c
Literaire kanttekeningen
3
De 9 Muzen
Kennismaking met Louis Bouwmeester
Nieuwe boeken
Crisisverschijnsels in Engeland
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1947
3
Kroniek der Poëzie
/"v PGEGROEID IN EEN ontredderd tijds-
bestek, arm aan idealen en beroofd
van illusies, vergrofd in politiek opportu
nisme, vervuld van vrees en twijfel aan de
houdbaarheid van geestelijke waarden,
omringd door een liefdeloos-vertechni-
seerde wereld en bedreigd tenslotte dooi
de verschrikking van een catastrophale
uitbarsting der onheilskrachten die zich,
ongebreideld door diepte van ziel en zui
verheid van geest, hadden opgezameld,
kon het wel niet anders, of de jongste
dichtergeneratie moest wilde zij leven
en dichten kunnen een goed heenkomen
zoeken. Kan men er zich over verbazen
dat hun zielsgesteldheid individualistisch
bleef? Waar was hun gehoor? Een volks
gemeenschap tot wie ze kon spreken ont
brak tóén zo goed als nü en voor het
dichterswoord had een uit angst ineenge
doken en geestelijk noodlottig verarmde
mensheid geen oor. En zo was het werk der
jongeren vervuld van wereldverachting,
van doodsbesef, van schampex-e hooghar
tigheid. De één redde zich in eeo verbeeld
Arcadië, de ander in een uit de herinnering
opgeroepen jeugd en terugkeer tot de vei
lige schoot der moeder, een derde in een
vergetelheid brengende erotiek maar
allen ondervonden pijnlijk en tragisch de
tweespalt tussen hun „hemelse begeerte"
en hun aardse gebondenheid, tussen hun
droom van ongerepter en schoner wereld
en de barre werkelijkheid. Deze dishar
monie is in beeld en klank, in inhoud en
versvorm, verholen door weemoed of fel-
cynisch uitgesproken, in veler werk te
horen.
In de eenvoud hem eigen heeft A. Mar ja
(pseudoniem voor A. Th. Mooy, geb. in
1917) in een berijmd verhaal, „De Keuze"
(Bayard Reeks, KroonderBussumwaarin"
een tedere en zangerige zegging telkens
wordt doorbroken door een soms bittere,
soms weemoedige onverbiddelijkheid, deze
noodlottige problematiek voor goed in
woorden gevat: het is de geschiedenis van
een man in wie het brandend ^verlangen
woelt naar een oord van schone ongerept
heid, van eindelijke vervulling met het
diepst en zuiverst begeerde, en door „de
prachtige wilde onrust van zijn bloed"
wordt voortgedreven als een „balling,
trots en uitgebannen, bevriend slechts met
zijn eigen slem, zijn lied", dat zingt van
het schoonste dat hij uit de ontgoocheling
gered heeft: de droom, waaraan geen wer
kelijkheid beantwoorden kan. „Toen",
dicht Maria, „viel een ander vuur": de
vernietiging barst los, een radeloos kind
vlucht in de armen van deze vereenzaam
de, geeft aan zijn leven, gedeeld nu mét
een uit de nood geboren gemeenschap van
radelozen, zin de zin der werkelijkheid,
waarin de wrede verwoesting het „zuivere
goud dat eeuwen bleef bewaard" bloot
gewoeld scheen te hebben. Hij offerde de
droom, koos de dienende werkelijkheid.
Maar ondanks de verbroedering van deze
mensen-in-nood hoorde hij mèt het kind
vreemde stemmen die spraken van een he
melrijk dat afgedaan had, van een schip
peren tussen eerlijkheid en list, soms ook
van een geloof in de geest, „in 't eeuwig
geldend recht". En toen het wereldvuur
geblust was en een zieke wereld op gene
zing wachtte, moest „wie schuw de moed
vindt achter zich te kijken" zich weer door
„alle gisterens achterhaald" voelen: weer
schoot.de boosaardigheid tussen al de sple
ten van de puinhopen, op en weer hoorde
hij „het droef geschrei van Babel's stro
men". Als hij, de opnieuw ontgoochel
de, de droom weer oproept en opnieuw wil
zingen, zijn eenzaam lied van slechts ver
moede dingen, blijkt zijn stem hees, zijn
lied geschonden te zijn. En zo reisde hij
dan, vergrijsd, als „oude njan die in zich
zelf wat mompelt" af. Het kind dat nau
welijks van het lied gehoord had, opge
groeid „in het gedrild rumoer der talloos
velen", doet zijn keuze: het zoekt brood en
dagelijks loon, zoekt vrouw en haard, en
stelt zich tevreden met het onvermijde
lijke, het nuchter-gangbare. In het symbo
lisch luchtledige tussen een prijsgegeven
droom en een verraden werkelijkheid
klinkt in Maria's met een zo fijn verlopend
en suggestief rhythme berijmd verhaal
déze vraag (die meer is dan de problema
tiek der dichters enkel): waarheen?
