c Literaire kanttekeningen 3 De 9 Muzen Kennismaking met Louis Bouwmeester Nieuwe boeken Crisisverschijnsels in Engeland ZATERDAG 8 NOVEMBER 1947 3 Kroniek der Poëzie /"v PGEGROEID IN EEN ontredderd tijds- bestek, arm aan idealen en beroofd van illusies, vergrofd in politiek opportu nisme, vervuld van vrees en twijfel aan de houdbaarheid van geestelijke waarden, omringd door een liefdeloos-vertechni- seerde wereld en bedreigd tenslotte dooi de verschrikking van een catastrophale uitbarsting der onheilskrachten die zich, ongebreideld door diepte van ziel en zui verheid van geest, hadden opgezameld, kon het wel niet anders, of de jongste dichtergeneratie moest wilde zij leven en dichten kunnen een goed heenkomen zoeken. Kan men er zich over verbazen dat hun zielsgesteldheid individualistisch bleef? Waar was hun gehoor? Een volks gemeenschap tot wie ze kon spreken ont brak tóén zo goed als nü en voor het dichterswoord had een uit angst ineenge doken en geestelijk noodlottig verarmde mensheid geen oor. En zo was het werk der jongeren vervuld van wereldverachting, van doodsbesef, van schampex-e hooghar tigheid. De één redde zich in eeo verbeeld Arcadië, de ander in een uit de herinnering opgeroepen jeugd en terugkeer tot de vei lige schoot der moeder, een derde in een vergetelheid brengende erotiek maar allen ondervonden pijnlijk en tragisch de tweespalt tussen hun „hemelse begeerte" en hun aardse gebondenheid, tussen hun droom van ongerepter en schoner wereld en de barre werkelijkheid. Deze dishar monie is in beeld en klank, in inhoud en versvorm, verholen door weemoed of fel- cynisch uitgesproken, in veler werk te horen. In de eenvoud hem eigen heeft A. Mar ja (pseudoniem voor A. Th. Mooy, geb. in 1917) in een berijmd verhaal, „De Keuze" (Bayard Reeks, KroonderBussumwaarin" een tedere en zangerige zegging telkens wordt doorbroken door een soms bittere, soms weemoedige onverbiddelijkheid, deze noodlottige problematiek voor goed in woorden gevat: het is de geschiedenis van een man in wie het brandend ^verlangen woelt naar een oord van schone ongerept heid, van eindelijke vervulling met het diepst en zuiverst begeerde, en door „de prachtige wilde onrust van zijn bloed" wordt voortgedreven als een „balling, trots en uitgebannen, bevriend slechts met zijn eigen slem, zijn lied", dat zingt van het schoonste dat hij uit de ontgoocheling gered heeft: de droom, waaraan geen wer kelijkheid beantwoorden kan. „Toen", dicht Maria, „viel een ander vuur": de vernietiging barst los, een radeloos kind vlucht in de armen van deze vereenzaam de, geeft aan zijn leven, gedeeld nu mét een uit de nood geboren gemeenschap van radelozen, zin de zin der werkelijkheid, waarin de wrede verwoesting het „zuivere goud dat eeuwen bleef bewaard" bloot gewoeld scheen te hebben. Hij offerde de droom, koos de dienende werkelijkheid. Maar ondanks de verbroedering van deze mensen-in-nood hoorde hij mèt het kind vreemde stemmen die spraken van een he melrijk dat afgedaan had, van een schip peren tussen eerlijkheid en list, soms ook van een geloof in de geest, „in 't eeuwig geldend recht". En toen het wereldvuur geblust was en een zieke wereld op gene zing wachtte, moest „wie schuw de moed vindt achter zich te kijken" zich weer door „alle gisterens achterhaald" voelen: weer schoot.de boosaardigheid tussen al de sple ten van de puinhopen, op en weer hoorde hij „het droef geschrei van Babel's stro men". Als hij, de opnieuw ontgoochel de, de droom weer oproept en opnieuw wil zingen, zijn eenzaam lied van slechts ver moede dingen, blijkt zijn stem hees, zijn lied geschonden te zijn. En zo reisde hij dan, vergrijsd, als „oude njan die in zich zelf wat mompelt" af. Het kind dat nau welijks van het lied gehoord had, opge groeid „in het gedrild rumoer der talloos velen", doet zijn keuze: het zoekt brood en dagelijks loon, zoekt vrouw en haard, en stelt zich tevreden met het onvermijde lijke, het nuchter-gangbare. In het symbo lisch luchtledige tussen een prijsgegeven droom en een verraden werkelijkheid klinkt in Maria's met een zo fijn verlopend en suggestief rhythme berijmd verhaal déze vraag (die meer is dan de problema tiek der dichters enkel): waarheen? Er zijn er, die ondanks alle verschrik king, zelfs achter tralies en in ontbering, hun geloof in het goede der dingen ver mochten