Literaire kanttekeningen
V
Verhalen uitdeoudedoos
ZATERDAG 18 OCTOBER 1947
3
LEONARD HUIZINGA: „De dichter vaart tussen twee stormen".
P. N. van Kampen Zn., Amsterdam.
LI ET IS GEEN BEHAGELIJK gevoel,
eens met fantasie-rijke humor een
I boek geschreven te hebben als een vlucht
uit innerlijke nood en bezorgdheid om de
bedreiging der tijden, en steeds weer ge
noemd en geroemd tc worden als de
auteur van „dat vermakelijke boek". Zo
verging het Leonhard Huizinga met zijn
„Adriaan en Olivier",' dat hem, zoals hij
mij eens zei van een onschuldige vreugde
in zekere zin tot een hinderlijke last
werd. Maar er is ook nog die andere,
eigènlijke, Huizinga: schrijver van „De
Zevende Dag", „Hieronymus", dichter van
„De Laatste Karavaan" en nil van deze
„Vaart tussen twee stormen".
De eerste drie regels van een nog on
voltooid gedicht en een simpel kranten
bericht brachten hem, zwerver in zijn
hart, op drift; drie dichtregels dreven hem
terug naar z ij n bergen, de bergen van
het grensland Oostenrijk, gelegen tussen
Oost en West. tussen een wereld waar
Strauss' feestelijke cadansen naklinken
cn een ontnuchterde 20ste eeuw, aarze
lend-afwachtend tussen een nog nabloe-
I dende vrede en een nieuwe oorlogsbeproe
ving- Want het is September 1937 als de
dichter de drang van zijn hart volgt en
ver van een angstig-ineengedoken wereld
het machtig natuurwonder gaat meebe
leven van de avontuurlijke houtvlotten,
die nog nageuren van stervend levenssap
en stroomafwaarts gestuwd worden op
onstuimige bergstromen in 't Stiermarkse
eerst, op de statige, bontomzoomde en
door velen heren landen stromende Donau
dan, Boeda-Pest tegemoet: een wilde vaart
soms, waarvan de onstuimigheid wordt
bezworen door het wakkere werk der
vlotters waaraan de dichter deelneemt,
blaren in de handen en een tot geboorte
dringend vers in zijn hart. Want hij kan
zichzelf nóg zo trachten te vergeten in de
beleving van al het schone en goede der
aarde, van het meeslepend en nu eens
overweldigend dan weer lieflijk strelend
natuur tafereel om hem heen, hij blijft
wat hij is: een mens die strijdt met een al
te pijnlijke herinnering èn een dichter die
er van zingen moet. Een landing, een ver
blijf in een nachteenzame stad, een hoofd
dat een ogenblik buiten het raam wordt
gestoken in verlangen naar menselijke
nabijheid, een verlicht venster aan de
overzijde der straat, een jonge vrouw, die
I er gratievol een hoed past en het is on
ontkoombaar; de herinnering aan iets dat
vergeten moest worden is er weer. „Hij
heeft haar gezicht niet kunnen onder
scheiden in de afstand, maar hij gelooft te
weten hoe dat gezicht zou kunnen zijn,
hóé de ogen, wélke de mond. En haar stem
daarvan is hij zeker haar stem kan
hij horen wanneer hij de ogen sluit."
Want het lééft immers nog in hem. lang
al, dat herinneringsbeeld, dat vergeten
moest worden. Die nacht rijpt er een vers
in hem, waarin de eenzaamheid troost
tracht te puren uit een ,,een drijven naar
de verten" met hun groenende oevers,
donkere mensverlaten bossen, vredige
dorpen met groetende bewoners, wijnber
gen met druiven die rijpen in de herfst
zon en er de gouden glans van meene
men, grazende reeën aan de zoom van
stille wouden, bekoorlijke appeltuinen,
zegenend zonlicht en het fluisterend-ge
heimzinnig geklots var^-het water Do-
nauwater dat de vlotten oostwaarts drijft
alsof in het naderend herfsttij de zomer
achterhaald kon worden. Troost en ver
zoening zijn ook de warme soep, de koele
most, de welgezinde kameraadschap der
vlotters, de klare wijn, genoten in her
bergen tijdens het nachtelijk oponthoud.
