Literaire kanttekeningen vcoombcaeert ie leven, j0uit g&otft nacht eti«?e tfach-, at if) ij mil crachttoil oewtt. 4)at ic'k IX helpen mactt-^ De 9 Muzen van Rika Hopper Nieuwe uitgaven Jeanne van Schaik Willing herstelt feestgewaad 'fVAMpSR/n' - Over Muziek Albert Roussel HET IS THANS tien jaar geleden, dat de Frarse componist Roussel stierf. Hij was de 5e April 1869 in Tourcoing geboren; toen hij acht jaar oud was had hij zijn ouders verloren en werd opgevoed bij zijn grootvader Charles Roussel. de burgemeester der stad. Naderhand werd hij verzorgd door een oom en tante cn kreeg hij zijn eerste muzieklessen. Naast een ontoombare liefde voor de muziek ging zijn jongens-belangstelling naar de boeken van Jules Verne; het waren de fantastische reizen, die hij in zijn ver beelding volgde en die zijn jong leventje verruimden en verrijkten. Toen hij viiftien jaar was zei hij zeeman te willen worden. In 1884 kwam hij te Parijs op het College Stanislas, waar hij onder andere mede leerling was mot Edmond Rostand. In 1887 werd hij toegelaten tot de zeevaartschool in Brest, v^aar een deel van het onderwijs werd gegeven op het schip „Barda" dat in de haven van Brest geankerd lag. Een paar jaar later nam de behoefte te com poneren reeds een grote plaats in zijn wezen in, maar hij bleef voorlopig trouw aan zijn zeemanschap. In 1893 ging luite nant Roussel met de kanonneerboot „Styx" naar Cochinchina, maar het vol gende jaar nam hy afscheid en ging mu ziek studeren. Hij zeide veel geleerd te hebben van zijn eerste leraren: Julien Koszul, de di recteur van het Conservatoire van Rou- baix (waar Roussel zich bij zijn familie vestigde) en van de beroemde organist Eugène Gigont te Parijs. De muzikale ont wikkeling vervulde hem geheel en al: nochtans hield de gedachte aan de zee hem bezig en tot zyn dood zou het rijk van de zee zijn romantische wereld blij ven. In 1896 begon hij zijn eigenlijke compo sitie-studies bij Vincent d'Indy aan dc Schola Cantorum te Parijs. De grote theo reticus constateerde dat Gigont gelijk had, toen hij hein zeide dat de jonge Rous sel ..het genie van de fuga" had. Toen hij de techniek van het componeren en in strumenteren naar de strenge eisen van d'Indy beheerste, doceerde hij gedurende 12 jaren aan d'Indy's Conservatorium de kunst van het contrapunt.. Gedurende de verdere jaren woonde hij meestal in Varengeville, in de nabijheid van de zee en daar hij is begraven. Roussel heeft meer dan zestig werken geschreven die, in vogelvlucht overzien, een bepaalde ontwikkeling tonen en die in ongeveer vier perioden te groeperen zijn. De eerste periode omvat alle jeugdwer ken. waarvan verschillende door dc com ponist later vernietigd zijn. Ik geloof dat men het tweede gedeelte kan bepalen door te beginnen met de „Rustiques" voor pia no en het „Divertissement" voor fluit, hobo, clarinet, fagot, hoorn en piano. In deze tijd (19061913) zijn vele merk waardige stukken ontstaan; bijvoorbeeld de symphonic „Le poème de la Forèt". de Sonate voor viool en piano in ré mineur, de wereldberoemde „Evocations" voor soli, koren en orkest, de „Suite" en dc „Sona tine" voor piano, en liederen. Ik reken de ballet-pantomime „Le Festin de l'Araig- née" als het hoogtepunt van deze jaren. Van 1914 tot 1918 werkte Roussel aan de opera „Padmavati", die in 1923 voor het eerst te Parijs werd opgevoerd. In dit werk zijn naast de aesthetiek van het impressionisme vel-t aanduidingen van de nieuwe werkwijze, tV.e eerst later tot volle wasdom komt. Tot deze periode behoren neg onder andere het symphonisch ge dicht „Pour une fète de printemps" en de symphonic in bes mineur. Tot de rijke overgangstijd naar het laatste belangrijke gedeelte behoren bijvoorbeeld de kleine lyrische opera „La naissance de la Lyre" en de tweede sonate voor viool en piano. Met de „Suite" in fa voor orkest begint de „strenge" periode. Op deze Suite uit 1926 volgen het „Concert" voor klein or kest, het Concerto voor piano, de Psaume LXXX voor tenor-solo, koren en orkest, de 3e Symphonic en 4e Symphonie, de Balletten ..Bacchus et Ariane" en Aeneas", een strijkkwartet, de „Sinfonietta" voor strijkorkest, het „Concertino" voor cello en verscheidene andere stukken. Wanneer men over de moderne Franse muziek spreekt noemt men de namen Debussy, Ravel en Roussel dikwijls in één adem. Hoezeer het werk van deze meesters ook door het klassieke Franse karakter te verenigen is, vereist de juiste historische ontwikkeling toch een nadere onderscheiding. Het verschil tussen het werk <van Debussy en Roussel is zeer groot; het wordt niet bepaald door hun levens omstandigheden, maar onder andere door hun afkomst. Na Berlioz en César Franck is in de Franse muziek duidelijk een verschil te zien tussen de schoonheidstypen, waarvan Debussy en Roussel misschien de voor naamste voorbeelden zijn. Debussy wan delde in het landschap van de oude clavc- cinisten en van Massenet, Liszt, Saint- Saëns. Ravel en Pierné leefden in dezelf de muzikale atmosfeer. Het is het onbe wolkte licht-zonnige landschap, dat wij ook kennen van Watteau cn de latere impressionisten. Roussel. Dukas. Duparc en Chausson leefden muzikaal in het meer donker getimbreerde landschap van César Franck. De overeenkomst horen wij in de overheersing van de poëtische kracht der melodie, de geestesvrijheid in het leven der harmonie en het karakter van het rythme, dat met de andere elementen in overeenstemming is. Maar er is een ver schil in de gevoelsuitdrukking: Bij dc laatstgenoemde componisten nemen ob jecten buiten de ziel-zelve nauwelijks of geen plaats in, ook dqar waar zij sympho- nische gedichten schreven; bij dc eerstge noemde artisten nemen juist meestal schoonheidsfantasieën over het objectieve leven een grote plaats in. Maar al deze meesters kenmerken zich door de adel der zelfbeheersing, door de karakteristieke helderheid van gedachte, door de zin voor orde en door schoonheid van houding. Ik moet er van af zien de werken van Roussel nader' te behandelen; het kwam er heden op aan hem te eren als een meester, die het Franse genie door na tuurlijke aristocratie vertegenwoordigt. HENDRIK ANDRIESSEN. Babylonische bezwaren Verleden week was het film-artikel gewijd aan de taai-moeilijkheden van de film, die het ge volg zijn van het feit dat het grootste deXl van het publiek niet tn staat is een In de bioscoop weergegeven film-dialoog in een vreemde taal le volgen. Tcchnlsene en andere practische be zwaren staan In de weg aan een oplossing van deze kwestie. Een onzer lezers vestigt er de aandacht op dat er :n het geheel geen „babylonische bezwaren" in de filmwereld behoeven te bestaan wanneer slechts het esperanlo algemeen werd aanvaard en gebruikt Daarmee, zo merkt hij op. zou ledereen elke film. waar zij ook gemaakt js. zonder bezwaar kunnen volgen, na een betrek kelijk eenvoudige itudl*. ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1947 QP 24 OCTOBER viert dc actrice Rika ^-'Hopper haar vijftigjarig toneel jubi leum. Na zeer lang zoeken is de keuze voor deze gelegenheid gevallen op een betrek kelijk oud stuk van Sidney Howard, dat onder de titel „Het zilveren koord" werd aangekondigd. Bij nadere kennismaking vielen de kwaliteiten van dit werk echter dusdanig "tegen dat Cor Hermits, directeur van Comedia. aan de schrijfster Jeanne van Scha;k Willing kort voor zijn vertrek naar Indonesië de opdracht heeft gegeven het opnieuw te bewerken opdat dc jubi- laresse er volledige eer mee zou kunnen inleggen. Op een dezer dagen te Amster dam gehouden bijeenkomst van toneel critici heeft mevrouw Van Schaik Willing een en ander verteld van de verdere lot gevallen van