te behouden, die alle leed konden dragen omdat zij zich veilig wisten te stellen in een droom „zo diep, zo puur en zo vervuld van heldere geruchten": ik denk aan W. S. Noordhout (pseudoniem voor J. W. Schulte Nordholt, geb. 1920) en zijn bundel „Het bloeiend steen" (Schild padreeks, Bruna-TJtrechthet geloof dat „het Rijk, het lichtgebied komt en bestaat in eeuwigheid" heeft hem als een kind eenvoudig en trouwhartig in een smarte lijke werkelijkheid doen zingen van de liefde voor de stille goede dingen: een perk met blauwe lissen op de binnenplaats van het gevangenkamp, „de heide en de bomen, de vreemde stemmen, die ik heb vernomen, in 't wilde land, waar 'k heb gespeeld als kind" en zich, als dromer, toch schuldig voelt, omdat de regen de aanklacht aan de ruiten striemt.... Met een schamperheid, waarachtig hij zijn hart verschanst, ging Ad den Besten in zijn bundel „Dubbel Leven" JM. Meu- lenhoff, A'dam) de werkelijkheid te lijf: wrang gevoel van beladenheid met de kwade erfenis van het voorgeslacht, doods besef, met bitterheid weggehouden melan cholie, een bijna pijnlijk geforceerde nuch terheid. geven aan zijn werk, dat al te zeer de sporen draagt van een „dubbel leven", waarmee hij zijn talent geweld aan doet, de kwade smaak der bitterheid: „Mijn lied wast uit een krank begin en blijkt per slot een dodenklacht" een dis harmonie die zich in een bedenkelijke zucht tot bizarre, oorspronkelijke zegging, in zijn verzen wreekt. Hoe anders, vol liefde voor zijn warme hartslag die aan zijn gedichten dat ontroe rende, mensnabije, en de zuivere eenvoud van beeld en gedachte geeft, weet Adriaan Morriën in zijn bundel „Het Vaderland" (De Bezige Bij; A'dam) van eenzaamheid en kwetsbaarheid, van weemoed en deer nis uit, de weg te vinden naar het lieflijk leven, dat hem „nooit zo bitter is, dat ik zijn zoete lust vergeet", naar geloof in de mens, wiens zuiverheid van gebaren geen ontgoocheling teniet kon doen. Is er door de jongeren wel zuiverder en eenvoudiger gezongen van de vertedering om de ont moeting met de geliefde, aan wie een hoogste samenzijn „moederhanden schonk", het wonder van het geboren-worden, de weldadige weigeborgenheid van het sa menzijn met vrouw en kind? Is moeder schap, natuurbekoring, levensliefde, een lieflijk gestreeld zijn door de schoon-een- voudige dingen, boven-persoonlijker be zongen door enig „jongere" dan door deze dichter, van wie men alles weet, zodra men met hem door het Overijsels sneeuw landschap is gegaan op het rhythme van zijn vers en hem dan hoort zeggen: „ik voelde de pijn van de witte sneeuw, een kuischheid te zuiver en groot voor dit le ven, een trots zo eenzaam als zonlicht op sneeuw". Is het niet hoopvol als een dich ter dit kan zingen: Niet alles ging verloren van een jeugd als deze, Vaak komen avonden als uit een oud verlangen En liggen onze handen in geluk ontspannen En is ons hart van vroeger leed genezen." C. J. E. DINAUX. Isbrautllsen lijdt sclüpbreuk met de „Martin Belirman" Een tegen de regeringen van Nederland en Nederlands-Indië ingediende eis tot schadevergoeding van circa drie millioen dollar wegens het in beslag nemen van de lading van de Martin Behrman in de lente van dit jaar, is door het federale gerechts hof van New York afgewezen. Dit besluit was gebaseerd óp departementale voor schriften, volgens welke buitenlandse re geringen niet betrokken kunnen worden bij een gerechtelijke actie van Amerikaan se hoven, tenzij een dergelijke regering, in dit geval de Nederlandse, zich met een der gelijke actie accoord verklaart. Stendhalprijs toegekend. De Stendhalprijs voor letterkunde is toegekend aan de 20 Jaar oude schrijver Michel Eaiaille voor zijn roman „Patrick". De Stendhalprijs bedraagt 100.000 francs. Berouw kwam na dc zonde. Het feit dat 100 jaar geleden Felix Mendelssohn-Bartholdy stierf werd deze week met een conceit van de Ber- lljnse Philharmonie herdacht. Aan het graf van de componist had een kleine plechtigheid plaats. Bovendien werden op verschillende punten van de stad tegen verlaagde prijzen herdenkings concerten gegeven. PFEIFFER UIT OOSTENRIJK VERTROKKEN. De leider van de Hongaarse onafhanke- Hjkheiaspartij Pfeiffer, die op zijn vlucht uit Hongarije te Wenen was aangekomen, bevindt zich, naar in betrouwbare kringen worden vernomen, niet langer in Oosten rijk. Het is nog