Literaire kanttekeni en Werkspoor lanceert een nieuwe scheepsmotorlOveiyMuziek Enny Vrede', een ster van de eerste grootte Madame la Mode De laatste moed ZATERDAG 3 JANUARI 1948 HAARLEMS DAGBLAD FERDINAND LANGEN: De betoverde wereld. „De Bezige Bij",. Amsterdam. J^R IS EEN GEMEENSCHAP van luiste- |cen betoverde wereld waarin het veilig ren, zoals er een bestaat van denken izijn is, er zijn er onder de jongeren die en voelen. Misschien is het een kleine ge- het verstaan. Zij zoeken, zoals Langen in meenschap, verbonden door een onom- ..De Slapende Prinses" schrijft, achter de schrijfbaar afgestemd-zijn op dezelfde huid van staal en beton, waartoe het uiter- levenstoon, door een deelhebben aan de zelfde levenssfeer, waarvan niemand de aard en herkomst kan bepalen, maar die herkend wordt vanuit alle tijden en alle oorden, dwars door alle begrenzingen van persoonlijkheid, levensbeschouwing en uitingswijze heen. Als van Schendel schrijft: ..Er zijn er meer die niet kunnen uitspreken wat zij op het hart hebben en dat komt alleen door gebrek aan mensen die luisteren doelt hij op dat aandachtig horen, dat men niet alleen met het oor doet, maar met het hart, dat verstaan kan wat niet met woor den te zeggen is, omdat het als vanuit een andere wereld komt, die Ferdinand Langen „de betoverde wereld" noemt. Het is maar een naam voor wat een ieder die er van weet op zijn eigen wijze ervaart in muziek of kleur, in bloemengeur of een gesproken woord, in een streling of een blik in alles wat spreekt tot de schoon heid m ons. „Reizigers van de betoverde wereld reizen op de klop van hun eigen hart en bepalen hun richting met die ge heimzinnige Zekerheid, die men bij de vroegste zeelieden kon vinden, wanneer zij de koers voor hun schepen uit de ster ren lazen", schrijft Ferd. Langen. Het is deze „geheimzinnige zekerheid" die hem de weg wees in een tijd van verwarring, in de zomer van 1945. „Commentaren" noemt hij zelf deze korte beschouwingen, waarin hij zich, al schrijvend, bewust maakt van wat hem de toon influisterde, die zijn „Hélène in het Heelal" doet behoren tot het soort woordkunst waarmee nog meer ge zegd wordt door hetgeen er in te beluiste ren dan in te lezen is. Langen is nog jong, hij zal door veel zelftucht, veel ar beid, en een streng „zichzelf-op-de-vingers- zïen" aan beeldende kracht, aan helder heid van stijl kunnen winnen en zich zo kunnen hoeden voor een schrijftrant die jongleert met het „schone woord" als aesthetisch spel dat tezeer de bezinning mist omzin te hebben. Hij beschikt zonder twijfel over voldoende „levens inhoud" om aan de schoonheid die hij mee draagt vanuit zijn betoverde wereld ook de waarheid van innerlijke beleving mee te geven. Daar waar hij schrijft van de Hof met de Cypressen de Hof van Gethsé- mané (één van de schoonste „commen taren" van deze bundel) legt hij voldoende getuigenis af van zijn levensernst, zijn zich-bewust-zijn van zijn kunstenaarsroe ping, om niet te doen geloven en vertrou wen in zijn welslagen. Het is een voorbij-: trekkende colonne soldaten tijdens de be-| zetting die hem de zin doet verstaan van het bijbelse: ..En Jezus, de scharen ziende, werd met innerlijke ontferming bewogen"; er. dan denkt hij aan de hof van Gethsé- mané in het uur van het verraad der dis cipelen de laatste ogenblikken voor de gevangenneming van hun Meester. Slapen de discipelen onder donkere en dreigende cypressen en de Meester verraden en alleen symbool van de volstrektste een zaamheid, waarvoor ieder mensenleven weer opnieuw geplaatst wordt. Velen, al dus overpeinst Langen, trachten die hof te ontwijken, al is er in elk leven wel een beslissend ogenblik, waarin de symbolische cypressen opdoemen; anderen, wier levens hen herhaaldelijk langs deze hof voeren, „krijgen de biltere smaak van vergif in hun mond". Maar en daarmee spreekt Langen van zijn betoverde wereld er zijn er ook, „die achter die hof de toegang vermoeden tot een andere