Er zijn er, die ondanks alle verschrik
king, zelfs achter tralies en in ontbering,
hun geloof in het goede der dingen ver
mochten te behouden, die alle leed konden
dragen omdat zij zich veilig wisten te
stellen in een droom „zo diep, zo puur en
zo vervuld van heldere geruchten": ik
denk aan W. S. Noordhout (pseudoniem
voor J. W. Schulte Nordholt, geb. 1920) en
zijn bundel „Het bloeiend steen" (Schild
padreeks, Bruna-TJtrechthet geloof dat
„het Rijk, het lichtgebied komt en bestaat
in eeuwigheid" heeft hem als een kind
eenvoudig en trouwhartig in een smarte
lijke werkelijkheid doen zingen van de
liefde voor de stille goede dingen: een
perk met blauwe lissen op de binnenplaats
van het gevangenkamp, „de heide en de
bomen, de vreemde stemmen, die ik heb
vernomen, in 't wilde land, waar 'k heb
gespeeld als kind" en zich, als dromer,
toch schuldig voelt, omdat de regen de
aanklacht aan de ruiten striemt....
Met een schamperheid, waarachtig hij
zijn hart verschanst, ging Ad den Besten
in zijn bundel „Dubbel Leven" JM. Meu-
lenhoff, A'dam) de werkelijkheid te lijf:
wrang gevoel van beladenheid met de
kwade erfenis van het voorgeslacht, doods
besef, met bitterheid weggehouden melan
cholie, een bijna pijnlijk geforceerde nuch
terheid. geven aan zijn werk, dat al te
zeer de sporen draagt van een „dubbel
leven", waarmee hij zijn talent geweld
aan doet, de kwade smaak der bitterheid:
„Mijn lied wast uit een krank begin en
blijkt per slot een dodenklacht" een dis
harmonie die zich in een bedenkelijke
zucht tot bizarre, oorspronkelijke zegging,
in zijn verzen wreekt.
Hoe anders, vol liefde voor zijn warme
hartslag die aan zijn gedichten dat ontroe
rende, mensnabije, en de zuivere eenvoud
van beeld en gedachte geeft, weet Adriaan
Morriën in zijn bundel „Het Vaderland"
(De Bezige Bij; A'dam) van eenzaamheid
en kwetsbaarheid, van weemoed en deer
nis uit, de weg te vinden naar het lieflijk
leven, dat hem „nooit zo bitter is, dat ik
zijn zoete lust vergeet", naar geloof in de
mens, wiens zuiverheid van gebaren geen
ontgoocheling teniet kon doen. Is er door
de jongeren wel zuiverder en eenvoudiger
gezongen van de vertedering om de ont
moeting met de geliefde, aan wie een
hoogste samenzijn „moederhanden schonk",
het wonder van het geboren-worden, de
weldadige weigeborgenheid van het sa
menzijn met vrouw en kind? Is moeder
schap, natuurbekoring, levensliefde, een
lieflijk gestreeld zijn door de schoon-een-
voudige dingen, boven-persoonlijker be
zongen door enig „jongere" dan door deze
dichter, van wie men alles weet, zodra
men met hem door het Overijsels sneeuw
landschap is gegaan op het rhythme van
zijn vers en hem dan hoort zeggen: „ik
voelde de pijn van de witte sneeuw, een
kuischheid te zuiver en groot voor dit le
ven, een trots zo eenzaam als zonlicht op
sneeuw". Is het niet hoopvol als een dich
ter dit kan zingen:
Niet alles ging verloren van een jeugd
als deze,
Vaak komen avonden als uit een
oud verlangen
En liggen onze handen in geluk
ontspannen
En is ons hart van vroeger leed genezen."
C. J. E. DINAUX.
Isbrautllsen lijdt sclüpbreuk
met de „Martin Belirman"
Een tegen de regeringen van Nederland
en Nederlands-Indië ingediende eis tot
schadevergoeding van circa drie millioen
dollar wegens het in beslag nemen van de
lading van de Martin Behrman in de lente
van dit jaar, is door het federale gerechts
hof van New York afgewezen. Dit besluit
was gebaseerd óp departementale voor
schriften, volgens welke buitenlandse re
geringen niet betrokken kunnen worden
bij een gerechtelijke actie van Amerikaan
se hoven, tenzij een dergelijke regering, in
dit geval de Nederlandse, zich met een der
gelijke actie accoord verklaart.
Stendhalprijs toegekend. De Stendhalprijs
voor letterkunde is toegekend aan de 20 Jaar
oude schrijver Michel Eaiaille voor zijn roman
„Patrick". De Stendhalprijs bedraagt 100.000
francs.
Berouw kwam na dc zonde. Het feit dat 100
jaar geleden Felix Mendelssohn-Bartholdy stierf
werd deze week met een conceit van de Ber-
lljnse Philharmonie herdacht. Aan het graf van
de componist had een kleine plechtigheid plaats.
Bovendien werden op verschillende punten van
de stad tegen verlaagde prijzen herdenkings
concerten gegeven.
PFEIFFER UIT OOSTENRIJK
VERTROKKEN.