Maar alles tesa'am is niet vertroosting en
vergetelheid genoeg om zichzelf te ver
bergen dat er een „ginds" is een be
angst mensenbestaan, waarvan een ge
leerde en kunstzinnige vader eens schreef:
wij leven in een ontredderde we
reldwoorden waaraan de dichter nü
moet têrugdenken en een „vroegere*
waarvan de herinnering sinds het beeld
voor het raam niet wil zwijgen. En dan
droomt een dichter, gezeten op de rand
van het vlot in lichte nacht, droomt dat
het hem duizelt en hij overboord slaat,
prooi van de stroom als een van het vlot
losgeslagen boomstam, en terugkerend ge
schramd en gekneusd. En tijdens een
daarop volgende slaap voltrekt zich het
wonder, keren smartelijke herinnerings
beelden' zo levendig weer, dat zij de mid
dag daarop onder een /.duizeling van
blauwe lucht" tot woord worden en hem
het sluimerend gedicht ten einde doen
schrijven:
„Toch stokt de adem in den nacht
De vlam van 't hart brandt laag
En eeuwig smart de vraag
Om haar, om haar, die niet meer wacht".
Zo blijft ook een vlotbevarende zwerver
een dichter, in wie een van verre ratelen
de wagen in de nachtstilte doet terug
denken aan een tuin van 'het paradijs,
nu „door haar stappen verlaten":
Haar stappen hebben deze tuin verlaten.
Het heeft geen zin hen nog te wachten.
en die regels blijven doorruisen in zijn
hart, ook al fonkelt de wijn 's avonds in
de glazen waarmee de vlotters klinken,
«k al neemt de dichter deel aan de le-
^Inslustige zotternij der bemanning, ook
al streelt al het schoon dat de Donau-
oevers omzoomt zijn oog; want hij hoort
die roepende stem in het klotsende water:
„Zo weinig doet die bitt're vlam
ontbranden:
Een stem kan als de hare spreken
Een ecnd're gang, gelijkenis van handen
Dit zijn de dingen die het hait deen
breken",
een versmelodie die herinnert aan Weru-
meus Buning, met wie deze dichter in
meer dan één opzicht gelijkenis vertoont.
En zo drijft het dichtersvlot Boeda-
Pestwaarts langs stille oevers, langs ont
nuchterend-bedrijvige steden ook wel,
maar als verzoening eveneens langs vre-
dige, wereldvergeten dorpen onder een
besohouwelijke herfstzon die niet verhoe
den kan dat de harten van velen nu een
maal niet zuiver on hun driften vaak troe
bel zijn. Was het Schopenhauer niet die
eens zei, dat de wereld wel schoon is om
naar te kijken? Om naar te kijken, dank
baar en tijdelijk verlost.
Aangekomen in Boedapest weet hij
echter maar al te goed, de dichter, „dat
hij slechts een korte wijl gevaren heeft in
de stilte tussen twee stormen" en van zijn
reis meebracht enkele verlossende gedich
ten en een „herinnering" die neergeschre
ven zou heten: „De dichter vaart tussen
twee stormen": geen „volmaakt" boek,
waar de dichter een enkel maal zich laat
meeslepen op de stroom van zijn woord
als het vlot op het Donauwater, soms ook
een ogenblik zijn eigen stem niet verstaat
en verzeild geraakt in een traditionele
zinswending. Maar wat doet het er toe:
aan het liefste gelaat ziet men de tekort
koming niet, zeker niet als dit een zo be
proefd en toch warm en innig hart ver
raadt zoals dit dichterswerk, dat de
schrijver in de wereld der bezorgden doet
terugkeren met déze zekerheid: „dat het
zijn lot en zijn plicht is om beladen met
al zijn herinneringen de storm, die rond
de wereld opsteekt, met opgeheven hoofd
tegemoet te gaan
C. J. E. DINAUX.
De 9 Muzen
Marie Faassen weer als Eva Bonheur. Woens
dag 22 October geeft het Nederlands Volkstoneel,
onder regie van Hans van Meerten, in de Doe
lenzaal te Amsterdam de eerste weder-opvoering
van Heijermans' „Eva Bonheur". Dank zij de
medewerking van de leiding van het Amster
dams Toneelgezelschap zal mevrouw Marie
Faassen, die de titelrol meer dan 200 maal onder
de persoonlijke leiding van Heijermans speelde,
thans deze befaamde rol als gast van het Volks
toneel vervullen.
Artistiek hulpbetoon Onder de dertig kunste
naars, die medewerken aan het plan van de
Unesco tot steun aan kunstenaars in door de
oorlog getroffen landen, bevinden zich de schil
ders Henri Matisse. Marc Chagall, Jean Lurcat
en André Cteizes, Iedere kunstenaar zal een
schilderij aan de verzameling van de Unesco
ter beschikking stellen. De schilderijen zullen na
een openbare tentoonstelling verkocht worden
en-voor de opbrengst zal schildersmateriaal wor
den aangeschaft ter verdeling in landen, waar
dat moeilijk te krijgen Js.
Coleridge-herdenking. Albert Vogel Jr. zal
met een voordracht van „De ballade van de
oude zeeman" op 25 October in Den Haag de
geboortedag voor 17S Jaar van de Engelse dichter
S. T. Coleridge herdenken.
De vertaling is van Anthonie Donker, de
illustrerende muziek van de letterkundige B.