en gelukkiger wereld en tot de slotsom zijn gekomen, dat de enige weg die tot de wereld voert, dwars door de hof van Gethsémané gaat". En met die woorden weerlegt Langen, onbewust misschien, tevens de velen die het ervoor houden, dat de bewoners van die betover de wereld die men droom, Elysium, Nirwana of hoe dan ook kan noemen deserteurs zijn uit de dienst aan het leven en hun verblijf in het rijk der betovering een vlucht zou zijn. „Misschien", geeft Langen toe en daarmee bewijst hij hoe veel vitale scheppingskracht er ondanks de beproeving der oorlogsjaren in de jongere generatie behouden bleef „misschien is de kunstenaar van deze tijd meer dan vroeger aan de droom verknocht, maar dan is die droom ook harder en weerbaar der dan hij ooit te voren is geweest. Want hij moest veroverd worden op een wereld, die de totale oorlog tot haar wapen had gemaakt en in een roekeloos gevecht, dat het uiterste vergde van lichaam en geest." Wellicht is het te veel gezegd, dat „de" kunstenaar meer dan vroeger aan de droom is verknocht en geldt deze uitspraak voor schrijvers en dichters **an een bepaalde zielsgesteldheid, waarop ik doelde toen ik schreef van die „gemeenschap van luiste ren": het luisteren naar wat te horen is voor het inwendig oor in die andere wereld, die Langen „betoverd" noemt en waarin men alleen toegang verkrijgt dooi de weg te zijn gegaan dwars door de hof der cypressen. Aart van der Leeuw sprak eens van het „Woud der Wonderen" en daar waren zijn gedachten, toen hij tot het beste en schoon ste wat de mens kan doen het dwalen ver klaarde in een. lusthof die naar het plan van de ziel is gebouwd, een Arcadie, veroverd op dè ontgoochelingen van het leven, waar nog de ongerepte, paradijse lijke glans ligt van het wonder. „Misschien zijn zij, deze verwachters van het wonder", zegt Ferdinand Langen op zijn wijs, „nog wel de enigen, die met een zeker recht optimist kunnen zijn in een wereld die zichzelf steeds meer en meer ruïneert. Wie zijn „Hélène in het Heelal" kent, zal aan de slotregels van Langen's eerste roman denken: „Overal op deze wereld bloeiden immers de rozen en de anjelieren en geurde de tijm. Overal waren vogels, die over mijn hoofd vlogen en haar naam riepen. Overal was er iets in de lucht, dat ik herkende. Ik ademde ih en ik ademde uit. Hélène.... Hélène...." Het leven liefhebben ondanks de beproe vingen, terwille jptn de schoonheid van lijk van deze wereld steeds meer verhardt, naar dat andere, dat zich niet omschrijven laat, maar waaraan zij op een stille avondworden herinnerd. Uit zulk een herinneren put Langen zijn beste kracht. C. J. E. DINAUX. Bedenkelijke hulde De mededeling van Henry Wallace, dat hij zich candidaat zal stellen voor de pre sidentsverkiezingen in Amerika wordt door de commentator van radio Moskou, Michailof, warm toegejuicht. „Het nut van de beweging die zich in Amerika rond allace ontwikkelt, is dat zij vele Ameri kanen in staat zal stellen hun ontevreden heid over de huidige buitenlandse politiek der Verenigde Staten te uiten. Aan de naties der wereld moet de kans geboden worden, zich ervan te overtuigen, dat er nog een ander Amerika is behalve de groep van Truman, die door Wallstreet overheerst en door het leger gesteund wordt". r Onze Volksliederen Ir. u. J. Lugt besteedde de oorlogsjaren vruchtbaar Als een zakelijke relikwie staat onder de hocg-gespannen kap van de Werkspoo - machinehal een grijs gevaarte. Grijs, met glanzend koper er veel blank staal. Aar het hek er om heen bengelt een venijnig geel bordje. „Verboden toegang voor onbevoegden". De mannen, die in de rumoerige ruimte bezig zijn mei de oudeV'bf nieuwe ingewanden van verscheidene koopvaardijschepen, weten het u precies te vertellen: dit is de Werkspoor-Lugtmotor. Heeft niets met „lucht" te maken, maa- des te meer met ir. G. 3 Lugt, wiens bedachtzame stem lange verhalen kan verteller over dit wonderlijke grijze bakbeest. Niet minder dan