Literaire kanttekeningen
Engelse dijken zijn hersteld
Spanje weer een monarchie
e overwegingen
ZATERDAG 14 JUNI 1947
A. ROMEIN—VERSCHOOR. Slib en Wolken. Stromingen en
gestalten van de nieuwste Nederlandse literatuur.
Em. Querido's Uitg. Mij. N.V., Amsterdam.
T"\ E BUITENLANDSE UITGAVE van
Annie Romein-Verschoor's overzicht
onzer nieuwste letterkunde, geschreven
voor het P- E. N. (Poets, Essayists, No-
-velists)-Centrum voor Nederland, is zo
juist in onze eigen taal verschenen en men
zou zich kunnen afvragen of dit, als uit-
voer-reclame samengestelde, apergu, op
gezet en uitgewerkt als „fatsoenlijke pro
paganda voor een prijswaardig artikel"
ook voorziet in de behoefte van de bin
nenlandse markt. De schrijfster zelf noemt
de Nederlandse publicatie een „bijkom
stigheid" en in zekére zin terecht: wie
lééft met onze letteren, weet uit eigen li
terair ervaren aan te wijzen wat er voor
de wereldliteratuur te -vinden is ig ons
land uiteraard op grond van peisoon-
lijke voorkeur, zoals ook dit overzicht de
sporen draagt van de onvermijdelijke'sub
jectiviteit. En wie meer als toeschouwer
terzijde staat, vindt in de letterkundige
essays, critieken en literatuurgeschiede
nissen voldoende richtlijnen voor het vor
men van een eigen oordeel. Maar daar het
een zo kostbaar „goed" betreft van ons
cultureel leven als het nationaal bezit der
schone letteren, kan men: er niet- anders
dan ingenomen mee zijn, dat nu ook de
binnenlandse lezer zich op 4e hoogte kan
stellen van wat uit ons literair kunnen
wordt voorgelegd aan" het critisch oog der
wereld.
Dé schrijfster heeft, naar haar aarö,
gepoogd, haar overzicht te baserqn op een
cultuur-historische terugblik, die de „Ne-,
derlandse geest" kenschetst. Onder het
slib, dat buitenlandse strorpingen nu
eens Franse, dan weer Engelse en- einde- j
lijk Duitse aanvoerde, blijft de_„harde
ondergrond" van het eigene de voedings
bodem, waaraan onze letterkunde ont
sproten is. In het wolkenlandschap van
wat er aan schoons in ons land geschre
ven en gedicht is, weerspiegelt zich de
Nederlandse geest, zelf zo nauw verbon
den met zee. duin en polder en wijde bin
nenwateren, hoge luchten en een ver zicht-
Slechts in de karaktertekening van en
kele letterkundige „gestalten" is de schrijf
ster er in geslaagd, het de buitenlander
aannemelijk te maken, hoe ons hationalë
denken en voelen, hoe onze geestelijke
habitus zijn stempel heeft gedrukt op het
literaire kunstwerk. De cultuur-histori
sche opzet is, dunkt mii te breed om in
een overzicht van een zo beknopt bestek
tot zijn, recht te komen.
Annie Romein-Verschoor begint haar
overzicht -bij de „Beweging van Tachtig",
de oprichting van de Nieuwe Gids die roes I
van schoonheid, van zinnenlust en ziele-
vreugde, aangewakkerd door een zo vurige
jeugd. Gorter wordt genoemd, natuurlijk;
en Verwey en-vatl Eeden. Maar kon de
naam van Willem Kloos hier wel gemist
worden? En Van Deyssel; piet geen woord
genoemd, Van Deyssel, die onze taal be-,
speeld heeft in alle toonaarden en haar
opnieuw bezielde met een proza zo rijk,
zo waardig, zo bezield, dat er alleen al uit
het naklinken daarvan een hieuw proza
kon geboren worden Van Deyssel; mocht
hij wel onvermeld blijven? De schrijfster
kiest nadrukkelijk de Nieuwe-Gidsrich-,
ting als beginpunt, als „organisch begin
punt" nog wel. Maar van de strijdleuzen,
waaronder de dragers van dit nieuwe ge
luid in de nieuwe lente onzer literatuur
de verburgerlijkte „huiselijke en dominés-
romantiek" bestormden, wordt nauwelijks
m.et een woord gerept. En toch waren
deze, eerst, positief, dan in de reactie
daarop negatief, zo béslissend voor het
verder verloop van ofts letterkundig leven.