Roest Crolllns wordt door de pianist Theo van
der Pas vertolkt.
Strauss en Kraus. De 83-jarige Richard
Strauss heeft thans zijn nieuwe opera „De
liefde van Danae" geheel voltooid. Deze
opera zou op het muziekfeest te Salzburg
irt 1!H4 haar première beleefd hebben, indien
Goebbels het gehele muziekfeest niet had afge
last. Strauss, die het werk reeds geheel ten to
nele gevoerd heeft gezien, daar dirigent Clemens
Krauss ondanks Goebbels' verbod er op stond
om tot en met de generale repetitie in eostuum
de uitvoering voor te bereiden, wil de première
ook nu voor Salzburg bewaren.
Het laboratorium voor atoomonderzoek in
de Watergraafsmeer bij Amsterdam nadert
ijn voltooiing. Voor de proeven, welke
Nederlandse geleerden hier op het gebied
der atoomsplitsing zullen nemen, wordt
een cyclotron gebouwd, welke de grootste
in Europa zal zijn. Deze cyclotron bevat
een zeer sterke electromagneet, waarvan
men (op de voorgrond) een der beide
spoelen zietbestaande uit 15 km koper
draad van 3 cm dikte.
Nieuwe telefoonkabel
Nederland—Engeland
Engelse technici, opvarenden van het
kabelschip „Alert" van de General Post
Office, hebben het eind van de nieuwe
telefoonkabel AldeburghDomburg, welke
kabel Woensdag is gelegd, gelast aan het
kabebtuk, dat reeds eerder van het ver-
sterkesstation te Domburg naar het strand
was gelegd. Dit geschiedde met polytheen,
een plastisch materiaal. Een dergelijke
methode van lassen heeft de PTT nog niet
toegepast. De Engelse technici werden
door Nederlandse collega's geassisteerd.
De nieuwe kabel bestaat uit slechts
twee koperaders, doch het is mogelijk
hierover door middel van draaggolftelefo
nie tegelijkei-tijd 84 gesprekken te voeren.
Weer bonnen voor
fietsbanden
Het Centraal Distributiekantoor deelt
mede, dat tot en met 30 November op de
bon C31 van het inschrijvingsbewijs voor
vervanging van fietsbanden B I 611 een
toerbuitenband verkrijgbaar is.
Verder is eveneens tot en met 30 No
vember op bon A13 van het inschrijvings
bewijs voor eerste montage een buiten
band en op bon B13 van dit inschrijvings
bewijs een binnenband verkrijgbaar.
De „Ajax" overwon
de „Beverwijk"
De drijvende bak ,Ajax" is er in ge
slaagd het kostbare wrak van de bagger
molen „Beverwijk 14", dat sinds 1944 in
de Schelde bij Bergen op Zoom aan de
grond zit, uit de modder los te krijgen. De
„Ajax" verrichtte in weinig dagen een
werk, dat men met andere middelen in
anderhalf jaar niet tot stand kon brengen,
liet wrak kon 7 meter worden gelicht,
hoog genoeg om de gaten te kunnen dich
ten. Daama zal men hetf leegpompen en
naar de haven van Bergen op Zoom slepen.
Nog Weense kunstschatten
in het Rijksmuseum
Nu de schilderijen en een deel vaai de
Bourgondische schatten naar Parijs zijn
verzonden, heeft de directie van het Rijks
museum te Amsterdam de opstelling van
de nog zeer belangrijke overgebleven
kunstschatten van de Weense tentoonstel
ling gereorganiseerd. Aan de verzameling
van beeldhouwwerken, edelsmeedwerk,
wandtapijten, bergkristal, juwelen, wapen
rustingen enz. zijn toegevoegd een tiental
lfide-eeuwse Brusselse tapijten en enige
Vlaamse miniaturen, o.a. van Gerard Ho
rebout. die in ons land nog niet te voren
zijn tentoongesteld. Bovendien werden de
verluchte handschriften op andere blad
zijden opengelegd, zodat de fijnproevers
van veel nieuws kunnen genieten. Daar
onder is de Kroniek van Jeruzalem, een
vervolgverhaal in twaalf tafrèlen, en het
reglement voor de stalmeester van het
Bourgondische Hof. Deze gewijzigde Oos
tenrijkse tentoonstelling, dié zich over de
ere-galery, drie grote zalen en een aantal
kabinetten uitstrekt, blijft nog tot en met
Zondag 2 November dagelijks geopend, doch
niet des avonds.
Toneelberinneringen en toneelportretten
In mijn vorige artikelen heb ik het reeds l Parijzenaars en de claque een geduchte
twee maal over Louis Moor gehad. Hij is knauw".