niet bekend, wanneer en hoe Pfeiffer Oostenrijk heeft verlaten en waarheen hij zich heeft begeven. Binnenland Kampense diakenen stalen uit collectebusjes Voor de rechtbank te Zwolle stonden twee diakenen van de Broederkerk te Kampen terecht, die in de eerste maanden van dit jaar geld uit de collecte-busjes hebben gestolen. Het waren de voorzitter diaken K. R. en de diaken W. D. Er verdween herhaaldelijk geld uit de collecte-busjes. Men deed gemerkt geld in de busjes en later werd dit geld in de zakken van de beide verdachten terug ge vonden. Beide diakenen wisten van elkaar niet, dat zij zich aan diefstal schuldig maakten. In zijn x-equisitoir merkte de offi cier van justitie op dat dit wel een heel treurig misdrijf was, waaraan de Kampen- se bevolking zich ten zeerste heeft ge ërgerd. De verdediger mr. Perrin verklaarde, dat ware Christenen de openbare vervol- gmg van deze twee verdachten niet gaarne zien. „Het belang van de kerk brengt dit niet mee en het belang van de kerk is ook een belang van de openbare orde", aldus de verdediger. De officier van justitie eiste tegen K. R. een gevangenisstraf van een half jaar en tegen W. D. een gevangenissti-af van een jaar. 'JoneeJh erin nering en en toneelportretten IJST WAS IN DE LENTE van 1904, dat **ik Louis Bouwmeester voor het eerst ontmoette. De rederijkerskamer Cremer had te Haarlem een toneelspel van mij gespeeld en dat was voor mij reden genoeg om dit stuk aan Louis ter lezing aan te bieden. Ik was nog jong en de misstap was dus te vei-geven. Ik zocht de grote man na een opvoering van Taptoe te Den Helder 's avonds in hotel Bellevue op en xxadat ik hem had ver teld, dat Róssing in het Nieuws van den Dag en Van Riemsdijk in De Oprechte Haarlemse Courant er vriendelijk over hadden geschreven, beloofde hij mij grif het stuk te zullen spelen. Natuurlijk heb ik nooit meer iets van Bouwmeester over het stuk gehoord en het manuscript ook niet teruggezien. Ik vei-moed zelfs, dat hij het nooit heeft ingekeken. Er was in dat stuk geen enkele rol voor een speler als Bouwmeester en het was dus een grote vergissing van mij het hem ter opvoering aan te bieden. Maar ik heb toch nooit spijt ervan ge had, want ik had er een allerprettigste avond aan te danken. Bouwmeester was in een zeer opgewekte stemming en het was half drie, toen wij die nacht afscheid van elkander namen. Zelden heb ik een kunstenaar ontmoet, zo gewoon en wars van aanstellerij als Geschiedenis van de Indische Archi pel, van het begin der beschaving tot het doorbreken der Nationale Revo lutie door Bernard II. M. Vlekke. J. J. Romen en Zonen, Roermond. „Nusantax-a" heette dit boek, toen het in 1943 voor het eerst in de Verenigde Staten werd gepubliceerd. Een naam. door sommi ge nationalisten wel voorgestaan voor In donesië. Wie op het ogenblik een geschiedenis van de Oost-Indische eilanden uitgeeft, is bij voorbaat zeker dat men zijn werk zal lezen in de hoop dat het een beter begrip moge lijk maakt van de huidige toestand. In zekere zin is dat een wetenschappelijke interesse: maar een zuiver historische is het daarom nog niet. De geschiedenisweten schap bestaat in de eerste plaats om zich zelf: pas daarna wellicht tot nader begrip zeker nooit tot verklai-ing van het heden. Wie dan ook aan deze belangstel ling tegemoet komt, is geen puur geschied schrijver meer. En daar dr. Vlekke dit in de „Geschiedenis van de Indische Archipel" doet, is zijn resultaat in de eerste plaats een zeer leesbaar, sluitend en verhelderend relaas, dat voortdurend naar het voorlopig eind, het heden, reikhalst. Grimmig zon het zijn wanneer het werkelijk een doorwrochte geschiedenis was nu is het het verhaal van een ontwikkeling. Dit is niet smalend jegens het werk be doeld alleen als toelichting op zijn ka rakter. Speciaal op „de wisselwerking tus sen het autochthone Indische leven en de daarboven opgebouwde Indische maat schappij", is het boek gericht, naar dr. Vlek ke in zijn voorwoord verklaart. Dat impli ceert al de aan het licht gestelde beperking, die velen te eerder reden zal geven het boek te lezen, en er veel voortreffelijks in te vinden, alsmede een goed streven naar ob- en Bouwmeester jectiviteit. ook in het waterhoofd van het I boek: de beschrijving van de laatste dertig Over Muziek dacht toen aan zijn gezegde van die avond in het hotel te Den