Literaire kanttekeningen Engelse dijken zijn hersteld Spanje weer een monarchie e overwegingen ZATERDAG 14 JUNI 1947 A. ROMEIN—VERSCHOOR. Slib en Wolken. Stromingen en gestalten van de nieuwste Nederlandse literatuur. Em. Querido's Uitg. Mij. N.V., Amsterdam. T"\ E BUITENLANDSE UITGAVE van Annie Romein-Verschoor's overzicht onzer nieuwste letterkunde, geschreven voor het P- E. N. (Poets, Essayists, No- -velists)-Centrum voor Nederland, is zo juist in onze eigen taal verschenen en men zou zich kunnen afvragen of dit, als uit- voer-reclame samengestelde, apergu, op gezet en uitgewerkt als „fatsoenlijke pro paganda voor een prijswaardig artikel" ook voorziet in de behoefte van de bin nenlandse markt. De schrijfster zelf noemt de Nederlandse publicatie een „bijkom stigheid" en in zekére zin terecht: wie lééft met onze letteren, weet uit eigen li terair ervaren aan te wijzen wat er voor de wereldliteratuur te -vinden is ig ons land uiteraard op grond van peisoon- lijke voorkeur, zoals ook dit overzicht de sporen draagt van de onvermijdelijke'sub jectiviteit. En wie meer als toeschouwer terzijde staat, vindt in de letterkundige essays, critieken en literatuurgeschiede nissen voldoende richtlijnen voor het vor men van een eigen oordeel. Maar daar het een zo kostbaar „goed" betreft van ons cultureel leven als het nationaal bezit der schone letteren, kan men: er niet- anders dan ingenomen mee zijn, dat nu ook de binnenlandse lezer zich op 4e hoogte kan stellen van wat uit ons literair kunnen wordt voorgelegd aan" het critisch oog der wereld. Dé schrijfster heeft, naar haar aarö, gepoogd, haar overzicht te baserqn op een cultuur-historische terugblik, die de „Ne-, derlandse geest" kenschetst. Onder het slib, dat buitenlandse strorpingen nu eens Franse, dan weer Engelse en- einde- j lijk Duitse aanvoerde, blijft de_„harde ondergrond" van het eigene de voedings bodem, waaraan onze letterkunde ont sproten is. In het wolkenlandschap van wat er aan schoons in ons land geschre ven en gedicht is, weerspiegelt zich de Nederlandse geest, zelf zo nauw verbon den met zee. duin en polder en wijde bin nenwateren, hoge luchten en een ver zicht- Slechts in de karaktertekening van en kele letterkundige „gestalten" is de schrijf ster er in geslaagd, het de buitenlander aannemelijk te maken, hoe ons hationalë denken en voelen, hoe onze geestelijke habitus zijn stempel heeft gedrukt op het literaire kunstwerk. De cultuur-histori sche opzet is, dunkt mii te breed om in een overzicht van een zo beknopt bestek tot zijn, recht te komen. Annie Romein-Verschoor begint haar overzicht -bij de „Beweging van Tachtig", de oprichting van de Nieuwe Gids die roes I van schoonheid, van zinnenlust en ziele- vreugde, aangewakkerd door een zo vurige jeugd. Gorter wordt genoemd, natuurlijk; en Verwey en-vatl Eeden. Maar kon de naam van Willem Kloos hier wel gemist worden? En Van Deyssel; piet geen woord genoemd, Van Deyssel, die onze taal be-, speeld heeft in alle toonaarden en haar opnieuw bezielde met een proza zo rijk, zo waardig, zo bezield, dat er alleen al uit het naklinken daarvan een hieuw proza kon geboren worden Van Deyssel; mocht hij wel onvermeld blijven? De schrijfster kiest nadrukkelijk de Nieuwe-Gidsrich-, ting als beginpunt, als „organisch begin punt" nog wel. Maar van de strijdleuzen, waaronder de dragers van dit nieuwe ge luid in de nieuwe lente onzer literatuur de verburgerlijkte „huiselijke en dominés- romantiek" bestormden, wordt nauwelijks m.et een woord gerept. En toch waren deze, eerst, positief, dan in de reactie daarop negatief, zo béslissend voor het verder verloop van ofts letterkundig leven. Maar graag is men bereid, dit tekort gering te achten na hét lezen van een zo fijnzinnige karakteristiek jn zo luttele zinnen vari- de .dichter Leopold: „Een schuw gevoelige zièl", ■schrijft Annie Ro mein, na de dichter geëerd te hetyben als één die de „nobelste verzen (schreef) die ooit het daglicht zagen, „een schuw ge- voelige ziel zonder opperhuid, die