Literaire kanttekeningen V Verhalen uitdeoudedoos ZATERDAG 18 OCTOBER 1947 3 LEONARD HUIZINGA: „De dichter vaart tussen twee stormen". P. N. van Kampen Zn., Amsterdam. LI ET IS GEEN BEHAGELIJK gevoel, eens met fantasie-rijke humor een I boek geschreven te hebben als een vlucht uit innerlijke nood en bezorgdheid om de bedreiging der tijden, en steeds weer ge noemd en geroemd tc worden als de auteur van „dat vermakelijke boek". Zo verging het Leonhard Huizinga met zijn „Adriaan en Olivier",' dat hem, zoals hij mij eens zei van een onschuldige vreugde in zekere zin tot een hinderlijke last werd. Maar er is ook nog die andere, eigènlijke, Huizinga: schrijver van „De Zevende Dag", „Hieronymus", dichter van „De Laatste Karavaan" en nil van deze „Vaart tussen twee stormen". De eerste drie regels van een nog on voltooid gedicht en een simpel kranten bericht brachten hem, zwerver in zijn hart, op drift; drie dichtregels dreven hem terug naar z ij n bergen, de bergen van het grensland Oostenrijk, gelegen tussen Oost en West. tussen een wereld waar Strauss' feestelijke cadansen naklinken cn een ontnuchterde 20ste eeuw, aarze lend-afwachtend tussen een nog nabloe- I dende vrede en een nieuwe oorlogsbeproe ving- Want het is September 1937 als de dichter de drang van zijn hart volgt en ver van een angstig-ineengedoken wereld het machtig natuurwonder gaat meebe leven van de avontuurlijke houtvlotten, die nog nageuren van stervend levenssap en stroomafwaarts gestuwd worden op onstuimige bergstromen in 't Stiermarkse eerst, op de statige, bontomzoomde en door velen heren landen stromende Donau dan, Boeda-Pest tegemoet: een wilde vaart soms, waarvan de onstuimigheid wordt bezworen door het wakkere werk der vlotters waaraan de dichter deelneemt, blaren in de handen en een tot geboorte dringend vers in zijn hart. Want hij kan zichzelf nóg zo trachten te vergeten in de beleving van al het schone en goede der aarde, van het meeslepend en nu eens overweldigend dan weer lieflijk strelend natuur tafereel om hem heen, hij blijft wat hij is: een mens die strijdt met een al te pijnlijke herinnering èn een dichter die er van zingen moet. Een landing, een ver blijf in een nachteenzame stad, een hoofd dat een ogenblik buiten het raam wordt gestoken in verlangen naar menselijke nabijheid, een verlicht venster aan de overzijde der straat, een jonge vrouw, die I er gratievol een hoed past en het is on ontkoombaar; de herinnering aan iets dat vergeten moest worden is er weer. „Hij heeft haar gezicht niet kunnen onder scheiden in de afstand, maar hij gelooft te weten hoe dat gezicht zou kunnen zijn, hóé de ogen, wélke de mond. En haar stem daarvan is hij zeker haar stem kan hij horen wanneer hij de ogen sluit." Want het lééft immers nog in hem. lang al, dat herinneringsbeeld, dat vergeten moest worden. Die nacht rijpt er een vers in hem, waarin de eenzaamheid troost tracht te puren uit een ,,een drijven naar de verten" met hun groenende oevers, donkere mensverlaten bossen, vredige dorpen met groetende bewoners, wijnber gen met druiven die rijpen in de herfst zon en er de gouden glans van meene men, grazende reeën aan de zoom van stille wouden, bekoorlijke appeltuinen, zegenend zonlicht en het fluisterend-ge heimzinnig geklots var^-het water Do- nauwater dat de vlotten oostwaarts drijft alsof in het naderend herfsttij de zomer achterhaald kon worden. Troost en ver zoening zijn ook de warme soep, de koele most, de welgezinde kameraadschap der vlotters, de klare wijn, genoten in her bergen tijdens het nachtelijk oponthoud. Maar alles tesa'am is niet vertroosting en vergetelheid genoeg om zichzelf te ver bergen dat er een „ginds" is een be angst mensenbestaan, waarvan een ge leerde en kunstzinnige vader eens schreef: wij leven in een ontredderde we reldwoorden waaraan de dichter nü moet têrugdenken en een „vroegere* waarvan de herinnering sinds het beeld voor het raam niet wil zwijgen. En dan droomt een dichter, gezeten op de rand van het vlot in lichte nacht, droomt dat het hem