Helder. Het stuk, dat men uit Zola's L'Assommoir had getrok ken, was niet meer dan een dx-alcerig toneelgewrocht, maar in de laatste twee taferelen gaf Bouwmeester spel van zulk een verpletterende realiteit, dat men nauwelijks meer aan toneelspelen dacht. Ik zie hem nog voor mij met die gebroken ogen en kleine, uitgeteerde, trillende handjes en zijn krankzinnige angst. Het was de waanzin in al zijn verschrikkelijk heid en ik weet nog, dat een dame naast mij haar ogen met haar handen bedekte, omdat zij deze menselijke-ellende niet langer aan kon zien. Het was eigenlijk gruwelijk, doch het was geniaal. Maar wat kon deze zelfde man, die de menselijke hartstochten zo fel en groots wist uit te beelden, ook niet ontroerend teer en fijn zijn. Ik zie hem nog als voerman Henschel in het eerste bedrijf, owanneer hij van het graf van zijn vrouw Bouwmeester. Hij sprak over zijn kunst. komt, en ik hoor hem nog zeggen tegen alsof het de meest eenvoudige zaak van de Siebenhage: „Ik heb 'n half uur met haar wereld was. I gesproken, maar zij heeft mij niets gezegd, ,Och, meneer, je bent 'n goeie kok of je niets!" Het kon niet gevoeliger en We lachten beiden ging door: L „Och, Van Zuylen is er ook geen afschaf- jaar, die een vijfde ervan uitmaakt, fer door geworden, net zo min als ik. Maar *s mf.n 6®en specialist in de Indonesische als je Driessens als Coupeau had gezien,gogi-afie, dan moet. men wel een knart dan zou je er w aarachtig toe komen om flel,hts sch'elssn cnana de i"VentieX eeuw nooxt meex n borrel aan te raken. moet men het zonder doen. Men kan heter Enige jaren later mocht ik Bouwmees- wel voor over hebben als men zich maar ter als Coupeau in De Kroeg zien en ik realiseert dat het Indonesische nationalisme Prinses Josephine Charlotte van België is groot geworden. Zij is thans 20 jaar oud een charmante verschijning, waarin men moeilijk het meisje zal herkennen dat voor de oorlog met haar broertje Boudewijn haar vacantia aan het Nederlandse strand kwam doorbrengen. „LAFHEID" DIE MOED VEREIST. Daar hij détails van het plan-Marshall en stukken uit Byrnes' boek ..Speaking Frankly" had gepubliceerd, is Arno Rudert, vroeger redacteur van het blad „Frank furter Randschau", wegens „lafheid" door de Hessische communistische partij als lid geroyeerd. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 8 NOVEMBER Stadsschouwburg: „Glazen speelgoed", 8 uur. ï.uxor: „De duivel was de laatste gast", 18 j., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. City: „De zevende sluier", 14 j.. 2.15, 4.30. 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „De vrouwelijke Tarzan", 14 j.. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals: „Walvis in zicht", alle leeft., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Theater Plezier", toneel, 2.30 en 8,00 uur. Palace: „Avontuur op Martinique". 14 j„ 2,00, 4.15, 7.00 en 9.15 uör. ZONDAG 9 NOVEMBER Stadsschouwburg: „Glazen speelgoed", 8 uur. Gom. Concertgebouw: Wiener sangerknaben", S.30 uur. Luxor Theater: „Oke, mr. Deeds", 11.30 uur. Bioscopen. Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 10 NOVEMBER Stadsschouwburg: „Miranda", 8 uur. Gem. Concertgebouw: Herdenking wapenstilstandsdag, u. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. bent het niet. Nou. zo is het ook met toneel spelen: je kunt het, of je kunt het niet! Jammer, dat er zo velen op de planken staan, die menen, dat ze het kunnen zon der het te kunnen! Die moesten maar lie ver koekenbakker worden! Maar ja, koek jes bakken is ook 'n kunst." Hij vertelde mij die avond vol geestdrift van zijn plannen om Coupeau in L'Assom moir te spelen. Eén en al lof was hij over dit naar de bekende roman van Zola be werkte drama. Hij had De Kroeg voor het eerst te Brussel gezien met de grote Vlaamse toneelspeler Victor Driessens in de rol van Coupeau en vol bewondering sprak hij over de creatie van zijn eens zo beroemde kunstbroeder. „Ik kan je zeggen, meneer", zei Bouw meester zo ongeveer, „dat ik nooit zo be roerd van 'n komedie geweest ben als die avond. Ik was er met Willem van Zuylen. We waren beiden toch waarachtig geen kleine jongens in ons vak, maar ik kan je verzekeren, dat we kapot waren, toen het stuk uit was. We zeiden tegen mekaar: „Je zoudt er toe komen om nooit meer 'n bor- rel te drinken!" Even wachtte Bouwmeester en toen