zich meer en meer. van de wereld afwendde en bij God noch mensen steun zocht, maar in vérzen, die ons als rijpe vruchten in de hand vallen, de gedempte hevigheid laat gloeien van zijn verstilde tederheid en hooghartige mensenverachting en de gloed van een droom, die hem voor- de onvol maaktheid van 't aardse schadeloos stelt". Zo weet de schrijfster herhaaldelijk in enkele volzinnen het wezenlijke te zeg gen: voortreffelijk is de kenschetsing'van Aart van der Leeuw en Nijhoff. En Henny' Marsman, hij die er zich zo van bewust was, „van de sterren te komen" kon zijn figuur met strakker, feillozer lijnen gete kend worden dan hier geschied is? Daarom verbaast het te meer, een vermelding van zijn „Tempel en Kruis", waarmee hij af scheid nam van ons, te moeten missen. Minder geslaagd weer is de karakteris tiek van Van Eyck: de enkele zinsneden, aan zijn dichterschap gewijd, doen hem, wiens meesterschap van een te uitzon derlijke aard'is. om aan minder-gelijk ge stemde zielen toegang te geven" allerminst recht wedervaren. En zo vergaat het even eens A. Roland Holst: zijn gestalte, klaar der van contour dan van welke dichter ook, blijft te mat' om de buitenlander van de grootsheid van zijn dichterschap te overtuigen. Is het waar, is het. werkelijk zo, dat Holst, toen "hij in Deirdre en de Zonen van Usnach het portret van de harpspeler Sencha tekende en daarmee in zekere zin een zelfportret gaf, kenmerken van het specifiek Hollandse aan de dag legde? Het sterkst is dit boek, waar het de na oorlogse generatie behandelt: de periode tussen 1918 en 1940. Siauerhoff. Hendrik de Vries, Vestdijk, Menno ter Braak. E. du Perron Marsman noemde ik al zij hadden in eep zo beperkt bestek kwa lijk beter tot him recht kunnen komen. En de jongste generatie? Zij is samen gedrongen in enkele bladzijden: Hoornik, Mok, Gerrit Achterberg worden bijna vluchtig vermeld, Bertus Aafjes moet met een drietal régels tevreden zijn. De schrijfster heeft in haar inleiding aan de critiek de wapens uit de hand ge slagen, door te verklaren, dat zij van te voren bereid was, alle geërgerden gelijk te geven. Geërgerd ben'ik allerminst. Geheel tevreden ook niet. Maar dat neemt niét weg, dat ik dit in zovele opzichten lofwaardige overzicht, ook al is het voor export bestemd, graag in vele „Nederland se" handen zie, opdat men zich nog eens bewust wordt van datgene, waarinook een-klein land met een begrensd taalge bied „groot kan zijn": in het werk der schoonheid. C. J. E. DINAUX. Vrienden van Zwitserland' Te Haarlem is opgerich.t een afdeling van de vereniging „Vrienden van Zwitser land". Deze vereniging stelt zich ten doel de culturele betrekkingen tussen Zwitser land en Nederland te stimuleren, door het in ons-land doen optreden van orkesten en kunstenaars, het houden van tentoonstel lingen, het-vertonen van films enzovoort. Omgekeerd zal in Zwitserland de belang stelling voor het Nederlandse culturele leven worden bevorderd. De Zwitserse gezant in Nederland, de heer W. Kohly, en de Nederlandse gezant in Bern, jhr. mr. T. Beelaerts van Blokland, hebben in het landelijke ere-comité zitting genomen. Het voorlopig secretariaat van de afde ling Haarlem en omstreken is: J. Admiraal, Verspronckweg 75, Haarlem. Aan de Rijksuniversiteit te Leiden slaagde voor het candidaatsexamen Geneeskunde de heer J. Cohen te Bloemendaai. Over Muziek K.imst>snippers De man achter de troon „Wij hebben een prachtig stukje goodwill verdiend meent jr. Ringers Agenda voor Haarlem ZATERDAG li JUNI. Stadsschouwburg: „Ciske de Rat". 8 uur. Klop persingelkerk: „Youth fof Christ rally", 8 uur. Rembrandt: „De vreemdeling", toeg. bov. 18 j. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Palace: ..Along came Jones", toeg. 14 j. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Wereld zonder zonde", toeg. bov. 13 j. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. City: „Gekke toeristen", toeg. elke leeft. 2.30. 7,00 en 9.15 uur. Spaarne: „De straatzanger- mjljlonnajr", toeg. bov. 14 j, 2.30, 7.00 en 9.15 ïur. Frans Hals: „De moord in de studio", toeg. bov'. 