De leider van de Hongaarse onafhanke-
Hjkheiaspartij Pfeiffer, die op zijn vlucht
uit Hongarije te Wenen was aangekomen,
bevindt zich, naar in betrouwbare kringen
worden vernomen, niet langer in Oosten
rijk. Het is nog niet bekend, wanneer en
hoe Pfeiffer Oostenrijk heeft verlaten en
waarheen hij zich heeft begeven.
Binnenland
Kampense diakenen stalen
uit collectebusjes
Voor de rechtbank te Zwolle stonden
twee diakenen van de Broederkerk te
Kampen terecht, die in de eerste maanden
van dit jaar geld uit de collecte-busjes
hebben gestolen. Het waren de voorzitter
diaken K. R. en de diaken W. D.
Er verdween herhaaldelijk geld uit de
collecte-busjes. Men deed gemerkt geld in
de busjes en later werd dit geld in de
zakken van de beide verdachten terug ge
vonden. Beide diakenen wisten van elkaar
niet, dat zij zich aan diefstal schuldig
maakten. In zijn x-equisitoir merkte de offi
cier van justitie op dat dit wel een heel
treurig misdrijf was, waaraan de Kampen-
se bevolking zich ten zeerste heeft ge
ërgerd.
De verdediger mr. Perrin verklaarde,
dat ware Christenen de openbare vervol-
gmg van deze twee verdachten niet gaarne
zien. „Het belang van de kerk brengt dit
niet mee en het belang van de kerk is ook
een belang van de openbare orde", aldus
de verdediger.
De officier van justitie eiste tegen K. R.
een gevangenisstraf van een half jaar en
tegen W. D. een gevangenissti-af van een
jaar.
'JoneeJh erin nering en en toneelportretten
IJST WAS IN DE LENTE van 1904, dat
**ik Louis Bouwmeester voor het eerst
ontmoette. De rederijkerskamer Cremer
had te Haarlem een toneelspel van mij
gespeeld en dat was voor mij reden genoeg
om dit stuk aan Louis ter lezing aan te
bieden. Ik was nog jong en de misstap was
dus te vei-geven.
Ik zocht de grote man na een opvoering
van Taptoe te Den Helder 's avonds in
hotel Bellevue op en xxadat ik hem had ver
teld, dat Róssing in het Nieuws van den
Dag en Van Riemsdijk in De Oprechte
Haarlemse Courant er vriendelijk over
hadden geschreven, beloofde hij mij grif
het stuk te zullen spelen. Natuurlijk heb
ik nooit meer iets van Bouwmeester over
het stuk gehoord en het manuscript ook
niet teruggezien. Ik vei-moed zelfs, dat hij
het nooit heeft ingekeken. Er was in dat
stuk geen enkele rol voor een speler als
Bouwmeester en het was dus een grote
vergissing van mij het hem ter opvoering
aan te bieden.
Maar ik heb toch nooit spijt ervan ge
had, want ik had er een allerprettigste
avond aan te danken. Bouwmeester was in
een zeer opgewekte stemming en het was
half drie, toen wij die nacht afscheid van
elkander namen.
Zelden heb ik een kunstenaar ontmoet,
zo gewoon en wars van aanstellerij als
Geschiedenis van de Indische Archi
pel, van het begin der beschaving tot
het doorbreken der Nationale Revo
lutie door Bernard II. M. Vlekke. J.
J. Romen en Zonen, Roermond.
„Nusantax-a" heette dit boek, toen het in
1943 voor het eerst in de Verenigde Staten
werd gepubliceerd. Een naam. door sommi
ge nationalisten wel voorgestaan voor In
donesië.
Wie op het ogenblik een geschiedenis van
de Oost-Indische eilanden uitgeeft, is bij
voorbaat zeker dat men zijn werk zal lezen
in de hoop dat het een beter begrip moge
lijk maakt van de huidige toestand. In
zekere zin is dat een wetenschappelijke
interesse: maar een zuiver historische is het
daarom nog niet. De geschiedenisweten
schap bestaat in de eerste plaats om zich
zelf: pas daarna wellicht tot nader begrip
zeker nooit tot verklai-ing van het
heden. Wie dan ook aan deze belangstel
ling tegemoet komt, is geen puur geschied
schrijver meer. En daar dr. Vlekke dit in
de „Geschiedenis van de Indische Archipel"
doet, is zijn resultaat in de eerste plaats
een zeer leesbaar, sluitend en verhelderend
relaas, dat voortdurend naar het voorlopig
eind, het heden, reikhalst. Grimmig zon het
zijn wanneer het werkelijk een doorwrochte
geschiedenis was nu is het het verhaal
van een ontwikkeling.