één der interessantste figuren geweest, die
ik in mijn leven ontmoet heb. omdat hij de
enige was, die mij nog wist te vertellen
over het toneel uit de tijd toen Peters, Mo
rin, Veltman, Christine Stoetz en mevrouw
Kleine-Gartman nog de idolen waren van
het Nederlandse schouwburgpubliek. Die
verhalen uit de oude doos waren zo aardig,
dat enige ervan niet in deze toneelherin
neringen mogen ontbreken.
Natuurlijk roemde Moor, als man van de
oudere generatie, het toneel van vroeger.
„De verhoudingen bij het toneel waren
vroeger heel anders dan nu", zei hij mij
eens. „Er was veel meer kameraderie onder
de tonelisten. Vroeger was er een sterkere
band tussen de acteurs en actrices dan te
genwoordig.
Goeie genade, wat heb ik wel 'n pret
op het toneel gehad. Wij hadden veel meer
jolijt en plezier onder elkaar, vooral op reis.
Natuurlijk was het reizen en alles in de
provincie toen nog heel primitief. Ik heb
de tijd van de trekschuit en de diligence
nog meegemaakt.
En dan die kleine toneeltjes en hok-
kerïge kleedkamers! In Bussum waren de
kleedkamers in een stal en had ik als ach
terbuur een paard. Als het beest geslagen
had, had het het dunne beschot en mij et-
bij onderste boven getrapt. Maar het ergste
was het in Gouda. Daar heb ik eens de
Gysbreght gespeeld op een toneeltje niet
groter dan 'n kamer.
Daar in Gouda heeft de oude Albregt.
die altijd vol grappen zat, eens de volgende
mop uitgehaald. De engel Rafaël moest,
om „uit dè wolken" te kunnen spreken, op
een tafel staan. Er werd dan een coulisse
weggenomen, waardoor Rafaël in een gat
tussen de wolken zichtbaar werd. Mooi was
het allerminst, maar anders ging het nu
eenmaal niet. Nu was de acteur, die in
Gouda Rafaël speelde, zó klein, dat hij met
zijn hoofd niet boven de wolken uitstak,
waarom er nog een stoof op de tafel weid
gezet. Maar wat deed nu Albregt? Hij
haalde stiekum een test met gloeiende ko
len en juist voordat Rafaël zou inzetten:
„O, Gysbreght, zet getroost' uw schouder
onder 't kruis!" schoof hij de tast in de
stoof. De engel, die op zijn kousen stond,
kreeg het zó warm aan zijn voetzolen, dat
hij begon te trappelen. Op het laatst kon
hij het niet meer uithouden en bij de regel:
„Schep moed en wanhoop niet!" zagen wij
opeens Rafaël in de diepte verdwijnen. Hij
was met een kreet van de stoof afge
sprongen en de rest van zijn prediking
moest het publiek maar geloven".
Opeens legde Moor zijn hand op mijn
arm en zei:
„Nu zal ik je nog iets aardigs vertellen,
van wat ik in Parijs heb meegemaakt. Het
was in het tentoonstellingsjaar 1868, dat ik
op een avond in het Théatre francais
Britannicus heb gezien. Het was een gala
voorstelling en de keizer verscheen er met
zijn gasten. Wilhelm I, kroonprins Fried-
rich en Von Bismarck. Ik zie ze nog naast
elkaar in de keizersloge zitten, Napoleon
III en Wilhelm, en daarachter de kroon
prins en Von Bismarck en dat in het
Théatre francais! Ik had een biljet fau
teuils d'orchestre genomen, maar ze had
den mij zo'n slechte plaats vlak tegen
het toneel gegeven, dat ik niets dan de
pruiken van de spelers zou kunnen zien.
Ik protesteerde daarom en vroeg als direc
teur van de Stadsschouwburg te Amster
dam een andere plaats.
„U kunt van hier toch de Keizer en de
Koning prachtig zien!" zei zo'n deftige
meneer tegen mij.
„Pardon", antwoordde ik, „ik ben voor
Nero en Britannicus en niet voor Napoleon
en Wilhelm hier gekomen".
Na veel vijven en zessen kreeg ik einde
lijk 'n plaats vlak naast de „claque". Hét
spel begon en ik had nu en dan al met be
langstelling zitten kijken naar de werk
zaamheden van do claque, die telkens een
roffel van applaus? gaf, wanneer de chef
die achteraan zat zijn voorman op de
rug tikte. In één der pauzes zei ik tot zo'n
claqueur, die het allerhardst had meege-
klapt: „Ik kan hier niet alles verstaan!'"
En wat antwoordde de man, die officieel
met het applaudisseren belast was? „Ah.
monsieur, je ne comprends rien du tout!"