duizelt en hij overboord slaat, prooi van de stroom als een van het vlot losgeslagen boomstam, en terugkerend ge schramd en gekneusd. En tijdens een daarop volgende slaap voltrekt zich het wonder, keren smartelijke herinnerings beelden' zo levendig weer, dat zij de mid dag daarop onder een /.duizeling van blauwe lucht" tot woord worden en hem het sluimerend gedicht ten einde doen schrijven: „Toch stokt de adem in den nacht De vlam van 't hart brandt laag En eeuwig smart de vraag Om haar, om haar, die niet meer wacht". Zo blijft ook een vlotbevarende zwerver een dichter, in wie een van verre ratelen de wagen in de nachtstilte doet terug denken aan een tuin van 'het paradijs, nu „door haar stappen verlaten": Haar stappen hebben deze tuin verlaten. Het heeft geen zin hen nog te wachten. en die regels blijven doorruisen in zijn hart, ook al fonkelt de wijn 's avonds in de glazen waarmee de vlotters klinken, «k al neemt de dichter deel aan de le- ^Inslustige zotternij der bemanning, ook al streelt al het schoon dat de Donau- oevers omzoomt zijn oog; want hij hoort die roepende stem in het klotsende water: „Zo weinig doet die bitt're vlam ontbranden: Een stem kan als de hare spreken Een ecnd're gang, gelijkenis van handen Dit zijn de dingen die het hait deen breken", een versmelodie die herinnert aan Weru- meus Buning, met wie deze dichter in meer dan één opzicht gelijkenis vertoont. En zo drijft het dichtersvlot Boeda- Pestwaarts langs stille oevers, langs ont nuchterend-bedrijvige steden ook wel, maar als verzoening eveneens langs vre- dige, wereldvergeten dorpen onder een besohouwelijke herfstzon die niet verhoe den kan dat de harten van velen nu een maal niet zuiver on hun driften vaak troe bel zijn. Was het Schopenhauer niet die eens zei, dat de wereld wel schoon is om naar te kijken? Om naar te kijken, dank baar en tijdelijk verlost. Aangekomen in Boedapest weet hij echter maar al te goed, de dichter, „dat hij slechts een korte wijl gevaren heeft in de stilte tussen twee stormen" en van zijn reis meebracht enkele verlossende gedich ten en een „herinnering" die neergeschre ven zou heten: „De dichter vaart tussen twee stormen": geen „volmaakt" boek, waar de dichter een enkel maal zich laat meeslepen op de stroom van zijn woord als het vlot op het Donauwater, soms ook een ogenblik zijn eigen stem niet verstaat en verzeild geraakt in een traditionele zinswending. Maar wat doet het er toe: aan het liefste gelaat ziet men de tekort koming niet, zeker niet als dit een zo be proefd en toch warm en innig hart ver raadt zoals dit dichterswerk, dat de schrijver in de wereld der bezorgden doet terugkeren met déze zekerheid: „dat het zijn lot en zijn plicht is om beladen met al zijn herinneringen de storm, die rond de wereld opsteekt, met opgeheven hoofd tegemoet te gaan C. J. E. DINAUX. De 9 Muzen Marie Faassen weer als Eva Bonheur. Woens dag 22 October geeft het Nederlands Volkstoneel, onder regie van Hans van Meerten, in de Doe lenzaal te Amsterdam de eerste weder-opvoering van Heijermans' „Eva Bonheur". Dank zij de medewerking van de leiding van het Amster dams Toneelgezelschap zal mevrouw Marie Faassen, die de titelrol meer dan 200 maal onder de persoonlijke leiding van Heijermans speelde, thans deze befaamde rol als gast van het Volks toneel vervullen. Artistiek hulpbetoon Onder de dertig kunste naars, die medewerken aan het plan van de Unesco tot steun aan kunstenaars in door de oorlog getroffen landen, bevinden zich de schil ders Henri Matisse. Marc Chagall, Jean Lurcat en André Cteizes, Iedere kunstenaar zal een schilderij aan de verzameling van de Unesco ter beschikking stellen. De schilderijen zullen na een openbare tentoonstelling verkocht worden en-voor de opbrengst zal schildersmateriaal wor den aangeschaft ter verdeling in landen, waar dat moeilijk te krijgen Js. Coleridge-herdenking. Albert Vogel Jr. zal met een voordracht van „De ballade van de oude zeeman" op 25 October in Den Haag de geboortedag voor 17S Jaar van de Engelse dichter