dit jubileumstuk. Dacht zij aanvankelijk dat haar werk zaamheden zouden bestaan uit het met overleg en goede smaak hanteren van het befaamde blauwe potlood, al spoedig kwam Aafjes datgene wat hij een vrome wens noemt opkomen: te kruipen uit zijn dichter- huid, „beregend en behuild", om onbe zwaard en onwetend van de doodskou die het hart bedreigt als het weer gaat zwij gen, daar te zijn waar hij het veiligst is: bij de liefste die achter haar huid droomt. Aafjes heeft niet alleen met zijn Muze ge speeld en gestoeid, hij heeft met haar ge vochten; hij heeft zichzelf een prop in de mond geduwd, allang niet meer zichzelf toebehorend; maar hij blééf zingen, de Toespraken van Krlshnamurti 1910 1911. Uitgeverij „De Driehoek", 's Gra- venhage, 1947. De naam van Krisnamurti is voor ons land verbonden met herinneringen aan de ster-kam pen te Ommen, waar hij voor een internationaal gehoor zijn levensinzichten uiteen zette. Aange zien hij tot de conclusie kwam dat de mens bij het zoeken naar de waarheid belet wordt door autoriteit en organisatie, hief hij de internatio nale organisatie dezer kampen op. Hij heeft echter, vooral in Californië. zijn werk voort gezet. Dit boekje bevat thans toespraken en discussies, die hij in de jaren 1940—1914 heeft ge houden cn zij staan sterk onder de invloed van Temidden van zoveel verwarring en leed, zo zegt Krlshnamurti op een gegeven ogenblik, Is het van essentieel belang een scheppend inzicht in onszelf te vinden. Alleen door juist denken kan inzicht geboren worden. Zijn doel blijkt dus nog hetzelfde le ztjn: de bewustwording van de mens als verantwoordelijk geestelijk wezen en de toespraken die hij in oorlogstijd hield zijn op dit ogenblik nog even actueel als toen. Men kan van mening verschillen over de betekenis van de figuur van Krisnamurti en vaststellen dat de bijzondere verwachtingen die van hem ge koesterd werden, ais zou hij een wereldleraar zijn. niet In vervulling schijnen te gaan. Maar de toon van zijn toespraken ir die van een wijs man. die de kern van alle moeilijkheden ter wereld in de eerste plaats zocht in het egoisme en het gebrek aan inzicht var. het Individu, een man. Wiens woorden waard zijn om ie worden overdacht. v. G. De Prinsekinderen (W. ten Have N.V., Amsterdam). De levensloop van de Oranjeprinsessen sinds 1940. haar verblijf in Canada en haar doen en laten sinds zij weer in het vaderland terug keerden. is In een serie aantrekkelijke en onge dwongen foto's vastgelegd, gebundeld in een vrolijk oranje bandje en voorzien van onge kunstelde bijschriften. Het geheel maakt een frisse en opgewekte indruk. Wie van de op groeiende prinsesjes een beeld wil bewaren in zijn hart en in zijn boekenkast, zal dit bundeltje gaarne toevoegen aan de talrijke fotografische herinneringen, die in de loop van de tijd aan onze prinsesjes gewijd zijn. CR IS NIETS ZO FANTASTISCH als de '-'nuchterste van alle menselijke uitingen: de techniek. Wanneer zij een schrede voor waarts doet op de weg van haar ontwik keling verdiepen wij ons met graagte in de rijke toekomst-mogelijkheden, die zich opdoen en vergeten we dat in de praktijk niet zo heet wordt gegeten wat in theorie opgediend kan worden. Iets dei-gelijks is er ook met de conclusies die getrokken zou den kunnen worden uit een dezer dagen gepubliceerd bericht, dat er een belangen- s-v gemeenschap tot stand ge- f p,i komen is tussen de film- pilrri I maatschappij Warner Bros 1 IIlil en de omroep-onderneming v X Radio Corporation of Ame rica. Wie meent dat we nu wel gauw een geweldige uitbreiding van de televisie zul len krijgen vergist zich echter waarschijn lijk. want de overeenkomst had alleen maar betrekking op proefnemingen. Maar het getekende contract is toch ook wel zo iets als een mijlpaal, al zijn mijlen in dit tijdperk van atomen erg