Maar graag is men bereid, dit tekort
gering te achten na hét lezen van een zo
fijnzinnige karakteristiek jn zo luttele
zinnen vari- de .dichter Leopold: „Een
schuw gevoelige zièl", ■schrijft Annie Ro
mein, na de dichter geëerd te hetyben als
één die de „nobelste verzen (schreef) die
ooit het daglicht zagen, „een schuw ge-
voelige ziel zonder opperhuid, die zich
meer en meer. van de wereld afwendde en
bij God noch mensen steun zocht, maar in
vérzen, die ons als rijpe vruchten in de
hand vallen, de gedempte hevigheid laat
gloeien van zijn verstilde tederheid en
hooghartige mensenverachting en de gloed
van een droom, die hem voor- de onvol
maaktheid van 't aardse schadeloos stelt".
Zo weet de schrijfster herhaaldelijk in
enkele volzinnen het wezenlijke te zeg
gen: voortreffelijk is de kenschetsing'van
Aart van der Leeuw en Nijhoff. En Henny'
Marsman, hij die er zich zo van bewust
was, „van de sterren te komen" kon zijn
figuur met strakker, feillozer lijnen gete
kend worden dan hier geschied is? Daarom
verbaast het te meer, een vermelding van
zijn „Tempel en Kruis", waarmee hij af
scheid nam van ons, te moeten missen.
Minder geslaagd weer is de karakteris
tiek van Van Eyck: de enkele zinsneden,
aan zijn dichterschap gewijd, doen hem,
wiens meesterschap van een te uitzon
derlijke aard'is. om aan minder-gelijk ge
stemde zielen toegang te geven" allerminst
recht wedervaren. En zo vergaat het even
eens A. Roland Holst: zijn gestalte, klaar
der van contour dan van welke dichter
ook, blijft te mat' om de buitenlander van
de grootsheid van zijn dichterschap te
overtuigen. Is het waar, is het. werkelijk
zo, dat Holst, toen "hij in Deirdre en de
Zonen van Usnach het portret van de
harpspeler Sencha tekende en daarmee in
zekere zin een zelfportret gaf, kenmerken
van het specifiek Hollandse aan de dag
legde?
Het sterkst is dit boek, waar het de na
oorlogse generatie behandelt: de periode
tussen 1918 en 1940. Siauerhoff. Hendrik
de Vries, Vestdijk, Menno ter Braak. E.
du Perron Marsman noemde ik al
zij hadden in eep zo beperkt bestek kwa
lijk beter tot him recht kunnen komen.
En de jongste generatie? Zij is samen
gedrongen in enkele bladzijden: Hoornik,
Mok, Gerrit Achterberg worden bijna
vluchtig vermeld, Bertus Aafjes moet met
een drietal régels tevreden zijn.
De schrijfster heeft in haar inleiding
aan de critiek de wapens uit de hand ge
slagen, door te verklaren, dat zij van te
voren bereid was, alle geërgerden gelijk
te geven. Geërgerd ben'ik allerminst.
Geheel tevreden ook niet. Maar dat neemt
niét weg, dat ik dit in zovele opzichten
lofwaardige overzicht, ook al is het voor
export bestemd, graag in vele „Nederland
se" handen zie, opdat men zich nog eens
bewust wordt van datgene, waarinook
een-klein land met een begrensd taalge
bied „groot kan zijn": in het werk der
schoonheid.
C. J. E. DINAUX.
Vrienden van Zwitserland'
Te Haarlem is opgerich.t een afdeling
van de vereniging „Vrienden van Zwitser
land". Deze vereniging stelt zich ten doel
de culturele betrekkingen tussen Zwitser
land en Nederland te stimuleren, door het
in ons-land doen optreden van orkesten en
kunstenaars, het houden van tentoonstel
lingen, het-vertonen van films enzovoort.
Omgekeerd zal in Zwitserland de belang
stelling voor het Nederlandse culturele
leven worden bevorderd.
De Zwitserse gezant in Nederland, de
heer W. Kohly, en de Nederlandse gezant
in Bern, jhr. mr. T. Beelaerts van Blokland,
hebben in het landelijke ere-comité zitting
genomen.
Het voorlopig secretariaat van de afde
ling Haarlem en omstreken is: J. Admiraal,
Verspronckweg 75, Haarlem.
Aan de Rijksuniversiteit te Leiden slaagde
voor het candidaatsexamen Geneeskunde de
heer J. Cohen te Bloemendaai.
Over Muziek
K.imst>snippers
De man achter de troon
„Wij hebben een prachtig stukje goodwill verdiend
meent jr. Ringers
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG li JUNI.
Stadsschouwburg: „Ciske de Rat". 8 uur. Klop
persingelkerk: „Youth fof Christ rally", 8 uur.
Rembrandt: „De vreemdeling", toeg. bov. 18 j.
2.30, 7.00 en 9.15 uur. Palace: ..Along came Jones",
toeg. 14 j. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Wereld
zonder zonde", toeg. bov. 13 j. 2.30, 7.00 en 9.15
uur. City: „Gekke toeristen", toeg. elke leeft.