S. T. Coleridge herdenken. De vertaling is van Anthonie Donker, de illustrerende muziek van de letterkundige B. Roest Crolllns wordt door de pianist Theo van der Pas vertolkt. Strauss en Kraus. De 83-jarige Richard Strauss heeft thans zijn nieuwe opera „De liefde van Danae" geheel voltooid. Deze opera zou op het muziekfeest te Salzburg irt 1!H4 haar première beleefd hebben, indien Goebbels het gehele muziekfeest niet had afge last. Strauss, die het werk reeds geheel ten to nele gevoerd heeft gezien, daar dirigent Clemens Krauss ondanks Goebbels' verbod er op stond om tot en met de generale repetitie in eostuum de uitvoering voor te bereiden, wil de première ook nu voor Salzburg bewaren. Het laboratorium voor atoomonderzoek in de Watergraafsmeer bij Amsterdam nadert ijn voltooiing. Voor de proeven, welke Nederlandse geleerden hier op het gebied der atoomsplitsing zullen nemen, wordt een cyclotron gebouwd, welke de grootste in Europa zal zijn. Deze cyclotron bevat een zeer sterke electromagneet, waarvan men (op de voorgrond) een der beide spoelen zietbestaande uit 15 km koper draad van 3 cm dikte. Nieuwe telefoonkabel Nederland—Engeland Engelse technici, opvarenden van het kabelschip „Alert" van de General Post Office, hebben het eind van de nieuwe telefoonkabel AldeburghDomburg, welke kabel Woensdag is gelegd, gelast aan het kabebtuk, dat reeds eerder van het ver- sterkesstation te Domburg naar het strand was gelegd. Dit geschiedde met polytheen, een plastisch materiaal. Een dergelijke methode van lassen heeft de PTT nog niet toegepast. De Engelse technici werden door Nederlandse collega's geassisteerd. De nieuwe kabel bestaat uit slechts twee koperaders, doch het is mogelijk hierover door middel van draaggolftelefo nie tegelijkei-tijd 84 gesprekken te voeren. Weer bonnen voor fietsbanden Het Centraal Distributiekantoor deelt mede, dat tot en met 30 November op de bon C31 van het inschrijvingsbewijs voor vervanging van fietsbanden B I 611 een toerbuitenband verkrijgbaar is. Verder is eveneens tot en met 30 No vember op bon A13 van het inschrijvings bewijs voor eerste montage een buiten band en op bon B13 van dit inschrijvings bewijs een binnenband verkrijgbaar. De „Ajax" overwon de „Beverwijk" De drijvende bak ,Ajax" is er in ge slaagd het kostbare wrak van de bagger molen „Beverwijk 14", dat sinds 1944 in de Schelde bij Bergen op Zoom aan de grond zit, uit de modder los te krijgen. De „Ajax" verrichtte in weinig dagen een werk, dat men met andere middelen in anderhalf jaar niet tot stand kon brengen, liet wrak kon 7 meter worden gelicht, hoog genoeg om de gaten te kunnen dich ten. Daama zal men hetf leegpompen en naar de haven van Bergen op Zoom slepen. Nog Weense kunstschatten in het Rijksmuseum Nu de schilderijen en een deel vaai de Bourgondische schatten naar Parijs zijn verzonden, heeft de directie van het Rijks museum te Amsterdam de opstelling van de nog zeer belangrijke overgebleven kunstschatten van de Weense tentoonstel ling gereorganiseerd. Aan de verzameling van beeldhouwwerken, edelsmeedwerk, wandtapijten, bergkristal, juwelen, wapen rustingen enz. zijn toegevoegd een tiental lfide-eeuwse Brusselse tapijten en enige Vlaamse miniaturen, o.a. van Gerard Ho rebout. die in ons land nog niet te voren zijn tentoongesteld. Bovendien werden de verluchte handschriften op andere blad zijden opengelegd, zodat de fijnproevers van veel nieuws kunnen genieten. Daar onder is de Kroniek van Jeruzalem, een vervolgverhaal in twaalf tafrèlen, en het reglement voor de stalmeester van het Bourgondische Hof. Deze gewijzigde Oos tenrijkse tentoonstelling, dié zich over de ere-galery, drie grote zalen en een aantal kabinetten uitstrekt, blijft nog tot en met Zondag 2 November dagelijks geopend, doch niet des avonds. Toneelberinneringen en toneelportretten In mijn vorige artikelen heb ik het reeds l Parijzenaars en de claque een geduchte twee maal over Louis Moor gehad. Hij is knauw". één der interessantste figuren geweest, die ik in mijn leven ontmoet