vier-en-zeventig middel eeuwse Kerstliederen uit de Nederlandse streken verzamelde dr. J. J. Mak met mede werking van dr. E. Bruning en deze ver zameling werd onlangs door ..Het Spec trum" uitgegeven. „Al onze buren, ja ge heel West-Europa kan ons er om benijden", aldus luidt de tweede zin van het voor woord en ik geloof dat de schrijver gelijlc heeft. Als men het eerste lied opslaat: Tijdens de stormen der laatste weken heeft de Afsluitdijk het hard te verduren gehad. Men is thans bezig de schade aan de glooiingen te herstellen. Toneel herinnering en en toneelportretten Nog geen tien jaar heeft de toneelloop baan van Enny Vrede geduurd, maar geen actrice heeft vóór of na haar in zo korte tijd 'het publiek in Nederland veroverd als zij. Wonderlijk is haar korte maar onge ëvenaard roemrijke carrière geweest. Een ster, die plotseling verscheen, ongewoon schitterde aan de toneelhemel om na slechts enkele jaren even plotseling weer te verdwijnen. Een tweede voorbeeld hier- van kent ons toneel niet. Maria Magdalena Muller zoals zij eigen lijk heette had bij een Lucifer-opvoe ring door de studenten te Utrecht als Rafael gedebuteerd, maar het moest nog enkele jaren duren, voordat zij naar het eigenlijke toneel overgang. Want het was in het begin van deze eeuw nog een hoge uitzondering, dat meisjes uit de zoge naamde „bétere kringen" het toneel als beroep kozen. Maar in die tijd had juist Eduard Verkade zijn gezelschap De Hage- spelers opgericht en hij was het, die in het begin bij voorkeur zijn medewerksters onder dilettanten van „standing" zocht. En zo kwam Maria Müller in 1908 onder de naam van Enny Vrede onder de leiding van Verkade en gaf zij als zijn eerste actrice al heel spoedig kleur en glans aan zijn gezelschap. Van alle leerlingen van Verkade is Enny Vrede zijn grootste creatie geweest en zij paste door haar zeer bijzondere distinctie en charme wel volkomen in het bij voor keur door de Hagespeiers gespeelde En gelse society-repertoire. Zij droeg in de glorietijd van Verkade het meeste bij tot zijn ongewoon groot succes. Zij was in de jaren van 1913 tot 1917 onbetwist l'enfant chéri van het Neder landse publiek, ook van hen. die vóór die tijd zelden "of nooit de schouwburg be zochten. Met geen andere actrice was zij in ons land te vergelijken. In de eerste jaren was er in haar spel en vooral in haar spreken nog altijd iets van de dilettante, diè zij oorspronkelijk was, overgebleven. „Ver edelde onbeholpenheid" schreef de bekende criticus Barbarossa eens over haar en dat karakteriseerde haar spel en dictie toen volkomen juist. Maar Enny Vrede was een vrouw met een zeer sterke wil en enige jaren later moest dezelfde criticus dan ook over haar schrijven: ..Enny Vrede is de interessantste verschijning, die wij in jaren op onze tonelen gehad hebben en als ik ..veredelde onbeholpenheid" bij deze terug neem. dan is dat, omdat zij mij in Nina overtuigd heeft, dat zij een eerste rangs artiste is. Zij staat wel zeer apart in onze toneelwereld". En zo was het. Er was in haar actie i>iets aangeleerds; het was van een veroverende natuurlijkheid, een aanbiddelijke charme en een zeer uitzonderlijke distinctie, een distinctie, die meer Engels dan Hollands kon worden genoemd. Zij was van een zo exquise gratie, dat de acteurs en actrices die naast haar optraden, dikwijls min of meer .plomp, om niet te zeggen burgerlijk leken. Maar zij was daarbij ook van een warme, echte vrouwelijkheid, geestig, pé- tillant, overmoedig en brillant. Zij gaf vol komen de illusie van het echte, waar achtige leven. En haar spef was steeds van aristocratische voornaamheid. Niet alleen in het society-repertoire ex celleerde zij. Ik herinner mij nog mijn grote verrassing bij de première van Romeo en Julia. Ik had omdat ik Enny Vrede enkel in society-stukken had gezien er slechts heel weinig vertrouwen in. maar hoe veroverde zij ons onmiddellijk met haar jong. rag-fijn en poëtisch spel. Hoe