14 J. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. ZONDAG 15 JUNI. Stadsschouwburg „Ciske de Rat", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 16 JUNI. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Dezer dagen vertrok de eerste „Wal cheren"-kraan, die meehielp het gat in de Engelse rivierdijk bij Morton te dichten, naar Huil, om daar voor de terugreis naar Nederland gereed te worden gemaakt. Dit wil zeggen, dat de dijkbreuk bü Morton ten Noorden van Gainsborough thans vol- lediz hersteld is. Dr. Ringers, zijn medewerkers en de „Dredging and Construction Comp", von den een gat van ongeveer 110 meter lengte met een daarachter gelegen uitgeholde poel waarvan de bodem bij laag water nog 12 meter onder peil lag. Toen zij aankwa men was men reeds drie weken bezig steen langs die poelrand te storten, doch de steen'rolde naar beneden en het water had nog steeds vrij spel. Begonnen werd met zinkstukken langs bedreigde punten te leggen, waardoor verder afbrokkelen van het dijklichaam werd voorkomen. Daarna werd gezocht naar een bruikbare klei- soort, om een nieuw dijklichaam ach ter om de poel te bouwen, dat in een boog moest aansluiten op de oude dijk. Delft hielp duchtig mee. De Engelse ingenieurs waren van me ning, dat het gat in de Trentdijk bij Mor ton zélf gedicht moest worden; hun Ne derlandse collega's bewezen echter, dat zulks niet mogelijk was, ook al, omdat dit gat op de plaats van een oude breuk was ontstaan. Toen de Nederlandse kranen aankwamen werd dadelijk met het bou wen van twee kleine hulpdijkên rond de poel begonnen. Ondertussen werd in Delft een onder zoek gedaan naar de beste kleisoort uit de omgeving van Morton, om het nieuwe dijklichaam op te bouwen. Vier dagen na het begin der werkzaamheden, was de heerschappij van het water' gebroken. Zowel te Delft als aan de dijk werd on der hoogspanning gewerkt en eind Mei kwam de dijk gereed. „Ze zullen er geen last meer -van heb ben". verklaarde dr. ir. Ringers,, die als voornaamste deskundige van Nederlandse zijde optrad. „Van ons standpunt uit bé- zien, was- het een betrekkelijk eenvoudig werk. Wij zijn blij, dat Wij onze Engelse vrienden hebben kunnen helpen, en dat wij ze hebben kunneji behoeden voor 'een groot verlies aan voedsel van eigen grond, welk voedsel zij anders zouden hebben moeten importeren". Verder drooggepompt, maar nog niet klaar. De Nederlandse motoren en pompinstal- laties kwamen op 27 Mei gereed met het droogmalen der overstroomde gebieden,, maar helemaal klaar zijn de Engelsen nog niet, want het dyk-gat in de bandijk is nog lang niet dicht. In dit gebied staan historische voetstap- Jac. Zwaan jubileert Ter herdenking van het feit, dat de heer Jac. Zwaan binnenkort 25 jaar koordirigent zal zijn, heeft zich een huldigingscomité gevormd onder voorzitterschap van de waarnemend-burgemees ter D. J. A. Geluk. Dit comité stelt zich voor op 3 Juli aanstaande een concert te organiseren waaraan deel zullen nemen het Schotens Gemengd Christelijk koor, het Haarlems Christelijk mannenkoor, het Doopsgezinde mannenkoor en de Harmonie Crescendo. Gereformeerden bespreken zorg voor gebrekkigen Ter Provineialé Diaconale. Conferentie voor Noordholland der Gereformeerde Kerken. Don derdag hier ter stede gehouden, hadden bespre kingen plaats over de taak der diaconieën ten op zichte van gebrekkigen of zieken, -wier verple ging door de familie niet of niet geheel kan worden bekostigd. De besprekingen werden Inge leid met een referaat van ds. P. N. Kruyswijk uit Amsterdam. Er waren omtrent'deze quaestie onderscheidene voorstellen ingediend. Ten slotte is besloten tot de benoeming van een commissie die advies zal uitbrengen of voorstel len zal doen ten aanziep van alle vragen die zich in deze materie voordoen of wel met name over de positie der diaconieën, over *de verhoging tot de bestaande Christelijke inrichtingen van barmhartigheid en over de al dan niet wense lijkheid