onbelangrijke dingen geworden. Dat de televisie bezig is zich te ontwik kelen en zich weldra zal ontplooien is geen vraag meer, daarvan waren de in gewijden al overtuigd voor de oorlog, toen de bezitters van televisie-ontvangtoestel len over de hele wereld nog maar bij tien duizenden te tellen waren. Het is een kwestie van geduld en geld. Veel belang rijker is echter de vraag hoe de televisie zich zal ontwikkelen: als een verlengstuk van de radio en dus hoofdzakelijk in de huiskamer genoten, dan wel als een uit breiding van het werk der bioscopen. Hoe meer bleek dat film en televisie vrijwel overeenkomstige onderwerpen te zien wilden geven, hoe scherper hun tegen stelling werd. In 1939 is er in Amerika al i conflict geweest tussen de NBC. een der grootste omroepmaatschappijcn, en de filmondernemingen. De NBC. die geen kans zag voor al haar televisieprogramma's behoorlijke vertoningen in elkaar te zetten, wilde haar toevlucht nemen tot het uit zenden van films, maar de filmmaatschap pijen, die in hun gedachten half lege bio scoopzalen zagen, weigerden films te ver huren. In Engeland was de tegenstelling wat anders. Daar hadden enkele Londense bioscopen groot succes met het vertonen van televisie-reportages, zo veel succes dat de maatschappij Gaumont-British dadelijk fantastische plannen openbaarde om hon derden bioscopen van televisie-toestellen te voorzien. De BBC. die toen de mening voorstond dat televisie in de radio-sfeer gehouden diende te worden, schrok daar van en er is op een gegeven ogenblik veel drukte gemaakt over een bokswedstrijd, waarvan de uitzendingsrechten al dan niet voorbehouden waren. De voorstanders van commerciële televisie de bioscopen dus wilden de omroep in huil vaarwater sturen, anderen bepleitten regeringssteun voor de televisie-uitzendingen, opdat de beelden-radio voor de huiskamers gere serveerd zou blijven, ongeschikt als ze naar het inzicht van deze groep was, voor publieke vermakelijkheid, dit weer tot ontsteltenis van de filmmensen, die in hun ogenblikken van wanhoop vreesden door de televisie brodeloos gemaakt te zullen worden. Conflicten van deze soort sluimeren ook nu op de verdere weg der televisie, maar het is helemaal niet nodig dat zij uitge vochten worden vóór de loopbaan der ra dio-beelden bepaald is. Toen de radio ver scheen -betekende zij op zichzelf niet het einde van de podiummuziek. Wij kunnen nu zelfs gerust zeggen dat zij op de be langstelling voor muziek een goede invloed heel't gehad en in elk geval velen in aan raking heeft gebracht met een wereld die zij zonder radio alleen van horen zeggen zouden hebben gekend. Het toneel heeft het na het verschijnen der bioscoop niet gemakkelijker gekregen, verdwenen is het echter niet. Het houdt zijn eigen karakter en taak en blijft onvervangbaar. Het is nu geenszins waarschijnlijk dat de film moet verdwijnen als de televisie haar grote vlucht begint. Op het eerste gezicht lijkt een televisie uitzending veel op film. Er is een scherm voor nodig - dat groter wordt naarmate de techniek vordert en de aard der uit zendingen doet eterk aan de bioscoop den ken; actualiteiten, variété, en als hoofd nummer een „spel" met min of meer be grip voor de eigenaardigheden van het overbrengingsmiddel geënsceneerd. Maar er is een diepgaand verschil: tele visie is in de eerste plaats onmiddellijke weergave van een gebeurtenis, de kijker weet niet hoe zij zal aflopen, ook al kan hij veronderstellen dat er uit alle macht geregisseerd en geïmproviseerd wordt. Dal geeft de spanning der werkelijkheid. De film daarentegen is afgerond en on veranderlijk. Elk effect is tot het uiterste voorbereid, herhaald, bijgeschaafd en af geknipt. De televisie-operateur moet maar afwachten hoe het allemaal afloopt. Dat geldt het sterkst bij werkelijke actualiteiten zoals