Hij had dus geen woord van heel het stuk
begrepen. „Bent u misschien ook vreem
deling?" vroeg ik naïef, maar hij keek me
verontwaardigd aan en zei vol waardig
heid: „Ah non. monsieur. Je suis Parisien".
Op dit ogenblik kreeg mijn eerbied voor de
Toen ik Moor eens vroeg, hoe hij over de
moderne toneelspeelkunst dacht, kneep hij
opeens zijn ogen dicht en maakte hij een
veelzeggend gebaar. „Beste man", zei hy,
„ik ken geen ouderwetse toneelspeclkunst.
Ik ken alleen maar de echte, de ware to
neelspeelkunst".
Over het expressionisme, dat toen zo'n
beetje in de mode kwam, was Moor in het
geheel niet te spreken. „Allemaal
schreeuw! Bombast en onnatuur!" vond
Moor. „F-n aan de andere kant zijn velen
gelukkig niet allen hoor! vervallen
in de fout van het toonloos brabbelen zon
der enige kleur of uitdrukking. Dat heet
dan modern, maar ik vind het afschuwelijk.
Het publiek heeft er voor betaald, niet
alléén om het stuk te zien, maar ook om
het te ho r e n. en dat vergeten de acteurs
en actrices van tegenwoordig maar al te
yeel".
Op mijn vraag, wie hij de grootste acteur
van zijn tijd had gevonden, antwoordde
Moor die altijd 'n beetje jaloers op
Louis Bouwmeester is geweest Victor
Driessens, le maitre de nous tous!" „Een
prachtig acteur was deze Vlaming, van wie
wij ontzaglijk veel geleerd nebben
Opmerkelijk was het. dat Hubert la Roche
mij eens hetzelfde heeft gezegd, al noemde
hij dan allereerst Louis Bouwmeester.
Van al het overdreven huldebetoon met
kransen en bloemstukken, zoals dat lang
zamerhand in de mode was gekomen, moest
Moor niets hebben. Hij vond dat alles
..humbug", die in een paardenspel, maar
niet op het toneel thuis hoorde.
„In mijn tijd", zo vertelde Moor, „was
een krans een hoge uitzondering. Een heel
enkele maal, op een benefiet-voorstelling,
kwam net wel eens voor, dat een acteur
een krans kreeg, maar dan nooit zo'n lob
bes van een meter middellijn, zo'n nieuwe
haring-krans- maar een werkelijke lau
werkrans, zoals de Grieken en Romeinen
vroeger na een overwinning om de slapen
werd gedrukt. Zo'n krans werd dan uit het
publiek mar het toneel geworpen en de
artist, voor wie hij bestemd was, raapte
hem daarna op. Maar ik zeg je, dat was
'n grote uitzondering. Nu wordt het een
uitzondering, als er niet een hele bloemen
winkel van achter de coulissen op het to
neel wordt gesleept".
J. B. SCHUIL
Bergen op Zoomse bakkers
knechts gaan staken
In Bergen op Zoom is een geschil ont
staan tussen de bakkersgezellen en hun
patroons. Deze laatsten willen namelijk
niet de vacantie-toeslag uitbetalen. De ge
zellen hebben aangekondigd met ingang
van Vrijdag 24 October te zullen staken.
Zij namen dit besluit na overleg met de
Nederlandse Katholieke Bond voor Brood
bewerkers.
Over Muziek
Dij de Rotterdamse Droogdokmaatschappij
worden kerkklokken, welke in beschadigde
toestand uit Duitsland zijn teruggehaald,
eleclnsch gelast. Om scheuren bi? het las
sen te voorkomen worden de klokken tot
een temperatuur van 400 graden Celsius
verhit. Op de voorgrond een gerepareerde
klok van de St. Maartenskerk in Tiel.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 18 OCTOBER
Stadsschouwburg: „De dans in 't geluk", 8 uur.
Palace: „Moord onder narcose", 18 j.. 2.00, 4.15,
7.00 cn 9.15 uur. City: „Tarzan", toeg. 14 j., 2.15.
4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: ,.De klokken van
Capistrano" en „Zamboanga", alle leeft.. 2.30,
7 00 en 9.15 uur. Rembrandt: „De haven der ver
leiding", 1-8 J„ 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor-
theater: „Berucht". 18 j., 2,00. 4.15 7,00 en 9.15
uur. Frans Hals: Fanny by gaslight", 18 j„ 2.30,
7.00 en 9.-15 uur.
ZONDAG 19 OCTOBER
Luxor: Haarlemse Kunst Gemeenschap „Mr.
Smith Goes tot Washington". 11.15 uur. Stads
schouwburg: Operette „De dans ln 't geluk",
200 en 8.00 uur. Bioscopen: Middag- en avond
voorstellingen.