heb. omdat hij de enige was, die mij nog wist te vertellen over het toneel uit de tijd toen Peters, Mo rin, Veltman, Christine Stoetz en mevrouw Kleine-Gartman nog de idolen waren van het Nederlandse schouwburgpubliek. Die verhalen uit de oude doos waren zo aardig, dat enige ervan niet in deze toneelherin neringen mogen ontbreken. Natuurlijk roemde Moor, als man van de oudere generatie, het toneel van vroeger. „De verhoudingen bij het toneel waren vroeger heel anders dan nu", zei hij mij eens. „Er was veel meer kameraderie onder de tonelisten. Vroeger was er een sterkere band tussen de acteurs en actrices dan te genwoordig. Goeie genade, wat heb ik wel 'n pret op het toneel gehad. Wij hadden veel meer jolijt en plezier onder elkaar, vooral op reis. Natuurlijk was het reizen en alles in de provincie toen nog heel primitief. Ik heb de tijd van de trekschuit en de diligence nog meegemaakt. En dan die kleine toneeltjes en hok- kerïge kleedkamers! In Bussum waren de kleedkamers in een stal en had ik als ach terbuur een paard. Als het beest geslagen had, had het het dunne beschot en mij et- bij onderste boven getrapt. Maar het ergste was het in Gouda. Daar heb ik eens de Gysbreght gespeeld op een toneeltje niet groter dan 'n kamer. Daar in Gouda heeft de oude Albregt. die altijd vol grappen zat, eens de volgende mop uitgehaald. De engel Rafaël moest, om „uit dè wolken" te kunnen spreken, op een tafel staan. Er werd dan een coulisse weggenomen, waardoor Rafaël in een gat tussen de wolken zichtbaar werd. Mooi was het allerminst, maar anders ging het nu eenmaal niet. Nu was de acteur, die in Gouda Rafaël speelde, zó klein, dat hij met zijn hoofd niet boven de wolken uitstak, waarom er nog een stoof op de tafel weid gezet. Maar wat deed nu Albregt? Hij haalde stiekum een test met gloeiende ko len en juist voordat Rafaël zou inzetten: „O, Gysbreght, zet getroost' uw schouder onder 't kruis!" schoof hij de tast in de stoof. De engel, die op zijn kousen stond, kreeg het zó warm aan zijn voetzolen, dat hij begon te trappelen. Op het laatst kon hij het niet meer uithouden en bij de regel: „Schep moed en wanhoop niet!" zagen wij opeens Rafaël in de diepte verdwijnen. Hij was met een kreet van de stoof afge sprongen en de rest van zijn prediking moest het publiek maar geloven". Opeens legde Moor zijn hand op mijn arm en zei: „Nu zal ik je nog iets aardigs vertellen, van wat ik in Parijs heb meegemaakt. Het was in het tentoonstellingsjaar 1868, dat ik op een avond in het Théatre francais Britannicus heb gezien. Het was een gala voorstelling en de keizer verscheen er met zijn gasten. Wilhelm I, kroonprins Fried- rich en Von Bismarck. Ik zie ze nog naast elkaar in de keizersloge zitten, Napoleon III en Wilhelm, en daarachter de kroon prins en Von Bismarck en dat in het Théatre francais! Ik had een biljet fau teuils d'orchestre genomen, maar ze had den mij zo'n slechte plaats vlak tegen het toneel gegeven, dat ik niets dan de pruiken van de spelers zou kunnen zien. Ik protesteerde daarom en vroeg als direc teur van de Stadsschouwburg te Amster dam een andere plaats. „U kunt van hier toch de Keizer en de Koning prachtig zien!" zei zo'n deftige meneer tegen mij. „Pardon", antwoordde ik, „ik ben voor Nero en Britannicus en niet voor Napoleon en Wilhelm hier gekomen". Na veel vijven en zessen kreeg ik einde lijk 'n plaats vlak naast de „claque". Hét spel begon en ik had nu en dan al met be langstelling zitten kijken naar de werk zaamheden van do claque, die telkens een roffel van applaus? gaf, wanneer de chef die achteraan zat zijn voorman op de rug tikte. In één der pauzes zei ik tot zo'n claqueur, die het allerhardst had meege- klapt: „Ik kan hier niet alles verstaan!'" En wat antwoordde de man, die officieel met het applaudisseren belast was? „Ah. monsieur, je ne comprends rien du tout!" Hij had dus geen woord van heel het stuk begrepen. „Bent u misschien ook vreem deling?" vroeg ik naïef, maar hij keek me verontwaardigd aan en zei vol waardig heid: „Ah non. monsieur. Je