voetbalwedstrijden, maar ook bij een geënsceneerd spel dat in een studio, te midden van décors en onder toezicht van regisseurs wordt uitgevoerd. Televisie is dus in de eerste plaats over brengingsmiddel. Voorzover wij op het ogenblik kunnen weten, kan een televisie-operateur niet hetzelfde schep pende werk met zijn camera verrichten als zijn film-collega. Met een filmcamera kan een knap artist iets uitbeelden dat al leen in zijn fantasie bestaat, hij kan beel den samenvoegen, vertragen, versnellen, achterstevoren of ondersteboven laten af rollen. precies zoals hij nodig vindt. Er kunnen desnoods maanden verlopen tussen zijn eerste en zijn laatste opneming, het zij tot de ontdekking dat het stuk psycho logisch zo onverantwoord was samenge steld. dat zij het vrijwel opnieuw begon te schrijven. Zij handhaafde daarbij wel de intrigue, doch vervormde de handelende personen tot levende wezens, waarvan men zou kunnen aannemen dat zij zich volgens de bedoelingen van Sidney Howard, de auteur, gedroegen. Doch ook dit resultaat bevredigde haar niet. Het stuk was en bleef ouderwets in de verkeerde zin van het woord. Het ge volg werd dat zij het nogmaals ging her schrijven, ditmaal geheel naar eigen in zicht, slechts voortbordurend op de mo tieven die in het oorspronkelijke model zo ongelukkig waren uitgewerkt. Per slot van rekening zullen er nauwelijks nog tien regels van Sidney Howard die zijn toestemming tot deze herschepping heeft gegeven in ..Het zilveren koord" zijn terug te vinden! Zeer geestig vergeleek mevrouw Jeanne van Schaik Willink haar arbeid met die van een verstelnaaister. Het begon met het inzetten van een nieuwe mouw. Doch toen bleek dat ook het voorpand herzie ning behoefde, met als gevolg dat de gar nering er niet meer bij paste, de rok scheef was komen te hangen en dat ook het rug pand veranderd moest worden. Het eind product van al deze herstellingen is een nieuwe jurk, waardig om door mevrouw Rika Hopper op haar voor het gehele Ne derlandse toneel zo heugelijke jubileum te worden gedragen. Wel mag hierbij worden aangetekend dat d? jubilaresse, van haar ziekbed, van begin tot eind heeft meege werkt aan de verbeteringen, die in het stuk zijn aangebracht. Het moet voor deze nog zo wonderlijk vitale actrice een grote vreugde zijn dat .de voorstelling geregisseerd zal worden door professor Peter Seharoff onder wiens leiding zij reeds twintig jaar geleden zulke onvergetelijke triomfen vierde en uit welke samenwerking een levenslange vriendschap is gegroeid. Uncle Sam als Sinterklaas Vriendenhulp aan Nederland gaat door „Vele Amerikanen spelen voor Sinter klaas en ik ben, zij het een bleke. Zwarte Piet, die de gaven voor Nederland inza melt en verscheept", aldus kenschetste de heer V. N. Scales, uitvoerend directeur van de „United Services for Holland' dc werkzaamheden van deze instelling. „Er is geen kwestie van, dat men over liefda digheid kan spreken. In Amerika bestaat de traditie van goede nabuurschap. De een helpt de ander als zijn huis is afgebrand en zo beschouwen wij ook de Amerikaanse particuliere hulpverlening aan het door de oorlog getroffen Nederland", zo zeide hij. De heer Scales vertelde, dat bij dc op heffing van de grote hulpverleningsorga nisatie „American Relief for Holland" bleek, dat de verleende hulp niet afdoen de was geweest, ook al waren dc ergste noden gelengd. Toen deze grote hulpactie op 31 December 1946 afliep, was voor on geveer vijf-en-twintig millioen dollar naar Nederland aan goederen verscheept met een gewicht van ruim zeven millioen ki logram. Voor het vervoer werden 71 sche pen gebruikt. De „United Relief for Holland Inc." bemiddelt bij het verzenden van Ame rikaanse paketten naar Nederland en brengt verder goederen en fondsen bijeen om in gevallen van nood te kunnen bij springen. De distributie