van samenwerking ter zake tussen Ge reformeerde en andere Christenen. Van de commissie zal voorzitter zijn as. P. N. .Kruyswijk. Ze zal verder bestaan uit één diaken 'uit de diaconieën, resp. van Amsterdam.'Haar lem, Hilversum, Zaandam en Haarlemmer/neer. Door het lid der Tweede Kamér de heer Stapelkamp werd een referaat gehouden over „De Diaconie en de Sociale voorzieningen, met i name Ouderdomsvoorziening". pen: De dijk werd namelijk tussen 1625 én 1655 gebouwd door Cornelis Vermuiden in opdracht van dezelfde ondernemers, die de Beemster lieten droogleggen. De dich ter Jacob Cats was een der grote*aandeel- houders in deze firma, die met geld, ver diend in de Oost-Indische Compagnie, werkte. „Dit land", aldus ir. Ringers, „was eer tijds een groot moeras en werd door de drooglegging geschikt voor landbouw. Op déze dijk, die volgens beproefde nauw keurigheid werd gebouwd, werken thans de zonen dezer voorvaderen met een acht- honderdjarige ervaring, daarbij gerugge- steund door het wetenschappelijk centrum te Delft, aan het herstel". De nieuwe dijk rond de poel wordt maar liefst 350. meter lang en als zotner en nerfst wat droog blijven, is er èen kans, dat hij voor bet einde van de herfst gereed komt. Men kan met de grote drijvende kranen niet bij het werk komen, omdat dit te ver van het water ligt. Op aanraden van de Delftse deskundigen wordt mét grote voor zichtigheid gewerkt. „Het. gaat goéd op de Engelse dijken", aldus tenslotte dr. ir. Ringers die op 15 Juni weer naar Engeland vertrekt om als adviseur poolshoogte- van de stand der werkzaamheden te nemen. „Wij hebben er een stukje goodwill ver diend, waarmee ik zeer tevreden ben". Amerikaanse lening voor Franco? De „Izwestia", het officiële .blad der Sovjetregering, verklaart, dat de V.S. f>an plan zijn een lening van 200 millioen dol lar aan generaal Franco's regering te ver strekken. Berichten in Amerikaanse bla den', dat de Sovjet-Unie een grote handels transactie met Spanje voorbereidt, worden tegengesproken. Prof. dr. Lothar Wallenstein, die op het ogenblik te Schevenigen „De Rozencavalier" in scène zet, zal te Salzburg „De bruiloft van Fi garo" monteren. Speelse tekeningen van Pierre Samuelson be kunsthandel "Leffelaar. Grote Markt. Haarlem, exposeert tot 25 Juni een collectie tekeningen door de Engelse tekenaar Pierre- Samuelson. „De scènes uit het soldatenleven", zoals een deel van dit werk wordt aangekondigd, zijn naar mijn mening het best. De tekenaar beschikt over een vlotte manier, misschien wel wat al te vlot Het gemak-van-doen heeft hem zodanig te pakken, dat het veelal hoofdzaak blijkt, en de inhoud'van géén waarde is. Wie oorlogstekenin gen verwacht komt bedrogen uit. Er is geen spanning noch bewógenheid. Veeleer vormen deze dingen één handige prettig-aandoende reportage van wat er zoal achter de schermen van het soldatenleven voorvalt. Als zodanig zou dit alles dan ook wel voldoende tevreden stellen ware het niet.ydat al te luchthartig wordt omgesprongen met dé vorm en de anatomische verhoudingen. Wat er in charmeert is de vloeiende lijn, 'die keert en draait op vaak sierlijke wijze, maar die al te dikwijls eindlat in krulletjes en slordig heden, - Meer dan speelse notities zijn ze niet geworden. Deze wel originelélijn, dat lopende en vloeiende, dat een eigen handschrift zou kunnen genoemd worden, gevoegd bij fijne plekjes kleur, als in „Zonnehoed" en „Stilleven met handschoen" vormen soms een sierlijk geheel. Het bést komt dit uit in „Zonnehoed", dat een smaakvol gevoelvol tekèningétje is geworden. Wellicht ver toont het „Zelfportret" dezelfde kwaliteiten. Aardig is het wel te constateren hoe Samuelson onze métropole bekijkt èn ziet. Hij ontdekt al evenmin als bij zijn „Soldatenleven" de diepte van, hij. observeert'soms op eens een door velen onopgemerkt" détail (de buitenkant) maar ziet niet het leven der stad, de ziel, de sfeer. Hoe ge weldig is ons roestbruine Amsterdam, haar ro mantiek, haar daverend leven! Samuelsoir ziet de contouren