suis Parisien". Op dit ogenblik kreeg mijn eerbied voor de Toen ik Moor eens vroeg, hoe hij over de moderne toneelspeelkunst dacht, kneep hij opeens zijn ogen dicht en maakte hij een veelzeggend gebaar. „Beste man", zei hy, „ik ken geen ouderwetse toneelspeclkunst. Ik ken alleen maar de echte, de ware to neelspeelkunst". Over het expressionisme, dat toen zo'n beetje in de mode kwam, was Moor in het geheel niet te spreken. „Allemaal schreeuw! Bombast en onnatuur!" vond Moor. „F-n aan de andere kant zijn velen gelukkig niet allen hoor! vervallen in de fout van het toonloos brabbelen zon der enige kleur of uitdrukking. Dat heet dan modern, maar ik vind het afschuwelijk. Het publiek heeft er voor betaald, niet alléén om het stuk te zien, maar ook om het te ho r e n. en dat vergeten de acteurs en actrices van tegenwoordig maar al te yeel". Op mijn vraag, wie hij de grootste acteur van zijn tijd had gevonden, antwoordde Moor die altijd 'n beetje jaloers op Louis Bouwmeester is geweest Victor Driessens, le maitre de nous tous!" „Een prachtig acteur was deze Vlaming, van wie wij ontzaglijk veel geleerd nebben Opmerkelijk was het. dat Hubert la Roche mij eens hetzelfde heeft gezegd, al noemde hij dan allereerst Louis Bouwmeester. Van al het overdreven huldebetoon met kransen en bloemstukken, zoals dat lang zamerhand in de mode was gekomen, moest Moor niets hebben. Hij vond dat alles ..humbug", die in een paardenspel, maar niet op het toneel thuis hoorde. „In mijn tijd", zo vertelde Moor, „was een krans een hoge uitzondering. Een heel enkele maal, op een benefiet-voorstelling, kwam net wel eens voor, dat een acteur een krans kreeg, maar dan nooit zo'n lob bes van een meter middellijn, zo'n nieuwe haring-krans- maar een werkelijke lau werkrans, zoals de Grieken en Romeinen vroeger na een overwinning om de slapen werd gedrukt. Zo'n krans werd dan uit het publiek mar het toneel geworpen en de artist, voor wie hij bestemd was, raapte hem daarna op. Maar ik zeg je, dat was 'n grote uitzondering. Nu wordt het een uitzondering, als er niet een hele bloemen winkel van achter de coulissen op het to neel wordt gesleept". J. B. SCHUIL Bergen op Zoomse bakkers knechts gaan staken In Bergen op Zoom is een geschil ont staan tussen de bakkersgezellen en hun patroons. Deze laatsten willen namelijk niet de vacantie-toeslag uitbetalen. De ge zellen hebben aangekondigd met ingang van Vrijdag 24 October te zullen staken. Zij namen dit besluit na overleg met de Nederlandse Katholieke Bond voor Brood bewerkers. Over Muziek Dij de Rotterdamse Droogdokmaatschappij worden kerkklokken, welke in beschadigde toestand uit Duitsland zijn teruggehaald, eleclnsch gelast. Om scheuren bi? het las sen te voorkomen worden de klokken tot een temperatuur van 400 graden Celsius verhit. Op de voorgrond een gerepareerde klok van de St. Maartenskerk in Tiel. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 18 OCTOBER Stadsschouwburg: „De dans in 't geluk", 8 uur. Palace: „Moord onder narcose", 18 j.. 2.00, 4.15, 7.00 cn 9.15 uur. City: „Tarzan", toeg. 14 j., 2.15. 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: ,.De klokken van Capistrano" en „Zamboanga", alle leeft.. 2.30, 7 00 en 9.15 uur. Rembrandt: „De haven der ver leiding", 1-8 J„ 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor- theater: „Berucht". 18 j., 2,00. 4.15 7,00 en 9.15 uur. Frans Hals: Fanny by gaslight", 18 j„ 2.30, 7.00 en 9.-15 uur. ZONDAG 19 OCTOBER Luxor: Haarlemse Kunst Gemeenschap „Mr. Smith Goes tot Washington". 11.15 uur. Stads schouwburg: Operette „De dans ln 't geluk", 200 en 8.00 uur. Bioscopen: Middag- en avond voorstellingen. MAANDAG 20 OCTOBER Stadsschouwburg: Operette De dans in 't ge luk". 