Dit is niet smalend jegens het werk be
doeld alleen als toelichting op zijn ka
rakter. Speciaal op „de wisselwerking tus
sen het autochthone Indische leven en de
daarboven opgebouwde Indische maat
schappij", is het boek gericht, naar dr. Vlek
ke in zijn voorwoord verklaart. Dat impli
ceert al de aan het licht gestelde beperking,
die velen te eerder reden zal geven het boek
te lezen, en er veel voortreffelijks in te
vinden, alsmede een goed streven naar ob-
en Bouwmeester jectiviteit. ook in het waterhoofd van het
I boek: de beschrijving van de laatste dertig
Over Muziek
dacht toen aan zijn gezegde van die avond
in het hotel te Den Helder. Het stuk, dat
men uit Zola's L'Assommoir had getrok
ken, was niet meer dan een dx-alcerig
toneelgewrocht, maar in de laatste twee
taferelen gaf Bouwmeester spel van zulk
een verpletterende realiteit, dat men
nauwelijks meer aan toneelspelen dacht. Ik
zie hem nog voor mij met die gebroken
ogen en kleine, uitgeteerde, trillende
handjes en zijn krankzinnige angst. Het
was de waanzin in al zijn verschrikkelijk
heid en ik weet nog, dat een dame naast
mij haar ogen met haar handen bedekte,
omdat zij deze menselijke-ellende niet
langer aan kon zien. Het was eigenlijk
gruwelijk, doch het was geniaal.
Maar wat kon deze zelfde man, die de
menselijke hartstochten zo fel en groots
wist uit te beelden, ook niet ontroerend
teer en fijn zijn. Ik zie hem nog als
voerman Henschel in het eerste bedrijf,
owanneer hij van het graf van zijn vrouw
Bouwmeester. Hij sprak over zijn kunst. komt, en ik hoor hem nog zeggen tegen
alsof het de meest eenvoudige zaak van de Siebenhage: „Ik heb 'n half uur met haar
wereld was. I gesproken, maar zij heeft mij niets gezegd,
,Och, meneer, je bent 'n goeie kok of je niets!" Het kon niet gevoeliger en
We lachten beiden
ging door: L
„Och, Van Zuylen is er ook geen afschaf- jaar, die een vijfde ervan uitmaakt,
fer door geworden, net zo min als ik. Maar *s mf.n 6®en specialist in de Indonesische
als je Driessens als Coupeau had gezien,gogi-afie, dan moet. men wel een knart
dan zou je er w aarachtig toe komen om flel,hts sch'elssn cnana de i"VentieX eeuw
nooxt meex n borrel aan te raken. moet men het zonder doen. Men kan heter
Enige jaren later mocht ik Bouwmees- wel voor over hebben als men zich maar
ter als Coupeau in De Kroeg zien en ik realiseert dat het Indonesische nationalisme
Prinses Josephine Charlotte van België is
groot geworden. Zij is thans 20 jaar oud
een charmante verschijning, waarin men
moeilijk het meisje zal herkennen dat voor
de oorlog met haar broertje Boudewijn
haar vacantia aan het Nederlandse strand
kwam doorbrengen.
„LAFHEID" DIE MOED VEREIST.
Daar hij détails van het plan-Marshall en
stukken uit Byrnes' boek ..Speaking
Frankly" had gepubliceerd, is Arno Rudert,
vroeger redacteur van het blad „Frank
furter Randschau", wegens „lafheid" door
de Hessische communistische partij als lid
geroyeerd.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 8 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Glazen speelgoed", 8 uur.
ï.uxor: „De duivel was de laatste gast", 18 j.,
2.30, 7.00 en 9.15 uur. City: „De zevende sluier",
14 j.. 2.15, 4.30. 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „De
vrouwelijke Tarzan", 14 j.. 2.30, 7.00 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Walvis in zicht", alle leeft., 2.30,
7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Theater Plezier",
toneel, 2.30 en 8,00 uur. Palace: „Avontuur op
Martinique". 14 j„ 2,00, 4.15, 7.00 en 9.15 uör.
ZONDAG 9 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Glazen speelgoed", 8 uur.
Gom. Concertgebouw: Wiener sangerknaben",
S.30 uur. Luxor Theater: „Oke, mr. Deeds", 11.30
uur. Bioscopen. Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 10 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Miranda", 8 uur. Gem.
Concertgebouw: Herdenking wapenstilstandsdag,
u. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
bent het niet. Nou. zo is het ook met toneel
spelen: je kunt het, of je kunt het niet!
Jammer, dat er zo velen op de planken
staan, die menen, dat ze het kunnen zon
der het te kunnen! Die moesten maar lie
ver koekenbakker worden! Maar ja, koek
jes bakken is ook 'n kunst."
Hij vertelde mij die avond vol geestdrift
van zijn plannen om Coupeau in L'Assom
moir te spelen. Eén en al lof was hij over
dit naar de bekende roman van Zola be
werkte drama. Hij had De Kroeg voor het
eerst te Brussel gezien met de grote
Vlaamse toneelspeler Victor Driessens in
de rol van Coupeau en vol bewondering
sprak hij over de creatie van zijn eens zo
beroemde kunstbroeder.
„Ik kan je zeggen, meneer", zei Bouw
meester zo ongeveer, „dat ik nooit zo be
roerd van 'n komedie geweest ben als die
avond. Ik was er met Willem van Zuylen.
We waren beiden toch waarachtig geen
kleine jongens in ons vak, maar ik kan je
verzekeren, dat we kapot waren, toen het
stuk uit was. We zeiden tegen mekaar: „Je
zoudt er toe komen om nooit meer 'n bor-
rel te drinken!"