met 'n knipoogje: „U nog een grogje? Dan neem ik er ook nog één!" mooier. En welk een begenadigd blijspel-speler was hij tevens! Wie hem als de rebbe in Vriend Fritz heeft mogen zién. zal dit nooit meer vergeten. Hoe speelde hij elk toneel tje tot in finesses prachtig fijn uit. Hoe verrukkelijk geestig werd elk zinnetje ge lanceerd, welk een genot was het dat van leven tintelend spel te volgen! Ik heb het voorrecht gehad Bouwmees ter in het laatst van zijn leven nog eens als de Matroos in de éénacter van die naam te mogen zien. Wij dankten dat aan de toneelspelersstaking in 1922, toen Bouwmeester ten bate van de stakers speelde. Hij deed ons door zijn prach tig spel totaal vergeten, dat De Matroos feitelijk een onmogelijk, oud, roman- tiekerig product was. Zonder enige sentimentaliteit gaf hij die ruige zeeman, die na 18 jaar gevangenschap in zijn dorp terugkwam. Nooit zal ik vergeten, hoe hij, de 80-jarige, een liedje van herinnering zong, zo gevoelig en fijn, dat je alleen daarom reeds dankbaar voor de avond was. Ik weet nog, dat Louis Gimberg, die naast mij zat, tegen me zei: „Wie doet hem dat nog na? Niemand!" Zo werd dat ouderwetse stukje een' ju weeltje, enkel doordat Louis Bouwmeester het speelde. J. B. SCHUIL. Engelse filmactrice. Ze is onlangs uit geroepen tot filmster nummer één van haar vaderland en dus een dame van be tekenis. Op het ogenblik komt haar naam in alle Engelse kranten voor omdat zij ruzie heeft met de machtigste man in de Britse filmnijverheid: Arthur J. Rank, directeur van een omvangrijk complex productiemaatschappijen en bioscopen. Margaret wil namelijk niet spelen. Ex- was haar een rol toebedeeld in „Roses for her pillow", hetgeen vrij vei-taald zo on geveer wil zeggen „rozen op haar kussen", maar zij vindt dat een |-,.1 onbeduidend gegeven en i In -j 1 *-*-» I heeft ronduit verklaard, lllAI J dat ze alleen op wil treden V 'in goede films, er aan toe voegend dat ze al eens eerder geweigerd heeft om op te treden en toen ook gelijk bleek te hebben. Nu is ze geschorst en mag ze, volgens contract, zes jaar lang niet voor een film spelen. De film van rozen en het kussen is van de baan en waar schijnlijk mist niemand daar wat aan. Voor Margaret Lockwood is het niet zo erg dat ze niet meer filmt, want ze ver dient haar salaris nu wel op het toneel, maar een paar honderd man studio-per soneel, die op ongeveer hetzelfde tijdstip zonder werk kwamen, staan er anders voor. En zij hadden nog niet eens ruzie over rozen, maar werden afgedankt omdat de Engelse filmindustrie gaat bezuinigen. Beide gebeurtenissen hebben dezelfde oor zaak en de Engelse filmers beginnen al te schermen met het woord „crisis". Het is allemaal begonnen op het ogen blik dat Hugh Dalton een winstbelasting afkondigde op geïmporteerde films, een heffing, die in de vorm van een douane recht zou worden geïnd. Ze was kennelijk tegen Hollywood gericht en dat antwoordde dan ook prompt met zijn hele import in Engeland stop te zetten. De winstbelasting is zodoende een slag in de lucht geweest. Maar de consternatie was meteen in volle gang en zij onthulde wat al maanden broeide. De eerste reactie van eén deel van het publiek was: onze films zijn zó goed, dat wij de Amerikaanse best kunnen missen. De rest van de bioscoopgangers vond het jammer, maar het heftigste pro testeerden de bioscoop-directeuren, die aan kondigden dat ze over een half jaar hun zaken moeten sluiten, zodra de nog aan wezige Amerikaanse films zijn afgedraaid. Zij hebben namelijk 450 hoofdfilms per jaar nodig en de Engelse studio's maken er maar 45. Nu zou men denken, dat de filmprodu centen tevreden zouden zijn over het weg blijven van de Amerikaanse concurrentie, maar dat is niet zo. Zij kunnen namelijk niet méér films maken, omdat ze te weinig studio's en, naar hun mening, te weinig steun van de regering hebben. Ze zeggen: als de bioscopen sluiten, kunnen wij geen films meer maken. Bovendien raken wij in discrediet in Amerika, waar onze films juist voor het eerst op ruime schaal acht per week in New York werden vertoond. Die Amerikaanse verdienste kunnen zij niet goed missen, want Enge land alleen maakt de kosten niet goed. Bovendien, zeggen zij, pompen de Ameri kaanse films die nog vertoond worden en die buiten het douanerecht vallen het laatste beetje winst uit de bioscopen weg en