8 uur. Hof van Holland: Ned. Ver van fediohandelaren, openbare vergadering, 3 uur. rv E KLEUR als technische verrijking van de film is het stadium van proef nemingen voorbij. Tegenwoordig is het maken van een kleurenfilm geen hachelijke onderneming meer en het resultaat kan van tevoren vrij nauwkeurig worden vast gesteld. Volmaakt natuurlijk zijn de ver houdingen nog niet, maar kakelbonte ef fecten zoals die in de eerste kleurenfilms voorkwamen en die aan slechte prent briefkaarten deden denken, komen nu niet zo vaak meer voor. Maar de artistieke mogelijkheden zijn nog lans niet alle onder controle en ver scheidene regisseurs hebben bewezen dat ze er nog geen flauw idéé van hadden wat ze met die kleurenrijkdom moesten beginnen. Het werd hen wel duidelijk dat de hoogste roeping van de kleurenfilm nooit kon zijn de tinten alleen maar natuurgetrouw weer te geven. Dat is alleen al uit technisch oogpunt onmogelijk omdat de, aan de film eigen, snel wisselende beelden zulke schok kende contrasten teweeg zouden brengen dat de kleuren meer als een storende dan als een verrijkende factor ondervonden zoucfen worden. Ook binnen elk beeld zelf moesten de kleuren met zorg gekozen en gerangschikt worden om een harmonisch effect te weeg te brengen. Zo leerde men heel gauw dat de kleuren om een doel bewuste toepassing vroegen. Wat was echter dat doel? Voor menig regisseur niet veel meer dan de toeschou wers verbluffen met effecten als van een vuurwerk, met schilderachtige taferelen, met een verbluffende rijkdom en een tot in het oneindige voortgezette afwisseling. Telkens kan men bij het zien van een kleurenfilm merken, dat de makers ver liefd geworden zijn op hun materiaal en dat zij een mooi beeld of een bijzonder gelukkige combinatie tot overdrevens toe uitdijen Zo leerden wij wel zien dat de kleur, de steeds bewegende kleur, onge kende mogelijkheden bood, die geheel afweken van wat wij kenden, bij voor beeld uit de schilderkunst, maar ook bleef er, ondanks mooie ogenblikken veel onzeker en onopgelost. Er zal nog veel geprobeerd en geleerd moeten worden eer alle geheimen van de levende kleuren doorgrond zijn. Er is op het ogenblik een film haar tournée door ons land begonnen, die laat zien dat er in dit opzicht steeds vorde ringen worden gemaakt. Die is „Black Nareissus", in het Nederlands „Het Huis der Vrouwen" genaamd. Zij is gemaakt door The Archers, het tweetal Michael Powell en Enter jc Pressbur- g e r, dat met het opmerkelijke werk „Een zaak van leven en dood" ook al bewees zeer gevoelig voor kleuren te zijn. Zij hebben hier hun inzichten" ten volle kun nen toepassen en het resultaat is een ware droom van kleuren. De geschiedenis van de film is ontleend aan een heel middelmatige roman van Rumer Godden en gaat over een kleine groep Anglicaanse nonnen die een kloos ter sticht ergens in de Himalaya, maar onder invloed van de ongewone omgeving haar roeping niet weet te vervullen. Ieder van haar voelt zich afgeleid van het werk naar wereldse gedachten; één wordt verliefd op een louche Engelse agent, en eindigt met waanzinnig te worden; de jeugdige moeder-overste herinnert zich al te sterk, dat zij ook eens een verliefd jong meisje is geweest. Dat alles wordt sterk in de hand ge werkt door de deels weelderige, deels on herbergzame entourage: die van een voor malige harem op een ongenaakbare berg top. Door dit alles is nog wat geheimzin nig gedoe om een fakir en een klein lief- desgeschiedenisje tussen twee jonge Hindoe's gemengd. Bet is een romannetje dat allerlei twijfel open laat, het is half ernstig en half melodramatisch: echt iets voor een film. Dat deze twee originele filmers het heb- Kathleen Bryon (links) Het Huis der en Deborah Kerr in Vrouwen", ben uitgezocht kan alleen om de mogelijk heden voor kjeur-effecten zijn. Want die zijn er. Alleen al het samenspel van de zinnelijke Oosterse sfeer, de strakke groep nonnen en de ongenaakbare pracht der natuur geeft eindeloze en grootse mo gelijkheden'. Die zijn verwezenlijkt op een verbluffende manier. Verbluffend door de pracht der kleurenschakeringen, maar ook door de weloverwogen dramatische wer king ervan. Hier wordt werkelijk ten volle gefilmd met de kleur. Zie de korte scène, waarin zuster Ruth, die haar gelofte niet verlengde, voor het eerst weer in een japon gekleed, voor een klein^piegeltje