Even wachtte Bouwmeester en toen met
'n knipoogje:
„U nog een grogje? Dan neem ik er ook
nog één!"
mooier.
En welk een begenadigd blijspel-speler
was hij tevens! Wie hem als de rebbe in
Vriend Fritz heeft mogen zién. zal dit nooit
meer vergeten. Hoe speelde hij elk toneel
tje tot in finesses prachtig fijn uit. Hoe
verrukkelijk geestig werd elk zinnetje ge
lanceerd, welk een genot was het dat van
leven tintelend spel te volgen!
Ik heb het voorrecht gehad Bouwmees
ter in het laatst van zijn leven nog eens
als de Matroos in de éénacter van die
naam te mogen zien. Wij dankten dat aan
de toneelspelersstaking in 1922, toen
Bouwmeester ten bate van de stakers
speelde. Hij deed ons door zijn prach
tig spel totaal vergeten, dat De Matroos
feitelijk een onmogelijk, oud, roman-
tiekerig product was. Zonder enige
sentimentaliteit gaf hij die ruige zeeman,
die na 18 jaar gevangenschap in zijn dorp
terugkwam. Nooit zal ik vergeten, hoe hij,
de 80-jarige, een liedje van herinnering
zong, zo gevoelig en fijn, dat je alleen
daarom reeds dankbaar voor de avond
was. Ik weet nog, dat Louis Gimberg, die
naast mij zat, tegen me zei: „Wie
doet hem dat nog na? Niemand!"
Zo werd dat ouderwetse stukje een' ju
weeltje, enkel doordat Louis Bouwmeester
het speelde. J. B. SCHUIL.
Engelse filmactrice. Ze is onlangs uit
geroepen tot filmster nummer één van
haar vaderland en dus een dame van be
tekenis. Op het ogenblik komt haar naam
in alle Engelse kranten voor omdat zij
ruzie heeft met de machtigste man in de
Britse filmnijverheid: Arthur J. Rank,
directeur van een omvangrijk complex
productiemaatschappijen en bioscopen.
Margaret wil namelijk niet spelen. Ex-
was haar een rol toebedeeld in „Roses for
her pillow", hetgeen vrij vei-taald zo on
geveer wil zeggen „rozen op haar kussen",
maar zij vindt dat een
|-,.1 onbeduidend gegeven en
i In -j 1 *-*-» I heeft ronduit verklaard,
lllAI J dat ze alleen op wil treden
V 'in goede films, er aan toe
voegend dat ze al eens eerder geweigerd
heeft om op te treden en toen ook gelijk
bleek te hebben. Nu is ze geschorst en mag
ze, volgens contract, zes jaar lang niet
voor een film spelen. De film van rozen
en het kussen is van de baan en waar
schijnlijk mist niemand daar wat aan.
Voor Margaret Lockwood is het niet zo
erg dat ze niet meer filmt, want ze ver
dient haar salaris nu wel op het toneel,
maar een paar honderd man studio-per
soneel, die op ongeveer hetzelfde tijdstip
zonder werk kwamen, staan er anders
voor. En zij hadden nog niet eens ruzie
over rozen, maar werden afgedankt omdat
de Engelse filmindustrie gaat bezuinigen.
Beide gebeurtenissen hebben dezelfde oor
zaak en de Engelse filmers beginnen al te
schermen met het woord „crisis".
Het is allemaal begonnen op het ogen
blik dat Hugh Dalton een winstbelasting
afkondigde op geïmporteerde films, een
heffing, die in de vorm van een douane
recht zou worden geïnd. Ze was kennelijk
tegen Hollywood gericht en dat antwoordde
dan ook prompt met zijn hele import in
Engeland stop te zetten. De winstbelasting
is zodoende een slag in de lucht geweest.
Maar de consternatie was meteen in volle
gang en zij onthulde wat al maanden
broeide. De eerste reactie van eén deel
van het publiek was: onze films zijn zó
goed, dat wij de Amerikaanse best kunnen
missen. De rest van de bioscoopgangers
vond het jammer, maar het heftigste pro
testeerden de bioscoop-directeuren, die aan
kondigden dat ze over een half jaar hun
zaken moeten sluiten, zodra de nog aan
wezige Amerikaanse films zijn afgedraaid.
Zij hebben namelijk 450 hoofdfilms per
jaar nodig en de Engelse studio's maken
er maar 45.
Nu zou men denken, dat de filmprodu
centen tevreden zouden zijn over het weg
blijven van de Amerikaanse concurrentie,
maar dat is niet zo. Zij kunnen namelijk
niet méér films maken, omdat ze te weinig
studio's en, naar hun mening, te weinig
steun van de regering hebben. Ze zeggen:
als de bioscopen sluiten, kunnen wij geen
films meer maken. Bovendien raken wij
in discrediet in Amerika, waar onze films
juist voor het eerst op ruime schaal
acht per week in New York werden
vertoond. Die Amerikaanse verdienste
kunnen zij niet goed missen, want Enge
land alleen maakt de kosten niet goed.