nauwelijks. Alleen- maar de lijn, de vloeiende, volgt hij zoals hij die ook zou lAinnen volgen in Rotterdam, Brussel, Londen, deze Cosmopoliet. Dan is er nog de tekenaar der briefversierin- gen. Een gezellige causeur met lepke grapjes, dingen die leder op zijn manier al eens te pas' brengt. Te intiem, te zeer van de huiskamer om geëxposeerd te worden. Vervolgens is er de fantast Sarriuelson, die musicale fantasieën in beeld brengt, te persoon lijk om anderen te kunnen ontroeren. Boven zulk een o.nderschrift als „Bach-Pianoconcert" „Schubert-fantasle" kan een ander een geheel verschillend geval tekenen. Daarbij zijn deze improvisatlën zo rijkelijk voorzien van tiëiian- tijntjes, dat men op dep duur de vraag stelt: Is het ernst of maakt de tekenaar er.maar wat van? Pierre Samuelson heeft vèèl talent, maar een De toneelgroep „Hlooh" In Venrayv die ook voor de Haarlemmers geen onbekende Is, gaat in het openluchttheater van haar sind het spel «Oda, de Koningsdochter" van P. Vermel^foort opvoeren en wel op 6, 13, 20 en 27 Juli. De Franse tekenaar, graveur en aquarelist Pierre Falin, een echte zoon van Montmattre, is op 63-jarige leeftijd overleden. Zijn werk was onlangs te Amsterdam en te Den Haag te zien. In Hollywood legt men de laatste hand aan een verfilmde biografie in technicolor naar het leven van de-ctAnponlst van de „Shéhérazade- sulte", Rlmsky-Korsakoff. De bekende Franse altist Henri Casadesus, die deel uit maakte van een familie van promi nente musici en ln 1901 't ensemble „Soctétè des Instruments anciens" oprichtte, ls in de kt^chf van zijn leven overleden. Ook de lichte nfcziek schuwde hij niet, getuige zijn operette „Sans tambour ni trompette", welke ln 1931 eep groot succes oogstte. Een tweede Europese tournée van l>et BBC- symphonieorkest zal op 25 Juni een uitvoering In het Amsteidamse Concertgebouw bevatten. De BBC-home service zer.dt het concert uit en het öjogramma bevat onder meer de ouverture „De getemde feeks" van Wagenaar. Donderdag 26 Jur.S wordt de tournéq besloten met een avond in het Scheveningse Kurhaus waar onder meer de Piet Hein rhapsodie van Peter v.Anrooy wordt vertolkt. Ter gelegenheid van de veertiende herden-, king van de sterfdag van de Nederlandse com ponist dr. Julius Röntgen op 13 September a s. wordt in het sterfhuis „Gaudcamus" te Bilt- hoven een tweetal kamermuziekconcerten op 16 en 20 September gegeven. Op het eerste zal kamermuziek van Julius Röntgen door zijn vier zoons en de schoondochter uitgevoerd wor den. Op het tweede concert zullen werken van jonge Nederlandse componisten -ten gehore worden gebracht. Frans Bastiaanse overleden De dichter van de bundels „Natuur en leven" (1900), Een zomerdroom (1919) en „Ultima. Ie" (1938), Frans Bastiaanse, is Donderdag op-79-jarige leeftijd te Am sterdam overleden. Behalve als dichter deed de gestorvene van'zich spreken door zijn in 1933 ver schenen verhandeling „De techniek en de poëzie" en later door een „Overzicht van de ontwikkeling der Nederlandse letter kunde" in vier delen. In het litteraire verenigingsleven had hij een groot aandeel. Amerikaan kon geen zaken doen niet Republikeinen Hét Amerikaanse schip „James McCosh" van de „Isthmian Line", dat een lading van duizend ton kapok en andere produc ten te Cheribon, Tegal en Probolingo zou innemen, is vrijwel on verrich terzake naar Priok terug gekeerd. Het schip had de Nederlandse toestemming voor de la ding verkregen, maar te Gheribon werd van Republikeinse %ijde dermate slecht af geleverd, dat de gezagvoerder, nadat het schip enkele dagen'op de rede van Cheri bon had gelegen, ervan afzag naar Tegal en Probolingo te gaan. Met slechts eén fractie van de toegezegde 1000 ton en een partijtje van 6 ton vanille keerde het naar Batavia terug. zeer gevaarlijk talent, dat wel eens zou kunnen Inkrimpen als hij zich niet beheerst, als hij zich niet meer ernstige problemen stelt. Tekenen is: het overwinnen van moeilijkhe den, het behalen van overwinningen op de teric. En als men meent zulk een victorie spe