ontroerend speelde zij de balcon- scène. Nog hoor ik haar gevoelig en teer'die prachtige verzen zeggen: Wilt gij al gaan? het is toch nog geen dag; Het was de nachtegaal, de leeuwerik niet, Wat zich kwam persen in je bang gehoor; Geloof me, lief, het was de nachtegaal. Het was zoals Frans Mijnssen het in een aan haar gewijd „In Memoriam" schreef, of in een bos de zon plotseling doorbrak en alles tegelijkertijd ging leven. Dat Enny Vrede een begenadigde ac trice was, het werd ook bewezen door de houding van haar vrouwelijke collega's tegenover haar. Zij hebben haar groot talent volkomen erkend en dat was te op-* merkelijker, omdat zij uit zo heel andere kringen en' als dilettante op het toneel was gekomen. Mevrouw Mann-Bouwmeester sprak met mij eens vol bewondering over haar en roemde in het bijzonder haar prachtige plastiek. Wie kon daar beter over oordelen dan mevrouw Mann, die zelf beroerrid was om haar volmaakte plastiek. Ik heb Enny Vrede voornamelijk zien spelen in de jaren 1910 tot 1914. Ik zag haar als Pen in Penelope van Somerset Maugham, geestig, heerlijk ondeugend en grappig overmoedig, als Nina een heel mooie rol van haar van Pinero, als de betoverend lichte en gracieuse comtesïe in Een Huwelijk onder Lodewijk XV van I Alexander Dumas, als de onvergetelijke Julia en de ontroerende Ophelia, maar in de oorlogsjaren '14 tot '18. toen zij haar grootste successen behaalde, was ik ge mobiliseerd en kwam ik helaas bijna nooit in de schouwburg. Toen ik in begin 1919 mijn taak als cri ticus weer opnam, was Enny Vrede niet meer aan het toneel en een paar maanden later in April 1919 kwam het ont stellende bericht, dat de boot. waarop zii naar Noorwegen reisde, op een mijn was gelopén en Enny Vrede nog pas 35 jaar oud als een der laatste offers van de oorlog was omgekomen. Een schok ging door het land, toen het tragische einde van de geliefde actrice met haar zo sterk per soonlijk talent bekend werd, want zelden had een actrice in zo weinig jaren zo veel aan haar landgenoten geschonken als zij. J. B. SCHUIL. Daarvoor moet hij echter even teruggrij pen in de historie van de scheepsmotor. Tot aan de bijna prae-historische „Vulca- nus", de eerste diesel voor zeevarende schepen, die in 1910 bij Werkspoor in Am sterdam werd afgeleverd, via de hevige moderniseringen en de snelle ontwikke ling van de olie-motor als krachtbron voor schepen en de drie stampende reuzen in de buik van de Oranje, waar 36.000 paar- öekrachten een uitweg zoeken naar het trio geweldige schroeven. Teruggrijpen moet hij ook naar de oor log, toen alle Nederlandse scheepsbouwers dachten dat „het buitenland", waar geen letter technisch nieuws vandaan lekte, met opzienbarende projecten bezig zou zijn. En naar het voorgevoel van toen. dat er een soort „ideale scheepsmotor" ging komen, waarin de beste ervaringen van de ver schillende fabrikanten verwerkt zouden worden. Deze vermoedelijke unificatie "zette ook de heer Lugt aan het piekeren over het „hoe" van een dergelijke eenheids-kracht bron. Bovendien wilde hij in geen geval ten achter &aan bij de vreemde concurrenten, die met wie-weet-wat-voor revolutionaire zaken uit de oorlog te voorschijn zouden komen. De wereld bleek echter conservatief. Practisch had ons bezet landje zich, natuurlijk buiten medeweten van de Duitser, een voorsprong verzekerd in de tijd van gedwongen rust. Uit deze oorlogsmeditatie" nu is het grijze en over alle kanten gepatenteerde gevaarte van Werkspoor geboren. Op het oog een gewone diesel, tweetakt met drukvulling, maar bij nader inzien een ingenieuze ver» betering, die de naam van Nederland bij zondere eer aandoet. Met behulp van houten modellen, die dan weer wel en nog vaker helemaal niet voldeden, aan de hand van clandestien ge maakte tekeningen, waar zekere gasten hun handen naar zouden hebben afgelikt, werd na de bevrijding een proefmodel op stapel gezet. Toen dit uit een chaotische en verpulverde industrie