Bovendien, zeggen zij, pompen de Ameri
kaanse films die nog vertoond worden
en die buiten het douanerecht vallen
het laatste beetje winst uit de bioscopen
weg en strakjes gaan onze sterren en
technici naar Hollywood, dat hen gastvrij
opneemt.
De studio's zijn al in ernst begonnen
met bezuinigen en zelfs Rank de Geweldige
schijnt niet achter te kunnen blijven. De
bioscopen melden dat hun recettes nu al
beginnen terug te lopen.
Nu de chaos eenmaal ontketend is.
komen van alle kanten de grieven los. De
Amerikaanse films wordt verweten, dat zij
Margaret Lockwood voelt niets voor een
rol in een slechte film.
buiten de werkelijkheid staan en niets meer
zeggen aan een publiek, dat de oorlog van
nabij heeft meegemaakt en nog aan zijn
gevolgen lijdt. De bioscoopgangers worTit
voorgehouden dat zij conservatief en veel
eisend zijn door vast te houden aan twee
hoofdfilms per voorstelling. De critici ver
wijten de filmers dat zij maar een paar
goede films gemaakt hebben en verder
slechte dingen afleveren die nog juist voor
een hoofdfilm kunnen door gaan, maar het
in werkelijkheid niet zijn. Deze „featuret-
tes", zoals zij heten, worden gemaakt op
grond van quota-bepalingen, die regelen
dat er op zoveel geïmporteerde films zoveel
inlandse films moeten worden vertoond.
Dit gegai-andeerde minimum, dat tien jaar
geleden „quota quickies" werd genoemd
is inderdaad een zwak punt in de Engelse
filmerij. Verder klagen de spelers, dat ze
op deze manier geen behoorlijke rollen
krijgen en de geldschietei-s verwijten de
producenten, dat ze veel te langzaam wer
ken en twintig a dertig weken werken over
werk dat Hollywood in één maand klaar
heeft.
De Amerikanen zijn intussen ook niet zo
ongevoelig voor dit conflict als ze wel willen
schijnen, want zij hebben al tè veel afzet
gebieden verloren zien gaan, zowel in
Europa als in het verre Oosten. Ze hebben
i daarvoor in Zuid Amerika, ondanks veel
pogingen, nooit voldoende compensatie
kunnen vinden, met het gevolg dat onge
veer de helft van hun inkomsten uit Enge
land moet vloeien. Er komen tenminste
al berichten uit Hollywood van beperkin
gen in de productie. Ook de opvallende
belangstelling der Amerikaanse bioscoop
gangers voor de Engelse films heeft Holly
wood te denken gegeven.
De Engelsen van hun kant bedenken
echter weer dat Amerika tenslotte het land
is waar de materiële hulp voor Europa
vandaan moet komen en zo zullen op den
duur de partijen wel weer tot een vergelijk
komen, ongeveer als tien jaar geleden.
Bij dit geharrewar, dat op zichzelf wel
het gegeven voor een satyrieke film lijkt,
heeft de filmkunst weinig belang. Die is
niet gebaat bij verdeling van winsten en
afzetgebieden. Zij heeft behoefte aan
mensen die het beste wat in hen is willen
geven om de meest waardevolle onder-
werpen uit te beelden op de meest filmi
sche manier en dat is niet afhankelijk van
quota en procenten. Hoe meer de film een
„zaak" is. hoe minder zij zich ontplooien
zal. Daarom is Margaret Lockwood in deze
geschiedenis de belangwekkendste figuur.
v. G.
toch niet alleen als tegenstelling staat tegen
de Europese overheersing.
S. M.
Het Lied van het Verlangen, Andries
Bleeker; C. A. Mees, Santpoort.
De eerste noten van Andries Bleeker's
„Lied van het Verlangen" zijn wat ontstel
lend: het leven bezien door een klein jon
getje, de ik-persoon, die op een groteske
wijze kinderlijk is met gerijpte gedachten
en woorden.
Maar dan wordt het anders. Langs de
emoties, die vier verschillende vrouwen in
hem hebben wakker geroepen, voert de
schrijver ons naar een eind. dat de stilte
van de ouderdom na een doorleefd leven is.
Langs: steeds nadrukkelijk langs, want hoe
die emoties geweest zijn horen wij nauwe
lijks zij worden aangeduid, alsof zij
slechts vluchtig bestaan in een even ont
roerde herinnering. Steeds houdt een be
zwerende hand ons terug, als wij naar de
kern van de gebeurtenissen gaan opdrin
gen. Als wij zo in een snelle zweefgang bij
de laatste pagina zijn, is er iets waar wij
nog steeds op wachten: dat wachten is dan
wel het verlangen. Aan vier vrouwen heeft
zich door het leven heen een ziel geopen
baard en ontwikkeld: het verlangen bestaat
nog, dichter bij zijn doel en dankbaar over
de winst. De emotie hebben wij alleen in de
ziel van de ik-figuur leren kennen, ont
daan van alles wat vals zou kunnen zijn.
Dat is hier zo'n grote verdienste: de een
voud, van inhoud en uitdrukkingswijze.