strakjes gaan onze sterren en technici naar Hollywood, dat hen gastvrij opneemt. De studio's zijn al in ernst begonnen met bezuinigen en zelfs Rank de Geweldige schijnt niet achter te kunnen blijven. De bioscopen melden dat hun recettes nu al beginnen terug te lopen. Nu de chaos eenmaal ontketend is. komen van alle kanten de grieven los. De Amerikaanse films wordt verweten, dat zij Margaret Lockwood voelt niets voor een rol in een slechte film. buiten de werkelijkheid staan en niets meer zeggen aan een publiek, dat de oorlog van nabij heeft meegemaakt en nog aan zijn gevolgen lijdt. De bioscoopgangers worTit voorgehouden dat zij conservatief en veel eisend zijn door vast te houden aan twee hoofdfilms per voorstelling. De critici ver wijten de filmers dat zij maar een paar goede films gemaakt hebben en verder slechte dingen afleveren die nog juist voor een hoofdfilm kunnen door gaan, maar het in werkelijkheid niet zijn. Deze „featuret- tes", zoals zij heten, worden gemaakt op grond van quota-bepalingen, die regelen dat er op zoveel geïmporteerde films zoveel inlandse films moeten worden vertoond. Dit gegai-andeerde minimum, dat tien jaar geleden „quota quickies" werd genoemd is inderdaad een zwak punt in de Engelse filmerij. Verder klagen de spelers, dat ze op deze manier geen behoorlijke rollen krijgen en de geldschietei-s verwijten de producenten, dat ze veel te langzaam wer ken en twintig a dertig weken werken over werk dat Hollywood in één maand klaar heeft. De Amerikanen zijn intussen ook niet zo ongevoelig voor dit conflict als ze wel willen schijnen, want zij hebben al tè veel afzet gebieden verloren zien gaan, zowel in Europa als in het verre Oosten. Ze hebben i daarvoor in Zuid Amerika, ondanks veel pogingen, nooit voldoende compensatie kunnen vinden, met het gevolg dat onge veer de helft van hun inkomsten uit Enge land moet vloeien. Er komen tenminste al berichten uit Hollywood van beperkin gen in de productie. Ook de opvallende belangstelling der Amerikaanse bioscoop gangers voor de Engelse films heeft Holly wood te denken gegeven. De Engelsen van hun kant bedenken echter weer dat Amerika tenslotte het land is waar de materiële hulp voor Europa vandaan moet komen en zo zullen op den duur de partijen wel weer tot een vergelijk komen, ongeveer als tien jaar geleden. Bij dit geharrewar, dat op zichzelf wel het gegeven voor een satyrieke film lijkt, heeft de filmkunst weinig belang. Die is niet gebaat bij verdeling van winsten en afzetgebieden. Zij heeft behoefte aan mensen die het beste wat in hen is willen geven om de meest waardevolle onder- werpen uit te beelden op de meest filmi sche manier en dat is niet afhankelijk van quota en procenten. Hoe meer de film een „zaak" is. hoe minder zij zich ontplooien zal. Daarom is Margaret Lockwood in deze geschiedenis de belangwekkendste figuur. v. G. toch niet alleen als tegenstelling staat tegen de Europese overheersing. S. M. Het Lied van het Verlangen, Andries Bleeker; C. A. Mees, Santpoort. De eerste noten van Andries Bleeker's „Lied van het Verlangen" zijn wat ontstel lend: het leven bezien door een klein jon getje, de ik-persoon, die op een groteske wijze kinderlijk is met gerijpte gedachten en woorden. Maar dan wordt het anders. Langs de emoties, die vier verschillende vrouwen in hem hebben wakker geroepen, voert de schrijver ons naar een eind. dat de stilte van de ouderdom na een doorleefd leven is. Langs: steeds nadrukkelijk langs, want hoe die emoties geweest zijn horen wij nauwe lijks zij worden aangeduid, alsof zij slechts vluchtig bestaan in een even ont roerde herinnering. Steeds houdt een be zwerende hand ons terug, als wij naar de kern van de gebeurtenissen gaan opdrin gen. Als wij zo in een snelle zweefgang bij de laatste pagina zijn, is er iets waar wij nog steeds op wachten: dat wachten is dan wel het verlangen. Aan vier vrouwen heeft zich door het leven heen een ziel geopen baard en ontwikkeld: het verlangen bestaat nog, dichter bij zijn doel en dankbaar over de winst. De emotie hebben wij alleen in de ziel van de ik-figuur leren kennen, ont daan van alles wat vals zou kunnen zijn. Dat is hier zo'n grote verdienste: de een voud, van inhoud en uitdrukkingswijze. Nergens wordt het gevoel uitbundig be tuigd; het moet meer voor zichzelf spreken, uit ingetogen woorden. Soms