2.30. 7,00 en 9.15 uur. Spaarne: „De straatzanger-
mjljlonnajr", toeg. bov. 14 j, 2.30, 7.00 en 9.15
ïur. Frans Hals: „De moord in de studio", toeg.
bov'. 14 J. 2.30, 7.00 en 9.15 uur.
ZONDAG 15 JUNI.
Stadsschouwburg „Ciske de Rat", 8 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 16 JUNI.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Dezer dagen vertrok de eerste „Wal
cheren"-kraan, die meehielp het gat in de
Engelse rivierdijk bij Morton te dichten,
naar Huil, om daar voor de terugreis naar
Nederland gereed te worden gemaakt. Dit
wil zeggen, dat de dijkbreuk bü Morton
ten Noorden van Gainsborough thans vol-
lediz hersteld is.
Dr. Ringers, zijn medewerkers en de
„Dredging and Construction Comp", von
den een gat van ongeveer 110 meter lengte
met een daarachter gelegen uitgeholde
poel waarvan de bodem bij laag water nog
12 meter onder peil lag. Toen zij aankwa
men was men reeds drie weken bezig steen
langs die poelrand te storten, doch de
steen'rolde naar beneden en het water
had nog steeds vrij spel.
Begonnen werd met zinkstukken
langs bedreigde punten te leggen,
waardoor verder afbrokkelen van het
dijklichaam werd voorkomen. Daarna
werd gezocht naar een bruikbare klei-
soort, om een nieuw dijklichaam ach
ter om de poel te bouwen, dat in een
boog moest aansluiten op de oude dijk.
Delft hielp duchtig mee.
De Engelse ingenieurs waren van me
ning, dat het gat in de Trentdijk bij Mor
ton zélf gedicht moest worden; hun Ne
derlandse collega's bewezen echter, dat
zulks niet mogelijk was, ook al, omdat dit
gat op de plaats van een oude breuk was
ontstaan. Toen de Nederlandse kranen
aankwamen werd dadelijk met het bou
wen van twee kleine hulpdijkên rond de
poel begonnen.
Ondertussen werd in Delft een onder
zoek gedaan naar de beste kleisoort uit de
omgeving van Morton, om het nieuwe
dijklichaam op te bouwen. Vier dagen na
het begin der werkzaamheden, was de
heerschappij van het water' gebroken.
Zowel te Delft als aan de dijk werd on
der hoogspanning gewerkt en eind Mei
kwam de dijk gereed.
„Ze zullen er geen last meer -van heb
ben". verklaarde dr. ir. Ringers,, die als
voornaamste deskundige van Nederlandse
zijde optrad. „Van ons standpunt uit bé-
zien, was- het een betrekkelijk eenvoudig
werk. Wij zijn blij, dat Wij onze Engelse
vrienden hebben kunnen helpen, en dat
wij ze hebben kunneji behoeden voor 'een
groot verlies aan voedsel van eigen grond,
welk voedsel zij anders zouden hebben
moeten importeren".
Verder drooggepompt, maar
nog niet klaar.
De Nederlandse motoren en pompinstal-
laties kwamen op 27 Mei gereed met het
droogmalen der overstroomde gebieden,,
maar helemaal klaar zijn de Engelsen nog
niet, want het dyk-gat in de bandijk is nog
lang niet dicht.
In dit gebied staan historische voetstap-
Jac. Zwaan jubileert
Ter herdenking van het feit, dat de heer Jac.
Zwaan binnenkort 25 jaar koordirigent zal zijn,
heeft zich een huldigingscomité gevormd onder
voorzitterschap van de waarnemend-burgemees
ter D. J. A. Geluk.
Dit comité stelt zich voor op 3 Juli aanstaande
een concert te organiseren waaraan deel zullen
nemen het Schotens Gemengd Christelijk koor,
het Haarlems Christelijk mannenkoor, het
Doopsgezinde mannenkoor en de Harmonie
Crescendo.
Gereformeerden bespreken
zorg voor gebrekkigen
Ter Provineialé Diaconale. Conferentie voor
Noordholland der Gereformeerde Kerken. Don
derdag hier ter stede gehouden, hadden bespre
kingen plaats over de taak der diaconieën ten op
zichte van gebrekkigen of zieken, -wier verple
ging door de familie niet of niet geheel kan
worden bekostigd. De besprekingen werden Inge
leid met een referaat van ds. P. N. Kruyswijk
uit Amsterdam. Er waren omtrent'deze quaestie
onderscheidene voorstellen ingediend.
Ten slotte is besloten tot de benoeming van een
commissie die advies zal uitbrengen of voorstel
len zal doen ten aanziep van alle vragen die zich
in deze materie voordoen of wel met name over
de positie der diaconieën, over *de verhoging
tot de bestaande Christelijke inrichtingen van
barmhartigheid en over de al dan niet wense
lijkheid van samenwerking ter zake tussen Ge
reformeerde en andere Christenen.