lend te kunnen behalen vergist men zich. In de kelder liggen, naast het schetsboek, paar dingen, o.a. „We make Ourselves", die ml) beter aanstaan. Zij geven ruimte en hebben Inhoud. Uit de serie „Soldatenleven" zijn-deze liet best. De kunstliefhebbers moeten toch eens gaan zien hóe deze tekenaar de dingen bekijkt. Hij wijkt sterk af van .hetgeen de Nederlander pro duceert. Of we het nu bepaald Engels mogen noemen betwijfel ik, bok zie Ik- er geen spoor van onwaarheid in. Veeleer een vrolijke, ple zierige, zelfs leutige mentaliteit, die graag de bloemetjes buiten zet; een die het nooit pro beren zal om' al tekenend de grote na-oorlogse problemen aan te roeren! Evenmin als het in zijn bedoeling lag om de oorlogsverschrlkklngen in beeld te brengen. HERMAN MOERKERK. P R IS ZOJUIST een overeenkomst op L' filmgebied gesloten tussen de Britse filmproducent J. Arthur Rank en vijf grote Amerikaanse bioscoopmaatschappijen die heel geschikt is om een duidelijk beeld te krijgen van de verhoudingen in de film- wereld. Gezien het feit dat de Hollywqodse films de laatste tijd niet van opval lende artistieke kwaliteit waren en dat daarentegen verscheidene Engelse wer ken de aandaöht trokken door hun ongewone, verdiensten, zou lidh-t- de indruk kunnen ontstaan' dat Hollywood een beetje op de terugweg is'. In Engeland is *die opinie ook wel eens uitgesproken, vergezeld van de opmerking dat de goede Engelse films een „uitdaging" aan de Ame rikaanse filmnijverheid waren. Nu is dat wel wat erg optimistisch als men eens niet alleen naar de artistieke, maar naar de commerciële kant van de zaak kijkt. Daar is'te leren dat Hollywood in 1946 450 films maakte en alle Engelse studio's samen niet meer dan 50. Een ne gende deel dus. Het is wel belangwekkend cijfers van kort voor de oorlog (1937) 'er vergelijken derwijs even naast te zetten: Hollywood 567, Japan 500. Voor-Indië 350. Engeland 225, Duitsland 125, Frankrijk 123, Rusland 60. Van de 50 films die Engeland in 1946 voortbracht, waren er misschien een dozijn van bijzondere kwaliteit. Maar terwijl die allerwege besproken en geroemd werden, zaten de Engelse bioscoopdirecteuren met de moeilijkheid dat ze hun programma's bü lange na niet konden vullèn met in heems werk. Tachtig procent Van hun ver- toningstijd moesten ze vullen met Ameri kaanse werken en voor hen was er hele maal geen spraké van dat Hollywood op de achtergrond raakte. Het merkwaardige van deze hele ge schiedenis was, dat Engelsen die in de Ver enigde Staten kwamen, zich verbaasd af vroegen waar toch wel hun goede films waren. De Amerikaanse .bioscopen vertoon den ze namelijlc niet of nauwelijks of in zo geringe mate dat ze nauwelijks de aandacht trokken. Dat lot is in Amerika trouwens de meeste buitenlandse films beschoren. De theater-trusts zitten alle aan hun contrac ten gebonden en komen nauwelijks aan buitenlands \verk toe. Het kwam raak alleen in bioscopen van minder betekenis. Nu is er juist deze week een overeen komst gesloten die daarin verandering schynt te brengen. J. Arthur Rank, de grote man bij uitstek van de Engelse film wereld, is naar Amerika getrokken om er te onderhandelen. Hij 'is een' knap zaken man, deze oud-Zondagsschoolonderwijzer en meelfabrikant en heeft de Britse film industrie sterke impulsen gegeven. Hij streeft er alle tot hem gerichte verwij ten van monopolisme en opportunisme ten spijt niet ernst naar films van hoog ger halte te maken. Nu is hij erin'geslaagd van vijf. Amerikaanse bioscoopmaatschappijen gedaan te krijgen dat zij Engelse films Rank-films zullen gaan vertonen pp dé- zélfde voorwaarden als Amerikaanse. Dit houdt in dat 3000 Amerikaanse-bioscopen voortaan ook Britse films op hun program ma zullen nemen. Het betekent voor Enge land „deviezen" en verder dat de Engelse filmproductie meer kans heeft voort te gaan op dë weg die zij de laatste tjjd met succes bewandeld heeft, een succes dat overigens vertroebeld wordt door verscheidene films dfe van zeer laag allooi zijn. Overigens zullen de