dort even; maar dan weer is die eenvoud bijna eenzaam, en leeft niet meer treft m eerder als vei-eenvoudiging. Dat» zijn niet de beste ogenblikken, als wij bij al dit genip aan de beker des levens de geur van de inhoud verliezen. En dan is de verdien ste toch ook weer een gebrek: een gebrek niet aan gevoel wellicht, maar aan uitdruk- kingskracht. Daarom is het niet alleen verlangen wat ons blijft als het boekje terzijde is gelegd: ook wel onbevredigdheid. En te weinig fetroffenheid, zodat wij hèt boekje in onze ast plaatsen, omdat ons eigen verlangen ons liever is. S. M. MADAME LA MODE Madame la Mode heeft een bewogen ge moed. Zij lijdt aan nachtmerries, hersen schimmen en grillen, doch zij heeft ook zoete dromen en gulden visioenen. - De hoed, die bovenstaande schone draagt, is waarschijnlijk een artistieke expressie van al deze gemoedsbewegingen tezamen. De draagster lijdt er overigens niet onder. Ook zonder hoed zou zij zelfs een goed figuur slaan Soldaten wilden arrestatie van student beletten Voor de krijgsraad in Den Haag stonden terecht de mili:a:ren H. N., J. C. W. van R„ H. Tlx. G. C. en E. M. O., die op 5 October te Leiden twee agenten van politie bij het an-esteren van een student, die het de voor bijgangers lastig maakte, hadden gehin derd. N. zou daarbij gepoogd hebben de beide agenten van elkaar te scheiden en de arrestant te bevrijden. Bovendien had hij een der agenten de gummistok afgenomen. N. zeide, tussenbeide te zijn gekomen, omdat naar zijn mening de agenten de arrestant te hard sloegen. Hij had de gum mistok onmiddellijk teruggegeven aan de agent. De verdachten van R.. O. en C. wer den eerst als getuigen gehoord, doch hun verklaringen liepen dermate uitren, dat de krijgsraad besloot de zaak voor onbepaal de tijd te schorsen ten einde ook beide agenten te horen. De krijgsraad gelastte voorts dat de ver dachten, die deze maand naar Indië zou den vertrekken ,ten behoeve van de ver- dei-e behandeling der zaak voorlopig in Nederland moeten blijven.' N. werd uit de preventieve hechtenis ontslagen. Verdi's Requiem IJ E EERSTE AANLEIDING tot het com- J poneren van een Missa pro defunctis (Mis voor overledenen) voelde Verdi in het bericht van dc dood van Rossini: de beroemde opera-componist was de 13e November 1868 in Parijs gestorven. Verdi kwam toen op een eigenaardig idee: hü wilde dat met hem meerdere Italiaanse componisten een muzikaal gedenkteken ter ere van de meester zouden oprichten. Hij schreef aan zijn uitgever Ricardi over deze gedachte en het resultaat was dat on- I der anderen Petrella, Cagnoni, Bazzini, I Mabelüni, Pedrotti aan het werk togen; I zij zouden elk een gedeelte van de oude en eeuwig levende Latijnse tekst, die uit de delen Introitus (Inleidingszang), Gradua le, Tractus (trapgezangen), Sequentie Dies Irae (speciale toevoeging aan het voor- gaande), Offertorium Communio mitsga» j ciers de daar tussen voorkomende vaste Misgezangen Kyrie. Sanctus. Benedictus en Agnus Dei bestaat, componeren. Verdi zelf zou hel slotgezang Libera me Domine I schrijven. De gezangen Gloria en Credo komen in de Dodenmis nooit voor. Verdi's nobele plan had niet het ge wenste resultaat. Ten eerste hadden de kunstbroeders van de meester blijkbaar weinig inspiratie. Het werk vlotte niet. i Ten tweede bleek de stad Pesaro, waar de Mis zou worden gezongen, niet veer be langstelling te hebben. Het kwam nooit tot een uitvoering; een hogere beschik king heerste over de gedachten en plan nen van Verdi en ik denk dat niet alleen de Italianen, maar alle mensen dankbaar mochten zijn, dat door een andere aanlei ding de grote Verdi alleen bestemd werd om een groot Requiem te schrijven. Op de 22ste Mei 1873 stierf de dichter Alessandro Manzoni. De componist en de dichter wa ren sinds jaren bevriend. Toen Manzoni stierf woonde Verdi in Busseto, zijn wer ken verspreidden zich al over vele streken, maar de componist leefde in het dorp in rustige eenvoud. Ik weet niet om welke reden hij (na een mededeling van zijn plannen over het schrijven van een Mis ter nagedachtenis van Manzoni aan de Stadsraad van Milaan), naar Parijs trok, om daar het werk te componeren. Vijf jaren waren sinds het oude plan verstreken. Het „Libera me, Domine" zou nu het slot worden van een nieuw werk. Het was in de San Marco te Venetië dat het Requiem voor het eerst