het levenslicht had aanschouwd, wees de kalender herfst 1946 aan. Van alle kanten bekeken, geprobeerd, verbeterd en tenslotte waardig bevonden werd de 60# 110 (op.de stip komt het aan tal cylinders) trots aan de experts getoond en de deskundige vertegenwoordigers van grote scheepvaartondernemingen hebben hun lof niet onder stoelen of banken ge stoken De zeven schoonheden Daar staat-ie dan. Twee cylinders' zijn klaar en dat is genoeg om een overdaad aan paardekrachten op te wekken. Zelfs de leek ziet, dat deze motor belangrijk ge- comprimeerder en lager is dan de rijzige „ouderwetse" diesel, die er vlak naast staat. En die beknoptheid is nog maar één van de verbeteringen. In totaal heeft de nieuwe knaap er een stuk of zeven: hij is kleiner, sterker, zuiniger, eenvoudiger, ge ruislozer, goedkoper en lichter dan de „Doe di rose van iericho Den Soon der godheid sond ontfaen, Haar luter hert dat wert haer vro. Den hemel wert haer ondcrdacn." vroegere scheepsmotor van ongeveer de- j zelfde kracht, die bijvoorbeeld honderd ton meer weegt dan de ..Werkspoor-Lugt motor". We moeten op het grijze mechanisme t klimmen om te zien waarom hij zoveel beter is. Zijn ontwerper heeft het zo een-:met de innige Dorische melodie, dan is voudig mogelijk verteld: de beweging, die men meteen ingeleid tot een schat van. su- de spoelingsponip moet maken wordt via bliente eenvoud, van blanke schoonheid, een vernuftige balans nuttig gebruikt om Wij zijn hier eindeloos verwijderd van vul de kopkleppen te, openen en te sluiten. De goire populariteit en in het hart van volks- zware duimassen met keltingoverbrenging muziek. De verzamelaar schrijft: „Op een kernen geheel te vervallen en bovendien vormt elke cylinder door het nieuwe systeem een autonome eenheid. Daar zit een geweldige verbetering in. Want nu kan er in de sclieepsmo- torenbouw „geschakeld" worden, dit wil zeggen dat er op eenvoudige wijze een cylinder aan de bestaande kan worden toegevoegd, die l>ü brandstof- toediening en aankoppeling prompt mee gaat beipen, hoewel natuurlijk de krukas langei* moet worden. Het zou te ver voeren, de „Lugt"-motor in zijn gehele doordachtheid te beschrijven; voor hen, die hèt wonder „verbrandings motor" enigszins kennen zij vermeld, dat dit gevaarte van 600 pk per cylinder met een lichte handbeweging op gang kan wor den gebracht. De buitenlandse belangstelling voor de nieuwe Amsterdammer is begrijpelijker wijze groot. Wanneer dan ook straks de 606 (aangenomen dat hij 6 cylinders krijgt) kleine honderd liederen kennen we van twee of drie de auteursnaam, maar dat sluit niet uit dat ze voortgekomen zijn uit het scheppende brein van de individuele kun stenaars. Ik bedoel hiermede niet te pleiten voor de theorie van het gezonken cultuur goed. Integendeel, ik zou de autonomie van de volkskunst niet gaarne geheel prijs geven, maar ik geloof in écn dichter, een man die het volk verstaat, die schept wat des volks is." Ik geloof dat dit goed gezien is en wel voornamelijk wat de verzen be treft. Do componisten steunden op de Gre goriaanse muziek en leefden in ieder geval op de oude toonaarden. De muzikale adel dezer toonaarden beheerste hun gevoel en verbeelding en ze waren dus behoed tegen alles wat men nu sentimenteel of ordinah* zou noemen. Iedereen, die van muziek houdt, kan met deze muziek gelukkig zijn; er is geen technische ontwikkeling voor nodig. Men behoeft niet te weten wat een Dorische toonaard is om er de schoonheid van te genieten. E_r is voor de innerlijke waardering iets anSers gewenst: onbevan genheid, rust en eenvoud. In alle maat schappelijke kringen danst men op gesvn- 'copecrde rhythmen. zingt men zoetelijk- veertien dagen continu heeft gedraaid, is heden, men vergiftigt zich met rhythmisch de kans groot, dat licentiencmers over de .verschoven „songs"; de zogenaamde domfne grenzen hun interesse in Amsterdam ko-j en ruwe middeleeuwers zouden zich wel men tonen. Nederlands