Nergens wordt het gevoel uitbundig be
tuigd; het moet meer voor zichzelf spreken,
uit ingetogen woorden. Soms dort
even; maar dan weer is die eenvoud bijna
eenzaam, en leeft niet meer treft m
eerder als vei-eenvoudiging. Dat» zijn niet
de beste ogenblikken, als wij bij al dit
genip aan de beker des levens de geur van
de inhoud verliezen. En dan is de verdien
ste toch ook weer een gebrek: een gebrek
niet aan gevoel wellicht, maar aan uitdruk-
kingskracht.
Daarom is het niet alleen verlangen wat
ons blijft als het boekje terzijde is gelegd:
ook wel onbevredigdheid. En te weinig
fetroffenheid, zodat wij hèt boekje in onze
ast plaatsen, omdat ons eigen verlangen
ons liever is. S. M.
MADAME LA MODE
Madame la Mode heeft een bewogen ge
moed. Zij lijdt aan nachtmerries, hersen
schimmen en grillen, doch zij heeft ook
zoete dromen en gulden visioenen. - De
hoed, die bovenstaande schone draagt, is
waarschijnlijk een artistieke expressie van
al deze gemoedsbewegingen tezamen. De
draagster lijdt er overigens niet onder. Ook
zonder hoed zou zij zelfs een goed figuur
slaan
Soldaten wilden arrestatie
van student beletten
Voor de krijgsraad in Den Haag stonden
terecht de mili:a:ren H. N., J. C. W. van R„
H. Tlx. G. C. en E. M. O., die op 5 October
te Leiden twee agenten van politie bij het
an-esteren van een student, die het de voor
bijgangers lastig maakte, hadden gehin
derd. N. zou daarbij gepoogd hebben de
beide agenten van elkaar te scheiden en de
arrestant te bevrijden. Bovendien had hij
een der agenten de gummistok afgenomen.
N. zeide, tussenbeide te zijn gekomen,
omdat naar zijn mening de agenten de
arrestant te hard sloegen. Hij had de gum
mistok onmiddellijk teruggegeven aan de
agent. De verdachten van R.. O. en C. wer
den eerst als getuigen gehoord, doch hun
verklaringen liepen dermate uitren, dat de
krijgsraad besloot de zaak voor onbepaal
de tijd te schorsen ten einde ook beide
agenten te horen.
De krijgsraad gelastte voorts dat de ver
dachten, die deze maand naar Indië zou
den vertrekken ,ten behoeve van de ver-
dei-e behandeling der zaak voorlopig in
Nederland moeten blijven.'
N. werd uit de preventieve hechtenis
ontslagen.
Verdi's Requiem
IJ E EERSTE AANLEIDING tot het com-
J poneren van een Missa pro defunctis
(Mis voor overledenen) voelde Verdi in
het bericht van dc dood van Rossini:
de beroemde opera-componist was de 13e
November 1868 in Parijs gestorven. Verdi
kwam toen op een eigenaardig idee: hü
wilde dat met hem meerdere Italiaanse
componisten een muzikaal gedenkteken
ter ere van de meester zouden oprichten.
Hij schreef aan zijn uitgever Ricardi over
deze gedachte en het resultaat was dat on-
I der anderen Petrella, Cagnoni, Bazzini,
I Mabelüni, Pedrotti aan het werk togen;
I zij zouden elk een gedeelte van de oude en
eeuwig levende Latijnse tekst, die uit de
delen Introitus (Inleidingszang), Gradua
le, Tractus (trapgezangen), Sequentie Dies
Irae (speciale toevoeging aan het voor-
gaande), Offertorium Communio mitsga»
j ciers de daar tussen voorkomende vaste
Misgezangen Kyrie. Sanctus. Benedictus
en Agnus Dei bestaat, componeren. Verdi
zelf zou hel slotgezang Libera me Domine
I schrijven. De gezangen Gloria en Credo
komen in de Dodenmis nooit voor.
Verdi's nobele plan had niet het ge
wenste resultaat. Ten eerste hadden de
kunstbroeders van de meester blijkbaar
weinig inspiratie. Het werk vlotte niet.
i Ten tweede bleek de stad Pesaro, waar de
Mis zou worden gezongen, niet veer be
langstelling te hebben. Het kwam nooit
tot een uitvoering; een hogere beschik
king heerste over de gedachten en plan
nen van Verdi en ik denk dat niet alleen
de Italianen, maar alle mensen dankbaar
mochten zijn, dat door een andere aanlei
ding de grote Verdi alleen bestemd werd
om een groot Requiem te schrijven. Op de
22ste Mei 1873 stierf de dichter Alessandro
Manzoni. De componist en de dichter wa
ren sinds jaren bevriend. Toen Manzoni
stierf woonde Verdi in Busseto, zijn wer
ken verspreidden zich al over vele streken,
maar de componist leefde in het dorp in
rustige eenvoud. Ik weet niet om welke
reden hij (na een mededeling van zijn
plannen over het schrijven van een Mis
ter nagedachtenis van Manzoni aan de
Stadsraad van Milaan), naar Parijs trok,
om daar het werk te componeren.