werd uitge voerd. Sinds zijn jongelingsjaren had Verdi. die toenmaals meerdere werken voor de kerkelijke dienst schreef, niet meer op religieuze teksten gecomponeerd. Maar nu zijn hart en geest in de rijkdom der liturgische woorden opnieuw leefden en nu op de rijpe leeftijd, waarbij de geeste lijke kracht van die rijkdom zoveel dieper spreekt, de bron zijner warme muzikaliteit onuitputtelijk schijnt te zijn. wordt het Requiem nog gevolgd door andere religieu ze werken. Het zijn de vier gezangen: Ave Maria, Stabat Mater. Laudi alla Vergine Maria en Te Deum laudamus, alle voor koor met orkestbegeleiding, het Pater Noster voor koor a cappella en een Ave Maria voor solozang met strijkorkest. De beide laatste werken werden 't eerst in 1880 in Milaan uitgevoerd, de andere wer den later voor 't eerst op een der zoge naamde Concerts spirituels te Parijs ge zongen. I Betekent dit alles een principiële ver andering in het ooera-leven van de com- nonist? Wendt hij zich af van wat men I noemt de theatrale stiil? Neen, het is de zelfde Verdi en als hij later Othello en Falstaff zal componeren is het nog dezelf- I de Verdi. Van de conventionele jeugd- onera's tot aan de meesterwerken van ziin laatste jaren is zijn componeren een voort- glurende verdieping in leven en werken. De opera's en de religieuze stukken ko- i men uit hetzelfde bewogen hart en uit I dezelfde krachtige en doelbewuste geest. Het ene is geen tegenstelling tot het an dere. Verdi noteerde alle wederwaardig heden in het menselijk leven, zoals ziin liefdevol temoerament het meeleefde. Hij hoorde de jubelingen en de klaagzangen van het menselijk hart, zoals ze in ge beurtenissen gestalte hadden genomen. Voor hem als Italiaans troubadour, was alles handeling en hymne. Hij had nooit principes, nooit stijlplannen, nooit ku"st- definities of artistieke uitgangspunten. Hij had geen andere philosoohie dan de w's- begeerte van de natuurkracht der muziek en de volmaaktheid der comoositie. Hij zong altüd de intensiteit van ziin onder werp. was altijd oprecht en openhartig en men zou moeten zeggen dat hii te goed was voor de banale wereld, als de onder vinding niet had geleerd dat de wereld altiid zijn superioriteit had erkend. Ik erken het Requiem van Verdi als een der edelste kunstwerken, welke de wereld heeft opgeleverd. Zowel de innige lyriek van het eerste requiem der alten als de hevigheid van het Dies irae in koor en orkest komen voort uit een vurige mu zikaliteit, die door de inhoud van de woor den ontvonkt is. In volle vrijheid, met de vleugelslag van een mens die het geluk omarmen zal, klinkt de aanhef van het Kyrie eleison. Hier wordt de maat be zield en beheerst door het rythme; hier is geen beklemming door symmetrie maar de zekere beweging van het geniale cebaar, dat alle evenwicht waarborgt. Deze muziek is het tegenovergestelde van verslagenheid; dit is de positieve macht van het werkelijke zingen de oorspronke lijke aanroeoing des hemels. Wanneer bij zulk een mate van spontaneïteit alle vorm bepaling achterwege bleef zou men nog zijn liefde molton geven aan dit enthou siasme: nu echter deze ontlading door de macht van het trenie een vaste gestalte kreeg, voelen wij dubbel onze bewonde ring voor deze werkelijk-grootse gevoels uiting. De grote dubbel fuga's in het Sanctus en het Libera zijn de mededelingen van een door het hart bezielde, verheven intelli gentie: zij hebben een vitaliteit, waarbij de koorfuga's van Handel tot starre maak sels verbleken. Wie nooit zou kunnen ge loven, dat de fuga-contrapunctiek een uiting van sentiment en verbeelding zou kunnen zijn, kan zich later overtuigen door deze meesterstukken, die werkelijk de hemel een heilig geweld aandoen. Het is hier de plaats niet de samenstelling van Verdi's Requiem te analyseren; bij deze enkele opmerkingen kan ik nog slechts mijn bewondering herhalen voor een werk, dat bij de dood van een vriend ge schreven werd en meteen een geschenk werd ter versterking van het levensgeluk van vele mensen. KENDRTK ANDRTESSEN. In de Russische zóne van Duitsland zijn nu twee filmmaatschappijen. Dc Defa toestond al enige tijd. Nu heeft ook de collectieve onderne ming „Artls Film" een vergunning gekregen van de Russische autoriteiten. Zij za: deze maar.4 met de productie beginnen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5