deviezenbeurs zou; schamen voor dit genot der verlichte twin- ecn dergellijke export van „hersens"' kun-j tigste-eeuwers. Onrust en gebrek aan goe- nen gebruiken, afgezien nog van de moge- smaak houden de mensen verwijderd lijkheden. die bij Werkspoor liggen voor van natuurlijke fijnheid onzer oude lie- de ontwikkeling der grote en kleine scheep- deren, die in hun voornaamheid toch voor vaart. Want als de voortekenen niet be- iedereen toegankelijk zijn. driegen zal de „Lugt -motor mettertijd' ook in grotere en kleinere omvang gepro beerd worden. Veiligheidsraad komt bijeen De Veiligheidsraad is tegen Dinsdag aanstaande bijeengeroepen ter behande ling van het beroep van India om „onver wijld optreden van de raad" in verband met het geschil tussen India en Pakistan over Kasjmir. Bommen. In een perscommuniqué van de regering van West-Pendsjaab wordt verklaard, dat een vliegtuig van de luchtmacht van India een bombardement heeft uitgevoerd op vijf dorpen in Sialkot, een provincie van West-Pendsjaab. Er zouden veel doden en grote materiele schade te betreuren zijn. Reeds eerder hebben, volgens het commu niqué, twee vliegtuigen van de luchtmacht van India een aanval gedaan op een ander dorp in dezelfde streek, echter zonder ongelukken aan te richten. In Californië, waar deze foto genomen werd, be hoeven de kinderen niet tegen de deuren op te springen om bijtde klink te kunnen; de architec ten hebben er namelijk rekening gehouden met de kleine peuters, zoals men ziet. Men is daar aan de overzijde van de Oceaan altijd erg prac tisch. Dat beivijst trou wens dit fraaie en een voudige jurk-mantel pakje ook wel: In huis als jurk, buiten als en semblete dragen. De stof is licht en luch tig. Als het buiten wat warmer is wat we in 1948 hopen te ervaren kan men het jasje in de hand dragen. Men behoeft er echter niet de straat mee te vegen, zoals de jongedame van plan schijnt.... Agenda voor Haarlem ZATERDAG 3 JANUARI Stadsschouwburg: „Naar het u lijkt", 7.30 uur. Spa a me: „De zwarte zweep van Zorro", 14 j 2.30, 7.00 en 9.15 uur Frans Hals: „De zigeunerin". 14 j., 2.30. 7.00 en 9.15 uur. Rem brandt: „Penny serenade", alle leeft.. 1.45. 4.15. 6.45 en 9.15 uur. Palace: ..Het Spook huis". alle leeft., 2.00. 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Casablanca", 18 j., 2.00, 4.15. 7.00 en 9.èl5 uur. City: „Rebecca", 18 j., 2.00, 4.30, 6.45 en 9.15 uur. ZONDAG 4 JANUARI Stadsschouwburg: „Naar het u lijkt", 7 30 uur. Gcm. Concertgebouw: Sterren-parade met Lou Bandy. 8 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. MAANDAG 5 JANUARI Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Kort verhaal door Willem Leonard. Nog één heel uur. Vroeger had hij een uur nooit veel ge vonden, bedacht hij. Soms las je, of je wachtte op een late trein, óf je liep met een meisje de langste weg naar huis. Altijd was een uur zo om. Nu wachtte hij dit laatste uur op zijn dood. Hij dacht aan vele dingen. Aan het tikken van de regen op liet dak van de hut, waar hij met een paar vrienden van zijn guerilla-groep wachtte op de dag: de dag. waarop zij een postkantoor zouden over vallen. En aan de verstikkende angst, toen zij merkten, dat het dorp omsingeld was. Hij dacht aan het jonge, arrogant-onbewo gen gezicht van de officier, die hem onder vraagd had en die hem, toen htf aldoor weigerde te antwoorden, gezegd had: „Je wordt doodgeschoten". De eerste dagen van de acht, die hij in de cel moest doorbrengen, waren ver schrikkelijk geweest. Hij had geschreeuwd en gehuild in zijn radeloze eenzaamheid. Vooral 's nachts. Hij had geschopt en ge slagen tegen de celdeur. Een deur, die geen deur was, omdat je hem zelf niet open kon doen. Alleen maar een rechthoe kig stuk hout, dat onwrikbaar stond en versperde.' Hij dacht aan het ontwaken, nadat hij van thuis gedrgomd had Iedere keer weer het gruwelijke besef, dat zijn droom een droom geweest was en dat hij doodgescho ten zou worden. De