwijderd zijn, dan
is dit een vergissing; zij missen wel de su
perioriteit der melodie, maar beleven de
dynamiek der muziek. Ik hoor liever een
pittige paukenpartij achter in het orkest
dan een betogende zanger vóór aan het po
dium.
Met dit al is zang: muziek, en het is dus
verkeerd om van zang e n muziek te
spreken. HENDRIK ANDRIESSEN
uitgaven
Wat de vlugge vrouwenhanden vroeger
deden, wordt nu op de speciale kant
machine gewrocht: in een centraal punt
ontstaan de figuren terwijl de klossen van
plaats verwisselen. In het midden ziet men
een stuk kant uit de machine komen, dat
later nog opengeknipt moet worden.
De Londen se uitgevers Bossey en Hawkes
zonden ons drie nieuwe zeer mooie uitgaven:
kleine partttuurtjes van het 2e strijkkwartet
van Ernest Bloeh en van het 3e Pianoconcert
van Bela Bar tok, en Orpheus Brltanieus", ze
ven liederen van Purcell, verzorgd door Pears
en Britten. Het quartet van Bloeh is melodisch
en rythmisch zeer rijk en weelderig en voor
treffelijk voor de strijkers gerealiseerd. Het
meesterlijke pianoconcert van Bartok werd
door de componist in 1045 geschreven kort voor
zijn dood. De stijl en de constructie zouden lot
vele technische opmerkingen aanleiding kunnen
geven: op deze plaats getuig lk gaarne van de
indrukwekkende schoonheid dezer hartstochte
lijke muziek. Verrukkelijk zijn dc liederen van
Purcell. vol van melodische lyriek in edele
tonaliteit. De uitgevers hebben een en ander
zéér practlsch en zeer smaakvol verzorgd.
H. A.
Vredesverdragen zullen deze
maand van kracht worden
Groot-Brittannië heeft mededeling ont
vangen, dat dc Sovjet-Unie en Frankrijk
waarschijnlijk bereid zullen zijn de vre
desverdragen met de voormalige as-satel
lieten medio deze maand te ratificeren,
aldus is van bevoegde zijde te Londen ver
klaard. Deze mededeling is ontvangen in
antwoord op het Britse voorstel aan de
Sovjet-Unie. Frankrijk en de Verenigde
Staten, om de ratificering tegelijkertijd te
verrichten. De ratificering door de Ver
enigde Staten zal, volgens verklaring, ge
schieden zodra de verdragen door de ver
eiste tweederde meerderheid van de Se
naat zijn aanvaard. Van Britse zijde is de
ratificatie reeds geschied met koninklijke
goedkeuring. Alleen Bevin moet nu nog
zijn handtekening onder de stukken plaat
sen. De stukken zullen, voor zover de
Oost-Europese staten betreft, te Moskou
gedeponeerd worden, en wat Italic betreft
te Parijs,
ZATERDAG 3 MEI 1947