MAANDAG 20 OCTOBER
Stadsschouwburg: Operette De dans in 't ge
luk". 8 uur. Hof van Holland: Ned. Ver van
fediohandelaren, openbare vergadering, 3 uur.
rv E KLEUR als technische verrijking
van de film is het stadium van proef
nemingen voorbij. Tegenwoordig is het
maken van een kleurenfilm geen hachelijke
onderneming meer en het resultaat kan
van tevoren vrij nauwkeurig worden vast
gesteld. Volmaakt natuurlijk zijn de ver
houdingen nog niet, maar kakelbonte ef
fecten zoals die in de eerste kleurenfilms
voorkwamen en die aan slechte prent
briefkaarten deden denken, komen nu
niet zo vaak meer voor.
Maar de artistieke mogelijkheden zijn
nog lans niet alle onder controle en ver
scheidene regisseurs hebben
bewezen dat ze er nog geen
flauw idéé van hadden wat
ze met die kleurenrijkdom
moesten beginnen. Het
werd hen wel duidelijk dat de hoogste
roeping van de kleurenfilm nooit kon zijn
de tinten alleen maar natuurgetrouw weer
te geven. Dat is alleen al uit technisch
oogpunt onmogelijk omdat de, aan de film
eigen, snel wisselende beelden zulke schok
kende contrasten teweeg zouden brengen
dat de kleuren meer als een storende dan
als een verrijkende factor ondervonden
zoucfen worden. Ook binnen elk beeld zelf
moesten de kleuren met zorg gekozen en
gerangschikt worden om een harmonisch
effect te weeg te brengen. Zo leerde men
heel gauw dat de kleuren om een doel
bewuste toepassing vroegen.
Wat was echter dat doel? Voor menig
regisseur niet veel meer dan de toeschou
wers verbluffen met effecten als van een
vuurwerk, met schilderachtige taferelen,
met een verbluffende rijkdom en een tot
in het oneindige voortgezette afwisseling.
Telkens kan men bij het zien van een
kleurenfilm merken, dat de makers ver
liefd geworden zijn op hun materiaal en
dat zij een mooi beeld of een bijzonder
gelukkige combinatie tot overdrevens toe
uitdijen Zo leerden wij wel zien dat de
kleur, de steeds bewegende kleur, onge
kende mogelijkheden bood, die geheel
afweken van wat wij kenden, bij voor
beeld uit de schilderkunst, maar ook
bleef er, ondanks mooie ogenblikken veel
onzeker en onopgelost. Er zal nog veel
geprobeerd en geleerd moeten worden
eer alle geheimen van de levende kleuren
doorgrond zijn.
Er is op het ogenblik een film haar
tournée door ons land begonnen, die laat
zien dat er in dit opzicht steeds vorde
ringen worden gemaakt. Die is „Black
Nareissus", in het Nederlands „Het Huis
der Vrouwen" genaamd. Zij is gemaakt
door The Archers, het tweetal Michael
Powell en Enter jc Pressbur-
g e r, dat met het opmerkelijke werk „Een
zaak van leven en dood" ook al bewees
zeer gevoelig voor kleuren te zijn. Zij
hebben hier hun inzichten" ten volle kun
nen toepassen en het resultaat is een ware
droom van kleuren.
De geschiedenis van de film is ontleend
aan een heel middelmatige roman van
Rumer Godden en gaat over een kleine
groep Anglicaanse nonnen die een kloos
ter sticht ergens in de Himalaya, maar
onder invloed van de ongewone omgeving
haar roeping niet weet te vervullen. Ieder
van haar voelt zich afgeleid van het werk
naar wereldse gedachten; één wordt verliefd
op een louche Engelse agent, en eindigt
met waanzinnig te worden; de jeugdige
moeder-overste herinnert zich al te sterk,
dat zij ook eens een verliefd jong meisje
is geweest.
Dat alles wordt sterk in de hand ge
werkt door de deels weelderige, deels on
herbergzame entourage: die van een voor
malige harem op een ongenaakbare berg
top. Door dit alles is nog wat geheimzin
nig gedoe om een fakir en een klein lief-
desgeschiedenisje tussen twee jonge
Hindoe's gemengd. Bet is een romannetje
dat allerlei twijfel open laat, het is half
ernstig en half melodramatisch: echt iets
voor een film.
Dat deze twee originele filmers het heb-
Kathleen Bryon (links)
Het Huis der
en Deborah Kerr in
Vrouwen",
ben uitgezocht kan alleen om de mogelijk
heden voor kjeur-effecten zijn. Want die
zijn er. Alleen al het samenspel van de
zinnelijke Oosterse sfeer, de strakke
groep nonnen en de ongenaakbare pracht
der natuur geeft eindeloze en grootse mo
gelijkheden'. Die zijn verwezenlijkt op een
verbluffende manier. Verbluffend door de
pracht der kleurenschakeringen, maar ook
door de weloverwogen dramatische wer
king ervan. Hier wordt werkelijk ten volle
gefilmd met de kleur.