der goederen wordt overgelaten aan Nederlands Volks herstel. Aangezien Nederlandse liefdadige verenigingen zelf niet over voldoende goe deren beschikken, betekent dit. dat in vele gevallen, zoals bij de boerderijbranden in de Peel en Noord-Limburg toch kan wor den gehoLpen. Sprekende over vermissing of diefstal van gezonden goederen zeide de heer Sca les, dat de „Nederlanders amateurs zijn op het gebied van roof". Van alle gezon den voorraden .is slechts een fractie van een procent verdwenen, welke cijfer in vergelijking met sommige andere landen, waar gehele wagons en scheepsladingen verdwenen, werkelijk uiterst gunstig is- Uitzendingen van te levisiestations zijn tot nu toe alleen voor een klein gebied mo gelijk, omdat het on vermijdelijke gebruik van zeer korte golven de reik wijdte der zenders beperkt. In Engeland worden ech ter regelmatig uit zendingen gegeven. Hier kijken leden van het Sadlers Wells Ballet vol belangstel ling naar de camera die hun dansen straks door de aether zal helpen zenden. hindert niets. De televisie-man daarente gen kan met zijn camera's dichtbij en veraf gaan staan en afwisselend van links en van rechts opnemen, doch hij blijft ge bonden aan het verloop van de gebeurte nis vóór hem, hij kan daar verder niet in- 'grijpen. Dat geeft een resultaat dat dus niet meer dan oppervlakkig op film lijkt, hoewel de hele techniek van voorbereiding en opneming identiek is met die van de film. Dat laatste vooral bij televisie-spelen. Die worden uitgevoerd in een grote sti^dio, waar de verschillende décors voor ver schillende scènes bijeen staan en waar, als iemand van zijn werk naar zijn slaapka mer loopt, alleen het inschakelen van een nieuwe camera nodig is om de toeschou wers in dit nieuwe milieu te verplaatsen en de speler daar binnen te zien lopen. Dit betekent dat er op hetzelfde ogenblik een grote hoeveelheid „scènes" gereed moet staan, die wat in richting, verlichting, geluids- en beeld opneming betreft vol komen overeenstem men met film-décors. Daarom zou het lo gisch zijn als film en televisie samen werkten, zonder el kaar de concurren tie aan te doen, die niet nodig is. En in dat opzicht kan de voorlopige overeen komst tussen Warner Bros en RCA een aanwijzing zijn van de ontwikkeling die komt. v. G. BERTUS AAFJES: Gedichten Uitgeverij Contact, Amsterdam, Antwerpen TA E DERDE DICHTERSGENERATIE, op- L/gegroeid tussen twee wereldoorlogen, heeft vaak, uit tragische onontkoombaar heid, heil gezocht bij een koud en hooghar tig cynisme, ingegeven door twijfel, bitter heid en ontgoocheling die hen niet meer konden doen geloven aan de lieflijkheid der dingen, ook al was het maar in een ge droomd Arcadië. Anders is het met Aafjes. Nu zijn voornaamste dichtwerk, verschenen voor de „Voetreis naar Rome", gebundeld is verschenen, worden we pas gewaar, hoe lenig en kleurrijk, hoe gratievol en onbe vangen hij, ondanks alle kwetsuren die de tijd hem toebracht, „het lyrisch moment" bij de gunst van zijn verlossing en beproe ving brengende Muze wist te omsluiten „in rijm en regel." Hier speelt de satyr weer met nimfen, dansen en gratiën, lok ken de rozen met Elysese geuren. Hier durft Eros weer op een manestraal van onverdorven zinnen gelieven zondeloos het lijfelijk schoon te tonen, en gaat een lachende bacchant zijn „Elysees gehucht' tegemoet, „aetherisch en tijdeloos", als in een droom der kinderjaren, toen de dichter Aafjes, onbewust van de vergankelijkheid der dingen, onder de bloeiende Meidoorn boom voor het eerst als een heidens dienaar Gods werd aangeraakt door zijn Muze. Maar denk niet, dat Aafjes zich „dichter lijk" verheven voelt boven de aardse onvol komenheden: „daar is in mijn bestaan niets goddelijks van nature". Gezeten in lompen en verdriet op dc mestvaalt der menselijke zonden, zingt hij als de vogels