haar lippen verft. In het langzaam groeien van dat overvloedige rood ligt het hele proces van haar gees telijke ontsporing besloten. Of zie het kleurloze beeld van een nacht-donker ver trek dat langzaam met kleuren gevuld wordt als er iemand binnenkomt. Kleuren die laten merken hoeveel tegenstrijdige gedachten de binnenkomende kwellen. Dit is werkelijk kleuren-symboliek. Niet de kinderlijke, die liefde rose en koude blauw maakt, maar een die voortdurend werkt en leeft. Zonder dat de toeschouwer be wust haar effecten registreert. Deze dramatisering in kleuren van de sfeer is de kern van „Black Narcissus". Het verhaal zelf is te traag en te weinig scherp uitgesneden om uitermate te boeien, ook al is er goed spel in te zien. Deborah Kerr heeft een spirituele rol als gek wélde moeder-overste. David F a r r a r is zonder enige overdrijving een sinistere en amorele Britse agent. S a b u, de jonge Brits-Indiër, is wat arrogant en daarom goed op zijn plaats als een kleine vorst; minstens even goed als dit drietal is Jean Simmonds als een jonge, on tembare inlandse. Zij allen, met May Hallat als af schuwelijke harem-bewaarster, zouden echter niet meer dan een heel twijfel achtig verhaaltje gegeven hebben, wan neer niet „The Archers" de mogelijk heden der kleur tot nieuwe kwaliteiten ontplooid hadden. Dat te zien geeft de overtuiging dat het met de kleurenfilm toch niet zo slecht is als het soms wel eens lijkt. y. G. De componisten p ORNELIS VETH citeert in zijn bcken- de boek „Muziek en Musici in de Caricatuur" het volgende uit een boekje van 1841. getiteld: „Naturgeschichte des Musikanten von Hilarius Paukenschlager" dat hij een vertaling of bewerking acht van een der vele „physiologies" met hout gravures die in die tijd uitkwamen. „Gluck zocht, om zijn verbeelding naar Tauris, Sparta of de onderwereld te verplaatsen, de eenzaamheid op een uitgestrekte weide. Daar werd zijn piano gezet en om hem heen enige flessen champagne. Cimarosa daarentegen toon- dichtte het liefst te midden van ru moer. Omringd door vrolijke feestvie rende vrienden schreef hij zijn opera „II matrimonio sefcreto". Haydn liet zich eerst kappen en friseren en trok zijn beste kleren aan. Hij stak ook een ring aan de vinger, die hem de grote Frits had geschonken. Rossini kon het niet uitstaan dat men zfjn werken voor hem zong. Men verveelde hem geducht in plaats van hem een genoegen te doen, als men te zijner ere zijn muziek uit voerde. Hij componeerde uiterst gemak kelijk en vlug, te midden van bezoeken en feesten. Meyerbeer schiep het liefst bij foei-slecht weer, als de wind huilde, de regen in stromen neerstortte en de donder ratelde. Dit is wel geheel de ro manticus! Een woest ruiter reed Parijs binnen en stortte zich met paard en al midden in de groenten- en vismarkt. Groentenhandelaren. visventers. markt meesters. politie-agenten, alles schreeuw de door elkaar. Het was Aubcr, die al dus de motieven zocht voor het markt- koor in zijn „Stomme van Portici". Ik weet niet of dit alles precies waar is, maar er zal in de werkelijkheid genoeg aanleiding geweest zijn om deze anecdo tes als schildering der waarheid te ver tellen. Humor is de zin van het „savoir vivre" en het savoir vivre is in de diepste zin de natuur der componisten. Ik bedoel niet dat iedere componist voortdurend, dus on-onderbroken een zekere gemakke lijkheid van levenshouding heeft, waar door hij alles licht opneemt; integendeel, ik meen dat het tot de natuur van de com ponist behoort om het leven helder te zien, onafhankelijk van de wijze waarop het door de wereld gegrepen cn vastge legd is. De wereld meent dat de compo nisten vreemd zijn en dat de wereld echt is; de romantiek noemt men een zij het dan sympathieke verdwazing maar de waarheid is dat de wereld niet echt is en de romantiek wel. Het is natuurlijk een vergissing wanneer een jonkman naar een voorwaarde voor Kunstenaarschap zoekt en zich tracht te onderscheiden. Zoeken, trachten en onderscheiden zijn dan even min echt als de toestand waarop hij een