Zie de korte scène, waarin zuster Ruth,
die haar gelofte niet verlengde, voor het
eerst weer in een japon gekleed, voor een
klein^piegeltje haar lippen verft. In het
langzaam groeien van dat overvloedige
rood ligt het hele proces van haar gees
telijke ontsporing besloten. Of zie het
kleurloze beeld van een nacht-donker ver
trek dat langzaam met kleuren gevuld
wordt als er iemand binnenkomt. Kleuren
die laten merken hoeveel tegenstrijdige
gedachten de binnenkomende kwellen. Dit
is werkelijk kleuren-symboliek. Niet de
kinderlijke, die liefde rose en koude blauw
maakt, maar een die voortdurend werkt
en leeft. Zonder dat de toeschouwer be
wust haar effecten registreert.
Deze dramatisering in kleuren van de
sfeer is de kern van „Black Narcissus". Het
verhaal zelf is te traag en te weinig scherp
uitgesneden om uitermate te boeien, ook
al is er goed spel in te zien.
Deborah Kerr heeft een spirituele
rol als gek wélde moeder-overste. David
F a r r a r is zonder enige overdrijving een
sinistere en amorele Britse agent. S a b u,
de jonge Brits-Indiër, is wat arrogant en
daarom goed op zijn plaats als een kleine
vorst; minstens even goed als dit drietal
is Jean Simmonds als een jonge, on
tembare inlandse.
Zij allen, met May Hallat als af
schuwelijke harem-bewaarster, zouden
echter niet meer dan een heel twijfel
achtig verhaaltje gegeven hebben, wan
neer niet „The Archers" de mogelijk
heden der kleur tot nieuwe kwaliteiten
ontplooid hadden. Dat te zien geeft de
overtuiging dat het met de kleurenfilm
toch niet zo slecht is als het soms wel
eens lijkt. y. G.
De componisten
p ORNELIS VETH citeert in zijn bcken-
de boek „Muziek en Musici in de
Caricatuur" het volgende uit een boekje
van 1841. getiteld: „Naturgeschichte des
Musikanten von Hilarius Paukenschlager"
dat hij een vertaling of bewerking acht
van een der vele „physiologies" met hout
gravures die in die tijd uitkwamen.
„Gluck zocht, om zijn verbeelding
naar Tauris, Sparta of de onderwereld
te verplaatsen, de eenzaamheid op een
uitgestrekte weide. Daar werd zijn piano
gezet en om hem heen enige flessen
champagne. Cimarosa daarentegen toon-
dichtte het liefst te midden van ru
moer. Omringd door vrolijke feestvie
rende vrienden schreef hij zijn opera
„II matrimonio sefcreto". Haydn liet zich
eerst kappen en friseren en trok zijn
beste kleren aan. Hij stak ook een ring
aan de vinger, die hem de grote Frits
had geschonken. Rossini kon het niet
uitstaan dat men zfjn werken voor hem
zong. Men verveelde hem geducht in
plaats van hem een genoegen te doen,
als men te zijner ere zijn muziek uit
voerde. Hij componeerde uiterst gemak
kelijk en vlug, te midden van bezoeken
en feesten. Meyerbeer schiep het liefst
bij foei-slecht weer, als de wind huilde,
de regen in stromen neerstortte en de
donder ratelde. Dit is wel geheel de ro
manticus! Een woest ruiter reed Parijs
binnen en stortte zich met paard en al
midden in de groenten- en vismarkt.
Groentenhandelaren. visventers. markt
meesters. politie-agenten, alles schreeuw
de door elkaar. Het was Aubcr, die al
dus de motieven zocht voor het markt-
koor in zijn „Stomme van Portici".
Ik weet niet of dit alles precies waar is,
maar er zal in de werkelijkheid genoeg
aanleiding geweest zijn om deze anecdo
tes als schildering der waarheid te ver
tellen. Humor is de zin van het „savoir
vivre" en het savoir vivre is in de diepste
zin de natuur der componisten. Ik bedoel
niet dat iedere componist voortdurend,
dus on-onderbroken een zekere gemakke
lijkheid van levenshouding heeft, waar
door hij alles licht opneemt; integendeel,
ik meen dat het tot de natuur van de com
ponist behoort om het leven helder te
zien, onafhankelijk van de wijze waarop
het door de wereld gegrepen cn vastge
legd is. De wereld meent dat de compo
nisten vreemd zijn en dat de wereld echt
is; de romantiek noemt men een zij het
dan sympathieke verdwazing maar de
waarheid is dat de wereld niet echt is en
de romantiek wel. Het is natuurlijk een
vergissing wanneer een jonkman naar een
voorwaarde voor Kunstenaarschap zoekt
en zich tracht te onderscheiden. Zoeken,
trachten en onderscheiden zijn dan even
min echt als de toestand waarop hij een
uitzondering wil maken. Het komt alleen
op de echtheid aan, en die is bij iedereen
anders.