Engelse filmers het nog moeilijk genoeg hebben, al was het alleen maar omdat zij zo krap in hun stu dio-ruimte fitten tengevolge van de oor logsvernielingen. Niet eens alle Engelse films kunnen in Engeland opgenomen wor den; de filmers trekken naar Franse en misschien ook naar Nederlandse studio's om te werken. Het zal wél 1950 woPden voor dit verandert. Deze zakelijke bijzonderheden leren dat Hollywood zich nog lang niet ongerust be hoeft te maken oveg zijn overheersende positie op de filmwereld. Maar >vie weet of de toenemende kwalitatieve -betekenis van de Engelse film op de Amerikaanse productie niet een heilzame invloed zal hebben. Over.het algemeen is de zakelijke ervaring in de filmwereld dat films die door de critici belangrijk worden gpnoemd 'niet de beste commerciële resultaten op leveren, maar dat het toch voordelen kan opleveren als men ook kunstzinnige films maakt. Zelfs in Hollywood. v. G. Gebrek aan studio's noopt de Engelse filmers tri Franse' studio's te werken. Hier ziet men Powell (links) bezig met een buiten-scène op het station van Lyon. Powell is bekend door de films „Ik weet wat ik tuil" en „Een zaak van leven.en dood". - De actrice voor de camera is de Frans-Russische danseres Teherina, die de hoofdrol speelt in „De rode schoenen" en geen woord Engels verstaat, zodat ze haar dialogen op „papegaaien"-manier moet nazeggen. Vakstudie VT.AAR IK HOOR worden er dit jaar bij de Staatsexamens voor muziek L. O. en M. O. ongeveer 500 candidaten ver wacht; de eindexamens der conservatoria zijn dus niet hierbij gerekend. Ieder jaar zi.in verreweg het grootste deel dezer can didaten pianisten, d-w.z. jonge ménsen, die zich bekwamen voor het degelijk on derwijs in het piano-spel. Dit is zeer loffe lijk en ernstig, maar of het in gelijke mate ook een muzikaal streven is. is een andere vraag Er zijn namelijk in on? land naar verhouding weinig muzikanten en zeer •eel onderwijzers; ik moet eigenlijk zeg gen: er zijn veel te veel onderwijzers en veel te weinig muzikanten. Als de Hol landers van nature muzikaal, zyn, dan wordt deze muzikaliteit door andere Hol landse eigenschappen in banen van nuch terheid en zelfgenoegzaamheid geleid. Ik wil biet tekort doen aan het :deële npt van goed onderwijs, wanneer ik zeg dat de muzikaliteit in ons land Wordt verstikt door het burgerlijk-zakelijke verlangen van lesgeven, door hét vooruitzicht van zelfstandige dame of heer met muziekken- nis. Deze dames en heren verdringen zich met hun praktijk en wij moeten ons af vragen: wordt op deze wijze de muzikali teit van het volk bevorderd en ontwik keld? Velen onder de jonge studerende men sen beginnen ook met de illusie, zelfstan dige kunstenaars te worden: piano-recitals of liederenavonden te .geven, enz. Enkelen bereiken hun ideaal, maar velen worden gedesillusioneerd en klagen over de maat schappij, over het publiek, over de con certondernemingen. over de qpllêga's, over nlles, maar zelden twijfelen zij aan zich zelf. Zij allen gaan uit van een illusie van maatschappelijke zelfstandigheid en ge bruiken daarvoor het vermogen van hun muzikale aanleg. De - ondervinding leert, dat de meeste muziek-studerenden de mu zikaliteit als middel en niet als doel be schouwen. Het is triest jaar in jaar uit te bemerken hoe weinigen vervuld zijn-van de wens, zoveel en zo goed mogelyk te musiceren. Men zal in ons land nooit kunnen zeg gen dat er te weinig gediplomeerde mu-_ ziekonderwijzers zijn maar wat wij moe ten constateren is, dat de orkesten in Ne derland verlegen zijn om goede blazers en goede strijkers! Dit wijst op een benau wend probleem. Waarom levert de Hol landse bevólking een overmaat van mu ziekonderwijzers op en waarom is er een tekort aan muzikanten? Dit is uit artïs- tiek-muzikaal oogpunt een beschamende toestand. Als ik de overtuiging had. dat de Hollanders van nature niet muzikaal genoeg waren, zou ik een conclusie spoe dig gemaakt hébben; ik zou begrijpen dat het beperkte vermogen maar het best moet belegd worden in verstandelijke