uitzondering wil maken. Het komt alleen op de echtheid aan, en die is bij iedereen anders. De wereld is in de laatste honderd jaar wel honderd maal veranderd, maar de ar- tisten veranderen in wezen nooit. Het is waar dat geen modem componist te paard zal springen en naar een drukke markt galopperen om eens goed reëel in de situatie van zijn nieuwe opera te verkeren, of er tenminste de motieven en het rbyth- me van een koor te vinden, maar u kunt er zeker van zijn dat een goed componist nochtans de echtheid van zijn tonelen (om nu maar bij de opera te blijven) met niet minder helderheid ziet en beleeft dan de goede, oude Auber in Parijs. Het doet er niet toe of er kwestie is van een blij spel of van een tragedie. In beide geval len gaat het voor de componist om de werkelijkheid, niet de wereldlijke werke lijkheid, maar de muzikale, dat is de echte werkelijkheid. De componisten van hon derd jaar geleden sprongen met de wereld om alsof deze de natuurlijkheid der ro mantiek begreep. In zekere zin was dit ook wel het geval: ik wil wel aannemen dat er een verschil was tussen de maat schappelijke mensen van toen en van de tegenwoordige tijd, maar dat het een aangenamer tijd voor de artist was. geloof ik niet. Men was sentimenteel, huilerig, pathetisch en positief dwaas, er waren eenvoudig andere ergernissen en belache lijkheden dan tegenwoordig- Want de toenmalige romantiek der wereld was een andere dan de natuurlijke romantiek der componisten. Overigens zijn er toen. even zeer als thans, wederzijdse invloeden ge weest op zwakkere naturen. Chopin heeft zich als vorstelijk individualist altiid in volkomen echtheid gehandhaafd. Schu mann echter heeft al te dikwijls de ken merken van de gevoelswereld, waarin hij als burger leefde. Zo zijn er in onze tijd ook componisten, die geen eigen vrijheid genoeg hebben om het zogenaamde „eigen tijdse" buiten de deur van hun artistiek paviljoen te houden. Het zal de onsterfe lijke roem van Beethoven blijven dat hij altijd zichzelf was, maar het was zijn tragedie dat hij toch illusies koester de. Uit zijn eerste Symphonic klinkt ge luk en straalt zonneschijn, uit zijn Negen de een krampachtige strijd. Ook in deze Negende is zijn enorme energie en en thousiasme indrukwekkend en meesle pend, maar de hopeloze zucht om verzoe ning hangt als een schaduw bij het kunst werk. Is dan 64s n«re op zlchzeir voor ons een element van schoonheid en dus een bron van vervulling? Wanneer het kunstwerk de weerklank was van een tragedie, welke zich buiten het eigen le ven van de maker, in legende of historie afspeelde dan zou het werk als ware ro mantiek volkomen echt en dus in zichzelf bevredigend zijn. Het is echter de werke lijkheid der wereld die Beethoven-zelf verteerde en daarom is zyn Negende Sym phonic minder klassiek dan zijn Eerste. De goede verstaander begrijpt dat ik niet knaag aan de adel van Beethoven's leeu wenkracht. maar slechts wil opmerken dat de schoonheid dezer symphonic be staat niet door. maar ondanks het contact met de wereld- HENDRIK ANDRI ESSEN. Verbetering. In mijn vorige artikel staat op de 27ste regel: bungelen. Ik dank de zetter, want hij heeft mij onbedaarlijk doen lachen; ten tweede deel ik mee dat prof. Reeser sprak van bundelen. H. A. Eerste Volksconcert H.O.V. De reeks Volks-concerten 1947/48 (Serie C) rel worden geopend met een concert op Dinsdag 21 October, dat onder leiding zal staan van Marinus Adam. solistische medewerking zal wor den verleend door de pianist Hans Meihuizen. Dit Volks-concert zal worden begonnen met de Ouverture Le rol d' Ys van Fxl. Lalo, waarna de solist het pianoconcert Op. 30 van RImsky—Kor sakoff zal spelen. Na de pauze volgt, op veel vuldig verzoek, een herhaling van de Symphonic No. Ill van Hendrik Andrlessen, waarvan de eerste uitvoering te Haarlem op het I^xlen-con- cert van 3 October plaats vond Het concert zal worden besloten met een uitvoering van Die Moldau. symph. gèdicht uit de Suite „Mtjn Va derland" van Smetana.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5