Vijf jaren waren sinds het oude plan
verstreken. Het „Libera me, Domine" zou
nu het slot worden van een nieuw werk.
Het was in de San Marco te Venetië dat
het Requiem voor het eerst werd uitge
voerd. Sinds zijn jongelingsjaren had
Verdi. die toenmaals meerdere werken
voor de kerkelijke dienst schreef, niet meer
op religieuze teksten gecomponeerd. Maar
nu zijn hart en geest in de rijkdom der
liturgische woorden opnieuw leefden en
nu op de rijpe leeftijd, waarbij de geeste
lijke kracht van die rijkdom zoveel dieper
spreekt, de bron zijner warme muzikaliteit
onuitputtelijk schijnt te zijn. wordt het
Requiem nog gevolgd door andere religieu
ze werken. Het zijn de vier gezangen: Ave
Maria, Stabat Mater. Laudi alla Vergine
Maria en Te Deum laudamus, alle voor
koor met orkestbegeleiding, het Pater
Noster voor koor a cappella en een Ave
Maria voor solozang met strijkorkest. De
beide laatste werken werden 't eerst in
1880 in Milaan uitgevoerd, de andere wer
den later voor 't eerst op een der zoge
naamde Concerts spirituels te Parijs ge
zongen.
I Betekent dit alles een principiële ver
andering in het ooera-leven van de com-
nonist? Wendt hij zich af van wat men
I noemt de theatrale stiil? Neen, het is de
zelfde Verdi en als hij later Othello en
Falstaff zal componeren is het nog dezelf-
I de Verdi. Van de conventionele jeugd-
onera's tot aan de meesterwerken van ziin
laatste jaren is zijn componeren een voort-
glurende verdieping in leven en werken.
De opera's en de religieuze stukken ko-
i men uit hetzelfde bewogen hart en uit
I dezelfde krachtige en doelbewuste geest.
Het ene is geen tegenstelling tot het an
dere. Verdi noteerde alle wederwaardig
heden in het menselijk leven, zoals ziin
liefdevol temoerament het meeleefde. Hij
hoorde de jubelingen en de klaagzangen
van het menselijk hart, zoals ze in ge
beurtenissen gestalte hadden genomen.
Voor hem als Italiaans troubadour, was
alles handeling en hymne. Hij had nooit
principes, nooit stijlplannen, nooit ku"st-
definities of artistieke uitgangspunten. Hij
had geen andere philosoohie dan de w's-
begeerte van de natuurkracht der muziek
en de volmaaktheid der comoositie. Hij
zong altüd de intensiteit van ziin onder
werp. was altijd oprecht en openhartig en
men zou moeten zeggen dat hii te goed
was voor de banale wereld, als de onder
vinding niet had geleerd dat de wereld
altiid zijn superioriteit had erkend.
Ik erken het Requiem van Verdi als
een der edelste kunstwerken, welke de
wereld heeft opgeleverd. Zowel de innige
lyriek van het eerste requiem der alten
als de hevigheid van het Dies irae in koor
en orkest komen voort uit een vurige mu
zikaliteit, die door de inhoud van de woor
den ontvonkt is. In volle vrijheid, met de
vleugelslag van een mens die het geluk
omarmen zal, klinkt de aanhef van het
Kyrie eleison. Hier wordt de maat be
zield en beheerst door het rythme; hier
is geen beklemming door symmetrie
maar de zekere beweging van het geniale
cebaar, dat alle evenwicht waarborgt.
Deze muziek is het tegenovergestelde van
verslagenheid; dit is de positieve macht
van het werkelijke zingen de oorspronke
lijke aanroeoing des hemels. Wanneer bij
zulk een mate van spontaneïteit alle vorm
bepaling achterwege bleef zou men nog
zijn liefde molton geven aan dit enthou
siasme: nu echter deze ontlading door de
macht van het trenie een vaste gestalte
kreeg, voelen wij dubbel onze bewonde
ring voor deze werkelijk-grootse gevoels
uiting.
De grote dubbel fuga's in het Sanctus en
het Libera zijn de mededelingen van een
door het hart bezielde, verheven intelli
gentie: zij hebben een vitaliteit, waarbij
de koorfuga's van Handel tot starre maak
sels verbleken. Wie nooit zou kunnen ge
loven, dat de fuga-contrapunctiek een
uiting van sentiment en verbeelding zou
kunnen zijn, kan zich later overtuigen
door deze meesterstukken, die werkelijk
de hemel een heilig geweld aandoen. Het
is hier de plaats niet de samenstelling van
Verdi's Requiem te analyseren; bij deze
enkele opmerkingen kan ik nog slechts
mijn bewondering herhalen voor een
werk, dat bij de dood van een vriend ge
schreven werd en meteen een geschenk
werd ter versterking van het levensgeluk
van vele mensen.
KENDRTK ANDRTESSEN.
In de Russische zóne van Duitsland zijn nu
twee filmmaatschappijen. Dc Defa toestond al
enige tijd. Nu heeft ook de collectieve onderne
ming „Artls Film" een vergunning gekregen van
de Russische autoriteiten. Zij za: deze maar.4
met de productie beginnen