Van de commissie zal voorzitter zijn as. P. N.
.Kruyswijk. Ze zal verder bestaan uit één diaken
'uit de diaconieën, resp. van Amsterdam.'Haar
lem, Hilversum, Zaandam en Haarlemmer/neer.
Door het lid der Tweede Kamér de heer
Stapelkamp werd een referaat gehouden over
„De Diaconie en de Sociale voorzieningen, met
i name Ouderdomsvoorziening".
pen: De dijk werd namelijk tussen 1625
én 1655 gebouwd door Cornelis Vermuiden
in opdracht van dezelfde ondernemers, die
de Beemster lieten droogleggen. De dich
ter Jacob Cats was een der grote*aandeel-
houders in deze firma, die met geld, ver
diend in de Oost-Indische Compagnie,
werkte.
„Dit land", aldus ir. Ringers, „was eer
tijds een groot moeras en werd door de
drooglegging geschikt voor landbouw. Op
déze dijk, die volgens beproefde nauw
keurigheid werd gebouwd, werken thans
de zonen dezer voorvaderen met een acht-
honderdjarige ervaring, daarbij gerugge-
steund door het wetenschappelijk centrum
te Delft, aan het herstel".
De nieuwe dijk rond de poel wordt maar
liefst 350. meter lang en als zotner en nerfst
wat droog blijven, is er èen kans, dat hij
voor bet einde van de herfst gereed komt.
Men kan met de grote drijvende kranen
niet bij het werk komen, omdat dit te ver
van het water ligt. Op aanraden van de
Delftse deskundigen wordt mét grote voor
zichtigheid gewerkt.
„Het. gaat goéd op de Engelse dijken",
aldus tenslotte dr. ir. Ringers die op 15
Juni weer naar Engeland vertrekt om als
adviseur poolshoogte- van de stand der
werkzaamheden te nemen.
„Wij hebben er een stukje goodwill ver
diend, waarmee ik zeer tevreden ben".
Amerikaanse lening voor Franco?
De „Izwestia", het officiële .blad der
Sovjetregering, verklaart, dat de V.S. f>an
plan zijn een lening van 200 millioen dol
lar aan generaal Franco's regering te ver
strekken. Berichten in Amerikaanse bla
den', dat de Sovjet-Unie een grote handels
transactie met Spanje voorbereidt, worden
tegengesproken.
Prof. dr. Lothar Wallenstein, die op het
ogenblik te Schevenigen „De Rozencavalier" in
scène zet, zal te Salzburg „De bruiloft van Fi
garo" monteren.
Speelse tekeningen van
Pierre Samuelson
be kunsthandel "Leffelaar. Grote Markt.
Haarlem, exposeert tot 25 Juni een collectie
tekeningen door de Engelse tekenaar Pierre-
Samuelson.
„De scènes uit het soldatenleven", zoals een
deel van dit werk wordt aangekondigd, zijn naar
mijn mening het best. De tekenaar beschikt over
een vlotte manier, misschien wel wat al te vlot
Het gemak-van-doen heeft hem zodanig te
pakken, dat het veelal hoofdzaak blijkt, en de
inhoud'van géén waarde is. Wie oorlogstekenin
gen verwacht komt bedrogen uit. Er is geen
spanning noch bewógenheid. Veeleer vormen
deze dingen één handige prettig-aandoende
reportage van wat er zoal achter de schermen
van het soldatenleven voorvalt. Als zodanig
zou dit alles dan ook wel voldoende tevreden
stellen ware het niet.ydat al te luchthartig wordt
omgesprongen met dé vorm en de anatomische
verhoudingen.
Wat er in charmeert is de vloeiende lijn, 'die
keert en draait op vaak sierlijke wijze, maar die
al te dikwijls eindlat in krulletjes en slordig
heden,
- Meer dan speelse notities zijn ze niet geworden.
Deze wel originelélijn, dat lopende en vloeiende,
dat een eigen handschrift zou kunnen genoemd
worden, gevoegd bij fijne plekjes kleur, als in
„Zonnehoed" en „Stilleven met handschoen"
vormen soms een sierlijk geheel. Het bést komt
dit uit in „Zonnehoed", dat een smaakvol
gevoelvol tekèningétje is geworden. Wellicht ver
toont het „Zelfportret" dezelfde kwaliteiten.
Aardig is het wel te constateren hoe Samuelson
onze métropole bekijkt èn ziet. Hij ontdekt
al evenmin als bij zijn „Soldatenleven" de diepte
van, hij. observeert'soms op eens een door velen
onopgemerkt" détail (de buitenkant) maar ziet
niet het leven der stad, de ziel, de sfeer. Hoe ge
weldig is ons roestbruine Amsterdam, haar ro
mantiek, haar daverend leven! Samuelsoir ziet
de contouren nauwelijks. Alleen- maar de lijn,
de vloeiende, volgt hij zoals hij die ook zou
lAinnen volgen in Rotterdam, Brussel, Londen,
deze Cosmopoliet.