zesde dag was hij tot bedaren geko men. Van de vochtige zoldering was een druppel in de waterkangevallen. Er waren kringen op het stille oppervlak ontstaan, die uitgolfden naar de wand en weer terug kaatsten. „Net als buiten", dacht hij ver- wondèrd. Toen hij gemerkt had, dat alles, zelfs binnen zijn cel, gehoorzaamde aan de na tuurwetten, die ook buiten gelden, was hij kalmer geworden en had zich minder al leen gevoeld. Zo was hij zich gaan voor bereiden op de dood Hij had zichzelf gezegd, dat hij zou ster ven voor het enige, waarvoor het waard is te sterven: voor de vrijheid. Op dat moment voedde hij het lege van het woord, maar realiseerde toch, dat het zo ongeveer moest betekenen, de kans om voor je zelf uit te maken wat goed was en te proberen daarnaar te handelen. Hij voel de het onvermijdelijke van zijn dood, omdat het leven zonder die vrijheid voor hem vrijwel waardeloos was. Tegen de twijfel had hij gevochten. Ook nu waren er nog andere dingen, waaraan hij wilde denken. Aan het groen van de bomen in de lente, de vochtige ogen van zijn meisje, de voldoening van het eten na een dag hard werken op het land. Hij schoof ze van zich af en dacht: „Geen spijt hebben". Keer op keer herhaalde hij dit. Buiten sloeg een kerkklok zeven uur. Hij stond ernstig op, toen de deur openging. Hij werd geblinddoekt en weg geleid door lange niuffe stenen gangen. Hij hoorde een deur opengaan en rook ineens de morgen, die nat was van de regen. Een hand greep zijn arm en hij liep ge willig mee. Men zette hem tegen een muur. Met zijn vastgebonden handen tastte hij achter zich en voelde gaten in de steen. „Kogelgaten", dacht hij. „Nu gaat het ge beuren". Zijn hart kroop in zijn keel, toen hij zich afvroeg of hij de kogels zou voelen. In de doodse stilte van de morgen vielen, ineens de heldere tonen van een fluitende vogel. Op zijn wang voelde hij de lichte warmte van de eerste zonnestralen. De lucht was licht en die vogel, die zon en die lucht deden hem die paar ogenblikken, waarvan hij wist dat het de laatste zou den zijn, schoner schijnen dan ooit. „Nu weet ik pas, dat ik leef", dacht hij, „nu weet ik pas hoe schoon het is en hoe de .moeite waard". En vreemd genoeg maakte dit besef hem niet droevig, maar gaf het hem de moed rechtop te staan. En zelfs te glimlachen. Er viel een scherp «commando en hij hoorde de grendels van geweren. Onverwacht klonk een stem: „Wie zijn de leiders van je bende? Zeg op!"' Hij bleef zwijgen, glimlachend om deze kleine mensen, die niet beseften, dat hij gereed was om te sterven. „UNO enig redmiddel' Sir Hartley Shawcross analyseert Sir Hartley Shawcross, de -Britse verte genwoordiger in de UNO, heeft te Londen in een rede verklaard, dat de UNO het enige middel vormt, waarmee de oorlog verhinderd kan worden of op zijn minst het enige middel om de landen tegen agressie tc mobiliseren, In verband met het ontbreken van de Sovjet-Unie bij verschillende internatio nale instellingen zeide hij, dat het*ütlre- rien van een land of een groep lanaen uit de UNO weliswaar betreurenswaardig zou zijn, doch de UNO niet te gronde zou richten. Het zou de samenwerking tussen de andere landen slechts nog meer nood zakelijk maken. Sir Hartley citeerde Mo- lotof, die gezegd had, dat verschillen in systeem en opvatting geen hindernis moch ten vormen bij het aanknopen van goede politieke betrekkingen tussen de landen. Shawcross zeide te vrezen, dat de huidige politiek der Sovjet-Unie dit bewonderens waardige beginsel vaak uit het oog ver- Woedend zei de stem: „Zelfs dat helpt liest. „Doch juist omdat wij deze tegen- niet. Breng dat hardnekkige zwijn maar weer terug naar zijn cel." Hij voelde zijn hoofd langzaam leeg wor den en een mist trok voor zijn ogen. „Ze hebben mij beetgenomen", dacht hij ver-- suft. Toen zakte de man. die als een held zou zijn gestorven, snikkend en bevend elkaar. strijdige belangen en botsingen van ideo logieën en de neiging om