aanwen dingen en dergelijke aanwendingen leiden dan vanzelf tot lesgeven. Maar als men de overtuiging heeft, dat in de grond de Ne derlanders wel muzikaal zijn, dan vraagt men zich af: door welke rare atmosfeer wordt deze muzikaliteit vërdróogd, ver schraald, zodanig dat mensen in de opko mende bloei van het leven liever denken aan lqsgeven dan aan musiceren! Ik her haal, dat ik niet te kort wil doen aan de waarde van het onderwijs, maar betreur het dat het muzikéntenbloed zo levenloos is, in ons land. Het is een bittere waarheid, dat de hartstocht voor het musiceren wordt gedood door de behoefte aan be drijf s-zelfstandigheid. De Hollanders on derdrukken elke mogelijkheid tot muzi- kantesk léven, eljce neiging tot artistici teit èn vermijden elk risico. Is het mooier om les te geven dan óm fagot te blazen in een orkest? Is het mooier om zoveel mo gelijk naast een piano "°te zitten dan om clarinet te blazen? Is het Zoveel heerlijker om onschuldige kinderen met vingetzet- tingen te plagen dan om trompet-partijen te spelen in een symphonie? Is het in ideëel-muzikale zin nuttiger <jm zoveel mo gelijk lessen te geven, dan om in een or kest zowel de contrabas- als de tuba-partij te kunnen vervullen? Ik herinner mij öit mijn'conservatorium- tijd dat een paar klavier-idealisten min of meer uit de hoogte keken naar een mede-student, die trombone als hoofdvak had. Toch werd deze trombonist een vol waardig musicus,, die meer praesteert dan de onbeschaafde egoïsten, die op hem neerzagen. De trombone-student, wist d^t hij in de achterste loopgraven van het or kest zoa gaan werken, maar hij bemoeide zich liever met de muziek van zijn instru ment' dan met de hebbelijkheden der maatschappij- Men spreekt tegenwoordig zo vaak van "de „dienende taak", van „gemeenschaps besef" en van meer .dergelijke schone za ken. Heeft een blazer in een orkest een mihder ideëel-dienende taak dan een mu- ziék-onder\vyzer en zou men minder ge meenschapsbesef hebben wanneer men dagelijks in een orkest-ensemble studeert, dan wanneer men in z'n eentje les geeft? Er is geen kwestie van dat het idealisme van de onderwijzer in principe hoger staat dan dat van de orkestspeler. De kans opt eigendunkelijkheid is bij de altijd eigen- machtig-optredende lesgever groter dan bij de orkestspeler, die altijd een deel van het geheel is. Naarmate de muziek-onderwijzer zijn onderricht muzikaal-levendig maakt stijgt hij in waarde, maar het zal hem zwaarder vallen, naarmate hij minder kans heeft zelf te musiceren en in de muziek op te gaan; de orkestspeler musiceert altijd zelf en vervult daarmee zijn levensbestemming als musicus volkomen- Maatschappelijke en financiële zorgen hangen niet af van de keuze vank het instrument, maar van allerlei omstandigheden, die in ieders lie ven anders zijn. Het is een oude zorg van de musicus, met moeilijkheden in de we reld te moeten- kampen, maar het is een even oude eer vanhet vak, om ondanks alles toch musicu^ te zijn en met nieihand te kunnen ruilen. Niet roem en eer, noch wereldlijke welvaart bepalen de waarde van de musicus, maar we! zijh muzikali teit, zyn artistiek karakter en zijn vak kennis: zijn-geluk-hangt af van de liefde voor de muziek en het musiceren. Het is een edele taak dq muzikaliteit bij anderen te ontwikkelen; het is ook een aantrekkelijke en sportieve taak. Maar wij mogen bij onze Hollandse onderwijs- eerzucht niet vergeten, dat de muziekbe oefening in ons lar.d afhankelijk is van muzikanten. En daarom wil ik hier pleiten voor de orkest-studie; ik zou jon ge mensen, die musicus willen worden, willen aanbevelen goed te overwegen wat het betekent te musiceren en zich niet dood te staren op de piano en het lesge ven. Er zal nooit een te kort aan onder wijzers zijn. maar er is reeds een tekort aan muzikanten. HENDRIK ANDRIESSEN- Mét een uitvoering van Bach's Iloogmta wordt de traditie der zorneravondconcerter. op 20 Juni in de Grote Kerk t« Naarden weer hersteld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5