Dan is er nog de tekenaar der briefversierin-
gen. Een gezellige causeur met lepke grapjes,
dingen die leder op zijn manier al eens te pas'
brengt. Te intiem, te zeer van de huiskamer om
geëxposeerd te worden.
Vervolgens is er de fantast Sarriuelson, die
musicale fantasieën in beeld brengt, te persoon
lijk om anderen te kunnen ontroeren. Boven zulk
een o.nderschrift als „Bach-Pianoconcert"
„Schubert-fantasle" kan een ander een geheel
verschillend geval tekenen. Daarbij zijn deze
improvisatlën zo rijkelijk voorzien van tiëiian-
tijntjes, dat men op dep duur de vraag stelt:
Is het ernst of maakt de tekenaar er.maar wat
van?
Pierre Samuelson heeft vèèl talent, maar een
De toneelgroep „Hlooh" In Venrayv die ook
voor de Haarlemmers geen onbekende Is, gaat
in het openluchttheater van haar sind het spel
«Oda, de Koningsdochter" van P. Vermel^foort
opvoeren en wel op 6, 13, 20 en 27 Juli.
De Franse tekenaar, graveur en aquarelist
Pierre Falin, een echte zoon van Montmattre,
is op 63-jarige leeftijd overleden. Zijn werk was
onlangs te Amsterdam en te Den Haag te zien.
In Hollywood legt men de laatste hand aan
een verfilmde biografie in technicolor naar het
leven van de-ctAnponlst van de „Shéhérazade-
sulte", Rlmsky-Korsakoff.
De bekende Franse altist Henri Casadesus,
die deel uit maakte van een familie van promi
nente musici en ln 1901 't ensemble „Soctétè des
Instruments anciens" oprichtte, ls in de kt^chf
van zijn leven overleden. Ook de lichte nfcziek
schuwde hij niet, getuige zijn operette „Sans
tambour ni trompette", welke ln 1931 eep groot
succes oogstte.
Een tweede Europese tournée van l>et BBC-
symphonieorkest zal op 25 Juni een uitvoering In
het Amsteidamse Concertgebouw bevatten. De
BBC-home service zer.dt het concert uit en het
öjogramma bevat onder meer de ouverture „De
getemde feeks" van Wagenaar. Donderdag 26
Jur.S wordt de tournéq besloten met een avond
in het Scheveningse Kurhaus waar onder meer
de Piet Hein rhapsodie van Peter v.Anrooy
wordt vertolkt.
Ter gelegenheid van de veertiende herden-,
king van de sterfdag van de Nederlandse com
ponist dr. Julius Röntgen op 13 September a s.
wordt in het sterfhuis „Gaudcamus" te Bilt-
hoven een tweetal kamermuziekconcerten
op 16 en 20 September gegeven. Op het eerste
zal kamermuziek van Julius Röntgen door zijn
vier zoons en de schoondochter uitgevoerd wor
den. Op het tweede concert zullen werken van
jonge Nederlandse componisten -ten gehore
worden gebracht.
Frans Bastiaanse overleden
De dichter van de bundels „Natuur en
leven" (1900), Een zomerdroom (1919) en
„Ultima. Ie" (1938), Frans Bastiaanse,
is Donderdag op-79-jarige leeftijd te Am
sterdam overleden.
Behalve als dichter deed de gestorvene
van'zich spreken door zijn in 1933 ver
schenen verhandeling „De techniek en de
poëzie" en later door een „Overzicht van
de ontwikkeling der Nederlandse letter
kunde" in vier delen.
In het litteraire verenigingsleven had hij
een groot aandeel.
Amerikaan kon geen zaken
doen niet Republikeinen
Hét Amerikaanse schip „James McCosh"
van de „Isthmian Line", dat een lading
van duizend ton kapok en andere produc
ten te Cheribon, Tegal en Probolingo zou
innemen, is vrijwel on verrich terzake
naar Priok terug gekeerd. Het schip had
de Nederlandse toestemming voor de la
ding verkregen, maar te Gheribon werd
van Republikeinse %ijde dermate slecht af
geleverd, dat de gezagvoerder, nadat het
schip enkele dagen'op de rede van Cheri
bon had gelegen, ervan afzag naar Tegal
en Probolingo te gaan. Met slechts eén
fractie van de toegezegde 1000 ton en een
partijtje van 6 ton vanille keerde het naar
Batavia terug.
zeer gevaarlijk talent, dat wel eens zou kunnen
Inkrimpen als hij zich niet beheerst, als hij zich
niet meer ernstige problemen stelt.