de wereld in tweeën te verdelen hebben, lijkt hei mij des te belangrijker de UNO als een orga nisatie te handhaven, die weliswaar zwak en gebrekkig zou kunnen zijn. doch bij tijds aan de twee werelden als er twee werelden moeten zijn zou kunnen leren twacicn te leven", zo besloot sir Hartley. „Nu hoort wat ic u schincke Met desen nieuwen tijt, Van een soe schonen vinckc, Sy brengt ons groot iolüt." Aldus begint een ander liedje uit dit mooie boek; een wijsje dat zowel kinderen als volwassenen met hart en ziel kunnen zingen staat boven deze liefelijke woorden genoteerd. Bij alles wat hel nieuwe jaar brengen zal. zowel verblijding als tegen spoed, zowel angst als vreugde, zullen deze liederen in het Hollandse huis het hart versterken. Nederlandse Liederen. Nog een andere uitgave vraagt onze aan dacht. Bij de uitgeverij „De Toorts" ver scheen in drie bundels een verzameling -Nederlandse volksliederen uit Noord en Zuid. Drie jonge musici, Albert de Jvlerk, Jan Mul en Herman Strategier, stplriWi deze verzameling sdmen en het is met warme ingenomenheid dat ik deze boekjes begroet. Wie heeft «iet tijdens de oorlog of met de bevrijding sommige onzer klassieke volks liederen met een vernieuwd gevoel aan gehoord of gezongen? Wie \fcas er niet in de ernstige dagen eens een ogenblik geheel nieuw in het hart gegrepen bij een lied als „Wilt heden nu treden"? En werden velen zich dan niet bewust, dat wij lange tijden de uiting van Hollandse kracht in ons be wustzijn hadden verwaarloosd? Voor allen, die dit overwogen hebben, moet het bezit dezer boeken een vervulling zijn. Ik kan de drie musici die hier 147 volksliederen, te weten: algemene vaderlandse liederen, streekliederen, zcemans- en soldatenliede ren.-Kerstliederen, Passie- en Paasliederen, Balladen, minneliederen, dansliederen, ker- misliederen, ambachtsliederen, enz., enz., verzamelden, prijzen om hun onderzoekin gen, hun enthousiaste ijver en samenwer king, het meest loof ik hen om de piano begeleidingen. Deze zijn in hun eenvoud voortreffelijk. Oudere bundels met volks- en kinderliederen zijn meestal on beholpen geharmonieerd en flauw gezet. Deze zettingen van De Klerk. Mul en Stra tegier zijn alle uit een goed begrip van de melodie en van het karakter van het lied gemaakt. Door deze dikwijls imiterende begeleidingen wordt het effect van het lied verlevendigd; men speelt ze met plezier en het zingen wordt er door gestimuleerd. Het is jammer dat het mooie bock van dr. Mak, dat ik hierboven prees, begeleidin gen mist. Deze zettingen voor piano van de drie genoemde musici, zelf componisten en instrumentalisten, maken deze bundels voor ieder huisgezin bruikbaar. En meer dan dit: wie zich deze liederen aanschaft, heeft de opgewektheid en de zin voor gezond amu sement in huis gebracht. Dus. breng die jengelende song-lui in de radio tot zwijgen en gaat met elkaar naar de piano. HENDRIK ANDRIESSEN. Het gouden feest der Haarlemse' Waterleiding Bescheiden feestplannen 29 April '1898 werd de Haarlemse ge meentelijke duinwaterleiding feestelijk ge opend, 1 Mei daaropvolgend werd begon nen met de waterleiding. In het komende voorjaar zal dus het gouden feest van de Waterleiding gevierd •worden. Reeds voor 1898 had de Haarlemse bur gerij het genot van duinwater. Toen le verde namelijk de Amsterdamse Water leiding het ons. Op den duur werd dit evenwel te bezwaren^, waarom Haarlem besloot een eigen bedrijf te stichten. Er bestaan plannen om het jubilé te herdenken. Het is niet de bedoeling een gedenkboek te laten verschijnen daar aan zo'n uitgaaf nog al kosten verbonden zijn. Wel zullen de dagbladpers en ook de vaktijd schriften in staat gesteld worden van de historische gegevens en de ontwikkeling van het bedrijf in die 50 jaar kennis te nemen. Op de herdenkingsdag zal een receptie gehouden worden. Bovendien maakte het personeel reeds plannen voor een feest viering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5