De wereld is in de laatste honderd jaar
wel honderd maal veranderd, maar de ar-
tisten veranderen in wezen nooit. Het is
waar dat geen modem componist te paard
zal springen en naar een drukke markt
galopperen om eens goed reëel in de
situatie van zijn nieuwe opera te verkeren,
of er tenminste de motieven en het rbyth-
me van een koor te vinden, maar u kunt
er zeker van zijn dat een goed componist
nochtans de echtheid van zijn tonelen
(om nu maar bij de opera te blijven) met
niet minder helderheid ziet en beleeft dan
de goede, oude Auber in Parijs. Het doet
er niet toe of er kwestie is van een blij
spel of van een tragedie. In beide geval
len gaat het voor de componist om de
werkelijkheid, niet de wereldlijke werke
lijkheid, maar de muzikale, dat is de echte
werkelijkheid. De componisten van hon
derd jaar geleden sprongen met de wereld
om alsof deze de natuurlijkheid der ro
mantiek begreep. In zekere zin was dit
ook wel het geval: ik wil wel aannemen
dat er een verschil was tussen de maat
schappelijke mensen van toen en van de
tegenwoordige tijd, maar dat het een
aangenamer tijd voor de artist was. geloof
ik niet. Men was sentimenteel, huilerig,
pathetisch en positief dwaas, er waren
eenvoudig andere ergernissen en belache
lijkheden dan tegenwoordig- Want de
toenmalige romantiek der wereld was een
andere dan de natuurlijke romantiek der
componisten. Overigens zijn er toen. even
zeer als thans, wederzijdse invloeden ge
weest op zwakkere naturen. Chopin heeft
zich als vorstelijk individualist altiid
in volkomen echtheid gehandhaafd. Schu
mann echter heeft al te dikwijls de ken
merken van de gevoelswereld, waarin hij
als burger leefde. Zo zijn er in onze tijd
ook componisten, die geen eigen vrijheid
genoeg hebben om het zogenaamde „eigen
tijdse" buiten de deur van hun artistiek
paviljoen te houden. Het zal de onsterfe
lijke roem van Beethoven blijven dat hij
altijd zichzelf was, maar het was zijn
tragedie dat hij toch illusies koester
de. Uit zijn eerste Symphonic klinkt ge
luk en straalt zonneschijn, uit zijn Negen
de een krampachtige strijd. Ook in deze
Negende is zijn enorme energie en en
thousiasme indrukwekkend en meesle
pend, maar de hopeloze zucht om verzoe
ning hangt als een schaduw bij het kunst
werk.
Is dan 64s n«re op zlchzeir
voor ons een element van schoonheid en
dus een bron van vervulling? Wanneer
het kunstwerk de weerklank was van een
tragedie, welke zich buiten het eigen le
ven van de maker, in legende of historie
afspeelde dan zou het werk als ware ro
mantiek volkomen echt en dus in zichzelf
bevredigend zijn. Het is echter de werke
lijkheid der wereld die Beethoven-zelf
verteerde en daarom is zyn Negende Sym
phonic minder klassiek dan zijn Eerste.
De goede verstaander begrijpt dat ik niet
knaag aan de adel van Beethoven's leeu
wenkracht. maar slechts wil opmerken
dat de schoonheid dezer symphonic be
staat niet door. maar ondanks het contact
met de wereld-
HENDRIK ANDRI ESSEN.
Verbetering.
In mijn vorige artikel staat op de 27ste
regel: bungelen. Ik dank de zetter, want
hij heeft mij onbedaarlijk doen lachen;
ten tweede deel ik mee dat prof. Reeser
sprak van bundelen. H. A.
Eerste Volksconcert H.O.V.
De reeks Volks-concerten 1947/48 (Serie C) rel
worden geopend met een concert op Dinsdag 21
October, dat onder leiding zal staan van Marinus
Adam. solistische medewerking zal wor
den verleend door de pianist Hans Meihuizen.
Dit Volks-concert zal worden begonnen met de
Ouverture Le rol d' Ys van Fxl. Lalo, waarna de
solist het pianoconcert Op. 30 van RImsky—Kor
sakoff zal spelen. Na de pauze volgt, op veel
vuldig verzoek, een herhaling van de Symphonic
No. Ill van Hendrik Andrlessen, waarvan de
eerste uitvoering te Haarlem op het I^xlen-con-
cert van 3 October plaats vond Het concert zal
worden besloten met een uitvoering van Die
Moldau. symph. gèdicht uit de Suite „Mtjn Va
derland" van Smetana.