Tekenen is: het overwinnen van moeilijkhe
den, het behalen van overwinningen op de
teric. En als men meent zulk een victorie spe
lend te kunnen behalen vergist men zich.
In de kelder liggen, naast het schetsboek,
paar dingen, o.a. „We make Ourselves", die ml)
beter aanstaan. Zij geven ruimte en hebben
Inhoud.
Uit de serie „Soldatenleven" zijn-deze liet best.
De kunstliefhebbers moeten toch eens gaan
zien hóe deze tekenaar de dingen bekijkt. Hij
wijkt sterk af van .hetgeen de Nederlander pro
duceert. Of we het nu bepaald Engels mogen
noemen betwijfel ik, bok zie Ik- er geen spoor
van onwaarheid in. Veeleer een vrolijke, ple
zierige, zelfs leutige mentaliteit, die graag de
bloemetjes buiten zet; een die het nooit pro
beren zal om' al tekenend de grote na-oorlogse
problemen aan te roeren! Evenmin als het in zijn
bedoeling lag om de oorlogsverschrlkklngen in
beeld te brengen.
HERMAN MOERKERK.
P R IS ZOJUIST een overeenkomst op
L' filmgebied gesloten tussen de Britse
filmproducent J. Arthur Rank en vijf grote
Amerikaanse bioscoopmaatschappijen die
heel geschikt is om een duidelijk beeld te
krijgen van de verhoudingen in de film-
wereld. Gezien het feit dat
de Hollywqodse films de
laatste tijd niet van opval
lende artistieke kwaliteit
waren en dat daarentegen
verscheidene Engelse wer
ken de aandaöht trokken
door hun ongewone, verdiensten, zou lidh-t-
de indruk kunnen ontstaan' dat Hollywood
een beetje op de terugweg is'. In Engeland
is *die opinie ook wel eens uitgesproken,
vergezeld van de opmerking dat de goede
Engelse films een „uitdaging" aan de Ame
rikaanse filmnijverheid waren.
Nu is dat wel wat erg optimistisch als
men eens niet alleen naar de artistieke,
maar naar de commerciële kant van de
zaak kijkt. Daar is'te leren dat Hollywood
in 1946 450 films maakte en alle Engelse
studio's samen niet meer dan 50. Een ne
gende deel dus.
Het is wel belangwekkend cijfers van
kort voor de oorlog (1937) 'er vergelijken
derwijs even naast te zetten: Hollywood
567, Japan 500. Voor-Indië 350. Engeland
225, Duitsland 125, Frankrijk 123, Rusland
60.
Van de 50 films die Engeland in 1946
voortbracht, waren er misschien een dozijn
van bijzondere kwaliteit. Maar terwijl die
allerwege besproken en geroemd werden,
zaten de Engelse bioscoopdirecteuren met
de moeilijkheid dat ze hun programma's
bü lange na niet konden vullèn met in
heems werk. Tachtig procent Van hun ver-
toningstijd moesten ze vullen met Ameri
kaanse werken en voor hen was er hele
maal geen spraké van dat Hollywood op de
achtergrond raakte.
Het merkwaardige van deze hele ge
schiedenis was, dat Engelsen die in de Ver
enigde Staten kwamen, zich verbaasd af
vroegen waar toch wel hun goede films
waren. De Amerikaanse .bioscopen vertoon
den ze namelijlc niet of nauwelijks of in zo
geringe mate dat ze nauwelijks de aandacht
trokken. Dat lot is in Amerika trouwens de
meeste buitenlandse films beschoren. De
theater-trusts zitten alle aan hun contrac
ten gebonden en komen nauwelijks aan
buitenlands \verk toe. Het kwam raak
alleen in bioscopen van minder betekenis.
Nu is er juist deze week een overeen
komst gesloten die daarin verandering
schynt te brengen. J. Arthur Rank, de
grote man bij uitstek van de Engelse film
wereld, is naar Amerika getrokken om er
te onderhandelen. Hij 'is een' knap zaken
man, deze oud-Zondagsschoolonderwijzer
en meelfabrikant en heeft de Britse film
industrie sterke impulsen gegeven. Hij
streeft er alle tot hem gerichte verwij
ten van monopolisme en opportunisme ten
spijt niet ernst naar films van hoog ger
halte te maken. Nu is hij erin'geslaagd van
vijf. Amerikaanse bioscoopmaatschappijen
gedaan te krijgen dat zij Engelse films
Rank-films zullen gaan vertonen pp dé-
zélfde voorwaarden als Amerikaanse. Dit
houdt in dat 3000 Amerikaanse-bioscopen
voortaan ook Britse films op hun program
ma zullen nemen. Het betekent voor Enge
land „deviezen" en verder dat de Engelse
filmproductie meer kans heeft voort te gaan
op dë weg die zij de laatste tjjd met succes
bewandeld heeft, een succes dat overigens
vertroebeld wordt door verscheidene films
dfe van zeer laag allooi zijn.