zijn lied en prijst zijn aards bestaan: want 'k weet: er sluimert op dev grond een god, al scheldt het volk den hemeling voor zot.' Tóch een hemeling, met wie de Muze speelt; tóch een „halfgod", omdat hij, die zich zo bewust is van „de pijn die slechts de dichter kent", zich bij genade „in de zon tot verzen rijpen laat", waar de rijmen als bloesems voor het grijpen hangen en de zegen der kleinste aardedingen hem deel achtig wordt. „Vergeet nooit" dicht hij, be koord door zoveel zinnenpracht óm hem, „Vergeet nooit 't zachte voorjaarsgras te groeten En 't bloempje er in, de leeuwerik ér boven. Vergeet nooit eens gestreelde enkels te loven, ook al „steunen zij morgen misschien verdriet"; vergeet niet hoe de merel zijn fuga's fluit omdat het eerste groen zich aan de berkenbomen heeft gezet; vergeet nooit de perzikboom te zien bloeien „in een laag landschap tussen koeien Gouden reizen zijn dat, waarop het kan gebeuren dat men Jezus vol aandacht ziet voor een blatend wit lam, vervuld van het wonderbare der schuldeloosheid. En dit vroom-zuiver besef keert weer, herhaal delijk, maar eens zo smetteloos alsof de dauw van de eerste mensendag er nog op ■gt: „Waarom, dacht ik, kan niet de mensch Stil zijn bij de verheven dingen Oj is het de verzwegen wensch Van die, als ik, steeds moeten zingen.." Het is diezelfde lyrische innigheid, die Aafjes dat éne gedicht influisterde, herin nerend aan de beminnelijkste strofen die Storm in'eenvoud schreef: ik bedoel het simpele „Zacht ruischen doen de boomen", endïgend met dit ontroerend couplet: „Dit is het groote stroomen Van liefdis samengaan; Ach, dat met al mijn droómen Ik hier alleen moet staan." dichter toen heeft Aafjes hem symbo lisch de hand gereikt: hij aanvaardde zijn dichterschap en alle beproeving die het oplegt. En daarom kan hij, „half in het Godsrijk thuis, half in 't land der antieken" dit dichten in zijn „Mulieri Meae": „Liefste, wij bei zijn wel twee wildbesnaarden, En toch klinken we wonderlijk tezaam, Al treft de wereld ons met hare blaam, En weet geen, zoo wij zijn, ons te aanvaarden." Want waar de Muze spreekt, dicht Aaf jes, springt een roos open. In die zin is deze bundel een onvergetelijk-geurende ruiker van rozen „les fleurs du chagrin" mis schien, maar toch: van rozen. C. J. E. DINAUX. Terug naar het cabaret, Willy van Hemer. die nog niet lang geleden met ztjn Regenboog- cabaret uit Indit terugkeerde, begint op I Sep tember in het Theater de la Mar een serie cabaret-voorstellingen onder de titel „Huls, tuin of keuken", in samenwerking met Flen de la Mar. die hiermede terugkeert tot het Neder landse cabaret. Het toneelseizoen wordt In de Stadsschouw burg te Haarlem op 6 September door het Neder lands Toneel onder directie van Cor van der Lugt Melsert met een voorstelling van Zondaar" geopend. De Haarlemse zangeres van het folkloristische lied Marguerite Couperus, heeft tijdens eeuwfeest te Holland (Michigan), waar zij geschenk van de stad Haarlem een 17e eeuwSe Statenbijbel aanbood, grote successen behaald Vooral de tere zangen van Pieter Jelle Troel- stra. zo schrijft de kunstenares ons. laat Jk hier tot grote ontroering van de nakomelingen der Friezen klinken". Haar tournée door de Ver enigde Staten omvat op 11-September het optre den in Rockefeller-Plaza ter ere van de verjaar dag van de Koningin. voor die tijd zal zij in Toronto dc gast zijn van de Amerikaanse schrijver Taylor Caldwell Tóch alleen: want weet, dat dit Arcadisch schoon veroverd werd op veel zelfstrijd: „Men ziet den dichter als een rozelaar, wie echter telt de sneeuw, de wintervlagen, wie de gebroken snaar? En elders: „Aan iedren regel hangt een druppel bloed"....: van alle gouden reizen keert men terug, arm en ontdaan. En dan kan in een dichter als

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5