Overigens zullen de Engelse filmers het
nog moeilijk genoeg hebben, al was het
alleen maar omdat zij zo krap in hun stu
dio-ruimte fitten tengevolge van de oor
logsvernielingen. Niet eens alle Engelse
films kunnen in Engeland opgenomen wor
den; de filmers trekken naar Franse en
misschien ook naar Nederlandse studio's
om te werken. Het zal wél 1950 woPden
voor dit verandert.
Deze zakelijke bijzonderheden leren dat
Hollywood zich nog lang niet ongerust be
hoeft te maken oveg zijn overheersende
positie op de filmwereld. Maar >vie weet
of de toenemende kwalitatieve -betekenis
van de Engelse film op de Amerikaanse
productie niet een heilzame invloed zal
hebben. Over.het algemeen is de zakelijke
ervaring in de filmwereld dat films die
door de critici belangrijk worden gpnoemd
'niet de beste commerciële resultaten op
leveren, maar dat het toch voordelen kan
opleveren als men ook kunstzinnige films
maakt. Zelfs in Hollywood. v. G.
Gebrek aan studio's noopt de Engelse
filmers tri Franse' studio's te werken.
Hier ziet men Powell (links) bezig met
een buiten-scène op het station van
Lyon. Powell is bekend door de films
„Ik weet wat ik tuil" en „Een zaak van
leven.en dood". - De actrice voor de
camera is de Frans-Russische danseres
Teherina, die de hoofdrol speelt in „De
rode schoenen" en geen woord Engels
verstaat, zodat ze haar dialogen op
„papegaaien"-manier moet nazeggen.
Vakstudie
VT.AAR IK HOOR worden er dit jaar bij
de Staatsexamens voor muziek L. O.
en M. O. ongeveer 500 candidaten ver
wacht; de eindexamens der conservatoria
zijn dus niet hierbij gerekend. Ieder jaar
zi.in verreweg het grootste deel dezer can
didaten pianisten, d-w.z. jonge ménsen,
die zich bekwamen voor het degelijk on
derwijs in het piano-spel. Dit is zeer loffe
lijk en ernstig, maar of het in gelijke mate
ook een muzikaal streven is. is een andere
vraag Er zijn namelijk in on? land naar
verhouding weinig muzikanten en zeer
•eel onderwijzers; ik moet eigenlijk zeg
gen: er zijn veel te veel onderwijzers en
veel te weinig muzikanten. Als de Hol
landers van nature muzikaal, zyn, dan
wordt deze muzikaliteit door andere Hol
landse eigenschappen in banen van nuch
terheid en zelfgenoegzaamheid geleid. Ik
wil biet tekort doen aan het :deële npt
van goed onderwijs, wanneer ik zeg dat de
muzikaliteit in ons land Wordt verstikt
door het burgerlijk-zakelijke verlangen
van lesgeven, door hét vooruitzicht van
zelfstandige dame of heer met muziekken-
nis. Deze dames en heren verdringen zich
met hun praktijk en wij moeten ons af
vragen: wordt op deze wijze de muzikali
teit van het volk bevorderd en ontwik
keld?
Velen onder de jonge studerende men
sen beginnen ook met de illusie, zelfstan
dige kunstenaars te worden: piano-recitals
of liederenavonden te .geven, enz. Enkelen
bereiken hun ideaal, maar velen worden
gedesillusioneerd en klagen over de maat
schappij, over het publiek, over de con
certondernemingen. over de qpllêga's, over
nlles, maar zelden twijfelen zij aan zich
zelf. Zij allen gaan uit van een illusie van
maatschappelijke zelfstandigheid en ge
bruiken daarvoor het vermogen van hun
muzikale aanleg. De - ondervinding leert,
dat de meeste muziek-studerenden de mu
zikaliteit als middel en niet als doel be
schouwen. Het is triest jaar in jaar uit te
bemerken hoe weinigen vervuld zijn-van
de wens, zoveel en zo goed mogelyk te
musiceren.
Men zal in ons land nooit kunnen zeg
gen dat er te weinig gediplomeerde mu-_
ziekonderwijzers zijn maar wat wij moe
ten constateren is, dat de orkesten in Ne
derland verlegen zijn om goede blazers en
goede strijkers! Dit wijst op een benau
wend probleem. Waarom levert de Hol
landse bevólking een overmaat van mu
ziekonderwijzers op en waarom is er een
tekort aan muzikanten? Dit is uit artïs-
tiek-muzikaal oogpunt een beschamende
toestand. Als ik de overtuiging had. dat
de Hollanders van nature niet muzikaal
genoeg waren, zou ik een conclusie spoe
dig gemaakt hébben; ik zou begrijpen dat
het beperkte vermogen maar het best moet
belegd worden in verstandelijke aanwen
dingen en dergelijke aanwendingen leiden
dan vanzelf tot lesgeven. Maar als men de
overtuiging heeft, dat in de grond de Ne
derlanders wel muzikaal zijn, dan vraagt
men zich af: door welke rare atmosfeer
wordt deze muzikaliteit vërdróogd, ver
schraald, zodanig dat mensen in de opko
mende bloei van het leven liever denken
aan lqsgeven dan aan musiceren! Ik her
haal, dat ik niet te kort wil doen aan de
waarde van het onderwijs, maar betreur
het dat het muzikéntenbloed zo levenloos
is, in ons land. Het is een bittere waarheid,
dat de hartstocht voor het musiceren
wordt gedood door de behoefte aan be
drijf s-zelfstandigheid. De Hollanders on
derdrukken elke mogelijkheid tot muzi-
kantesk léven, eljce neiging tot artistici
teit èn vermijden elk risico. Is het mooier
om les te geven dan óm fagot te blazen in
een orkest? Is het mooier om zoveel mo
gelijk naast een piano "°te zitten dan om
clarinet te blazen? Is het Zoveel heerlijker
om onschuldige kinderen met vingetzet-
tingen te plagen dan om trompet-partijen
te spelen in een symphonie? Is het in
ideëel-muzikale zin nuttiger <jm zoveel mo
gelijk lessen te geven, dan om in een or
kest zowel de contrabas- als de tuba-partij
te kunnen vervullen?
Ik herinner mij öit mijn'conservatorium-
tijd dat een paar klavier-idealisten min
of meer uit de hoogte keken naar een
mede-student, die trombone als hoofdvak
had. Toch werd deze trombonist een vol
waardig musicus,, die meer praesteert dan
de onbeschaafde egoïsten, die op hem
neerzagen. De trombone-student, wist d^t
hij in de achterste loopgraven van het or
kest zoa gaan werken, maar hij bemoeide
zich liever met de muziek van zijn instru
ment' dan met de hebbelijkheden der
maatschappij-
Men spreekt tegenwoordig zo vaak van
"de „dienende taak", van „gemeenschaps
besef" en van meer .dergelijke schone za
ken. Heeft een blazer in een orkest een
mihder ideëel-dienende taak dan een mu-
ziék-onder\vyzer en zou men minder ge
meenschapsbesef hebben wanneer men
dagelijks in een orkest-ensemble studeert,
dan wanneer men in z'n eentje les geeft?
Er is geen kwestie van dat het idealisme
van de onderwijzer in principe hoger staat
dan dat van de orkestspeler. De kans opt
eigendunkelijkheid is bij de altijd eigen-
machtig-optredende lesgever groter dan
bij de orkestspeler, die altijd een deel van
het geheel is.
Naarmate de muziek-onderwijzer zijn
onderricht muzikaal-levendig maakt stijgt
hij in waarde, maar het zal hem zwaarder
vallen, naarmate hij minder kans heeft
zelf te musiceren en in de muziek op te
gaan; de orkestspeler musiceert altijd zelf
en vervult daarmee zijn levensbestemming
als musicus volkomen- Maatschappelijke
en financiële zorgen hangen niet af van
de keuze vank het instrument, maar van
allerlei omstandigheden, die in ieders lie
ven anders zijn. Het is een oude zorg van
de musicus, met moeilijkheden in de we
reld te moeten- kampen, maar het is een
even oude eer vanhet vak, om ondanks
alles toch musicu^ te zijn en met nieihand
te kunnen ruilen. Niet roem en eer, noch
wereldlijke welvaart bepalen de waarde
van de musicus, maar we! zijh muzikali
teit, zyn artistiek karakter en zijn vak
kennis: zijn-geluk-hangt af van de liefde
voor de muziek en het musiceren.
Het is een edele taak dq muzikaliteit
bij anderen te ontwikkelen; het is ook een
aantrekkelijke en sportieve taak. Maar
wij mogen bij onze Hollandse onderwijs-
eerzucht niet vergeten, dat de muziekbe
oefening in ons lar.d afhankelijk is van
muzikanten. En daarom wil ik hier
pleiten voor de orkest-studie; ik zou jon
ge mensen, die musicus willen worden,
willen aanbevelen goed te overwegen wat
het betekent te musiceren en zich niet
dood te staren op de piano en het lesge
ven. Er zal nooit een te kort aan onder
wijzers zijn. maar er is reeds een tekort
aan muzikanten.
HENDRIK ANDRIESSEN-
Mét een uitvoering van Bach's Iloogmta
wordt de traditie der zorneravondconcerter. op
20 Juni in de Grote Kerk t« Naarden weer
hersteld.